blikopener

07/12/2020
🖋: 
Auteur

UAntwerpen heeft met de Leerstoel Club Brugge een unieke onderzoekssamenwerking in huis, misschien zelfs een Europese primeur. Steve Nuyts, doctoraatsonderzoeker, maar ook voormalig profvoetballer bij onder andere Geel en Lierse SK, is intussen al een jaar onderweg. Steve nam plaats aan de virtuele tafel, zodat ik hem het hemd van het lijf kon vragen over de ontwikkelingen van zijn onderzoek. 

schenking voor het algemeen nut 

Zodra ik vraag welke rol Club Brugge binnen het onderzoek vervult, verheldert Steve meteen mijn beeld: “Voordat we het onderzoek opstartten heeft Vincent Mannaert (Algemeen Manager bij Club Brugge) samen met Robby Houben (Leerstoelhouder) al in grote lijnen uitgedacht wat het ging worden. Een leerstoel is een constructie waarbij een bedrijf of organisatie een schenking doet aan in dit geval Universiteit Antwerpen waardoor er op een objectieve, academische manier onderzoek kan worden verricht. Wanneer het onderzoek wordt afgemaakt moeten de resultaten ook worden gepubliceerd.”  

Niet alleen Club Brugge heeft dus baat bij het onderzoek, wel onderhoudt Steve nauw contact met de club: “Als ik interessante bevindingen heb, zal ik ze met Club Brugge bespreken, maar vaak is dat iets wat al op de markt is. Ik publiceer geen tussentijdse updates; aangezien het om een snel bewegende sector gaat, heeft dat weinig zin. Bepaalde zaken die ik een half jaar geleden heb geschreven moet ik nu alweer gedeeltelijk aanpassen omdat er intussen nieuwe regels zijn.” 

Toch betekent dat niet dat de leerstoel vier jaar lang geen publieke output heeft gehad. In plaats van tussentijdse publicaties worden congressen georganiseerd rond thema’s die ook in het onderzoek aan bod komen. Het eerste congres vond op 14 oktober plaats. “We proberen die congressen op regelmatige basis te organiseren, waarbij we elke keer de specifieke problematiek van de voetbalsector willen aankaarten”, legt Steve uit. 

 

regelgeving enerzijds, organisatie anderzijds 

Met de nodige Engelse termen steekt Steve dan uiteindelijk van wal over het doel dat de Leerstoel Club Brugge voor ogen heeft: “De scope van het onderzoek bestaat uit twee grote delen. Het eerste deel is het regelgevend kader, dat gaat bijvoorbeeld over de competition law, maar ook tax en social security. Het andere deel bekijkt de interne governance van de voetbalclubs. Daarvoor werden er negentien Europese clubs geselecteerd waarbij we bekijken hoe hun structuur in elkaar zit en welke extra regels zij intern opvoeren.” Het internationale karakter van het onderzoek schijnt al duidelijk doorheen de uitleg: zowel bij het onderzoeken van de organisatiestructuur van clubs als bij de wetgeving zal een groot deel van de informatie die hij doorspit enkel in het Engels beschikbaar zijn.  

Is het dan alleen een dossieronderzoek, of wordt ook met de gekozen clubs overlegd? “Bij het regelgevende kader ga ik hoofdzakelijk regelgeving doornemen, dat kan ik bijna helemaal op mezelf doen. Voor het in kaart brengen van organisatiestructuren was het wel de bedoeling dat ik de clubs zou contacteren en ze zou interviewen over hun interne werking.  Door corona heb ik helaas mijn plannen moeten wijzigen en ben ik het afgelopen jaar vooral bezig geweest met het regelgevingsonderzoek.” 

 

aanbevelen en afwachten 

Omdat België toch over het algemeen minder grote clubs heeft dan bijvoorbeeld Engeland en Spanje, lijkt het evident dat bij de keuze voor de clubs niet alleen de competitieve resultaten een factor zijn geweest. Steve beaamt dat en weidt uit: “De keuze van de clubs is niet noodzakelijk gebaseerd op hun aantal Champions-Leaguetrofeeën. Elke club die we hebben gekozen is op een bepaalde manier goed bezig, ze hebben allemaal een specifiek model waarin ze uitblinken. Om een voorbeeld te nemen: Atlético Bilbao is gekozen omdat het vooral met spelers vanuit de eigen regio werkt terwijl het op Europees vlak nog altijd sterk presteert.” Op de vraag of hij ondertussen een ideale structuur heeft gevonden die Belgische clubs zouden moeten toepassen, reageert Steve afwijzend: “Je moet een case-per-caseanalyse maken gebaseerd op onder meer de grootte van de club. Meer specifiek de omzet en het aantal werknemers van bij de club kunnen hier als eerste indicator dienen.” 

Waar Belgische clubs organisatiestructuren aanbevelen het ene doel is, zijn aanbevelingen voor de Belgische wetgeving het andere. Bij het onderzoek daarvoor wordt ook vooral buiten de landsgrenzen gekeken, met name naar het Europees recht.  Steve geeft daarbij meteen aan dat er veel te winnen valt wat betreft de harmonisatie van Europees en nationaal voetbalrecht. “Transferregelgeving wordt bijvoorbeeld in eerste instantie door FIFA uitgevaardigd, maar per land kan je ook nationale regels hebben, of regels die door een voetbalbond zijn uitgevaardigd. Dat staat zeker niet altijd recht op elkaar, vaak is dat een lappendeken van regels. FIFA en UEFA moeten daar een belangrijke rol in spelen, en ervoor zorgen dat regelgeving simpeler en beter wordt.”  

Het blijft natuurlijk afwachten of er met de aanbevelingen die Steve over enkele jaren naar voren hoopt te brengen iets gedaan wordt, zowel op regelgevend als organisatorisch vlak. Toch is simpelweg afwachten hoe alles zich ontwikkelt geen optie volgens Steve: “Het is belangrijk dat we nu al de oefening maken om te kijken hoe iedereen bezig is. Als je dat pas over zoveel jaar doet, kom je te laat. Dat is ook de visie van Club Brugge en de reden waarom ze dat mogelijk hebben gemaakt.” Eens de resultaten er zijn zal de voetbalonderneming van morgen in ieder geval al een stapje dichterbij komen. 



editoriaal

07/12/2020
🖋: 

We zitten erdoor, heb ik gehoord. De burn-out loert om de hoek en de brandweer werkt vandaag van thuis uit. Vol goede moed plan ik de opkomende zenuwinzinking in als studiepauze; ik heb eens gelezen dat pauzes erg belangrijk zijn om productief te blijven. Gelukkig ben ik nog maar een twintiger, bezweert de boomerpopulatie van Facebook me, en weet ik nog niet wat het is om écht moe te zijn. Misschien de pauze toch maar schrappen? 

Onlangs ben ik tot de afgrijselijke vaststelling gekomen dat mijn dierbare agenda niet volstaat om orde in de chaos te scheppen. Waar ik met een militaire discipline legioenen aan to-dolijstjes kan afvinken, is het een pak lastiger om 'op een of andere manier een mentaal gezonde ziel blijven' in haalbare taken op te delen en in te plannen. Een teleurstellend gegeven voor een controlefreak als mij.  

Het had me logischer geleken als tijd voor mezelf maken nu eenvoudiger werd, nu ik geen tijd meer kan besteden aan theatervoorstellingen of aan het bijwonen van de wedstrijden van Club Brugge tegen een toekomstig verliezer. En toch: meer tijd dan vroeger lijk ik niet te hebben. Minder zelfs. Misschien dat ik de uren nu kwijtspeel aan Orval drinken tijdens het laatste e-peritief, of aan opiniestukken lezen betreffende het doodeenvoudige feit dat we er collectief door zitten. Of ligt het niet aan mij? Lieve UAntwerpen, eis jij minutieus al mijn minuten op? 

Toch, vaak draait het meer rond tijd vrijmaken dan tijd hébben. Zo af en toe leg ik de agenda weg (een hartverscheurend besluit, eerlijk waar) en negeer ik alle to-dolijstjes. Waarschijnlijk heb ik meer aan een wandeling met een vriend dan aan een opiniestuk over mijn mentaal welbevinden. Dat levert me ineens minder commentaar op van verbitterde babyboomers.  



Humans of UAntwerpen

07/12/2020
🖋: 
Auteur

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker. 

Geschiedenis studeren, een boek schrijven, een trauma verwerken én verantwoordelijke beeld en redacteur zijn bij dwars. Sophie Van Reeth, een jonge vrouw van eenentwintig, wordt gekenmerkt door haar zwarte wing, rode lippen en haar jurkjes of rokjes gecombineerd met leren botjes en jas. Ze heeft een schuchtere, maar toch intimiderende blik die je ogen doorboort. Soms lijkt het alsof Superwoman de aula binnenstapt, maar die naam verdient ze vooral door wat ze op korte tijd verwezenlijkt heeft. Sophie schreef Genoeg Gezwegen, een verzameling getuigenissen over seksueel misbruik en geweld, waarbij ze in het voor- en nawoord de maatschappelijke pijnpunten rond het thema bespreekt. Met haar boek wil ze de aandacht trekken van beleidsmakers en justitie, maar bovenal zorgen voor betere hulpverlening.  

Sophie verzamelde zes getuigenissen van lotgenoten, maar ze vertelde ook haar eigen verhaal. “Ik heb me in die periode van seksueel misbruik heel alleen gevoeld, omdat ik in mijn omgeving nooit erkenning heb gekregen voor mijn ervaring. Veel slachtoffers kunnen troost en steun halen uit het groot sociaal vangnet dat ze hebben. Ik had dat niet, ik werd niet serieus genomen. Die dubbele teleurstelling die ik te verwerken kreeg, hakte er echt wel in. Misschien vind ik dat zelfs erger dan wat me overkomen is. Als uitlaatklep ben ik beginnen schrijven. Het was een beetje mijn eigen therapie, maar het hielp ook om me niet langer alleen te voelen. Toen is de bal aan het rollen gegaan en ging ik op zoek naar lotgenoten die ook hun verhaal wensten te vertellen.” 

Het was een zoektocht om andere verhalen in een verschillende context te vinden, want Sophie plaatste geen zoekertje online. “Ik heb lang stilgehouden dat ik bezig was met het schrijven van een boek. Daardoor was het voor mij een extra uitdaging om slachtoffers van seksueel misbruik te vinden. Uiteindelijk is het me gelukt om via via mijn zes andere hoofdstukken in te vullen. Ik heb vijf vrouwen en een man geïnterviewd en heb geprobeerd hun verhaal zo authentiek mogelijk te vertellen. Daardoor zijn er natuurlijk stijlbreuken doorheen het boek, maar zo maak je de verhalen sterker en puurder in mijn ogen.” 

Sophie wilde samen met de anderen een sterk statement maken om aan te tonen dat ze veel meer zijn dan slachtoffer alleen: ze zijn overlevers. Toch werd ze in diverse interviews wel zo afgeschilderd. “Ik kreeg de indruk dat het de interviewers puur om de sensatie te doen was. Dat is jammer, want ik schreef dit boek juist om duidelijk te maken dat wat we hebben meegemaakt een trauma voor het leven is, maar dat het niet langer in elk aspect van ons leven centraal staat. Iets in ons is geknakt, maar dat wil niet zeggen dat we niet meer kunnen opstaan. Misschien heeft het ons juist wel ergens naartoe gebracht.” 

Naast alle interviews waaronder in het bijzonder een bij Tom De Cock op de Boekenmarathon, een initiatief van VRT en Boek.be, heeft Genoeg Gezwegen voor Sophie nog andere deuren geopend. Zo werd haar gevraagd om bachelorproeven van Toegepaste Psychologie over seksueel misbruik te beoordelen. Het is dus duidelijk dat een boek heel wat kan teweegbrengen. Maar ze heeft er ook opofferingen voor moeten doen. “Ik moest mijn derde bachelorjaar Geschiedenis in twee splitsen omdat ik heel actief met het boek bezig was. Ik ben examens blijven afleggen, maar het was zeker niet simpel om de knop van het schrijven even uit te schakelen. In de zomer heb ik de volle focus op het schrijven van Genoeg Gezwegen gelegd. Ik bleef dus in mijn kot, niet door corona maar door mijn boek.”  

Maar het begon natuurlijk niet bij het succes, het begon bij het proces. Toen ze haar verhaal aan het schrijven was, heeft Sophie zich aangesloten bij een praatgroep van PUNT. VZW, een organisatie die zich inzet voor een betere ondersteuning van slachtoffers die te maken krijgen of kregen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daar voelde ze zich voor het eerst begrepen omdat iedereen daar hetzelfde lot had ondergaan. Sinds de lancering van haar boek is Sophie ook vrijwilliger bij PUNT. VZW. Samen proberen ze niet alleen slachtoffers te helpen, maar willen ze vooral politieke verandering teweegbrengen. Met Genoeg Gezwegen heeft Sophie op dat vlak een krachtig signaal uitgestuurd. “Schaamte overheerst bij slachtoffers, maar ook het taboe rond seks is nog altijd niet doorbroken. Wij willen duidelijk maken dat er een maatschappelijk mentaliteitsprobleem is en dat er dringend nood is aan verandering.” Daarnaast wil Sophie er ook voor zorgen dat iedereen kan definiëren wat hem of haar is overkomen. “Het heeft bij mij ook een tijdje geduurd, maar intussen kan ik zeggen dat wat ik heb meegemaakt wel degelijk seksueel misbruik was. Dat was een opluchting.” 

Waar Sophies vele engagementen zullen stoppen? Nergens en nooit. Ze verzekert ons dat ze nog lang niet uitgeschreven is, in welk genre dan ook. Sophie blijft hoe dan ook druk, maar vrolijk en gepassioneerd bezig en wil op zoveel mogelijk projecten haar stempel drukken. Zelf is ze er nog niet uit of ze in het geschiedenislandschap blijft plakken, maar we zullen haar sowieso nog tegenkomen. Als ze al geen furore maakt in de literatuur, dan rijst haar ster wel in de journalistiek.  

 

Voor meer informatie over seksueel grensoverschrijdend gedrag kan je terecht op www.puntvzw.be



Bierman

07/12/2020
🖋: 

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit!

Bierman is een man van de wereld. Bijgevolg is hij er zich van bewust dat in die wereld voor sommige mensen nog andere dingen bestaan dan bier. Politiek bijvoorbeeld, wat cafépraat is zonder de bijhorende maatschappelijke relevantie. Of cultuur, hoewel iedereen weet dat dit begrip uiteindelijk voltooid werd door De Koning Drinkt van Jacob Jordaens. Alle hedendaagse cultuuruitingen mogen volgens Bierman gerust als een voetnoot bij dat schilderij worden beschouwd. En dan is er nog muziek natuurlijk, wat voor de leken nog het best te omschrijven valt als een soort Netflix zonder beeld. Mensen die muziek maken, heten in het algemeen muzikanten en in minstens één specifiek geval ook Michael Jackson en laat daar nu net het kalf gebonden liggen. 

Het is bijzonder jammer dat Michael Jackson (1958 – 2009), de King of Pop en de zanger met instortende neusvleugels, dezelfde naam draagt als Michael Jackson (1942 – 2007), de Beerhunter en redder van Belgisch bier. De eerste staat in de bierwereld namelijk voor wat grensoverschrijdend tasten naar het kruis en gênante maanpassen, de tweede is een halfgod en de auteur van twee imponerende bierbijbels: The World Guide to Beer en het latere The Great Beers of Belgium.  

De inhoud van deze twee revolutionaire boeken valt goed samen te vatten in drie korte ideeën:  

  1. Het is mogelijk om alle bieren onder te verdelen in categorieën, ook wel soorten genaamd. 
  2. Heel de wereld drinkt Pils of Guinness (Stout). Alle andere biersoorten komen uit België. 
  3. Een bier is goed omdat het bestaat. Over smaak valt niet te twisten. 

Het is de grote verdienste van Jackson dat hij Belgisch bier op de kaart zette in de wereld. Tot diep in de jaren negentig zou Belgisch bier goed zijn omdat het simpelweg Belgisch was. Helaas zou door de enorme impact van zijn boeken in één beweging ook alle verdere kritische bierjournalistiek overbodig worden. De rol van een bierjournalist bestond er in die tijd in om geliefd te blijven in de kleine gemeenschap van brouwers en bieraficionado’s. Dat deed de journalist onder andere door in eindeloze variaties uit te leggen waarom een bepaald bier alweer fenomenaal goed is.  

Pas met de intrede van de sociale media en de opkomst van de Craftbieren wereldwijd ontstond er ruimte voor wat meer kritische stemmen. Maar in tegenstelling tot film-, boek-, game- en zowat alle andere vormen van kritiek zijn negatieve meningen van recensenten over een specifiek bier nog steeds erg zeldzaam. Zelf aarzelt Bierman overigens totaal niet om pakweg Kasteel Rouge of Hertog Jan Primator brol te noemen. Dat is inderdaad subjectief, maar aangezien Bierman voorzitter is van zijn eigen subject, vormt dat voor hem geen belemmering. Integendeel: het zal ongetwijfeld anderen helpen om tot de waarheid te komen. De wereld na Michael Jackson zaliger ziet er alvast helemaal anders uit.  

Overigens kent de tweede aflevering van de bekende tv-documentaire Willy’s en Marjetten een gastoptreden van Michael Jackson. Verkeerdelijk wordt ervan uitgegaan dat het hier om de bekende zanger gaat. De zwarte pruik en het gebruik van langspeelplaten als kledij zouden de minder aandachtige kijker inderdaad op het verkeerde been kunnen zetten. Maar de King of Pop zou natuurlijk nooit bier gedronken hebben, terwijl deze versie vlijtig en vrolijk een paar flessen Orval achteroverslaat en dus kan de conclusie niet anders zijn dan dat het hier om niemand minder dan de Beerhunter zelf gaat. Orval is natuurlijk het beste bier ter wereld. Ook dat is subjectief. Of om het met de woorden van Michael Jackson zelf te zeggen: “It don’t matter if you’re black or white, als’t maar te zuipen is, drink ik het op jong”. Of nog: “Dat we zo nog lang meugen meugen en nog goed kunnen kunnen, zoals ze dat in Neverevereverland zeggen”.  

 



beschouwingen van Robby Cleiren en Annick Schramme

07/12/2020

We bevinden ons in de jaren ’80, de jaren van de punk en het nihilisme. Een student Politieke & Sociale Wetenschappen en een studente Geschiedenis beginnen aan hun studententijd, om zo het werkveld van hun dromen in te stappen. Hun studentenleven bestaat niet uit cantussen of feesten tot in de vroege uurtjes, maar uit nachtelijke uitstappen naar theater-, dans- en muziekhuizen – telkens met de gebruikelijke nabespreking bij een frisse pint. Ze kennen elkaar niet en kunnen tegelijk niet zonder elkaar. dwars bracht hen samen voor een openhartig gesprek over de leidraad in hun leven: cultuur.

“Ik zit in de McDonald’s.” Met die woorden van professor Cultuurmanagement Annick Schramme gaat ons videogesprek van start. Door een file is ze daar gestrand en wordt dat de locatie om met ons en acteur Robby Cleiren in gesprek te gaan over haar passie. Allebei zijn ze het erover eens: in de cultuursector werken is vandaag minder evident dan toen zij studeerden. Niet alleen door miss Rona, maar ook door het subsidieverlies vorig jaar. De cultuursector heeft aan stabiliteit ingeboet.

 

van het lege doek

Robby en Annick zijn beiden ook geen voorbeelden van ‘stabiliteit’. Robby besloot nog voor het begin van zijn eerste universitaire academiejaar zijn kans te wagen om de kunst in zich aan de oppervlakte te brengen. “Ik kwam van een college waar iedereen werd klaargestoomd voor de universiteit. Door de vele verwachtingen besloot ik om Politieke & Sociale Wetenschappen te studeren. Een week voor de start van het academiejaar was er een toelatingsproef aan het Conservatorium waaraan ik heb deelgenomen. De kans dat ik zou slagen was toch klein en ik zou het me kwalijk hebben genomen als ik het er niet op gewaagd had. Ik begon uiteindelijk het academiejaar aan het Conservatorium en volgde de avondlessen van de unief. Toen het me op een gegeven moment te veel werd, heb ik me volledig gewijd aan het Conservatorium.”

Annick bewandelde een gelijkaardig pad als Robby. Ze kwam uit een nonnenschool waar bijna al haar klasgenoten Rechten gingen studeren, ook klaargestoomd voor de ‘grote’ richtingen van de universiteit. “Dat sprak me niet aan, maar ik had gelukkig nog andere opties. Ik ben altijd al bevangen geweest door cultuur – met dank aan mijn opvoeding. In het deeltijds kunstonderwijs heb ik allerlei instrumenten leren bespelen, maar ik heb nooit gedacht dat ik genoeg talent had om daarmee door te gaan. Dus ben ik Geschiedenis gaan studeren met later de specialisatie Hedendaagse Cultuur. Via een hele tocht langs lesgeven, projecten en een doctoraat, greep ik de kans om artiesten een handje te helpen met de administratie als prof Cultuurmanagement.”

 

"Ik ben in de eerste plaats een ‘amateur’, een liefhebber."

 

Ze uiten allebei veel appreciatie voor elkaars werk. Annick kan genieten van de kunst die acteurs zoals Robby maken, en Robby kan die kunst maken dankzij cultuurmanagers zoals Annick. “Zij willen hun zakelijk verstand inzetten om de cultuur verder te verspreiden, terwijl zij met hun kwaliteiten veel meer kunnen verdienen, een standvastiger leven leiden. Ook Annick kon dat en toch koos ze voor de cultuurwereld.” Annick blijft bescheiden en licht het belang toe van goede communicatie tussen het artistieke en het ondersteunende. “Een cultuurmanager moet voeling hebben met cultuur, in dialoog kunnen gaan met de kunstenaar, want het kan fout lopen als die er niet is. Door onze ondersteuning kunnen zij zich meer wijden aan de kunst. Wij vormen als het ware het kader van het kunstwerk.”

 

naar het echte leven 

Hun weg uit het onderwijs naar de arbeidsmarkt maakte een aantal omwegen, maar nu zijn zowel Robby als Annick nog altijd vastberaden over de keuze die ze decennia geleden hebben gemaakt. “Als je echt voelt dat je iets moet creëren, is dat soort van een roeping. Ik vind het fantastisch dat ik tot nu toe kan leven van het toneelspelen, maar ik ben in de eerste plaats een ‘amateur’, een liefhebber.”

Annick valt hem bij in de liefde voor hun sector. “Een van de mooiste zaken aan mijn job vind ik de autonomie, dat geldt volgens mij ook voor kunstenaars. Zij hechten veel belang aan hun zelfstandigheid en dat is nu belangrijk voor jongeren: dat je kan kiezen, dat je eigen ritme hebt.” Robby knikt instemmend: “Die autonomie heeft het beroep voor mij veel interessanter gemaakt en daaruit heb ik energie kunnen putten, maar ook uit het feit dat wij deel uitmaken van een traditie. We groeien uit tot wie we zijn omdat we – zoals Newton zei – staan op de schouders van reuzen, maar je kan het zelf ook doorgeven aan anderen. In dat landschap is het voor jongeren minder evident om kansen te krijgen, maar toch hoop ik dat ze hun weg zoeken en zich inschrijven in die traditie.”

 

"Je kan die mensen wel in vuur en vlam zetten, maar waar komen ze terecht?”

 

Robby maakt zich zorgen om de nieuwe generatie acteurs-in-wording. “Ik heb vroeger een aantal leraren gehad die echt brandstichters van de ziel waren, die mensen compleet begeesterden, waarna de acteurs met een groot vuur de beroepswereld in trokken. Maar nu geef ik zelf les en vraag ik me af: je kan die mensen wel in vuur en vlam zetten, maar waar komen ze terecht?”

Op dat moment neemt Annick het interview over en stelt ons de vraag wat onze eigen dromen zijn. Na een kort, openhartig gesprek gaat ze verder: “Het leven is één grote groei. Je kiest altijd een job waarvan je het gevoel hebt dat je groeit, persoonlijk of job-inhoudelijk. Als je niet meer groeit, is het tijd dat je iets anders doet. Daar zit een rode draad in: doe ervaring op, maar sta ook open voor de kansen die zich dan aanbieden. Want als je iets te graag wilt en het niet krijgt, ben je gefrustreerd. Dat is geen groei.”  

 

tot de verfvlekken

Deze cultuurmensen blijven leren van hun vak, maar stuiten ook op problemen. Afgelopen jaren heeft de cultuursector zware financiële klappen gekregen: vorig jaar was er het subsidieverlies en dit jaar verscheen corona ten tonele.

Annick is nog steeds kritisch over de beslissing van Vlaams minister van Cultuur Jan Jambon over welke keuzes hij maakte om de subsidies te verlagen. “De verhoudingen zitten voor mij niet helemaal juist. Er zal meer geld naar het Vlaams Erfgoed gaan omdat deze sector juist aan een inhaalbeweging toe is. In de kunstensector daarentegen zijn de kunstenaars de kop van jut: de projectsubsidies en subsidies voor jonge kunstenaars werden verminderd, terwijl zij juist voor innovatie en dynamiek zorgen. Ik betreur ook dat de grote culturele instellingen te veel op een eiland worden gezet. Zij worden het meest gespaard omdat ze beschouwd worden als kroonjuwelen van de cultuursector, maar daarom moeten ze nog niet als untouchables behandeld worden, vind ik.”

Het protest klonk luider dan ooit tevoren: ook een groot aantal studenten reageerde op de meest recente subsidieverlaging, meer dan op de vele verlagingen daarvoor. Dat komt volgens Annick door het ideologisch aspect: “De meerderheid van de cultuursector zit aan de progressieve kant en is niet meteen N-VA-gericht. Er zit dus zeker een ideologische laag op de weerstand, maar je mag je daardoor niet te veel laten misleiden; aan beide kanten wordt er soms een spel gespeeld dat de zaak niet altijd ten goede komt. Het ligt ook vooral aan de gebrekkige communicatie van de minister. Recent nog (naar aanleiding van de tweede coronagolf) deelde hij bot, zonder empathie, mee dat de cultuursector op slot moest.”

 

"Er is altijd nood aan verhalen, maar in momenten van crisis wordt dat pas echt belangrijk.”

 

“Door de geleidelijke vermindering van de cultuursubsidies de voorbije jaren is het voor velen moeilijk om op een goede manier te werken”, valt Robby bij. “Het water staat de mensen zeker nu aan de lippen. Velen stappen daardoor over naar een andere sector. Toen de projectenpot net onder vuur lag, was het dan ook fijn om te voelen dat heel de cultuursector het onrechtvaardig vond en protesteerde. De besparing had vooral invloed op de jonge experimentele makers; dan is het heel belangrijk om het voortbestaan te verzekeren. Op korte termijn is dat verlies misschien niet voelbaar, maar over tien jaar beseffen we ineens dat we geen toneelgroepen meer hebben. Die zaadjes hebben dan geen kans gekregen om zich te ontwikkelen.”

Annick herinnert ons eraan dat nu nog maar 1,2% van de Vlaamse begroting naar cultuur gaat. “De regering hanteert de logica dat iedereen een duit in het zakje doet. Maar dat moet niet per se; in Duitsland is er bijvoorbeeld meer geïnvesteerd in cultuur, want er is nu meer nood aan. Ik vind dat bewonderenswaardiger dan de logica van onze regering dat iedereen hetzelfde percentage moet inleveren.” Daarop pikt Robby in met een citaat: “Denk maar aan Churchill: toen hem tijdens de Tweede Wereldoorlog werd voorgesteld te besparen in de cultuursector, zei hij simpelweg: 'Then what are we fighting for?' Er is altijd nood aan verhalen, maar in momenten van crisis wordt dat pas echt belangrijk.”

 

en nu … is het wachten

Robby verklaart waarom kunst in al zijn vormen zoveel met ons doet: “Cultuur brengt verhalen voort, maar is ook een bindmiddel en een moment van troost. In de kunst komen alle grote levensbeschouwelijke vragen aan bod. En dat verhaal – in mijn geval is dat een tekst die we samen met andere spelers belichamen – wordt dan onsterfelijk.” Annick vat de essentie van dit gesprek samen: “Cultuur biedt je de mogelijkheid aan om met een andere, vernieuwde blik naar de werkelijkheid te kijken.”

 

“Cultuur biedt je de mogelijkheid aan om met een andere, vernieuwde blik naar de werkelijkheid te kijken.”

 

“De huidige situatie doet mij denken aan Wachten op Godot”, besluit Robby. “We wachten samen iets af waarvan we eigenlijk niet weten of het ooit zal gebeuren. Het is een goede les voor de mensheid, in nederigheid en verlies van controle.” En nu maar hopen dat Godot komt.



Hippocrene aan het woord

07/12/2020
🖋: 

Een mythologisch genootschap roept beelden op van witte zuilen, tempels en toga’s, een oubollig toneel voor ouderwetse verhalen, maar Hippocrene doet daar toch niet helemaal aan mee. Het Mythologisch Genootschap wil academische kennis over mythologie, antieke culten en rituelen toegankelijk maken voor een breed publiek en zo mensen ertoe aanzetten om zelf op onderzoek uit te gaan. Leonard Adriaen, oprichter en voorzitter van Hippocrene, rondt momenteel zijn opleiding Cultuurmanagement af aan UAntwerpen, na een Master Geschiedenis behaald te hebben aan UGent. Mythologie vormt zijn passie, een die hij graag met andere mensen wilde beleven. Zo gezegd, zo gedaan. 

Het was een mooie lentedag toen het allemaal begon. “Daarvoor moet ik jullie meenemen naar 19 juni 2017”, blikt Leonard terug. “Die dag besefte ik, als eenentwintig jaar oude student in volle studeermodus – ongeschoren, onvoorbereid en ondervoed – dat ik meer wilde doen met mythologie dan alleen de cursus ‘Klassieke mythologie’ studeren die voor me lag. Ik scherpte mijn potlood en begon de eerste lijnen van een logo te tekenen – over deze eerste ontwerpen spreek ik hier liever niet, want als dat een paard moest voorstellen … – maar na enkele uren had ik het logo af en dat moment zie ik als de symbolische start van het Genootschap.”  

Het Genootschap kreeg later de naam Hippocrene, ontleend aan de Griekse mythologie. Leonard vertelt: “De Hippocrene is een waterbron op de berg Helikon in Griekenland. Volgens de mythe is die ontstaan uit de hoefslag van het vliegend dichterspaard Pegasos. Deze bron werd al snel de plaats waar de Muzen samenkwamen om zich te vermaken en hun kunsten en kennis met elkaar te delen. Wie een slok uit de bron nam, zou bovendien bezield worden met de dichtersgave. Omdat het Genootschap naast het verspreiden van academische kennis ook het maken van mythologisch-geïnspireerde kunst promoot was dat de geschikte naam.” 

 

mythisch groeiproces 

Hippocrene groeit elk jaar: in aantal gastschrijvers, maar ook volgers en contacten. “In het begin stond ik er helemaal alleen voor en schreef ik in die eerste zomervakantie alle teksten voor het komende jaar, een heus titanenwerk”, rakelt Leonard op. “Maar het maakte mij in het begin niet uit hoeveel mensen ik bereikte, ik was blij dat ik mijn passie voor mythologie kon beleven en dat ik het kon delen met wie het wilde horen. De trage start is achteraf ideaal gebleken omdat het Genootschap mee groeide met mij. Naargelang ik meer ervaring opdeed en meer verantwoordelijkheden aankon, groeide Hippocrene rustig mee, waardoor het altijd beheersbaar bleef en te combineren viel met mijn studies. Het is een groeiproces dat tot op vandaag voortduurt. Het is al een interessante weg geweest om op het punt te komen waar we vandaag staan, namelijk een betrouwbare vereniging voor kennisdeling over mythologie met een groeiend geïnteresseerd publiek en duurzame contacten met verschillende universitaire vakgroepen en oudheidkundige verenigingen.” 

 

Het maakte mij in het begin niet uit hoeveel mensen ik bereikte, ik was blij dat ik mijn passie voor mythologie kon beleven en dat ik het kon delen met wie het wilde horen.

 

Nu werkt Hippocrene met artikels en podcasts. “Voorlopig bestaat Hippocrene uit mezelf en Benjamin De Vos, mede-oprichter van de afdeling ‘Cheiron. Lezingen en podcasts’. Zelf coördineer ik de werking, werving en opvolging van gastschrijvers. Voor 'Cheiron' kunnen we de taken gelukkig verdelen. Handig, want die afdeling groeit sinds juni 2020 erg snel!” Naast Leonard en Benjamin kan Hippocrene rekenen op gastschrijvers uit de academische wereld. Veel van hen komen uit de vakgroep Oude Geschiedenis van KU Leuven. “Gastschrijvers sluiten zich als vrijwilliger meestal aan voor een heel jaar. Tijdens dat jaar onderhouden ze een reeks, waarvoor ze maandelijks één artikel schrijven. Zo blijven de onderwerpen goed verteerbaar. Hetzelfde geldt voor Cheiron: hiervoor spreken studenten en professoren een korte podcast in. Gelukkig met technische ondersteuning van onze audioproducent.” Naast sprekers en schrijvers bouwt het Genootschap een brug tussen de academische en de artistieke wereld. “Sofia Speybrouck heeft al verschillende beelden gemaakt nadat ze bij ons inspiratie had opgedaan. Maandelijks voorziet Paniz Pakravesh ons ook van nieuwe mythische gedichten.” 

 

brug over de kloof 

Universiteiten neigen ernaar de ivoren torens van de samenleving te zijn. “Op dagelijkse basis zetten studenten, professoren en onderzoekers zich in om door middel van nauwkeurig onderzoek nieuwe kennis op te doen. Deze oeverloze schat aan informatie helpt toekomstige generaties onderzoekers om antwoorden te bieden op nieuwe vragen. Het is ook goed om die kennis binnen de muren van de academische wereld te houden, want dat garandeert de kwaliteit van het onderzoek.” Toch is het jammer dat niet iedereen kan genieten van al die bronnen, door ontoegankelijkheid of ondoorgrondelijkheid. Hippocrene dicht de kloof: mythologie wordt vertaald naar teksten, podcasts en kunst, opdat iedereen met de millennia-oude erfenis in aanraking kan komen. Alle artikelen zijn via hun Facebookpagina daarom ook vrij toegankelijk. 

 

Hippocrene is een stimulans om aan intellectuele zelfverrijking te doen.

 

“Wij willen wetenschappelijk onderzoek van (kunst)historische, linguïstische en archeologische aard op een ontspannen manier toegankelijk maken voor zowel mensen met een universitaire achtergrond als mensen zonder. De moeilijkheidsgraad van de artikelen kan natuurlijk wel verschillen afhankelijk van het onderwerp, de reeks of de schrijfstijl van de gastschrijver, maar we schrijven dan ook voor een divers publiek. Het moet voor iedereen interessant zijn en wij willen ons publiek zeker niet laag inschatten. Zo tonen we academici dat wetenschappelijke kennis ook ontspannen kan gebracht worden. Soms krijgen we te horen dat mensen niet alles begrijpen van onze teksten, maar even vaak horen we dat die mensen zelf verder zaken gaan opzoeken om mee te zijn met onze artikels. Op die manier is Hippocrene een stimulans om aan intellectuele zelfverrijking te doen.” 

Dat is niet de enige manier waarop Hippocrene de torendeur openstelt. “Voor de tweede verjaardag van Hippocrene hebben we een poëziewedstrijd gehouden, waarbij we veel inzendingen uit Vlaanderen en Nederland hebben ontvangen. Het prijsgeld was niet mis: voor welke liefhebber van de letteren is een boekenbon van honderd euro niet verleidelijk! Daarnaast hebben we begin 2020 een scholenproject georganiseerd in samenwerking met het Heilig Hartcollege uit Lanaken. Door corona haakten veel leerlingen jammer genoeg af, maar uiteindelijk bleven we ondanks de tegenslag over met één leerlinge die gedurende zes maanden een reeks heeft onderhouden over het werk van de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso. Het enthousiasme waarmee ze zich maandelijks achter haar onderzoek zette, werkte aanstekelijk. Het was mooi om te zien hoe een leerlinge zo gemotiveerd was dat ze zelfstandig tijdens de volle quarantaine — toen ondersteuning van haar leerkracht moeilijker werd — elke maand haar werk voortzette. Het was dan ook met veel trots dat we haar een certificaat als gastschrijver hebben gegeven.”  

 

van thesis naar artikel 

Hoewel Hippocrene zich absoluut niet beperkt tot de Griekse mythologie, ligt Leonards specialisatie daar wel. “Voor mijn interesse binnen de mythologie kan ik jullie verwijzen naar mijn bachelorproef ‘Blindheid door de ogen van de samenleving. Een studie naar de representatie van blindheid in de Griekse mythologie en samenleving’ en mijn thesis ‘Verhuld in het volle zicht. Een studie naar de spanning tussen het zien en het niet mogen zien van het goddelijke in de Griekse beeldcultuur en mythologie’. Lange titels, maar heel kort omschreven ligt mijn expertise bij de – vaak desastreuze – confrontatie tussen godheden en stervelingen in de Griekse mythen. Hier komen tal van zaken bij kijken zoals de goddelijke aanwezigheid in Griekse cultusbeelden én een fenomeen dat we kennen als epifanie, waarbij we in de historische bronnen getuigenissen terugvinden van mensen die tijdens veldslagen of in tijden van grote rampspoed de goden menen te hebben gezien.” 

Die thesis komt ook om de hoek kijken bij Hippocrene. “Momenteel ben ik al enkele maanden bezig om mijn thesisonderzoek om te zetten in een reeks voor Hippocrene, het is natuurlijk leuk om te zien dat verschillende mensen je onderzoek – waarin je zoveel van jezelf hebt gestoken – lezen. Maar ik haal ook plezier uit het schrijven over de mythologische actualiteit, wanneer er bijvoorbeeld nieuwe beelden van godheden zijn opgegraven of er in Pompeï opnieuw een fresco met een mythisch tafereel is ontdekt. Iets volledig anders dus, heel toegankelijk en vaak meer sensatiegericht.” 

Naast de artikels van Hippocrene en het onderzoek is er natuurlijk nog ander leesvoer. “Mijn favoriete passage uit een mythologisch werk komt uit het Metamorphosen van Ovidius. Het gaat over de schepping van de mens, want in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken zijn mythen niet de verhalen van de goden, maar van de sterfelijke mens zelf. Ze tonen de harde menselijke realiteit van het leven in een zinloze wereld waar ze zelf aan alles zin moeten geven om deze wereld te kunnen begrijpen. Mijn lievelingscitaat is het volgende: 

“(…) Prometheus, zoon van Japetus, roerde er regen door en kneedde mensen naar het beeld der goddelijke heersers: waar andere wezens naar de aarde kijken, kop omlaag, schonk hij de mens het hoofd rechtop en schiep hem met de opdracht de lucht te zien, de blik omhoog te richten, sterrewaarts.” (Ovidius, Metamorphosen Boek I, 82-6.) 

Toch mooi hoe Ovidius tweeduizend jaar geleden in één enkele zin niet enkel het mythische ontstaan van de mens, maar ook diens toekomst — het verkennen van de sterren — wist te vatten, niet?” 

 

Geïnteresseerd in mythologie? Hippocrene kan je vinden op Facebook en bereiken via hippocrene.myth@gmail.com. 



tweedecarrièrestudent

07/12/2020
🖋: 

Het is altijd beleefd je even voor te stellen in het geval dat je je voor het eerst tot een publiek richt. Ik ben Matthias Vangenechten, heb geen podcast en mijn hobby’s zijn privé. Daarnaast zal ik snel bekendheid verwerven als hoofdpersonage in de rubriek tweedecarrièrestudent, een reeks columns in het u wellicht om legitieme redenen bekende studentenblad dwars. De rubrieknaam verwijst naar een proces dat zich in drie fasen voltrok.  

Ik studeerde. Deed daarna wat anders: ik stond op, at een boterham, at nogmaals een boterham, ging aan mijn schrijftafel zitten zonder een schrijftafel te bezitten, schreef enkele zaken neer die nooit aan mijn standaarden voldeden maar voor het brede publiek te gecompliceerd zijn, schrapte derhalve alle lettergrepen, staarde door het raam — meestal om velerlei redenen — tot het donker werd, staarde door een ander raam tot het daar ook donker werd en ging tevreden slapen aangezien de dag van morgen onmogelijk slechter kon zijn. Dat ritueel voltrok zich dag na dag. En nu studeer ik opnieuw. Rechten meer bepaald en in het bijzonder. Ten eerste omdat pretentieuze piefen met te veel geld die weigeren belastingen te betalen ook verdediging verdienen. Ik vind het een belangrijk principe dat iedereen, dus iedereen, recht heeft op een deugdelijk proces. Dat is de kern van onze rechtsstaat. Ik verberg niet dat in dat opzicht mijn studiekeuze ideologisch gedreven is. Ten tweede voor het geld.  

Dit geweten en gezegd zijnde, ben ik de uitverkoren figuur om te verkondigen dat er, vergeleken met vijf jaar geleden, veel veranderd is. Men heeft de elektrische step in het straatbeeld geïntroduceerd en het afstandsonderwijs heeft flink aan belang gewonnen. De jeugd van tegenwoordig heeft nooit een andere wereld gekend. In het jaar dat ik begon met studeren, we spreken over 2010 na Christus, geloofde Ivan De Vadder dat Brussel-Halle-Vilvoorde het einde van de westerse beschaving zou zijn en wij geloofden Ivan De Vadder en het sneeuwde met Kerstmis. Om maar te zeggen, een wereld die de beginnende student anno nu totaal vreemd is. 

Als tweedecarrièrestudent heb ik al heel wat meegemaakt. Ik schreef een eerste boek, ik schreef een tweede boek. Het overtrof de verwachtingen zo dat ik meer boeken schreef dan verkocht. Vertel mij dus niet wat succes is. Natuurlijk komt zoiets niet vanzelf. Vallen, opstaan en rechtop krabbelen. Het hoort erbij. Ja, de weg naar succes valt op vele wijzen te voltooien, zij het zelden per elektrische step. Dat neemt niet weg dat het gruwelijk zelfzuchtig zou zijn om al mijn levenservaring, inzichten — sommigen noemen het universele wijsheden (dat laat ik voor hun rekening) — voor mezelf te houden. Ik wil u, de allerliefste lezer ter wereld, helpen om het te maken in het leven. Ik wil hierbij zelfs als inspiratie en als voorbeeld dienen. Als rolmodel, dat is het woord dat ik zocht. Want succes is een keuze. Vergeet dat niet.  

 



het laatste woord

07/12/2020
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘jouissance’. 

Jouissance was een Franse term die zo veel betekende als vruchtgebruik, tot ene Jacques Lacan het vruchtgebruik van het woord op zich nam en het tot een van de sleutelbegrippen van zijn psychoanalyse maakte. Lacans conceptie van het concept evolueerde naargelang de context (lees: de wind). De ene keer gaat het om (een schijngevoel van) volledige lustbevrediging. Een zodanig alomvattend tekort aan tekort dat je zelfverlies ervaart − al is er op dat moment dus geen ‘jij’ om die ervaring te hebben. Op andere momenten is het geen gevoel maar eerder een achterbaks genot dat je overvalt in een duister steegje van je taalcentrum. Iets onbehaaglijk onnoembaars, waardoor we als een vlieg naar een lichtbak worden gezogen − een drift van zelfdestructie. Lacan hoorde liever ‘betekenisveld’ dan definitie. Hij hoopte dat er met Jouissance dan ook over het ‘Lacaniaanse veld’ gesproken zou worden. 

Het staat je dus vast voor dat het woord staat waarvoor Lacan wou dat het stond. Toch betekent dat niet dat een begrip niet vaststaat als de betekenis ervan statisch noch duidelijk is. Het valt met deze woorden op waarom het duiden van de betekenis die ontstaat bij het oproepen van de voorstaande betekenaar zo moeilijk valt. Obscurantisme, noemt men dat − maar dat is voer voor een later laatste woord − om maar aan te tonen dat de psychoanalyse het al eens moeilijk heeft om haar betekenisvelden helder te krijgen. Zo komt het dat ik, na vijf papers van tienduizend woorden, steeds minder begrijp waarover het begrip eigenlijk gaat. Genieten met de pet op. 

Om alle mogelijke helderheid een stap voor te blijven zal Lacan in het essentiële van het categorische zelfverlies zelf ook enkele verschillende essentiële categorieën kenbaar maken. À la Oprah Winfrey krijgt alles een eigen jouissance: de fallus, de betekenaar, het leven ... maar vooral ook de Ander. En je weet dat het tijd is voor au sérieux  als ‘ander’ een hoofdletter krijgt. 

Die laatste vorm kon volgens Lacan enkel gevoeld worden door doorgewinterde mystici en vrouwen. Hoe dat past binnen het kraam dat vrouwen niet bestaan (ook ‘la femme n’existe pas’ is een sleutelbegrip), is mij even onduidelijk als u, maar kijk: ge kunt er maar geniet van hebben. Het is misschien om die reden dat jouissance navolging krijgt bij sommige feministen; waar het opnieuw de ruwe betekenis krijgt van extase maar met een twist: de bevrijding van de patriarchale grenzen. Al zullen Anderen Lacan ook bestempelen als het archetype van de pseudo-intellectuele rokkenjager die vooral zichzelf graag hoorde praten. 

Na al dit spreken is het gevoel van zelfverlies me dus niet vreemd. Telkens ik het gevoel krijg dat het bevattelijk wordt, besta ‘ik’ niet langer maar verlies ik, als subject, mezelf in een zijnsgat dat zichzelf pas oplost wanneer ik dat begrip weer kan relativeren tot quatsch. Ik ben dus wat verdeeld over de zaak. Het woord heeft duidelijk zijn beperking. 



Erasmus in coronatijd

07/12/2020

Het is een droevig jaar voor Erasmusstudenten. De wereldkaart lijkt al maanden een rood-geel lappendeken en vliegtuigen blijven aan de grond genageld. De ene student stelt zijn buitenlandse avontuur uit tot het volgende academiejaar, de ander trekt de wijde wereld in vanachter het scherm op zijn zolderkamer. Toch zijn er ook studenten die, ondanks de omstandigheden, de heikele reis naar Antwerpen waagden. Maar hoe integreer je op een anderhalvemeterunief? We spraken met twee buitenlandse studenten die afgelopen september UAntwerpen trotseerden.

Lian (29) komt uit de Filipijnen en is bezig met haar Master Economic Policy. In plaats van haar diploma 'gewoon' thuis te behalen, wilde ze iets anders. Na een jaar vol plannen en uitkijken naar haar grote buitenlandse avontuur kon zelfs een pandemie haar niet meer op andere gedachten brengen; de besmettingscijfers werden immers steeds beter, niet?

Faiza (23) komt uit Pakistan en is voor dezelfde masteropleiding naar Antwerpen gekomen. Ze komt uit een huishouden met veel familieleden. In het begin voelde ze zich eenzaam, maar nu ze een paar vrienden gemaakt heeft, voelt ze zich al beter. Na wat getouwtrek met een ongeduldige kotbaas viel ze vanuit een huis vol opa's, oma's en ooms rechtstreeks in een net iets te rustig Antwerps kot. Dat was even wennen, maar gelukkig bleef de lockdown nog een tijdje weg en was er nog plek voor nieuwe vriendschappen. Ook zij koos er dus voor om, ondanks de omstandigheden, toch door te gaan met haar plan om in België te komen studeren.

 

een warm welkom

Na een lange zomervakantie bijkomen van een halfjaar vierkante ogen, tweede zitten in scheepsloodsen en een chronisch gebrek aan aanraking moest het er toch weer van komen: de unief opende haar deuren, ook voor de kersverse buitenlandse studenten. UAntwerpen heeft, vooral in het begin van het jaar, vele activiteiten voor de internationale studenten georganiseerd, maar zowel Faiza als Lian konden niet aanwezig zijn. Het is natuurlijk nogal moeilijk om aan de activiteiten deel te nemen terwijl je in verplichte quarantaine zit omdat je gereisd hebt. Desondanks zijn ze tevreden over de ontvangst: “We krijgen vaak berichten en we kunnen op een aantal plekken terecht. We hadden niet verwacht dat de universiteit zo betrokken en vriendelijk zou zijn.”  

Ze zijn ontzettend dankbaar voor de hulp en steun die de universiteit aanbiedt. “Ze hebben hun deel goed gedaan”, aldus Faiza en Lian. Ook bij het STIP kunnen ze terecht met hun problemen en er is maandelijks een begeleider die een bijeenkomst met hen houdt waarop ze eventuele vragen kunnen stellen.

 

een koud volkje

Niet alleen het studeren is belangrijk, ook het sociaal leven speelt een grote rol. De mondmaskers en social distance maken het er niet gemakkelijker op; nu alles virtueel verloopt, is de kans om anderen te leren kennen nog kleiner. Het is over het algemeen nogal moeilijk om contact te leggen met anderen, zeker als het allemaal van één kant moet komen. “Misschien ligt het aan mij, maar Belgen lijken nogal gesloten, stil en op zichzelf. Ik ben diegene die het ijs moet breken of de eerste stap moet zetten”, zegt Lian. Faiza knikt bevestigend. Het is een uitdaging voor hen beiden om altijd the social one te moeten zijn. “Maar eens je de eerste stap gezet hebt, zijn de Belgen wel ontzettend vriendelijk!”

Na drie bachelorjaren heeft iedereen zijn eigen kliekje wel. Het voelt voor hen alsof ze ‘de groentjes’ zijn. De namen van hun klasgenoten kennen ze niet, er was nooit een introductiemoment. “Ik wil me ook niet opdringen en daarom is het moeilijk om me open te stellen.” Faiza vult aan: “Ik ben nogal verlegen van aard, dan is het niet gemakkelijk om uit je schulp te kruipen.”   

Lian en Faiza participeren niet aan de buitenschoolse activiteiten: niet omdat ze niet willen, maar omdat ze het gewoon te druk hebben. Daarom hebben ze buiten de klas ook niet veel mensen ontmoet. Gelukkig hebben ze ondertussen wel een eigen international students-vriendengroepje van vier leden. Ze begrijpen elkaar het best en proberen elkaar te helpen waar nodig. Ze hebben gemerkt dat er meer internationale studenten zijn dan hun groepje van vier, maar die hebben ze nog nooit zien verschijnen tijdens de colleges toen die nog mochten doorgaan. “We weten niet waar ze zijn.”

 

een brandend verlangen naar geborgenheid

Naast de hulp van een handjevol internationale studenten komt er uit onverwachte hoek nog een medicijn tegen de heimwee; er zijn één professor en haar assistent die extra tijd in hen hebben gestoken. Zij namen de tijd om persoonlijk met hen in gesprek te gaan. Ze hebben zelfs tijdens een college gevraagd aan de anderen om extra vriendelijk tegen de internationale studenten te zijn en te helpen omdat zij het extra moeilijk hebben. “Dat was echt niet nodig, maar hij deed het wel en dat is lief.” Bij andere professoren ontbreekt deze voorkeursbehandeling, daar zijn ze gewoon studenten als ieder ander. Wel hebben ze het gevoel dat ze altijd met vragen terecht kunnen. Meer verwachten Faiza en Lian uiteraard niet.

Aangezien Lian en Faiza beiden Aziatisch zijn, is er een groot cultureel verschil met België. Het is menselijk om naar iets vertrouwds op zoek te gaan en het feit dat je dat niet kan vinden, brengt wel wat heimwee met zich mee. “België is prachtig en bevrijdend, maar dat neemt niet weg dat ik mijn familie mis. Het is mijn eerste ervaring alleen ver weg van huis”, zegt Faiza. In België verloopt alles snel en gehaast. Er moet veel gebeuren op korte tijd. “Wat ik echt bewonder aan de mensen hier is dat iedereen hardwerkend is en altijd professioneel weet te blijven.” Faiza wil graag leren om zelfstandig en onafhankelijk te zijn, bewijzen dat ze kan leren en zichzelf tot het uiterste drijven. Lian heeft het vaak moeilijk. “Ik mis thuis. Ik mis mijn familie.”



poëzie

07/12/2020
🖋: 
Auteur

Haar stille waters  

begonnen golven te bouwen.  

 

Toen botste ze  

frontaal op hem.

Haar veerboot – zijn jacht.  

 

Verscheurde zeilen.  

 

ZIJ KWAM IN ZIJN VAARWATER.

 

Ongedreven voeren ze  

golvelings mee.  

 

Tussen  

Jacht,

Zee,  

Bergen,  

vonden ze elkaar.  

 

Een beetje verder

zonken ze samen  

de diepte in.