Bijna drie dwarsjaren later, waarvan twee in de hoofdredactie, begint mijn hand al aarzelend boven de virtuele papierbergen uit te steken. Bij afscheid hoort afzwaaien, toch? Ik voel het redenaarsbloed al borrelen wanneer ik het succesverhaal in mijn bovenkamer samenvoeg: lange nachten, diepe dalen, de maandelijkse tochten door de zeven ringen van de schrijffoutenhel – als ik nu nog één dt-fout zie ... Bloed, zweet en tranen vol inkt drupten op mijn toetsenbord terwijl ik het zoveelste last-minuteartikel net voor de deadline uittypte (fashionably late heet dat). Vergezeld van een bijna machinaal geratel vlogen er voor deze editie alweer drie uit. De bootstrap myth is er niets bij.

Tijdens de pandemie zagen we Marc Van Ranst en zijn gekleurde truiencollectie op de twee grootste journaals vaker dan Alexander De Croo en Sophie Wilmès samengeteld. Onderzoeksinstituut ENA telde 26.136 spreekseconden voor viroloog Marc Van Ranst tegenover 8346 en 5712 voor de federale premiers. Medische experten domineerden het nieuws tijdens corona, waar ze in normale omstandigheden in verhouding maar zelden gevraagd werden. Diezelfde Marc Van Ranst had over de laatste zestien jaar namelijk maar 6.263 spreekseconden. Mediareuzen VRT en VTM waren snel om te reageren dat ze wel degelijk de diversiteit probeerden te waarborgen, maar nog meer dan dat vielen ze over de vergelijking met Rusland en China die professor Stefaan Walgrave en onderzoeker Ine Kuypers in hun conclusie maakten. Enkele weken na de publicatie spraken we met eerstgenoemde over de reactie van de media op de Nieuwsmonitor. 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit!

“Ben ik gelukkig?” Minstens een keer per dag gaat die vraag door mijn hoofd. Het lijkt een simpele vraag, maar hoe dieper ik erover nadenk, hoe harder ik mijn hoofdje krenk. Want wat betekent geluk nu eigenlijk? Is geluk iets tijdelijks? Kan je de ene dag gelukkig zijn en de andere niet? Of is geluk een ultieme levensvervulling die je, eens ze gevonden is, nooit meer kunt verliezen? Iedereen heeft er iets anders over te vertellen. Ga ik online op zoek naar quotes, dan vind ik duizend verschillende antwoorden. Theorieën over geluk die mij op het net worden aangeprezen, hebben een semi-therapeutisch gehalte waaraan ik mij stoor. In de klassieke filosofische boeken zie ik te weinig raakpunten met de wereld van vandaag. Op de vraag wat geluk precies inhoudt, kon ik voorlopig nog geen antwoord vinden dat mij tevredenstelt.

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

De bedrijvigheid heerst wanneer ik het grote atelier betreed waarin de In Situ-studenten werken. Overal in de ruimte liggen materialen verspreid, kunstinstallaties in diverse staten van voltooiing, en ik moet moeite doen om nergens op te trappen. Kan ik mijn excuses nog aanbieden aan elke kunststudent op wiens materialen ik misschien heb getrapt? Ik kon enkele studenten van In Situ, een afstudeerrichting van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, heel eventjes storen, voor ze verder werkten aan hun kunstprojecten. 

Is er leven mogelijk in breakout rooms? Eeuwenlang fascineert de vraag al. De wetenschap heeft tot op heden nooit bewezen dat levensvormen in dergelijke zeer moeilijke omstandigheden kunnen bestaan. Volgens topwetenschappers staan we nu op het punt van een revolutionaire doorbraak. 

Komt een student bij de dokter. Dokter, ik heb al enige tijd last van bibberende benen, knikkende knieën en een onrustig bonkend hart. Verder heb ik geen eetlust en slaap ik onrustig. “Dat ga ik snel onderzoeken, maar eerst een routinevraagje: moet u deze week toevallig enkele zinnen Frans spreken?”