De financiële wereld, je leest er overal over. Maar soms kan de moed je in de schoenen zakken. Het ene na het andere ingewikkelde concept wordt je naar het hoofd gesmeten, zonder enig spoor van uitleg of zelfs maar begrip voor wie niet zou weten wat een flash crash of schuldpapier is. Geen paniek, want iedere maand verduidelijkt Capitant, de studentenvereniging die studenten wil inleiden tot en begeleiden naar de financiële markten, op deze pagina’s de werking van de beurs. Dit jaar gidst ‘Het marktsegment’ je door het nieuws over de beurs zonder gevaar voor struikelen over moeilijke termen en ingewikkelde concepten. Wij leggen ze hier namelijk in mensentaal uit.
Ratingbureaus hebben een belangrijke doch sterk bekritiseerde functie. Hun doel is om de kredietwaardigheid van de financiële instrumenten die financiële instellingen, bedrijven en landen uitgeven te analyseren en een score te geven. Deze score is zeer belangrijk voor een bedrijf want hij bepaalt aan welke interest het zich kan financieren. De meest gekende ratingbureaus zijn Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch, elk met hun eigen schaal van kredietwaardigheid.
Reeds sinds het begin van de financiële crisis hebben ratingbureaus het fel te verduren gekregen. De wijze waarop ze bepaalde producten hebben beoordeeld is door velen sterk bekritiseerd. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat producten die als zeer veilig werden aanzien, niets meer waren dan goed verpakte rommel. Een voorbeeld hiervan zijn de CDO's en MBS's die rond de jaren negentig in het leven zijn geroepen. Deze instrumenten lieten toe hypotheken zo te verpakken dat het risico verdeeld werd en een ratingbureau een hoge rating kon geven. Het zijn deze producten die het spatten van de vastgoedbubbel in de hand hebben gewerkt. De ratingbureaus kregen dan ook veel, terechte, kritiek te horen.
Een Europees ratingbureau
De crisis bracht de vele tekortkomingen van de analysemethode van de ratingbureaus naar boven. Nieuwe statistische modellen werden ingevoerd en de discussie over het belangenconflict tussen ratingbureau en financiële instelling laaide hoog op. De financiële instellingen betalen de ratingbureaus een fee om hun producten te analyseren en niet de kopers van hun producten. Uit vele onderzoeken blijkt dat deze structuur ervoor zorgt dat in een gunstig economisch klimaat de ratings te positief zullen zijn en in een ongunstig economisch klimaat te negatief. Moral hazard speelt hier duidelijk mee: ratingbureaus kunnen beïnvloed worden in hun rating door de enorme sommen geld die bedrijven over hebben voor een goede rating. Stel nu dat een van de ratingbureaus een negatief advies geeft, dan zou de bank in kwestie simpelweg een ander bureau kunnen opzoeken in de hoop dat wel een positieve rating te krijgen. Het is duidelijk dat dit systeem niet in het voordeel is van de kleine belegger. Daarnaast hebben slechts drie ratingbureaus hebben echt iets te zeggen en allen zijn Amerikaans, wat internationaal toezicht bemoeilijkt. De Europese Unie is enkele maanden geleden reeds met een oplossing naar voren gekomen: de oprichting van een eigen Europees ratingbureau. Hoewel dit voorstel fel bediscussieerd werd, zijn er geen recente ontwikkelingen meer.
De reputatie van deze Big Three heeft wel degelijk een flinke knauw gekregen door de crisis. Op 21 juni 2012 verlaagde Moody’s de kredietwaardigheid van vijftien 's werelds’ grootste banken. Onder andere Credit Suisse, Citigroup, BNP Paribas en JP Morgan moesten dit ondergaan. De kosten van deze kredietverlaging werden geraamd in de miljarden. Deutsche Bank alleen al zou zo'n 168 miljard extra nodig hebben. Deze kosten worden berekend door te kijken naar de stijging van de interest die ze betalen enerzijds en de grotere hoeveelheden waarborg die de bank moet aanhouden anderzijds. De dag na de verlaging waren de koersen van de meeste van deze banken echter opnieuw aan het stijgen. De markten hadden zich al voorbereid op een kredietverlaging en de vijftien banken (behalve Credit Suisse) voelden amper iets.
politieke impasse
Ook vandaag nog spelen de ratingbureaus, ondanks het feit dat ze een groot deel van hun geloofwaardigheid verloren hebben, een grote rol. Omwille van de hoge schuldgraad krijgen landen zoals Griekenland en Spanje te maken met zogenaamde downgrades, verlagingen van hun kredietwaardigheid. Dit zorgt er dan weer voor dat ze een hogere interest moeten betalen op hun staatsobligaties. Ook hier zien we een asymmetrische rating: overdreven optimistisch in een gunstig klimaat en sterk negatief in een ongunstig klimaat. Met andere woorden, ratingbureaus hebben in het verleden overreageerd en willen dit nu rechtzetten door opnieuw te overreageren, maar dan negatief.
Een eenmalige kredietverlaging heeft op zich een beperkt effect maar betekent vaak de start van een neerwaartse spiraal. Kijk bijvoorbeeld naar Griekenland, dat nu door de ratingbureaus als rommelland wordt bestempeld. Het is zo goed als onmogelijk voor Griekenland om in de financiële markt middelen te lenen dus is het genoodzaakt zich te richten tot de Europese Unie en zijn noodfondsen. Op 26 november 2011 onderging ook België een downgrade van Standard & Poor’s en op 16 december een tweede van Moody’s. Iedereen herinnert zich nog wel de krantenkoppen die schreeuwden om een oplossing voor de politieke impasse waar ons land zich toen in bevond. Er kan veel geschreven en gediscussieerd worden over deze ratingbureaus maar uiteindelijk blijven zij van vitaal belang om de belegger een idee te geven over het risico van zijn investeringen. QUOTE: overdreven optimistisch in een gunstig klimaat en sterk negatief in een ongunstig klimaat