Op het moment dat ik dit schrijf zitten we aan de vooravond van de derde golf van het COVID-19-virus. Of is het nog de tweede golf? De voorbije weken en maanden is de regelgeving rond wat wel en niet mag zo vaak veranderd dat er in mijn omgeving een zekere gevoelloosheid is ontstaan rond het wettelijke kader van doen en laten. Vaste contacten, gewone contacten, knuffelcontacten … of gewoon van iedereen afstand houden, behalve van onszelf? Maakt het eigenlijk allemaal nog wel uit?
De huidige situatie doet me ergens diep vanbinnen heimwee krijgen naar de eerste golf. Toen we nog leefden met de dagdagelijkse onzekerheid over onze ziekenhuiscapaciteit en wc-papierparanoia, we van onze huizen burchten maakten tegen het virus en de ramen enkel opengingen om te applaudisseren voor het zorgpersoneel. Toen was enkel ‘het virus’ van belang en was flattening the curve het enige wat telde. "Wanneer we voorbij de piek zijn, is het ergste gedaan", hoor ik mensen nog zeggen. Want voorbij de piek durfden we collectief niet te denken. Dat was bijvoorbeeld te merken aan de korte periodes waarbinnen de eerste maatregelen werden begrensd. "We doen nu een sprintje en over een paar maanden zal het wel veel beter worden." Onze zorgen waren tastbaar en het doel binnen handbereik. Helaas werd de sprint een marathon.
Na enkele weken kwam het delen van Facebookposts rond coronamaatregelen ten einde, verviel de nieuwigheid van COVID-19 en sijpelde de dagelijkse realiteit binnen in onze lockdown. Dat alles had tot gevolg dat het draagvlak en geduld van de bevolking voor strenge maatregelen begon te verdampen. We kwamen tot de jammerlijke realisatie dat grappige filters tijdens onlineconversaties niet grappig bleven en dat ze geen volwaardig alternatief boden voor drempelloze face-to-face gesprekken. Voor onze studenten kwam er een einde aan de idee van een tussentijdse vakantie en naderde de examenperiode. De voorheen voornamelijk medische crisis werd meer en meer een politieke crisis. De befaamde curveretoriek verdween en maakte plaats voor nog meer coronamaatregelen en vraagtekens bij de mate van inclusie van vorige beleidsbeslissingen.
Naast de stemmen van epidemiologen klonken de stemmen van anderen steeds luider en werd de robuustheid van het lockdownbeleid in vraag gesteld. Wat doen we met het vergrote aantal (technisch) werklozen? Wat doen we met de huurkosten van studentenkoten die leegstaan? Wat met ondernemers? En wat met vereenzaming en het mentale welzijn van de bevolking? Intussen verdween het virus niet. De beleidsmakers bleven vastzitten in het tot vandaag geldend coronabeleidsdilemma tussen enerzijds de bestrijding van het virus en anderzijds het beperken van de bredere maatschappelijke impact van de maatregelen. Kortom, er werd ingezet op meer geïndividualiseerde maatregelen ter vervanging van een one-size-fits-all-lockdown.
Er werd vanuit de politiek en het middenveld gestreefd naar een duurzamere aanpak, met een versoepelde sluiting van onze maatschappij, met grotere bubbels en meer bewegingsvrijheid om de perverse maatschappelijke impact van het virus te verzachten. Daaraan is ondertussen ook weer een einde gemaakt: universiteiten gaan in code rood, cafés sluiten en de burchten worden opnieuw in gereedheid gebracht. De machteloosheid die de virologen voelen zal nu zeker ook gedeeld worden door onze politici die met iedere stap die ze nemen richting lockdown 2.0 genadeloos worden bekritiseerd door de oppositie. Dat omdat, anders dan bij de vorige code rood, er ondertussen een veel kleiner draagvlak is bij de bevolking voor de gevraagde inspanningen.
Ook merk ik dat ik enorm terughoudend ben om toe te geven dat een nieuw streng quarantainebeleid de meest wenselijke oplossing is. Nu er meer gekend is over het virus dan tijdens de eerste lockdown, zeggen de cijfers dat ik als 24 jaar jonge student niet behoor tot de grootste slachtoffergroep. Dat maakt dat ik niet per se bang ben voor een besmetting. Ik maak me vooral zorgen om mijn familie en medestudenten voor wie een tweede lockdown hard zal aankomen. In de afgelopen weken, met telkens verscherpte maatregelen, sloop dan ook steeds vaker het sentiment van machteloosheid bij me binnen. Hoewel wij ons vergeleken met andere studentensteden keurig aan de maatregelen hebben gehouden, ontsprongen wij de dans niet.
De hamvraag is nu: hoe moeten wij als burgers met deze machteloosheid omgaan? Het is duidelijk dat in dit steeds meer gepolariseerde pandemieverhaal wij als individu maar een kleine rol spelen en dat onze acties schijnbaar geen resultaat hebben. Maar het is belangrijk om te begrijpen waar onze machteloosheid vandaan komt. We praten hier immers niet over het gebrek aan macht tegenover ons politiek systeem, maar wel de onmacht tegenover een pandemie. Het is daarom weinig effectief om de frustratie om onze onmacht te uiten tegen beleidsmakers, die met beperkte informatie en tijd proberen de meest juiste beslissingen te maken. Je frustratie ventileren door ongehoorzaam te zijn tegenover de constant veranderende maatregelen lost weinig op. In plaats van enkel te kijken naar onze eigen onvervulde noden en wensen, moeten we misschien kijken naar waar we wel nog controle over hebben. Stellen we onszelf wel vaak genoeg de vraag of we meer kunnen doen?
Ik hoop dat er snel een coronavaccin komt of dat er minstens iemand met een meer pasklaar antwoord komt over mijn gevoel van machteloosheid. Hierover te veel nadenken begint stilaan vervelend te worden.
- Log in to post comments