de levensgenieter

14/10/2019
🖋: 

In het tijdperk waar het ‘moeten’ regeert, is het in onze maatschappij een absolute must om je gelukkig te voelen. Tegelijkertijd raakt om ons heen de een na de ander verzeild in depressie, angststoornis of zelfisolatie. Voor al die klachten is er een even groot aanbod aan remedies. Zijn we met ons allen gewoonweg vergeten hoe gelukkig te zijn met wie we zijn, wat we hebben en wat we doen? Of ligt het probleem ergens anders? Is er nog hoop voor ons? De Levensgenieter springt voor jullie in de bres en gaat op zoek naar een beter leven. Geluksvogeltjes.

Laten we eerlijk zijn: geld is wellicht de meest meetbare manier om je geluk uit te drukken. Vooral degenen die in het rood staan (hallo, studenten) weten dat het gras groener is aan de overzijde. Toch ben ik, ondanks het zwarte gat in mijn portemonnee, sinds kort van mening dat iedereen beter af zal zijn wanneer alles nog een stuk duurder wordt. Zeker de dingen die je op de Meir vindt.

Een klein voorbeeld van zo'n winkel in de buurt van de Meir is toch wel de Brandy Melville. Hier wordt reclame gemaakt met de slogan 'one size fits all', wat goed klinkt in deze body positive tijden. Na vijf minuten tussen überhippe motiefjes en heerlijk alternatieve stijlen moest ik echter wel constateren dat die one size om slechts een dijbeen zou passen. Met een gemiddelde prijs van dertig euro voor een crop top voelde ik me daar wel heel ongelukkig voor veel geld.

Maar laten we eens terugdenken aan die gouden jaren 90. De flippo’s waren niet aan te slepen, de klimaatcrisis nog een vage gedachte en over het algemeen was alles veel beter. Onder andere de Star-Warsfilms. Ook kan ik me herinneren dat je veel langer deed over de aanschaf van een gsm of een kledingstuk. Niet per se omdat het aanbod toen ook al zo belachelijk groot was, maar vooral omdat het langer duurde om het benodigde bedrag bijeen te schrapen. ‘Wat heerlijk!’ zul je nu misschien denken. ‘Fantastisch! Tegenwoordig zijn dat soort goederen voor iedereen bereikbaar. Gelijkheid, gedeelde rijkdom, het kan niet op!’ Misschien herinner je je dat je nog even naar de Action moet. 

Al die gedachten zijn waar - helaas. Alles wat je begeert, ligt binnen handbereik. Denk aan smartphones van net honderd euro, modieuze jurkjes van acht euro, dozen bonbons voor nog geen twee euro! Zelf ben ik stiekem ontzettend fan van de vier-europrosecco van de Lidl. Beeld je nu even in dat je op kot bent, met een kast vol T-shirts en een doos zeevruchtenchocolade onder je neus. Grote kans dat dit geen onbekende situatie is. Een normale zelfs. Wanneer wordt zo’n ervaring weer als paradijselijk ervaren? Juist: wanneer je jeans van Calvin Klein en je zoetigheden van de favoriete chocolatier komen. Liefst nog heb je flink gespaard voor die aankopen. Waar komt dat goede gevoel vandaan, dat vaak veel langer blijft hangen dan bij een budgetaankoop? 

Ik denk dat het antwoord ligt in de emotionele investering. Over een Mars denk je geen twee seconden na, over dure hartjes van roze cacao wel. Tegelijkertijd kun je mij veel gelukkiger maken met een beschreven ansichtkaartje dan een pintje op café, hoewel het prijsverschil niet erg groot is. Het vriendschappelijke gebaar is ook van gelijke aard. Bij het kaartje weet ik echter dat mama veel meer emotionele en mentale stappen heeft doorlopen dan mijn vriendin toen zij haar bankkaart trok. Aankopen met een ideologisch tintje, zoals tweedehandskleding of een herbruikbare waterfles, doen me meer dan wegwerpitems. De functie blijft hetzelfde, maar het een roept meer gevoel bij me op dan het andere.

Meer betalen kan ook betere leefomstandigheden voor iedereen betekenen. Denk maar aan fairtradeproducten. Aangezien we bij Oxfam het goede gevoel er gratis bij krijgen, zie ik niet in waarom we die ervaring niet zo breed mogelijk zouden maken. Nog een voordeel is het feit dat we flink zouden kunnen sparen als we minder kopen voor een hoger bedrag, alles bij elkaar geteld. Volgens Yuval Noah Harari is een klein bezit hebben ook in lijn met onze menselijke aard. In zijn boek Sapiens licht hij toe dat vroeger mensen weinig spullen bezaten omdat ze veel rondtrokken. Pas toen we slaaf werden van de landbouw en op één plek bleven wonen, stroomden onze huizen vol. Bestek, siervoorwerpen, meubilair… Het werd te veel om achter te laten. In die houdgreep zitten we nog steeds. Daarnaast melden recente onderzoeken dat de meeste kleren maar een paar jaar in de kast blijven hangen – en er misschien wel nooit uitkomen voor je ze weggooit. Ik geef het niet graag toe, maar misschien heeft de suikerzoete Marie Kondo wel gelijk: als je er niet gelukkig van wordt, is het waarschijnlijk beter om het niet in huis te hebben.

Hoe worden we dan gelukkiger van minder geld? Allereerst is het handig dat we allemaal studenten zijn en we sowieso al over weinig geld beschikken. Dat is mooi meegenomen. Verder is het belangrijk om te onthouden dat shoppen een rush geeft die zogezegd beter is dan seks, maar dat je tussen alle euroknallers geen geluk zult vinden. De emotionele kant van spullen biedt hier de ultieme uitkomst. Gratis gelukkiger, wie ziet dat niet zitten? De laatste tip krijg je dan helemaal voor niks: je hart is een spier waarvoor je nooit hebt hoeven betalen, en die je bij veelvuldig gebruik ontzettend veel zal opleveren. Een klein briefje of een kopje koffie kan iemands dag al veel beter maken. Blijf investeren in jezelf en in anderen en je zult je geen dag van je leven arm voelen. 



het laatste woord

14/10/2019
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Of een woord dat je altijd uit een andere taal gebruikt, zonder überhaupt te bedenken of het ook in onze taal bestaat. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties weer te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een vreemd woord, eentje waar de grappigste verhalen achter schuilgaan, een onvertaalbaar woord met een lading van betekenis of uitdrukking waarvan de herkomst al tijden niet meer duidelijk is. Deze editie het begrip ‘godzjumenas’.

Op een mooie lentedag in mijn prille jeugd had de plezantste1 nonkel2 van de familie mij het briljante idee ingefluisterd om de keukenvloer van de bomma3 om te toveren in “de blauwe zee”. Terwijl voorgenoemde bomma een kommiesjke4 was gaan doen, was ik dus ijverig aan de slag gegaan met blauw stoepkrijt. Ik weet niet goed wat ik in mijn naïviteit precies verwacht had bij haar terugkomst. Helaas was het geen lof waarop mijn kunstwerk werd onthaald, maar wel de luide en welgemeende kreet “godzjumenas!”.

Volgens de overlevering is God Zjumenas een afgodsbeeldje boven de inkompoort van het Steen in Antwerpen met een geweldig groot geslachtsdeel. Het edele deel zelf is al lange tijd vermist na een chirurgische interventie van puriteinse medeburgers. Wie de godslasterlijke naam aanroept van dit heidens icoon, doet dit gewoonlijk om zijn verbijstering uit te drukken over de zeer bedroevende staat waarin de wereld zich nu weer bevindt. Terwijl jongere generaties kozen voor hippere, veelal uit het verre westen geïmporteerde platte krachttermen, kwam ik als jonge snaak die wat mispeuterd had oog in oog te staan met deze volkse vruchtbaarheidsgod. Ik wist in zijn aanschijns dan ook precies hoe laat het was: tijd om mijn leven te beteren.

Zeg nu zelf, de generische fucks en damns van deze wereld moeten het op vlak van zeggingskracht toch afleggen tegen de waarlijke ontsteltenis van wie zich keert tot God Zjumenas. Dus als de postbode je post half uit de brievenbus heeft laten hangen in de stortregen, als je kleine broer je kamer heeft ‘heringericht’ of als je per ongeluk zout bij je koffie hebt gedaan, probeer dan in plaats van shit-shit-shit eens een luidkeelse godzjumenas!

1 plezant: “grappig”, in Antwerpen vaak gebruikt voor flauwe grappenmakers

2 nonkel: oom

3 bomma: oma

4 kommiesjke: boodschap



blijvende invloed van de jezuïeten aan UAntwerpen

14/10/2019
🖋: 

Universiteit Antwerpen kent een rijke geschiedenis die sterk is beïnvloed door de jezuïeten. Ook vandaag laten de jezuïeten hun invloed gelden binnen onze universiteit. Maar wie of wat zijn de jezuïeten en hoe zijn ze binnen de muren van de universiteit terecht gekomen? In een reeks artikels zoekt dwars naar antwoorden op deze vragen. In het vorige deel ontdekten we met filosoof en historicus Dr. Ludo Abicht de jezuïetengeschiedenis van de stad Antwerpen. In dit deel gaan we dieper in op de onderwijsvisie van de Sociëteit van Jesus en de stempel die ze gedrukt heeft op de UAntwerpen. dwars interviewde hiervoor niemand minder dan professor-emeritus en onderwijsdeskundige Luc Braeckmans die tevens ook oud-directeur is van het Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen (UCSIA).

Hoe kwamen de jezuïetenroots tot stand aan de UAntwerpen?

Op het einde van de vijftiende eeuw stichtte Ignatius van Loyola de Sociëteit van Jezus, bij ons beter gekend als de jezuïeten. Een halve eeuw later begon deze kloosterorde scholen te openen. Eerst in Europa, later over heel de wereld.

Bij ons in Antwerpen is in het midden van 19de  eeuw onder meer het Sint-Ignatiusinstituut (Institut Saint-Ignace) opgericht. Het instituut groeide gaandeweg uit tot de Sint-Ignatiushandelshogeschool. Dit was geen universiteit, maar een hogeschool die zich aanvankelijk enkel toelegde op de studie van handelswetenschappen, zoals de naam het zegt. In 1959 werden aan de Handelshogeschool de faculteiten Wijsbegeerte en Letteren (met inbegrip van de Rechten) en Politieke en Sociale Wetenschappen toegevoegd. Meteen was de basis gelegd voor wat even later de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (UFSIA)  zou worden. Het deel ‘Handelswetenschappen’ werd daarbij omgedoopt tot de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW). De faculteit TEW was de enige ‘grote’ faculteit die een volledige opleiding aanbood. De drie andere faculteiten boden enkel een tweejarig kandidaatsprogramma aan, enigszins vergelijkbaar met een huidig  bachelorprogramma

In 2003 fuseerden de drie Antwerpse universiteiten UFSIA, het Rijksuniversitair Centrum (RUCA) en de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA) tot Universiteit Antwerpen, zoals jullie die nu kennen. Daarnaast werd toen ook het Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen (UCSIA) gesticht, een organisatie die zich uitdrukkelijk op de traditie van de jezuïeten  beroept

 

Wat was typisch aan scholen en universiteiten die door jezuïeten worden bestuurd? Typisch aan jezuïetenonderwijs?

Dat is een relatief complexe aangelegenheid. In de context van dit gesprek beperk ik me tot slechts enkele belangrijke aspecten. Allereerst vermeld ik wat in de jezuïetentraditie cura personalis wordt genoemd, wat kan worden vertaald als de bijzondere zorg voor de mens, in casu voor de leerling als persoon. De leerling wordt niet louter  gezien als iemand die met succes een studieprogramma moet doorlopen, maar hij of zij moet doorheen alle studieopdrachten worden uitgenodigd om meer mens worden, magis  in het Latijn. Dat is een andere belangrijke leidraad die typisch is voor een jezuïetenpedagogie. De mens doet er goed aan te beseffen dat hij of zij geroepen is tot ‘meer’.  Men is uitgenodigd om in menswaardigheid te groeien. Nog een andere kenmerk van deze onderwijsvisie luidt in het Latijn: non multa sed multum: het komt er niet op aan vele dingen te kennen, het komt er op aan om wat je doet, goed te doen. Laat je niet verstrooien door vele uiteenlopende aandachtspunten. Dit betekent niet per se een oproep tot specialisatie, maar eerder een uitnodiging tot aandacht voor kwaliteit van wat je doet.

Zijn er nog sporen te vinden van de mensvormende kwalitatieve onderwijsvisie van de jezuïeten in de huidige Universiteit Antwerpen?

Allicht wel, omdat de UFSIA, als onderwijsinstelling met een ignatiaanse spiritualiteit, een van de stichtende instellingen van de UAntwerpen was. Toch is het niet zo eenvoudig restanten van dat denkbeeld vandaag terug te vinden in de onderwijsvisie van de huidige UAntwerpen.  Dat vergt een grondig studiewerk. Bovendien is de UAntwerpen sedert haar stichting in 2002 sterk gegroeid.

Afgezien daarvan kan je wel een aantal concrete kenmerken aanwijzen.  De hogere overste van de jezuïeten heeft bijvoorbeeld het recht om een afgevaardigde te mandateren in de Raad van Bestuur van de UAntwerpen, wat ook als een eerder symbolische aangelegenheid kan worden gezien . Een ander voorbeeld  is de pastorale dienst, gehuisvest in het pand  Zomaar een Dak op de Stadscampus. Jezuïeten werken er vandaag niet meer, maar de pastores staan er nog steeds ten dienste van studenten en personeelsleden. Ook het huidige Centrum Pieter Gillis kan worden gezien als een gevolg van de aandacht voor levensbeschouwing die destijds  aan de UFSIA bestond. Dat vertaalt zich nu in de korfvakken waaruit de student onder meer een levensbeschouwelijk vak kan kiezen. 

 

De directe begeleiding van studenten in een context van cura personalis, zoals die geruime tijd aan de UFSIA bestond, is aan de huidige UAntwerpen niet meer aanwezig.

Door de recente maatregel om de verplichte korfvakken te verbreden, gaan er sommige stemmen op die stellen dat deze verbreding tot doel had levensbeschouwing net minder belangrijk te maken. Hoe ziet u deze evolutie?

De verbreding van de korfvakken heeft er voornamelijk toe geleid dat deze een meer uitgesproken sociale dimensie kregen. De maatschappelijke relevantie van deze verbredende korfvakken heeft naar mijn oordeel een levensbeschouwelijk doel an sich. Dat is niet noodzakelijkerwijze een verkeerde maatregel. Wel is het heel goed mogelijk dat sommige studenten in eerste instantie hieraan geen levensbeschouwelijke interesse koppelen. 

Het is de vraag op welke wijze je jonge mensen optimaal kunt vormen, opdat zij een volwassen intellectuele taal verwerven om over levensbeschouwelijke thema’s te praten. Filosofische opleidingsonderdelen in ieder curriculum kunnen in dit opzicht een belangrijke rol spelen.  

Uw vraag snijdt meteen ook het thema van secularisering aan. De mogelijkheden om op een structurele manier levensbeschouwelijke vraagstukken te behandelen schijnen meer en meer te verdwijnen, terwijl tegelijkertijd voor het individu de noodzaak tot zingeving niet vermindert.

Kunnen we stellen dat de actief pluralistische visie van de UAntwerpen ook een aantoonbaar element is vanuit de jezuïetenvisie?

In zekere zin is dit een afgeleide. Tijdens de fusie had men een keuze: ofwel liet men de aandacht voor de christelijke levensbeschouwing volledig vallen, ofwel kon men zeggen dat levensbeschouwelijke vorming nog steeds als belangrijk wordt gezien. Uiteraard kon de nieuwe  UAntwerpen zich niet meer uitsluitend richten op een christelijk of katholieke levensbeschouwing. Ze had nu ook andere partners. Het resultaat werd een actief pluralistische visie, waarbij men iedereen uitnodigt om aandacht te hebben voor levensbeschouwing.

Staat het huidig competentiegericht onderwijs van de UAntwerpen niet lijnrecht tegenover onderwijs dat aandacht besteedt aan ‘menswording’ ?

Contradictorisch zou ik het niet noemen, maar er dreigt op een bepaalde manier een blinde vlek. Er is in de literatuur geen consensus over, maar kort door de bocht betekent competentiegericht onderwijs dat iemand welbepaalde vaardigheden verwerft om op een welbepaalde wijze nuttig te zijn in de samenleving. Wat moet iemand bijvoorbeeld kennen om een goed wetenschapper te zijn? Het is op de eerste plaats van belang dat de universiteit goede juristen, artsen, wetenschappers, … aflevert op een kwalitatief hoog niveau. En dat gebeurt zeer zeker. Wat men echter dreigt te vergeten is dat ook het individu zich ontwikkelt door en over deze competenties heen.

Los van het technische aspect is het helemaal niet duidelijk of jonge mensen op persoonlijk vlak zijn meegegroeid tijdens de opleiding. Dit spanningsveld bestaat zeker wanneer je onvermijdelijk zeer sterk moet inzetten op het competentiedenken. Je bent eigenlijk niet uitsluitend een hoogopgeleide actor met een aantal vaardigheden die in een contingente maatschappij leeft. De maatschappelijke context tekent mee je deskundigheid. Je zit gevat in een omgeving waar inzichten als magis en non multa sed multum belangrijke aangelegenheden zijn die bijdragen tot levenskwaliteit voor het individu en zijn of haar omgeving. Louter professionele kwaliteiten alleen kunnen dit niet aanleveren
Het competentiedenken is uiteraard onmisbaar
, maar is niet genoeg. Een universiteit opbouwen die op levensbeschouwelijk vlak neutraal is, lukt niet. Levensbeschouwelijke neutraliteit is een hol concept.

 



over de democratisering van Vlaanderen, genealogie en romantische komedies

14/10/2019
🖋: 
Auteur

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die ze zelf niet durven stellen. Onze studenten kennen Remco Sleiderink als hoogleraar Middelnederlandse letterkunde. Buiten de Universiteit Antwerpen heeft hij een verleden op verschillende universiteiten in zowel België als Nederland. Daarnaast is Sleiderink voorzitter van het Departement Letterkunde en woordvoerder van het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden (ISLN). Een drukbezette agenda dus. Toch is het typisch aan Remco dat hij tijd vrijmaakt voor zaken zoals een studentenblad.

 

Aan studenten vertel je dat je liever bij voornaam genoemd wordt. Waarom is dat belangrijk voor jou?

Ik krijg dan het gevoel dat de studenten dichter bij mij staan en we op hetzelfde niveau kunnen praten. Dat is belangrijk. Het noemen bij voornaam heeft ook met Nederland te maken. Daar is dat gebruikelijker, alleszins in mijn tijd. Nederland heeft in de jaren zestig op de universiteit een grote beweging gehad van democratisering, die aan Vlaanderen een beetje is voorbijgegaan, aangezien ze hier meer met de taalstrijd bezig waren. Daardoor zijn proffen langer op hun voetstuk blijven staan. In Nederland waren ze daar al van af gevallen, ze zijn sindsdien hun lessen meer samen met de studenten vorm gaan geven. In het onderwijs dat ik gekend heb hadden we weinig les, maar was voorbereiding belangrijk, waardoor er in de les meer ruimte was voor discussie. Die interactie vind ik echt boeiend en probeer ik ook hier in Antwerpen in te bouwen.

Je bent geboren in Nederland. Zijn er dingen waaraan je je ergert in België?

Het is een beetje gek, eenmaal je weggaat uit een land werkt het net andersom. Dat Nederlanders zo’n lawaai maken bijvoorbeeld, en zo hard praten. Ook een beetje het pretentieuze. Ik voel me erg thuis in België en ik ben inmiddels langer hier dan dat ik ooit in Nederland ben geweest. Maar je hoort nog steeds mijn Nederlandse accent natuurlijk.

Ben je eerder een huismus of kan je genieten van verre reizen?

Mijn vrouw vindt dat ik eerder een huismus ben. We gaan erg graag op reis, maar dan vindt zij dat ik altijd de gemakkelijkste bestemming kies. Altijd hetzelfde eiland bijvoorbeeld, terwijl zij liever grote avontuurlijke reizen zou beleven. Ikzelf kan enorm genieten van wat ik al ken. Als ik nu al weet waar we volgend jaar heen gaan, dan kan ik daar al van genieten, aangezien ik weet wat ik ga hebben.

Mocht je een beroep moeten uitoefenen dat totaal buiten in het veld Taal- en Letterkunde ligt, wat zou dit dan zijn?

Dat vind ik heel moeilijk. Zeker niks met de handen, want ik ben erg snel gestrest. Ik denk dat ik moeilijk zonder archieven en dergelijke zou kunnen; het contact met het verleden vind ik zo spannend. Genealogie is trouwens een van mijn hobby's. Ik pluis dan langs alle kanten de familiegeschiedenis uit van mezelf en van mijn vrouw. Vooral de diversiteit interesseert me daarbij. Mijn vrouw is bijvoorbeeld een Franstalige Belg, maar haar moeder is een Amerikaanse, die op haar beurt een kind is van een Joodse migrant uit Oekraïne én een protestantse Amerikaanse familie die oorspronkelijk uit Engeland en Schotland kwam. Mijn eigen familie is dan weer heel monocultureel, namelijk een boerenfamilie uit Twente. Je kan generaties teruggaan, dat blijven allemaal boeren. Het interesseert me hoe dat dan toch bij elkaar is kunnen komen.

We leven in een digitaal tijdperk, in tegenstelling tot je eigen studententijd. Een zegen of een vloek?

Dat is een zegen natuurlijk; ik vind alles wat beschikbaar komt fantastisch. In mijn vak ben ik met Middelnederlandse handschriften bezig die versnipperd waren over de hele wereld. Omdat die nu gedigitaliseerd worden en er foto's online worden geplaatst, komen die langzaamaan terug bij elkaar. Het is zeer spannend dat zo’n hoop informatie nu plotseling weer verbonden kan worden, terwijl vroeger alles uiteenspatte. Mensen kunnen nu ook veel meer zelf doen. Vroeger kon enkel een geleerde in de bibliotheek dingen gaan opzoeken, terwijl men nu gewoon achter een computer zit. Het maakt niet uit wat je interesseert, je kan er informatie over vinden en er interessante conclusies uit trekken. Dat enerzijds digitale en anderzijds ambachtelijke van handschriften en perkamenten staat in groot contrast met elkaar. Maar voor mij gaat dat goed samen. Heel verschillend, en toch een geheel.

Wat is het meest gênante moment dat je tot nu toe in een hoorcollege hebt meegemaakt?

Er zijn er wel meerdere bij mij. Zo struikel ik weleens tijdens de les. Meestal waarschuw ik mijn studenten ook dat zulke dingen me overkomen omdat ik zo enthousiast ben wanneer ik lesgeef. Op momenten kan ik zelfs emotioneel worden in een college. Ik vind het belangrijk dat studenten zien dat je ook mens bent. Het is daarbij vrij eng om het vak Babel te geven in een zaal van driehonderd studenten, aangezien je het gevoel hebt dat je misschien weleens kan falen. Ik krijg dan als docent vragen me toegeworpen, dus ik word verwacht alles te weten. Dat is angstaanjagend en kan ervoor zorgen dat ik me wel gespannen voel. Want stel dat ik het even niet meer weet, wat doe ik dan?

Wat is volgens jou het moeilijkste aan het leven van een prof? 

Omgaan met de druk om het op alle vlakken goed of zelfs uitstekend te doen. Men verwacht dat je perfect onderwijs levert, uitmuntend onderzoek doet en daarbovenop nog naar de maatschappij toe een relevante positie inneemt. Je wil namelijk niet alleen in je bureau zitten werken, maar ook mensen bereiken. Die drie steeds in de lucht houden is niet altijd realistisch. Profs zijn namelijk geen ‘supermensen’, wij kunnen ook niet alles. Met die druk omgaan is dus de uitdaging die we hebben. Hoewel die stress altijd aanwezig blijft, denk ik dat ik er nu beter mee om kan gaan dan vroeger. In het verleden heb ik al gehad dat ik bijna letterlijk was ingestort omdat ik het gevoel had dat ik de dingen niet meer in de hand had. Maar nu ben ik niet meer zo bang om te falen. Als ik het niet weet, dan is dat zo.

Je staat dus graag dicht bij jouw studenten. Hou je, net als hen, ook weleens van een bezoek aan de McDonald’s?

Ja, ik hou van de frietsaus van McDonald's. Die gele is heel lekker. Maar ik ben helaas op een leeftijd gekomen dat ik moet opletten, dus ik mag niet te veel frietjes eten. Het is belangrijk voor mij dat ik me fysiek goed voel. Anders ga je klacht na klacht opstapelen. Als je te dik wordt, dan voel je je niet meer fit, en dan ga je ook niet meer sporten. Dus ik moet een klein beetje letten op wat ik eet. Wij zijn niet erg fysiek actief in ons werk, dus ik probeer ook wat aan sport te doen. Zo fietsen mijn vrouw en ik met groot plezier.

Een vraag die sporadisch voorkomt in het proffenprofiel: heb je ook een guilty pleasure?

Ik heb er meerdere, denk ik. De ergste moet de romantische komedie zijn, de echte Hollywoodfilm. Mijn favoriet is The Holiday, die heb ik al zo vaak bekeken. Echt kippenvel krijg ik ervan. Mijn vrouw en ik kennen wel de meeste films uit het genre al, dus op een gegeven moment blijf je een beetje zoeken. Nog een goede vinden is dus moeilijk, maar ik doe niets liever dan zulke films kijken. Er wordt volledig op je emotie ingespeeld en dat heb je na een tijdje niet meer door. Ik laat me dan helemaal gaan en kan zelfs zitten snikken op het einde.



altijd van dienst.

13/10/2019
🖋: 

"Een campusagent, wat is dat? Ik wist niet eens dat dat bestond en al helemaal niet dat wij dat hadden." Denk je nu bij jezelf: 'Awel, ik dacht precies hetzelfde'? Lees dan zeker verder. Anderen zagen hem misschien al eens op straat of kwamen reeds in contact met hem, maar waarschijnlijk weet je nog steeds niet alles wat er te weten valt rond deze figuur. dwars trok erop uit om de mysteries rond onze eigen studentenflik te ontrafelen.

Sinds het begin van dit academiejaar is Mats Hoydonkx officieel geïnstalleerd als campusagent in Antwerpen. Hij is zowel voor universiteits- als hogeschoolstudenten van dienst. Misschien zag je hem eerder al over straat lopen: vorig academiejaar was hij zich al aan het inwerken in zijn nieuwe functie. In een studentenbuurt rondlopen is voor hem niet zo vreemd, want hij heeft zelf ook gestudeerd. Wel in Leuven, maar die misstap kunnen we hem wel vergeven. We maken allemaal wat rare beslissingen in onze studententijd.

het gezicht van het studententeam

De campusagent is geen nieuw gegeven, die bestaat al jaren. Sterker nog, er is een volledig gespecialiseerd studententeam bij Politie Antwerpen waar we beroep op kunnen doen. Mats is daar nu het gezicht van, zodat studenten weten waar ze terechtkunnen. De aangiftebereidheid van studenten is over het algemeen nogal laag en de politie hoopt dat te verbeteren door de aanstelling van campusagent Mats, die nu het aanspreekpunt is voor alle Antwerpse studenten.

Mats heeft zich dan ook meteen vrijwillig aangemeld voor de functie: “Ik heb mij kandidaat gesteld omdat ik zelf ook student ben geweest en ik vond dat een heel leerrijke periode.” De studentenflik van Leuven uit Mats' studententijd, ‘Nick de flik’, heeft verder ook een sterke indruk op hem achtergelaten. “Die heeft het contact tussen de politie en de studenten heel erg bevorderd en daar kon je eens mee grappen, maar daar kon je ook serieuze dingen aan uitleggen of een klacht bij indienen”, vertelt Mats.

van oudhistoricus naar campusagent

Onze campusagent studeerde zelf Geschiedenis van de Oudheid. Van Grieken en Romeinen naar agent lijkt een grote sprong, maar agent worden was altijd al een kinderdroom die ondertussen in vervulling is gegaan. “Mijn interesse in geschiedenis groeide naarmate ik ouder werd, maar ik wilde mijn droom van kleins af aan nog wel vervullen en dat is gelukt. Een diploma op zak is dan wel handiger om door te groeien.”

Mats is ervan overtuigd dat het feit dat hij zelf nog niet zo lang geleden student was een grote troef is bij het uitoefenen van zijn functie. “Ik ben zelf ook gedoopt geweest en heb andere mensen gedoopt, dus ik weet waar je nog mee weg komt en wanneer het er echt over gaat”, zegt hij. In zijn tijd waren de regels nog niet zo streng en was er nog veel meer toegelaten. Zo mocht de studentendoop nog overal gebeuren. Zijn eigen doop vond bijvoorbeeld plaats voor het stadhuis van Leuven. “Wij hebben toen een soort veldslag met bloem gevoerd tegen archeologie, dat waren onze ideologische concurrenten. Ik denk dat er na twee à drie weken nog steeds bloem op de grond lag en dat begon echt te stinken. Zulke dingen gebeurden toen nog vaak.”

Nu mag dat niet meer, maar dat is ook begrijpelijk. Voor de buurtbewoners is zo'n smurrie en de geluidsoverlast die daarmee gepaard gaat niet erg prettig, maar als student ben je daar niet mee bezig en dat beseft Mats maar al te goed. “Als jong mens ben je alleen bezig met studeren en plezier maken en al de rest is een zorg voor later. Maar nu is het later, dus nu moet ik mij er wel mee bezighouden.”

inspecteur of studentenflik?

De doopactiviteiten zijn in oktober dan ook de prioriteit van de campusagent. Het studententeam probeert ervoor te zorgen dat de dopen in goede banen worden geleid. Dit doen ze met behulp van het doop- en feestcharter. Dit charter telt zeventien pagina’s die duidelijk afbakenen wat wel en niet mag, zoals bijvoorbeeld werken met slachtafval en onmenselijke behandeling. De bedoeling is om een zo aangenaam mogelijke doopperiode te voorzien voor zowel student als buurtbewoner. Tijdens deze periode gaan de agenten bij de dopen langs om te kijken of alles op een veilige manier gebeurt. Ook krijgen ze te maken met veel klachten over geluidsoverlast en sluikstorten. “We proberen het zo goed mogelijk in de gaten te houden en overlast te beperken, maar de student moet ook nog altijd student kunnen zijn natuurlijk”, vindt Mats. In de maand oktober worden er ook bijna elke avond nachtshiften gedraaid, wat veel studenten een veiliger gevoel geeft op straat.

Na oktober wordt alles weer wat rustiger op studentenvlak en is nachtlawaai de voornaamste klacht. Dit betekent helaas niet dat Mats, net zoals wij buiten de examenperiodes, rustig zijn dagen kan vullen met terrasjes doen en Netflixen. Naast zijn verantwoordelijkheden als campusagent is hij ook nog steeds inspecteur: “Ik denk dat ze mij tijdens die studentenmaanden een beetje meer ontzien, maar ik ben het hele jaar door ook bezig met mijn gewone dossiers. Het gaat dan vooral over criminaliteit en overlast in onze zone.”

ongelukkige voorvallen en goede relaties

De campusagent heeft niet alleen contact met ons, studenten, maar ook met de universiteit. Het gaat dan voornamelijk om activiteiten waarbij de universiteit graag wat blauw ziet rondlopen. “Sinds het uit de hand gelopen galabal met Sofia weten ze ons te vinden voor wanneer er iets gebeurt. Dat contact verloopt goed”, weet Mats te vertellen.

Dat uit de hand gelopen galabal is dan ook het ernstigste voorval waarmee onze studentenflik tot nu toe te maken had. Hij hoopt dan ook dat zulke serieuze incidenten niet meer plaatsvinden. “We hebben er goed vertrouwen in dat ze hun les nu geleerd hebben. Sofia heeft dat niet bewust gedaan, ik vind dat ook erg voor het presidium, want dat probeert alles in goede banen te leiden natuurlijk. Organisatorisch is het een beetje tekort geschoten, maar uiteindelijk zijn het toch de feestgangers die het wat te bont maakten. Dat is een van de weinige echt slechte voorbeelden die er geweest zijn en het komt zelden voor.”

whatsappje sturen?

In geval van ernstige en minder ernstige problemen kan je dus terecht bij campusagent Mats, maar hoe kan je hem precies bereiken? Met een whatsappje zal het helaas niet lukken, maar er zijn verschillende opties. In eerste instantie kan je rechtstreeks naar de Oudaan gaan, het politiebureau dat je op de foto ziet, en vragen of je hem kan spreken. Klachten die op een of andere manier met studenten te maken hebben komen zo altijd bij hem of een van zijn teamgenoten terecht, afhankelijk van wiens specialisatie het beste aansluit bij de klacht.

In tweede instantie, wanneer je bijvoorbeeld niet zeker weet of je met jouw klacht naar de politie wil of durft gaan, kan je met je probleem terecht bij GATE15. Zij hebben een direct e-mailadres, waardoor de klachten dan ook zonder omweg bij het studententeam terechtkomen. Tevens kan je zelf naar Politie Antwerpen mailen en dan zal jouw mail doorverwezen worden naar het team.

Ook op sociale media wil de politie inzetten. In de toekomst zal namelijk het officiële campusagentaccount op Instagram verder worden uitgebouwd, maar voorlopig zullen we het nog even met dat van Politie Antwerpen moeten stellen. Wie o wie kan daar een mooi sfeerbeeld van StuDay terugvinden?



blikopener

13/10/2019
🖋: 
Auteur

Het herstel na een beroerte in de eerste zes maanden, daar doet doctoraatsstudent Jonas Schröder binnen het Departement Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie onderzoek naar. Tegelijkertijd is hij bezig aan een inhaalslag, want binnen deze relatief jonge discipline is voorgaand onderzoek onnauwkeurig gebeurd. Schröder probeert licht in de duisternis te scheppen, onder andere met de hulp van een robot. 

“De eerste maanden na een hersenletsel omvatten een heel interessante periode voor het herstel waarin er duidelijk veel gebeurt”, steekt hij van wal. "Niet dat we het heel goed begrijpen, maar een beroertepatiënt kan je opvolgen en observeren om te weten te komen of en hoe die patiënt terug leert stappen. In de eerste weken vindt het meeste herstel plaats, wat dan geleidelijk lijkt af te nemen", vertelt hij. “Dat suggereert al: als er zo veel herstel plaatsvindt, is dat het moment waarop we met revalidatie veel kunnen betekenen.” 

De hersenen blijven echter iets zeer complex, zeker als er een beroerte heeft plaatsgevonden. Toch probeert Schröder het uit te leggen. “Door een beroerte zijn er bepaalde delen in de hersenen die zuurstoftekort krijgen. Zenuwcellen in de hersenen zijn er heel gevoelig voor, die zijn constant actief.” Door het zuurstoftekort bij een beroerte ontstaat er een letsel en vallen er bepaalde, vaak motorische functies uit. 

De uitgevallen functies kunnen echter na verloop van tijd weer terugkomen, met name in de eerste zes maanden. “We proberen te weten te komen in hoeverre dat meer spontane processen zijn die onafhankelijk gebeuren van een verandering in de omgeving, of dat ze juist te maken hebben met de omgeving, zoals de hoeveelheid en het type therapie die je aanbiedt. Wellicht is het een combinatie van de twee.” 

Schröder geeft een voorbeeld. “Ik ken een patiënte die in haar eigen woning was ingestort en niet meer kon opstaan. Ze kon zich niet verplaatsen en dus niet bij de telefoon komen om hulp te halen. Ze is toen ongeveer acht uur lang zo blijven liggen. De bloedtoevoer wordt in de tussentijd niet hersteld en dus loopt de schade alleen maar op.” De schade bleek aanzienlijk. “Op de MRI-scan zag dat eruit als een heel groot hersenletsel. Maar op het einde van de revalidatie kon deze patiënte met behulp van een wandelstok, aangepast schoeisel en een orthese om haar knie te verstevigen een paar meter zelfstandig stappen. Dat is dus het proces waarin we heel geïnteresseerd zijn. Iemand met een serieus hersenletsel, hoe kunnen we die toch leren stappen?”

Robot

Daar is een robot voor ontwikkeld. Een robot die het stappatroon van een gezond mens zo nauwkeurig mogelijk aan de patiënt probeert aan te leren. “Het is een soort rugzak die je aandoet met een extern skelet voor de benen. Die robot gaat helpen met het rechtstaan en stappen zetten, zodat het lichaam terug in beweging komt. Op die manier kunnen we met patiënten het stappen veel intensiever oefenen.” 

In het verleden waren er soms drie therapeuten nodig om een zwaar getroffen patiënt enkele stappen te laten zetten. Dankzij de robot kan een patiënt vijfhonderd tot duizend stappen zetten in een sessie. “We onderzoeken of deze therapie effectief helpt bij het herstel als we die heel vroeg aanbieden. Hiervoor meten we patiënten intensief gedurende de eerste zes maanden met een nadruk op bewegingskwaliteit.”

Zoals eerder aangehaald is Schröder bezig met een inhaalslag, want eerder onderzoek is volgens hem ontzettend onnauwkeurig gebeurd. Dat is een van de redenen dat er op de werkvloer nog altijd veel vragen heersen. “Zijn die onderzoeksresultaten relevant voor die patiënt? Het correcte antwoord daarop is: je kan het niet weten. Dat is onmogelijk.” Ieder hersenletsel manifesteert zich anders, er zijn andere functies aangetast die op andere wijzen herstellen. Dat maakt het onderzoek uit deze blikopener zeer uitdagend en tegelijkertijd interessant. Schröder streeft er in ieder geval naar om zijn onderzoek nauwkeurig uit te voeren. 



dwarsdoorlichting

13/10/2019
🖋: 

De student wordt schijnbaar verwend. Talloze organen binnen en buiten de universiteit proberen het studentenleven te ondersteunen. In deze rubriek graaft dwars de pijlers op en keurt ze op houtrot. Deze editie bekijken we GATE15, bekend van onder meer StuDay en STUDY360. In 2016 schreef dwars al eens een artikel naar aanleiding van de naamsverandering van 'Antwerpen Studentenstad' naar 'GATE15'. Daarin gaf de organisatie zichzelf een schouderklopje: “We zijn op de goede weg." Is de bestemming al in zicht?

GATE15 is een organisatie opgericht door het stadsbestuur om het studentenleven in Antwerpen te ondersteunen via evenementen, informatie en samenwerking met andere studentenorganisaties. In elk document dat je vastneemt dat over of door GATE15 geschreven is, lijkt het alsof continu andere visies en doelen naar voren worden geschoven. Als we door deze schizofrenie heen proberen te kijken, kunnen we toch enkele pijlers vinden. Zo hechten de Stad en GATE15 beide veel belang aan het huis van de student en moet de studentenbuurt aantrekkelijk, kwaliteitsvol en herkenbaar zijn voor elke student, met bijzondere aandacht voor internationale studenten.

De vraag is of GATE15 wezenlijk bijdraagt om van Antwerpen een kwaliteitsvolle en internationale studentenstad te maken. Het lijkt ons dat zaken zoals het aanbod van de universiteit en de hogescholen of de eeuwigdurende wegenwerken rond de Stadscampus daar een grotere invloed op hebben. Positief voor GATE15 is alvast dat ze de ambitie om er ook te zijn voor de internationale student waarmaken.

location, location, location

De samenwerkingsovereenkomst met het stadsbestuur verwijst naar 'het huis van de student' als een zenuwcentrum en platform voor Antwerpen als studentenstad. Dat huis is de fysieke locatie te Kleine Kauwenberg 15. Gebrek aan aanbod is er in ieder geval niet. Naast een infobalie, computerruimte, studentenkamers en loket voor internationale studenten hebben ze nog verschillende andere ruimtes beschikbaar.

De bar_TAKEOFF springt het meest in het oog. GATE15 verkoopt het als een plek 'om te chillen' of om 'businessideeën te ontwikkelen'. Maar dit lijkt ons vooral marketingsjargon om te verhullen dat het een redelijk normale bar is, waar in Antwerpen geen gebrek aan is. Als je soep en brood aan een kleine vier euro's verkoopt, behoor je in ieder geval niet tot de goedkoopste groep in Antwerpen. 

Tarmac is een polyvalente zaal die GATE15 een plek voor 'studentenactiviteiten allerhande' noemt. Ze is open tot twee uur 's nachts en wordt gepromoot als feestzaal. De huur van de zaal kost 175 euro voor een avond en hoewel eigen drank verboden is, heeft een pintje er de democratische prijs van 1,44 euro voor studenten. Toch bereikt de zaal de studenten zelden en mag ze niet gebruikt worden als cantuszaal. Nochtans is een tekort hieraan een van de grootste klachten van studenten die feesten organiseren in de stad.

Toch is er een argument dat het huis wel degelijk een verdienstelijke poging is om studenten de optie te geven; niemand is verplicht om van GATE15 een tweede thuis te maken. Het is gelegen in het midden van de studentenbuurt en heeft een mooi aanbod dat je kan gebruiken of negeren naar keuze. Maar om te spreken van een echt zenuwcentrum? Het is te lauw om studerende jongeren op de hogeschool en de buitencampussen warm te maken. Zeker voor die laatste categorie is de locatie minder toegankelijk, al maakt de spreiding van de campussen het natuurlijk niet makkelijk voor GATE15 om iedereen te bereiken.

Wel toegankelijk zijn de locaties die GATE15 elke blokperiode beschikbaar maakt met het project van STUDY360. Je kan na een verplichte maar kostenloze inschrijving, studeren op een aantal verschillende plaatsen, waaronder GATE15 zelf, en krijgt zelfs een mooi online overzicht waarin staat hoeveel plaatsen er beschikbaar zijn op elk moment. Het project heeft niet alle problemen om studeerplekken te voorzien opgelost, maar het is wellicht het grootste succesverhaal dat GATE15 gelanceerd heeft. Studeren in het MAS of in een van je favoriete clubs is een leuke, innovatieve manier om studenten de plek te geven die ze tijdens de blok nodig hebben.

 

feestjes organiseren

GATE15 spant zich ook in om het studentenleven te ondersteunen via allerlei evenementen. Sinds dit jaar is er een debat dat voorafgaat aan de Kick-off voor Antwerpse presidia en studentenvertegenwoordigers, waarover later meer. Dat debat ging over de (on)zin van dopen, waarop enkele studenten waren uitgenodigd. Sommige hiervan zaten in studentenverenigingen die dopen organiseren. Deze deden echter enkel dagdopen; clubs met weekdopen zijn niet aan het woord gelaten. Zijn alle kanten van het verhaal dan wel voldoende belicht?

Dit debat is niet het enige rond dopen op het palmares van GATE15: de organisatie stelt samen met het Antwerps Studentenoverleg elk jaar het doop- en feestcharter op. Iedere studentenvereniging krijgt de kans deze te ondertekenen, ook zij die niet dopen. Als je als club echter beslist dit charter niet te ondertekenen, zal de stad Antwerpen je doop- en feestaanvragen niet goedkeuren en geen faciliteiten verschaffen tijdens de doop. Spijtig genoeg zijn er vandaag nog steeds verenigingen die het charter proberen te omzeilen door doopgerelateerde activiteiten te organiseren buiten het Antwerpse grondgebied of zich op privéterreinen terug te trekken.

Wellicht het meest gekende project van GATE15 is StuDay. Dit massa-evenement trekt elk jaar een enorm aantal studenten die de gemiddelde reistijd van een halfuur er graag voor over hebben. Nochtans viel het dit jaar bijna letterlijk in het water. Het gebrek aan regenpompen bleek uiteindelijk enkel schadelijk voor de foodtrucks. Toch mag de organisatie van StuDay blij zijn dat de regengoden hen goed gezind waren, anders had GATE15 nooit aan hun belofte om genoeg droge plekken te voorzien kunnen voldoen. Hoewel de sfeer wat later op gang kwam, redden Gestapo Knallmuzik en Jean 'Black Magic' het feest en was het alweer nét goed genoeg. Maar vergelijk dit even met Students on Stage, georganiseerd door Unifac. Een gelijkaardig event dat gedragen wordt door twaalf student-vrijwilligers die samen met de Kringraadpresidia elk jaar het Sint-Jansplein vol krijgen en dat ondanks wat schoonheidsfoutjes niet alleen vlotter is georganiseerd, maar waar de studenten ook minder diep in hun portefeuille moeten tasten.

Zo'n organisatie kan voor een pas verkozen presidium of studentenvertegenwoordiger nochtans overweldigend zijn. GATE15 vond dit ook en heeft daarom de Kick-off in het leven geblazen. Op het einde van het academiejaar wordt het beoogde doelpubliek uitgenodigd voor workshops. Die gaan onder meer over subsidies, marketing, EHBO en vergadertechnieken. Het is zeker een positieve ontwikkeling dat studentenvertegenwoordigers sinds enkele jaren ook zijn uitgenodigd zijn op dit evenement, al is er niet altijd een aangepast programma voor hen.

Hier merk je toch dat organisaties als GATE15 blijven afgaan op een lichtjes karikaturaal beeld van het studentenleven, waarbij alle aandacht op de traditionele clubs komt te liggen en andere aspecten van het studentenleven misschien niet de nodige aandacht krijgen.

 

goed genoeg 

Het is duidelijk dat GATE15 met al zijn projecten – wij bespraken maar een deel – wel bijdraagt om van Antwerpen een betere studentenstad te maken. Ze doen het in zekere zin goed genoeg. Maar in hoeverre ze een daadwerkelijke meerwaarde bieden, is minder duidelijk. Als je op zoek gaat naar wat ze concreet moeten verwezenlijken kom je van een kale reis terug. Op budget.antwerpen.be kan je vinden dat ze ongeveer 175.000 EURO per jaar krijgen van stad Antwerpen. Het is echter moeilijk om een uitspraak te doen of ze dat geld, samen met andere inkomsten zoals zaalverhuur, de opbrengst van de bar en eventuele privéaanbestedingen, daadwerkelijk efficiënt gebruiken. Met tien vaste medewerkers en een twintigtal jobstudenten zijn de kosten in elk geval aanzienlijk.

Het lijkt ons dat er meer gedacht wordt aan de uitstraling van de stad dan aan de noden van de studenten. Van het mooie open gebouw tot de blinkende studentengidsen, waar zelfs geen online versie van beschikbaar is. Het gaat uiteindelijk altijd om het imago van Antwerpen als studentenstad; de leefbaarheid en de dagdagelijkse kwaliteit lijkt meer een gelukkig bijproduct dan het eigenlijke doel. Voor een organisatie die continu met studenten in aanraking komt, lijken er toch wat constructiefouten te zitten in de brug tussen hen en de student.



halte: de Wetstraat

13/10/2019
🖋: 

Voor de gemiddelde Vlaming is een regeringsformatie vergelijkbaar met een lijnbus: je weet nooit wanneer ze er zal zijn, in jouw ogen is ze bijna altijd te laat en de inzittenden lijken niet altijd even betrouwbaar. dwars sprak met Stefaan Walgrave, professor in de politieke wetenschappen, over de duur van regeringsvormingen en de gevolgen daarvan.

Wij Belgen hebben enkele bizarre wereldrecords op onze naam staan: van de hoogste toren suikerklontjes tot de langste kroegentocht, maar geen enkel record is voor ons zo memorabel als de 541 dagen zonder federale regering in 2010. 'Zo'n klein landje en er dan nog zo lang over doen, dat is toch niet normaal?' klonk het in de volksmond. Sindsdien lijkt het altijd erg lang te duren om een regering te vormen. Ook de formatie van onze nieuwe Vlaamse regering, die opnieuw bestaat uit een coalitie van N-VA, CD&V en Open Vld, heeft een dikke vier maanden geduurd terwijl dat in 2014 vrij snel ging. 'Als dat al zo lang duurt, wat gaat dat dan op federaal niveau geven en waarom duurt dat überhaupt zo lang, dat vormen van regeringen?', zou je je kunnen afvragen.

wachten, wachten, wachten

Volgens professor Walgrave ligt dat in essentie aan het feit dat er een compromis gesloten moet worden tussen de verschillende partijprogramma’s. “In landen waar je maar twee partijen hebt, een linkse en een rechtse partij, zoals in de Verenigde Staten, moet gewoon geen regeerakkoord onderhandeld worden. In zulke landen zou je kunnen zeggen dat het partijprogramma van de winnende partij ook automatisch het regeerakkoord is”, zegt Walgrave, “maar wanneer je een coalitie moet vormen, probeert elke partij zo veel mogelijk dingen die zij beloofd hebben in hun partijprogramma te realiseren. Die partijprogramma’s spreken elkaar natuurlijk wel tegen en hoe verder die uit elkaar liggen, hoe meer tijd het compromis van het regeerakkoord in principe kan kosten.” Dat is een van de nadelen die gepaard gaan met onze consensusdemocratie.

Dat de partijprogramma’s uit elkaar liggen heeft te maken met de ideologische afstand tussen de partijen, maar daarnaast is er volgens Walgrave ook sprake van een symbolische afstand die het maken van een coalitie bemoeilijkt. Dat is de afstand die gecreëerd werd tijdens de verkiezingscampagne: “De verschillen tussen de partijen worden tijdens de campagne extra benadrukt, want ze willen zich als anders-zijnde profileren. Daardoor ontstaat polarisatie.” Daarna vergt het tijd om dat ‘anders-zijn’ in te perken om met andere partijen in zee te kunnen gaan.

Ook wantrouwen kan een factor zijn die een rol speelt bij de duur van een formatievorming: “Hoe meer wantrouwen er is tussen de partners, hoe langer de onderhandelingen duren, want dan onderhandelt men meer in detail over het regeerakkoord. Je zou kunnen zeggen: 'we schrijven op een boterbriefje een paar krachtlijnen'. Maar dan moet de regering achteraf over elk dossier dat op tafel belandt opnieuw from scratch onderhandelen.”

van de Vlaamse naar de federale halte

Op het Vlaamse niveau hebben we nu ‘eindelijk’ na een dikke vier maanden een regering. Eindelijk, want in 2014 lukte dat in de helft van die tijd en dat terwijl het om dezelfde partijen ging. De oorzaak hiervan ligt bij de eerder vermelde wantrouwensfactor. “In 2014 dacht men het ei van Columbus gevonden te hebben: de Zweedse regering, waarbij er geen compromis moest zijn tussen links en rechts. Men dacht: 'nu kan het vooruitgaan, want we zitten enkel met rechtse partijen aan tafel die het in grote mate met elkaar eens zijn.' Dat is niet zo goed gelopen, vooral federaal”, volgens professor Walgrave. Dat alles heeft dan natuurlijk voor teleurstelling en scepsis gezorgd, wat aanleiding gaf tot de langere onderhandelingen en een uitgebreider regeerakkoord deze keer: “Ik denk dat wij het meest gedetailleerde regeerakkoord in Vlaanderen ooit hebben.”

Op het federale niveau hebben we nog geen regering en die zal er waarschijnlijk ook nog niet snel komen. Dit komt omdat de twee grootste partijen, de PS en de N-VA, enorm ver van elkaar staan, zowel ideologisch als symbolisch. “De partijen zijn het over bijna niets eens en de te overbruggen afstand is immens groot. Je kan zeggen: 'met veel goodwill los je dat op', maar je kan van een partij toch niet verwachten dat ze haar ideologische uitgangspunten, haar principes, gaat verraden”, aldus Walgrave. “Als je over die symbolische én ideologische drempel moet, is dat niet vanzelfsprekend.”

Maar er is ook goed nieuws. Het gebrek aan een federale regering heeft geen grote invloed op de werking van andere regeringen zoals onze Vlaamse regering. “In 2010 zaten we 541 dagen zonder federale regering. De regionale regeringen waren er wel en hebben toen verder gewerkt. Als je kijkt naar die periode, dan heeft België het op een aantal parameters, waaronder werkloosheid, niet slecht gedaan”, zegt Walgrave. Zolang er geen grote crisissen zijn, kunnen we wel een tijdje verder met die regionale regeringen. “In die zin kun je zeggen dat als het federale huis onbewoond is, je nog altijd de regionale conciërges hebt die wel af en toe de lichten aansteken en het sanitair eens nakijken.”

gevolgen wanneer de bus lang wegblijft

Dat we nog geen federale regering hebben, brengt echter ook kosten met zich mee, letterlijk en figuurlijk. De letterlijke kosten hebben natuurlijk te maken met de begroting. “Het systeem is als volgt: als er geen begroting is goedgekeurd omdat er geen regering is, kan een land hetzelfde uitgeven als het vorige jaar. In een normale regering moet je echter voortdurend besparen, maar dat gebeurt nu dus niet. Hoe langer we wachten om een regering te maken die een nieuw begrotingsvoorstel zal doen, hoe groter de schuld zal zijn.”

De figuurlijke kost is beleidsmatig. Momenteel is er wel een regering van lopende zaken die de boel een beetje draaiende probeert te houden, maar deze regering heeft geen meerderheid meer in het parlement en kan dus nog minder besluiten nemen dan een normale regering van lopende zaken. “Je zou dus kunnen zeggen dat zelfs de conciërge op dit moment op één been hinkt”, meent professor Walgrave. “Er zijn veel dingen, waarvoor eigenlijk een akkoord onder de coalitiepartners nodig is of waar je steun van het parlement voor nodig hebt.” Negentig percent van de wetgeving komt van de regering en wordt nu dus niet gemaakt. Met andere woorden wordt er nu zowel budgettair als in de vorm van wetten geen beleid gemaakt. “Dat wil eigenlijk zeggen dat ons land beleidsmatig op dit moment stilligt op federaal niveau en er geen enkele daadkrachtige tussenoplossing is voor als er iets ergs zou gebeuren.”

Professor Walgrave voorspelt dan ook dat, als er iets zou gebeuren, de druk van die externe gebeurtenis ervoor zou zorgen dat er sneller een federale regering komt: “Er is schijnbaar nog altijd geen gevoel van dringendheid. We hebben nog steeds geen regering na bijna vijf maanden, en de onderhandelingen zijn eigenlijk nog niet begonnen. Om het een beetje ironisch te zeggen: het is wachten op een crisis.” Die crisis lijkt wel op het programma te staan: “De Brexit. Als er een harde Brexit komt op 31 oktober, dan zal iedereen wel zeggen dat er wat moet gebeuren. Dat heeft een geweldige impact op onze export: wij móéten een regering hebben.”



in gesprek met USOS

13/10/2019

De Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking − afgekort USOS − ambieert, als vzw verbonden aan onze universiteit, een ambitieus doel: het streven naar mondiale rechtvaardigheid. dwars ging met campuscoördinator Janus Verrelst en studente SEW Isaura Bonneux, tevens deelneemster aan de exposure naar Rwanda, rond de tafel zitten om het wie, hoe en wat van dit engagement bloot te leggen.

Noord en Zuid: twee handen op één buik

Studenten die zich de afgelopen maanden vol enthousiasme in alle details van de nieuwe korfvakken hebben verdiept, zullen de naam USOS ongetwijfeld herkennen. Sinds dit academiejaar wordt het vak Debating Development, door USOS samen met het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB) ingericht, opgenomen in de reeks van facultatieve B-vakken binnen deze korfverbredende vakken. Binnen dit specifiek vak, met “the intention to expose students and the interested public to contemporary development topics”, worden zes debatten georganiseerd waar, naast Antwerpse studenten, ook collega’s uit het Zuiden aan deelnemen. Onze universiteit ontvangt elk jaar heel wat studenten uit het globale Zuiden die hier komen studeren over alle faculteiten heen. Voor sommigen is dat verblijf in Antwerpen hun eerste contact met Europa. Janus en Isaura vertellen ons in functie daarvan enthousiast over de spiksplinternieuwe buddy-app, die studenten uit het Noorden en het Zuiden met gemeenschappelijke interesses makkelijk in contact brengt met elkaar.

Deze twee manieren van een brug slaan tussen het Noorden en het Zuiden zijn een mooie illustratie van de opdracht van USOS, die op hun website omschreven wordt als “prioritair aandacht besteden aan het lot van minder geprivilegieerden in het globale Zuiden.” Hiervoor hebben ze zowel een campus- als een partnerwerking uitgerold. Bij de campuswerking wordt er gestreefd naar het aanscherpen van het mondiaal burgerschap bij studenten en personeel van Universiteit Antwerpen. De partnerwerking daarentegen focust op een gelijkwaardige samenwerking met academische partners in het globale Zuiden in functie van armoedebestrijding, bescherming van mensenrechten en wereldwijde ecologische en economische duurzaamheid. Door de jaren heen is USOS de ondertussen diepgewortelde samenwerking aangegaan met vier landen: India, Nicaragua, Democratische Republiek Congo en Marokko. Door te investeren in jonge onderzoekers en zo ook in sociale rechtvaardigheid, zetten ze in op een capaciteitsuitbouw in deze landen. Dit is tevens gelinkt aan maatschappelijke projecten op het terrein zelf.

 

jezelf (durven) blootgeven

Mondiaal burgerschap wordt niet alleen hier in onze eigen studentenstad gekneed, maar ook gevormd door de blootstelling aan een nieuwe cultuur en de daarbij horende dagdagelijkse realiteit. Vanuit die filosofie organiseert USOS ook tijdens de zomermaanden twee of drie exposures naar de landen waarmee ze een samenwerkingsverband onderhouden. Er wordt bewust gekozen om deze reizen niet te omschrijven als ‘inleefreizen’ om zo een paternalistische connotatie te vermijden. Bovendien is het praktisch onmogelijk zich in te leven in de geest van een ander. Exposure, letterlijk vertaald als ‘blootstelling’, slaat dan ook beter de nagel op de kop: een maand meeleven met hun gastfamilie. Dit houdt ook in dat de Antwerpse studenten het moeten toelaten om echt ‘gast’ te zijn, met afhankelijk van de cultuur het risico enorm verwend te worden. Het vertrekken vanuit een positieve ontmoeting is daarbij ook essentieel. Studenten met gemeenschappelijke interesses aan elkaar koppelen helpt om een band te creëren. Voor Isaura en haar gastbroer Arsène was dat bijvoorbeeld hun gedeelde liefde voor pianospelen.

Deze exposures worden mee begeleid door personeel van Universiteit Antwerpen en staan open voor Antwerpse studenten en personeelsleden. Hier leef je een jaar lang naar toe, terwijl je een traject doorwandelt van meerdere weekends waar je de nodige achtergrondinformatie van je gastland meekrijgt en interculturele competenties opbouwt om je exposure tot een goed einde te brengen. Omdat USOS tevens inzet op duurzaam engagement, kunnen studenten ook vrijwilligerswerk doen bij een armoedevereniging in België. Hoewel ze de kostprijs voor de deelnemers bewust democratisch houden, willen ze zich door de focus te leggen op duurzaamheid onderscheiden van de gecommercialiseerde vorm van vrijwilligerswerk die soms sterk gelinkt kan worden aan toerisme.

Hoewel de Antwerpse studenten met een groepje van maximaal negen en begeleid door een personeelslid van Universiteit Antwerpen naar hun gastland trekken, komen ze elk in een eigen gastgezin terecht. Er worden gezamenlijke activiteiten ingericht, zoals de lessen die aangeboden worden door de partneruniversiteit of projectbezoeken, maar de focus ligt op de individuele ervaring. Isaura vertelt hoe die mix voor een gezond evenwicht zorgt: “Je kunt je eigen band met je gastfamilie opbouwen, maar doordat de gebruiken bijvoorbeeld heel anders zijn, komt het je ook wel eens hoog te zitten. Dan lucht het op dat je de anderen nog eens kunt zien om er samen over te praten. Dat helpt om alles te relativeren.”

 

van Congo naar Rwanda

Dat zulke reizen organiseren niet evident is, bleek afgelopen zomer. Na een jaar vol voorbereidingen en veelbelovende vooruitzichten voor de exposure naar Bukavu, een stad in het Oosten van Congo, stak rector Van Goethem hier twee maanden voor vertrek een stokje voor. “Oost-Congo is conflictgebied, niet voor niets is de VN daar aanwezig. Op zich is Bukavu een relatief veilige stad en bovendien had onze partneruniversiteit de nodige veiligheidsmaatregelen getroffen”, verklaart Janus. “Maar ebola was in opmars. De verspreiding van de ziekte was nog op een veilige afstand, maar het kon onvoorspelbare gevolgen met zich meebrengen, zoals het sluiten van de grens.” Ze waren het niet eens met de beslissing van de rector, maar ze hebben zich erbij neergelegd. Het is begrijpelijk dat de rector bezorgd is om de veiligheid van studenten, besluiten Janus en Isaura.

Twee maanden voor vertrek een volledige reis van een maand omgooien is geen sinecure. “Zowel wijzelf, als onze gastgezinnen in Congo hadden heel hard uitgekeken naar deze reis. Vooral onze Congolese vrienden − we hielden doorheen het jaar al dagelijks contact met hen − zouden erg teleurgesteld zijn”, aldus Isaura. Al bleek er volgens Janus uiteindelijk makkelijk een mouw te passen aan de onverwachte change of plans: “Op weg naar Bukavu zouden we een tussenstop maken in Rwanda. We besloten uiteindelijk de exposure te verleggen van Congo naar buurland Rwanda en gaven deze reis zo een extra dimensie.” Niet enkel de Antwerpse studenten, maar ook de geselecteerde Congolezen kregen de kans om mee te gaan naar Rwanda. “Aangekomen in Kigali (de hoofdstad van Rwanda, nvdr.) bestonden we zo uit een groep van 24 personen: acht Belgen, acht Congolezen en acht Rwandezen. De dynamiek tussen de Congolezen en Rwandezen was overigens erg interessant”, volgens Isaura.

Dat de exposure last minute werd verlegd, bleek voor een merkbare desillusie te zorgen bij de Congolese gastgezinnen: “De Congolezen vonden het erg jammer dat we uiteindelijk naar Rwanda gingen; de Congolese gastfamilies keken er erg naar uit ons te ontvangen”, vertelt Isaura. “In Congo is toerisme erg moeilijk, dit in tegenstelling tot Rwanda dat een goede infrastructuur heeft, veel toeristen mag ontvangen en heel wat internationale samenwerkingen heeft lopen.” Toen ook de grens met Congo werd bezocht, bleken de Congolezen veel meer op hun gemak en maakten ze van deze gelegenheid gebruik om het gezelschap op hun beurt rond te leiden.

 

voorwaardelijke exposures 

Eerder werd een exposure naar Nicaragua al een keer afgelast. “Dit werd besloten in onderling overleg binnen USOS vanwege de heersende repressie in het land”, licht Janus toe. Onlangs werd aan onze universiteit een adviescommissie in het leven geroepen om zendingen van personeel of studenten naar risicogebieden (dit zijn gebieden met een negatief reisadvies door de ambassade, nvdr.) te beoordelen op hun veiligheid. Momenteel wordt de aanvraag voor nieuwe exposures naar Nicaragua en naar Bukavu behandeld door deze commissie. Voor Bukavu wordt opnieuw Rwanda als plan B voorzien. 

Verder staat ook een exposure gepland naar Marokko, onder begeleiding van USOS-medewerker Yasmien Naciri. Meer informatie over de voorwaarden, aanmelding en het startweekend zijn terug te vinden via de website van USOS.

 

is mondiale samenwerking voorwaardelijk?

In Vlaanderen ontspint zich een tendens van terughoudendheid om studenten en/of personeelsleden naar risicogebieden te laten gaan. Hoewel veiligheid uiteraard blijft primeren, kunnen aan het verstrengen van het beleid ook nadelen verbonden zijn. “Bovendien zend je als universiteit een dubbel signaal uit als je eredoctoraten uitreikt aan Congolese academici, maar ondertussen studenten en personeel verhindert om naar het land zelf te reizen”, voegt Janus toe. “Veel mensen in de wereld liggen wakker van mondiale problemen zoals armoede, ongelijkheid, klimaat en migratie. Mondiale samenwerking is voorwaardelijk om die mondiale problemen aan te pakken.” Eén land kan dat immers niet alleen doen, waardoor (universitaire) samenwerking belangrijk en nodig is; contact tussen de studenten leidt tot opbouw van de competenties die vereist zijn om later actief te zijn in internationale samenwerkingen.



Humans of UAntwerpen

13/10/2019
🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je bij Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zoveel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

Komt dat zien, komt dat zien! Magische momenten bij Taal- en Letterkunde! De vroegere ‘Magic Mick’, nu gewoon Goochelaar Mick of Mick Vanhemel (18), combineert studeren met amuseren. Met zijn kaartspel 24/7 op zak is hij klaar om op elk moment voor eender wie kaarten weg te toveren, te laten versmelten, noem maar op. Hoge hoed en goochelstokje zijn overbodig.

hobby voor kinderen?

Acht jaar lang al beoefent Mick de kunst van het goochelen. Ooit begon hij met een goocheldoos, nu treedt hij op tijdens recepties of bruiloften. “Elk kind komt ooit weleens in contact met goochelen, door een goocheldoos, televisie of live voorstellingen. Voor mij was zo’n goocheldoos de eerste kennismaking met goochelen, maar daarna viel het oefenen even stil. Zo heb ik een paar ‘goochelfases’ meegemaakt, afgewisseld met periodes waarin ik minder goochelde, en uiteindelijk is een van die fases door blijven lopen tot vandaag."

Hoewel Mick zelf als kind begonnen is, vindt hij zijn goocheltrucs allesbehalve iets voor kinderen: “Sommige mensen huren een goochelaar in, louter om de kinderen bezig te houden. Dat is niet de bedoeling: goochelen is voor iedereen. Als je kinderen wil bezighouden, moet je maar een clown inhuren.”

hobby voor het leven

Hoewel hij nu minder tijd heeft om te oefenen, is het te merken dat het goochelen doordringt in Micks leven: “Als ik mij verveel, begin ik te spelen met alles wat op een speelkaart lijkt: bierviltjes, bankkaarten, … Ik leer nu minder nieuwe dingen dan vroeger, want het studentenleven eist zijn tol. Ik doe dit enkel als hobby, mijn toekomst zit in mijn studies.”

Desondanks kan hij soms nog goochelevenementen of -congressen bijwonen om nieuwe trucs bij te leren of om artikelen te kopen bij goocheldealers: “Het is handig als je advies krijgt van echte goochelaars. Er bestaan natuurlijk andere bronnen zoals YouTube, maar daar leer je enkel wat het geheim is achter de truc. Er wordt niet uitgelegd hoe je de truc het beste brengt voor een publiek.” En dat is het belangrijkste, want echte magie komt er helaas niet aan te pas: “Het is natuurlijk allemaal gewoon afleiding en illusie, niets is wat het lijkt”.

Toch vallen de monden keer op keer open bij het zien van Micks goocheltalent, en daar doet hij het ook voor: “De magie zit voor mij niet in mijn trucs, maar in het blij maken en verwonderen van de toeschouwers.”