PROFFENPROFIEL: MARLEEN GOETHALS

proffenprofiel

18/05/2024
dorp Suriname
Bron/externe fotograaf

ISTT-team Latour

🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. Deze maal ging dwars op bezoek bij professor Marleen Goethals. Zij heeft er reeds een gevulde carrière als stedenbouwkundig ontwerper op zitten. In 2013 maakte ze de stap naar de academische wereld en werd ze lector in de master Stedenbouw en ruimtelijke planning. dwars stal een uur van haar kostbare tijd voor een gesprek over Suriname, misdaadseries en wat een professor kan leren van haar studenten.

Wat is het grootste verschil tussen werken als ontwerper of als academicus?

Als ontwerpers gingen wij onze sites wel verkennen, maar echt participatiewerk kwam toen niet aan bod. Een belangrijk moment was mijn betrokkenheid bij de eerste plannen voor de Oosterweelverbinding. Het consortium waarvoor ik werkte had die ontwerpwedstrijd toen gewonnen, maar het Oosterweelproject is dan later met een volksraadpleging weggestemd. Ik geloof nog altijd in de kracht van ontwerp, maar ik ben heel kritisch geworden over hoe je dat precies doet. Die kritische houding, die bij academisch werk centraal staat, wil ik dan ook overbrengen aan mijn studenten.

Een groot verschil tussen de twee jobs is uiteraard de aanwezigheid van studenten. Wat hebt u in deze tien jaar van hen bijgeleerd?

Heel veel! Dat is een van de redenen waarom ik het doe, en blijf doen. Ik werk zelf bijvoorbeeld veel met participatief actieonderzoek. Studenten hebben bij mij al meermaals de ogen geopend over welke methodes wel of niet werken. Ze zijn vaak kritisch als ik hen participatieve onderzoeksmethodes, zoals samen kaarten maken met jongeren, aanreik. Studenten voelen vaak al snel aan wat wel of niet zal gaan, en passen de methodes aan. Dan denk ik: dat is eigenlijk wel goed gezien. Het is niet ongebruikelijk dat ik die aanpak dan zelf ook ga gebruiken.

U bent werkzaam als promotor van enkele studenten die voor hun masterproef een drietal maanden in Suriname verblijven. Wat zit er achter die samenwerking?

Die samenwerking vindt plaats in de Interdisciplinary Studio for Territories in Transition (ISTT), waarin ik samen met collega’s uit de masters Stedenbouw, Architectuur en Erfgoedstudies masterproefonderzoek begeleid. We werken hiervoor samen met de Anton de Kom Universiteit van Suriname. In het begin ging dat over beleidsondersteunend ontwerponderzoek. Later is de focus verschoven naar het stimuleren van publiek-civiele initiatieven die de slechte leefomstandigheden kunnen verbeteren. Met participatief actieonderzoek ontwikkelen de studenten samen met bewoners kennis over ruimtelijke problemen, waardoor gemarginaliseerde groepen een stem in het debat over ruimtelijke vernieuwing krijgen.

Wat kunnen wij leren van Suriname?

Bijvoorbeeld hoe lokale gemeenschappen omgaan met publieke ruimte. In de woonwijk Latour in de hoofdstad Paramaribo zijn er straten, en er zijn percelen. Publieke ruimten zijn er niet. Je ziet hoe mensen zich braakliggende percelen gaan toe-eigenen en ze gebruiken als korte voetgangersdoorsteek, maar ook als groentetuin en ontmoetingsruimte. De coördinator van het gemeenschapscentrum van Latour maakte ons ook duidelijk dat als buren aan gemeenschapswerk doen, er wel direct iets tegenover moet staan. Als jongeren bijvoorbeeld niet kunnen betalen om het voetbalveld te gebruiken, dan kunnen ze dat oplossen door te helpen bij het onderhoud van het veld. Er komt onmiddellijk iets in de plaats voor hun inzet. Door die kennis te verbinden met de ‘ontluikende urban commons’ van de lege percelen kan er een alternatieve aanpak voor het tekort aan groene publieke ruimte, en deels ook voor de wateroverlast, in de wijk gevonden worden.

Als u nooit stedenbouwkundige geworden was, hoe zou uw carrière er dan uitgezien hebben?

Ik kijk heel erg op naar wetenschappers die zich bezighouden met de klimaatwijziging, zoals biologen en milieuwetenschappers. Alles wat te maken heeft met de situatie in het Amazonewoud volg ik op de voet. Het is ongelooflijk wat er op ons afkomt. En ik heb enorm veel respect voor de mensen die dat allemaal blootleggen.

Hebt u in Suriname iets gezien van die problematiek?

Ja, het is echt heel schrijnend. We werken bijvoorbeeld samen met een gemeenschap die haar dorp door erosie in de rivier ziet verdwijnen. Eigenlijk zou zo’n dorp moeten verhuizen naar een tien meter hogere plek. Het is zeer ontmoedigend, soms komen er dan andere universiteiten, die nauwelijks met iemand spreken, een voorstel voor een damwand doen. Ze bouwen die dan ook nog eens. Achteraf blijkt dan dat de damwand de traditie van de gemeenschap om zich te baden in de rivier bemoeilijkt. Wij zitten met ons participatief actieonderzoek wel op een goed spoor, maar het gaat dan weer allemaal niet snel genoeg. 

Een klassieke vraag om het proffenprofiel af te sluiten: wat is uw guilty pleasure?

Ik heb meer dan één guilty pleasure, natuurlijk. ’s Avonds wanneer ik thuiskom, ontspan ik me graag met misdaadseries. Zelfs van de iets minder goede kan ik echt genieten. Ze helpen me om mijn dag te vergeten. Gelukkig heb ik een man die op tijd zegt dat het genoeg is, en tijd is om te gaan slapen. Anders zou ik bij een korte serie in staat zijn om ze volledig uit te kijken op een avond. (lacht) Meestal blijft het gelukkig bij twee afleveringen.

Ik ben vooral fan van series die maatschappijkritisch zijn. Een van mijn favoriete televisiemakers is David Simon, schrijver van The Wire. Dat is een serie over drugcriminaliteit in de Amerikaanse stad Baltimore. Elk seizoen handelt over dezelfde gebeurtenissen in dezelfde stad, maar ze worden telkens getoond vanuit een andere hoek. Zo is er een reeks vanuit de blik van de journalistiek of het onderwijs en zelfs het misdaadmilieu zelf. Het is spannend, maar je komt ook meer te weten wat er achter die drugcriminaliteit zit en hoe het zover is kunnen komen