Vandaag zitten we opnieuw in volle lockdown. Als geaffecteerde persoon met lichte opleidingsmisvorming als student Sociale Wetenschappen let ik in deze tijd van vergrote monotonie op parallellen met de eerste maatschappijsluiting. Een constante die ik denk te hebben gevonden is dat, nu het geduld en de vooruitzichten van menig burger beginnen te minderen, er ergens een automatische reflex opspeelt om zondebokken te zoeken. Daarbovenop lijkt de noodzaak op te spelen om gevoelsmatige kritiek te leveren. Ook ik ben hieraan schuldig zoals u spoedig zult merken.
Of het nu ligt aan mijn supersedentaire bestaan, waardoor ik mijn wereld beleef vanuit een kamer, verhoogde werkdruk of mijn verwaterende sociale contacten: ik ben prikkelbaarder geworden. Daardoor begin ik vaker dan normaal rond te kijken met mijn wijsvinger in de aanslag met als doel te klagen over personen of artikels die naar mijn aanvoelen verkeerd zijn. Wat me de laatste tijd specifiek opvalt en wat volgens mij ook het geval was tijdens de eerste lockdown, is het geklaag van mensen over studenten als voorname reden voor de huidige maatregelen. Het cliché van de actieve, feestende, maar toch luie en onverantwoordelijke student blijft tot mijn grote frustratie tijdens deze uitzonderlijke tijden de student volgen.
De crisis vergroot veel problematieken. Het zoeken naar zondebokken lijkt me er een van te zijn. Zo had ik het in mijn vorige column al over het feit dat studenten meer en meer het gebrek aan input en facilitering moe zijn. Wat er vaak vergeten wordt wanneer er gepraat wordt over thema’s zoals de toename van de ongelijkheid of grotere belichting van drempels door de COVID-19-pandemie, is dat er altijd een voorgeschiedenis aan verbonden is. Zo is België altijd al een land geweest met relatief veel armoede. Het is ook al langer geweten dat niet elke burger op een gelijke manier participeert in onze democratie. Zo werden ‘student’ en ‘lui’ ook al voor de crisis in een adem genoemd. Een factor die daartoe bijdraagt, maar ook zelf een voorgeschiedenis heeft aan problemen die net als velen vandaag worden uitvergroot, zijn studentenraden.
De meeste studentenraden in Vlaanderen slaagden er namelijk niet in om voor de pandemie een groot deel van hun studenten te betrekken bij hun besluitvorming en om efficiënt te blijven. Een onderzoek van dwars uit 2017 concludeerde bijvoorbeeld dat maar tien procent van de bevraagde studenten wist waar hun studentenraad mee bezig was. Niet-geïnformeerde studenten zijn vaak studenten die hun stem niet laten horen en zo niet mee kunnen wegen op het gevoerde beleid van studenten van UAntwerpen. Ook is een gebrekkige interne informatiestroom een probleem voor vele studentenraden. Wanneer een student zijn weg vindt naar een studentenvertegenwoordiger met een vraag of bezorgdheid, dan is de kans steeds reëel dat de stuver in kwestie niet de benodigde informatie heeft of dat het gesignaleerde probleem niet bij de relevante organen geraakt of blijft steken op een bepaald beleidsniveau. Ook worden budgetten vaak ongelijk en met weinig toekomstperspectief gespendeerd.
De belangrijkste hindernis om efficiënt en effectief te functioneren is de inhoudelijke drempel. Een hogeschool- of universiteitsbestuur is decretaal verplicht om op bepaalde zaken een advies te vragen aan studentenraden. Het is moeilijk om tegen personeelsleden met vaak decennia aan kennis op hetzelfde niveau over dossiers te spreken als je als student maar maximaal een paar jaar op vrijwillige basis actief kan zijn. Ongeacht de moeite van personeelsleden om open te staan voor input blijft het voor een scheve vergelijking zorgen. In de meeste studentenraden is er geen brede neutrale inhoudelijke ondersteuning voor studentenvertegenwoordigers met als gevolg dat zij vaak voor hun informatie afhankelijk zijn van oudere stuvers, goodwill van personeelsleden en eigen ervaring.
In deze realiteit vol drempels waarin studenten vertegenwoordigd moeten worden, kwam in maart een nieuwe moeilijkheid aankloppen. Volgens het cliché dat ik vaak hoor, zou je verwachten dat de werking net slechter zou gaan. Het tegendeel was echter waar. Voor het eerst sinds haar oprichting nam de Studentenraad van UAntwerpen het initiatief voor een uitgebreide bevraging en een uitgebreid rapport en advies rond het welbevinden van generatiestudenten. Daarnaast merk ik dat er nu meer en vaker informatie wordt uitgewisseld tussen de vertegenwoordigingsniveaus en dat er intern meer aandacht gaat naar performantie van de vertegenwoordigingscapaciteit van de stuvers in het universiteitsbeleid. Daarnaast hebben we recordopkomsten tijdens verkiezingen en zijn er meer vertegenwoordigers dan vorige jaren die hun vrije tijd willen spenderen om aan de studentenraadskar te trekken. Ook neemt het personeel de Studentenraad jaar na jaar serieuzer. De COVID-19-crisis heeft daar dus een positief effect op gehad.
Dat positieve effect bemerk ik ook aan andere aspecten van het studentenleven. Als student die zich al jaren engageert in verenigingen en in studentenvertegenwoordiging maakt het mij gelukkig als ik naar de vindingrijkheid van mijn medestudenten kijk. Ondanks vergrote werkdruk, taken en zelfisolatie zijn het de studenten die vaak met creatieve oplossingen komen, grote solidariteit met elkaar tonen en net meer tijd dan anders in vertegenwoordiging van hun medestudenten steken. Voorbeelden zijn talrijk: sinds dit jaar is Students for Students gestart en hebben de studenten van Unifac meer dan tweeduizend online speeddates gefaciliteerd op een avond. Wanneer men studenten aanwijst als weinig initiatiefnemend of lui, is dat nu meer dan ooit fout.
De ironie van het verhaal is dat er een crisis moest zijn om de vindingrijkheid van studenten te ontdekken. Met wat extra moeite zie je snel in dat de COVID-19-crisis net studenten heeft geïnspireerd om meer te doen voor elkaar en anderen. Te vaak worden studenten te negatief in de media afgebeeld. Dat is zeker het geval als we naar die problematiek in pandemietijden kijken.
- Log in to post comments