betweter

30/03/2022
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen. 

Ooit al eens gehoord van de palpatio per anum? Vraag het eens aan vaderlief, want sinds het horen ervan is het zijn grootste nachtmerrie. Bij het rectaal toucher gaat een bevoegde arts met een gehandschoende en degelijk gladgemaakte vinger via de sluitspier van de anus de endeldarm binnen om het oppervlak, de grootte en vorm van de prostaat te beoordelen. Op aanraden van het ministerie van Volksgezondheid ondergaat iedere man dat onderzoek elk jaar vanaf zijn 50e om eventuele kankers vroegtijdig op te sporen, liefst in knie-borstpositie, waarbij ik geen tekening moet maken. De procedure is kort, eenvoudig en niet-pijnlijk als de patiënt niet tegenstribbelt. Nu hoor ik je denken: “Hoe oefenen toekomstige artsen die handeling? Ze kunnen toch hun vinger niet zomaar in ieders derrière steken?!” Roddels doen de ronde dat in de ziekenhuizen van vroeger er op de gang werd gevraagd naar de aanwezige studenten telkens een man van middelbare leeftijd onder narcose ging. Zo konden die hun palpatio eens oefenen.  

Enkele professoren Geneeskunde van de universiteit bevestigen dat het er zo aan toeging in hun eigen opleiding van toen. Op die manier kon een groot deel van de aula een bezoekje brengen aan iemands verdoofde billen zonder dat de patiënt het besefte. Grensoverschrijdend in huidige tijdsgeest? Wellicht wel.  

Anno 2022 heeft de universiteit van Antwerpen plactic bipsen aangekocht waar iedere tweede bachelorstudent Geneeskunde de tengels even kan insteken. In de eerste master zijn er gelukkig enkele vrijwilligers die tegen een vergoeding willen bukken voor een zogenaamd ‘intiem onderzoek’. Gelukkig bestaat er tegenwoordig ook zoiets als de privacywet en het informed consent van de patiënt die bij elke medische handeling toestemming moet geven.  

De artsen die nu bijna met pensioen gaan, mogen blij zijn dat de bompa niet weet hoe hij een #MeToo moet plaatsen. Voor vaderlief die in spanning afwacht tot de dokter de handschoenen bovenhaalt, luidt er nog één algemene regel in de geneeskunde: “Een PPA wordt niet uitgevoerd als de patiënt geen anus heeft of de arts geen vingers.” 



het laatste woord

28/03/2022
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie ontcijferen we de ‘homoglief’.

Waarom staan wij, homo sapiens, zo eenzaam bovenaan de voedselketen? Qua roversinstinct leggen wij het nog altijd af tegenover de tijgers, maar tóch zijn wij het die de bovengenoemde tijgers in kooitjes naast Antwerpen-Centraal deponeren, niet omgekeerd. Goed, misschien kan een chimpansee wel een prima spelletje Simon Says op de mat leggen voor een handje pinda's, maar ik moet de eerste primaat die de verbanden en parallellen die ik de afgelopen twee jaar heb gelegd nog tegenkomen. Inderdaad, wij mensen kunnen iets waar de dierenwereld nog ver in achterblijft: ingewikkelde verbanden leggen. Zat er mRNA in de soep van Ben Weyts? Kwamen de bloedende tepels van Bart de Wever na de Antwerp 10 Miles door 5G-straling? Verwerkt Jeroen Meus kindervlees in zijn 'rustieke stoemp op oma's wijze'? Alles is met elkaar verbonden, en wij, de gewone burger, zijn de dupe! Al maanden dwarsboomt de elite mij bij het publiceren van mijn onderzoeksresultaten door dat ene wapen in te zetten dat stilaan wél op gelijke hoogte komt met het menselijk brein: algoritmes. 

 

Ge1ukkig h0uden w1j n0g alt1jd wat trucje5 acht3r d3 hand 0m de2e alg0r1tmes te 0mzeil3n. De kan5 b35t44t d4t u z0nd3r al te v33l m0e1te de br1j d1e u v00r u z13t pr1ma kunt le2en. Bl1jkb44r 1s 0n5 ass0c14t13ve v3rm093n z0 g0ed 0ntw1kk3ld d4t w1j m44r b1jz0nd3r w31n1g m0eit3 h03v3n te d03n 0m de '0' 4ls 33n 'o' te l3z3n. Z3lf5 de '3' k4n m3t w4t m3nt41e 9ymn45t13k 0m93b093n w0rd3n t0t 33n 'e', al 1s h3t m44r 0md4t d13 1n d3 v3rt3 wat w3g h33ft v4n 33n 0m93k33rd3 h00fdl3tt3r 'E'. M3t 4nd3r3 w00rd3n z0u j3 kunn3n z3gg3n dat 'e' 3n '3' homogliefen z1jn. D3z3 h0m0gl13f3n w0rd3n v33lvuld19 g3bru1kt 0m u1t h4nd3n t3 bl1jv3n v4n d3 1nt3rn3tp0l1t13: tw33tt3 j3 0v3r 'corona' 0f 'vaccins' l4g j3, 4fh4nk3l1jk v4n j3 m3n1ng 0v3r d3sb3tr3ff3nd3 0nd3rw3rp3n, 4l sn3l 0nd3r d3 l03p v4n d3 Tw1tt3rm0d3r4t0rs, m44r 6ij h3t 93bru1k v4n 'c0r0na' 3n 'v@ccin' bl33f j3 v00rl0p1g bu1t3n sch0t. Sch44km4t, 4lg0r1tm3s. 

 

H3l44s бlijƒł ∂3 00яl09 Tu55ən đ3 дlg0ri™es eи ө 'v00®vэcђ3ґ5 √an ҥ3ť vяŸe ш00я' 9 alłi)d \/00rTядz3n. Мα®k Zυcҡәґb3r9 ћ33ft, 1п al z¥ñ яepti!iaaп53 шӱ$h31d, 0nÐ3гłu33əи d00® đat 33и ‘1’ en əəп ‘i’ и09@l s3гҡ 0p 3lҡ@@r lӱkən. ÐƢƢ®0m ш0яdt ҥet laиgz@@m@@n tijd 0m !ə†s łe d03и ω4t !қ v00яh33п и09 n°°it 9ed@@и h€6: 1k 9a ђəł м3и5əlijқ3 və®m09eп 0m veяaиd3п en ©o®®3la1e5 łe z13n to† h3ł uiłeяst3 0pґekk3п. M3t 33и бəətj3 f4nt4$i3 1s 33n ‘ωəəи þr1ma ‘w’, 3n kaи đєд g0əd d00я v00г əən ‘A’. Fl1иk дl90яi™ə d@t ҥ1€r 9 шӱs vił k@п. Ð13 00r d3 m@55@m3i4 9eïиd0©tя1п33rd3 5ҫh@p3п 2vll3п 5mull3и @n mӱп @@и5tддпd3 @rłik3l3п! 2e9 иu z3lf, 33n @rłik3l als “ӸӕӂƏ *Ф &Шfl>”, бij шi3 2ou d@ł иu иiət d3 ¤g3n 0p3и3n?



hoe wetenschappelijke tijdschriften verdienen aan universiteiten

26/03/2022
🖋: 

Over publicatiedruk is al veel gezegd en geschreven en zal nog veel gezegd en geschreven worden. De plaats waar academici de resultaten van hun onderzoek gepubliceerd moeten krijgen, ontsnapt tot dusver gemakkelijk aan het debat. Ik sprak over de rol van wetenschappelijke tijdschriften met Trudi Noordermeer, departementshoofd bibliotheek en archief van UAntwerpen, en Els Schaerlaekens, hoofd afdeling elektronische informatie van UAntwerpen.

Het belang van onderzoek is de jongste jaren alleen maar toegenomen en dat heeft niet in geringe mate te maken met het belang dat aan publiceren wordt gehecht. Wie veel publiceert, rendeert en mag dromen van een succesvolle academische carrière. Wie niet publiceert, bestaat niet. Het is echter interessant om in te zoomen op de tijdschriften waarin academici de bevindingen van hun onderzoek gepubliceerd moeten krijgen. Dan gaat het niet over Flair of Humo, maar over gespecialiseerde bladen die een eigen gewicht hebben. Liefst publiceer je in A1-tijdschriften, dat zijn de meest toonaangevende. En als het even kan in A1-tijdschriften met een hoge impactfactor, die vertelt hoe vaak een tijdschrift wordt geciteerd. Hoe vaker geciteerd, hoe hoger de impactfactor, hoe mooier de publicatie op je cv staat. Maar wie zijn de drijvende krachten achter deze wetenschappelijke tijdschriften eigenlijk? Hoe gaan ze te werk? Hoe betrouwbaar zijn ze? En wat is hun impact op de werking van de universiteit?

 

gigantische prijsstijgingen

“Het eerste wetenschappelijke tijdschrift werd ruim 350 jaar geleden gepubliceerd in Londen”, vertelt Noordermeer. “Het doel was wetenschappers laten communiceren over hun wetenschappelijke bevindingen. Zo heeft het honderden jaren gefunctioneerd. Met het verloop der jaren kwamen er uitgevers op de proppen die zochten naar auteurs, voor kwaliteitscontrole zorgden, de peer review organiseerden en het drukwerk en de distributie op zich namen. Dit heeft zo gewerkt tot midden jaren negentig met de intrede van het internet dat aan de basis zou liggen van een grote transitie, waarbij de gedrukte tijdschriften almaar meer vervangen werden door digitale varianten.”

“Al vanaf de jaren zeventig zijn er klachten over de hoge prijzen van de tijdschriften, de serials crisis”, gaat ze verder. “Het aantal individuen met een abonnement verminderde snel en vooral instituties als bibliotheken en archieven werden de abonnees. Het is zo dat uitgeverijen in het begin veel moesten investeren in de digitale infrastructuur. Niettemin blijven de prijzen gigantisch stijgen. Per jaar gaat het dan nog altijd over stijgingen van 2% tot 6%. Dit heeft als effect dat alleen rijke landen abonnementen kunnen kopen en grote delen van de wereld vrijwel worden uitgesloten van nieuwe kennis. In totaal betaalt onze bibliotheek jaarlijks 3.8 miljoen euro. In dit bedrag zitten 7.000 boeken, maar het overgrote deel geven we uit aan abonnementsgelden.”

“Begin jaren 2000 werd het model van open access naar voren geschoven. In dat model is wetenschappelijke kennis vrij toegankelijk. De redenering hierachter: het meeste onderzoek wordt betaald door de belastingbetaler en het is maar wat normaal dat die dan toegang zou hebben tot de publicaties. Bovendien doen door de universiteit betaalde academici niet alleen het leeuwendeel van het onderzoek, tegelijk doen ze daarnaast gratis peer reviews voor de tijdschriften en ze zitten in de editorial boards van de tijdschriften. Ze doen dat allemaal kosteloos.”

 

"Academici houden een afhankelijkheidssituatie in stand."

 

“De A1-tijdschriften zijn de tijdschriften die aan peer review zijn onderworpen”, vult Schaerlaekens aan. “Een ingediend artikel wordt eerst nagelezen door een aantal onderzoekers in hetzelfde domein. Het zijn de uitgevers die op zoek gaan naar peer reviewers. Nalezen gebeurt door de onderzoekers zelf. En inderdaad, de reviewers doen dat gratis. Het hoort bij de job van professor. De uitgeverij regelt de bijbehorende adminis - tratie.” Noordermeer voegt hieraan toe dat het nalezen ook noodzakelijk voor je cv is. “Als je je als onderzoeker hiervan afzijdig houdt, kun je een academische carrière op je buik schrijven. Daarom stappen academici wereldwijd in dat verhaal mee en eigenlijk houden ze zo een afhankelijkheidssituatie in stand.”

 

machtige monopolisten

Dan is het reeds aangehaalde open access toch de oplossing, of niet? “Ik ben een grote voorstander van open access. Alleen is het effect van het hele open access-model dat we momenteel alleen maar meer betalen”, stelt Noordermeer. “Om als academicus open access te kunnen publiceren, moet je bijbetalen aan de uitgeverij waardoor de kosten extra oplopen. Dan spreken we over bedragen van 1.500 tot 6.000 euro. Het voordeel is dat de informatie dan over de hele wereld snel te lezen is. We zitten nu in een transitie van abonnementenmodel naar open access-model en naar mijn gevoel zal dat nog enkele decennia duren.”

Dan stel ik me als simpele ziel de vraag hoe het komt dat wetenschappelijke tijdschriften zo machtig zijn. Schaerlaekens antwoordt: “Om onderzoekers te evalueren, moeten ze zich aan elkaar meten. Zo zit het systeem nu eenmaal in elkaar. Er wordt dan niet naar persoonlijke aspecten gekeken, maar men poogt de kwaliteit van onderzoekers te meten op basis van kwantificeerbare parameters zoals het aantal publicaties en het aantal citaties.”

“Ik heb vijftien jaar geleden in Jemen gewerkt”, vertelt Noordermeer. “Dankzij open access konden medici toen wetenschappelijke inzichten lezen. Vele delen van de wereld zijn afgesloten van belangrijke wetenschappelijke informatie. Dat vind ik een fundamenteel oneerlijk systeem. Om dat te veranderen, zal ook de evaluatie van de jonge mensen die een academische carrière ambiëren moeten veranderen. Had Einstein nu geleefd, had hij het als wetenschapper waarschijnlijk niet gered. Hij publiceerde niet genoeg en het was allemaal veel te weinig en te kort.”

“Academici hebben zelf ook wel eens geprobeerd tijdschriften op te richten”, weet Noordermeer. “Maar dan moesten ze zelf kwaliteitscontrole doen en auteurs zoeken. Ze richtten zich liever op het voeren van onderzoek en die tijdschriften werden verkocht aan commerciële uitgevers.”

“Er zijn heel grote verschillen tussen uitgeverijen”, vertelt Schaerlaekens. “Een handvol is verantwoordelijk voor de zeer hoge prijzen. Dat zijn beursgenoteerde bedrijven met investeringsfondsen die er alles aan doen om hun winst te maximaliseren. Dit zijn niet alleen winstmakers, het zijn ook de innovatieve uitgeverijen die bijvoorbeeld snel op de elektronische kar zijn gesprongen. Daarnaast heb je de societies, geleerden binnen een vakgebied die samen een tijdschrift uitbrengen. Die bieden kwalitatieve titels voor heel redelijke prijzen aan en maken winst om te kunnen voortbestaan en hun personeel te kunnen/blijven betalen.”

 

onderhandelingsmarge

Dat alles klinkt niet alsof de universiteit in de meest riante onderhandelingspositie zit. “Dat klopt”, bevestigt Schaerlaekens. “Je kunt kiezen om een abonnement te nemen of niet. Pas vanaf het moment dat je niet ingaat op een prijsvoorstel van de uitgeverij, heb je een zekere onderhandelingsmarge. Met de grote uitgeverijen onderhandelen we niet in ons eentje, maar samen met de andere universiteiten en wetenschappelijke instellingen. In zo’n geval spreek je niet over tienduizenden euro’s, maar over miljoenen. Dan heb je wel iets in de pap te brokken.”

“Slechte deals blijven niet duren. We evalueren onze abonnementen. Hierbij kijken we naar gebruik, naar administratieve toegang, naar klachten van gebruikers enzovoort. Als de kwaliteit ondermaats is, wordt het abonnement geannuleerd. Het lijkt misschien soms dat onderhandelen op tafel slaan is, maar wat wij willen, is dat we afspraken kunnen maken die we voor lange tijd kunnen volhouden, die duurzaam zijn voor de universiteit zelf, die de onderzoekers en de studenten materiaal bieden en die tegelijk voor de uitgeverij acceptabel zijn.”

“Je kunt moeilijk zeggen dat de markt van de wetenschappelijke tijdschriften een concurrentiële markt is”, weet Schaerlaekens. “De grote uitgeverijen worden groter en de kleintjes hebben het moeilijk om op te vallen tussen de anderen. Je kunt het vergelijken met de krantenmarkt waarbij één uitgeverij talrijke merken onder haar hoede heeft met een dichte concentratie tot gevolg. Als je als bibliotheek bepaalde tijdschriften wilt kopen en die worden door een bepaalde uitgeverij uitgegeven, kun je dus niet naar de concurrentie lopen voor een vergelijkbaar tijdschrift.”

 

"Had Einstein nu geleefd, had hij het als wetenschapper waarschijnlijk niet gered."

 

Zomaar dure tijdschriften niet aankopen blijkt ook niet vanzelfsprekend. “Onze onderzoekers moeten koste wat het kost toegang hebben tot bepaalde tijdschriften”, gaat Noordermeer verder. “Sommige van die tijdschriften kosten 10.000 euro per stuk, maar zijn noodzakelijk in onze collectie.”

“Iets waar we fier op kunnen zijn en wat specifiek is voor onze bibliotheek, is dat er in nauw overleg met de faculteiten wordt samengewerkt”, aldus Schaerlaekens. “Ik sluit geen deals zonder dat de faculteiten daarbij betrokken partij zijn en zonder dat ze de kans hebben gekregen om aan te geven of de titel belangrijk is. Dat maakt ook dat we altijd een inhoudelijke toets hebben en dat uitgevers niet met praatjes wegkomen. Docenten geven feedback en geven bijvoorbeeld aan of iets te duur is voor wat het is. Dat is een ongelofelijke steun in het onderhandelingsproces omdat je rechtstreeks voor je onderzoekers werkt. Dit vormt een kwaliteitsgarantie voor onze bibliotheek. Eigenlijk zijn het de faculteiten die de collectieopbouw inhoudelijk ondersteunen.”

 

op naar duurzamere modellen

“We hebben nu al vele elementen aangehaald die ervoor zorgen dat het runnen van een wetenschappelijke uitgeverij tot één van de meest lucratieve zaken op dit moment in de wereld maakt, legaal welteverstaan”, aldus Noordermeer. “De vraag wat het kost om een wetenschappelijk artikel te publiceren, is bron van geanimeerde internetdiscussies onder bibliothecarissen”, vult Schaerlaekens aan. “De consensus is nu dat het voor een wetenschappelijk tijdschrift ongeveer 1.500 euro kost om op een kwalitatieve manier een artikel te publiceren. Dan hebben we het ook over de verspreiding, de archivering en de meer technische kanten van de zaak.”

“Alles zit achter paywalls”, verzucht Noordermeer. “Ik mag alleen mensen die ingeschreven zijn op UAntwerpen toegang geven tot wetenschappelijke tijdschriften waarop UAntwerpen is geabonneerd. Wel kan iedereen die 18 jaar of ouder is voor 10 euro lid van onze bibliotheek worden en dan kan je ter plekke toegang krijgen tot de databanken en elektronische tijdschriften. Als walk in user. Maar van thuis uit kan dat niet.”

Voor Schaerlaekens is open access de toekomst. “Bij een abonnement wordt er een contract gesloten tussen de uitgeverij en UAntwerpen waarin staat dat je het product mag gebruiken binnen onze universiteit met als gevolg dat je als student van de UGent of elders niet zomaar toegang kunt krijgen tot onze collectie. Voor sommige wetenschappelijke disciplines werkt het abonnementenmodel prima. Het publicatiemodel doorduwen werkt daar moeilijker, denk aan humane wetenschappen en de rechten. In andere disciplines zoals de deeltjesfysica ligt dat anders: waarom zouden onderzoekers die internationaal allemaal samenwerken een abonnement afsluiten? Om de publicaties te lezen die ze allemaal samen hebben geschreven?”

“Daar ga je zeker naar open access”, gaat Schaerlaekens verder. “Met de verdere evolutie van het internet kunnen data aan elkaar worden gekoppeld; overheidsinformatie aan wetenschappelijke resultaten. Daar hebben we open data voor nodig die niet gebonden zijn aan licentievoorwaarden gesloten met private partners. Of dat veel minder gaat kosten, is maar de vraag. Je hebt infrastructuur nodig, IT’ers, computers, projectleiders en ook de juridische aspecten verdwijnen niet. Maar we kunnen er meer mee dan wanneer we het gewoon aan uitgeverijen laten.”

“We stimuleren open science en open research. Dat is het beleid van de universiteit, ook in de rest van Vlaanderen. Wij geloven daar ook in. Maar we zitten in een transitieperiode waarbij het nog enkele decennia betalen geblazen zal zijn. Alvorens met duurzame modellen werken de norm zal zijn, moet het systeem nog wat meer vastlopen”, besluit Noordermeer.



Robby Houben, leerstoelhouder Club Brugge

26/03/2022
🖋: 

Het zijn geen evidente tijden om voetbalfan te zijn. Komt het voetbal niet in het nieuws door makelaars die coaches en bestuurders onder tafel belonen met dikke enveloppes geld of een zak potgrond, dan wel vanwege de voordelige fiscale regimes waar miljonair-voetballers op kunnen rekenen terwijl de balansen van uw favoriete club bloedroder dan bloed kleuren door funest wanbeheer. En dan moet het slavenfeestje in Qatar dit jaar nog plaatsvinden. Is voetbal louter corruptie en decadentie? Huidige houder van de Leerstoel Club Brugge Robby Houben ziet zaken voor verbetering en nuanceert.

In 2019 lanceerde UAntwerpen de Leerstoel Club Brugge. Het doel van de leerstoel: inzetten op de professionalisering van het voetbal, de regelgeving in het profvoetbal verbeteren en onderzoeken hoe de voetbalonderneming van morgen eruit zal zien. Alvorens Houben een tussenstand geeft, wil hij aangeven wat een leerstoel is. “De leerstoel is een privaat gefinancierd onafhankelijk onderzoeksinstituut. Het is niet omdat een leerstoel een bepaalde naam draagt dat de leerstoel onderzoekt in functie van de private partner. Nee, de leerstoel onderzoekt onafhankelijk met privaat geld."

“Wat heeft de leerstoel al voortgebracht? Een beleidsnota over de professionalisering van voetbal, twee congressen, een onderzoek voor het Europees Parlement over de fiscaliteit van het profvoetbal in een aantal landen met beleidsaanbevelingen tot gevolg, onderzoek naar de antiwitwasregeling in het Belgisch voetbal en een artikel voor een internationaal tijdschrift over de mededingingsaspecten van een Super League. We onderzoeken een thema en proberen daar voorstellen uit te destilleren waarmee de beleidsmakers aan de slag kunnen gaan.”

 

nieuw vak voor rechtenstudenten

Een leerstoel probeert aan drie kerntaken te voldoen. Onderzoek en dienstverlening kunnen probleemloos worden afgevinkt. Wat met onderwijs? “Vanaf volgend jaar zullen we in de schoot van de rechtenfaculteit een nieuw vak ontwikkelen: sportondernemingsrecht. Het plan is om het vak in de master aan te bieden en open te stellen voor de faculteit Bedrijfswetenschappen. Iedereen heeft een mening over voetbal, maar weinigen kennen de ins en outs.”

Club Brugge financiert de leerstoel gedurende vier jaar voor een bedrag van 280.000 euro. Houben denkt hardop na waarom een voetbalclub dat goed besteed geld vindt. “Club Brugge erkent dat er nog veel werk is in het voetbal op het vlak van goed bestuur. Ze wil investeren in het zetten van die stappen, wat zowel Club Brugge als het voetbal in het algemeen ten goede komt.”

 

propere handen

Intussen wil het federaal parket 57 partijen, waaronder de fine fleur van het Belgische voetbal, voor de rechter brengen in de zaak-Propere Handen, het onderzoek naar allerlei uitwassen de afgelopen jaren in het Belgische voetbal. “Het is duidelijk dat de standaarden op vlak van bestuur moeten verbeteren. Propere Handen is een symptoom van dat probleem. Er moet een structureel kader komen waardoor de voetbalsector beter gaat presteren op het vlak van bestuur, regels gaat naleven, gaat toezien of die regels nageleefd worden en de sanctionering wanneer ze overtreden worden.

Dat vereist dat de sector zelf stappen zet, maar ook dat de overheid de sector te hulp schiet en een kader schept dat rechtszekerheid biedt.”

Nochtans zijn er tal van voetbalbonden die alles in goede banen zouden kunnen leiden met aan de top FIFA, daaronder UEFA en daaronder de nationale voetbalbonden. “Er is een ingesteldheid die niet gericht is op verandering, ‘want we hebben het goed’. Als je effectief dingen wilt veranderen, is de Europese Unie het geschikte niveau. Dan denk ik aan een licentiesysteem voor clubs en makelaars op Europees niveau. Voor clubs heb je nu al het UEFA-licentiesysteem, maar dat is minimaal en je kunt je vragen stellen bij de performantie van het toezicht. Bovendien geldt dat alleen voor clubs die Europees spelen. De licentiesystemen voor andere clubs zijn nationaal geregeld en wijken af van land tot land met een lappendeken tot gevolg. Voor de makelaars is de verscheidenheid aan regels nog groter; soms zijn er zelfs helemaal geen of erg minimale regels.”

 

voordelen voor het voetbal

Wat velen tegen de borst stuit, zijn de fiscale gunstregimes waar spelers en clubs op kunnen rekenen. Zo zijn er de belastingvoordelen: op een jaarloon van een sporter moeten maximaal 900 euro RSZ-bijdragen per maand worden betaald, ongeacht het maandloon. De huidige federale regering wil daar nu verandering in brengen. Er komt een minder gunstige RSZ-regeling voor grootverdieners. Bij de begrotingsbesprekingen in maart (dit interview dateert van 18 februari, n.v.d.r.) zal de fiscaliteit opnieuw op de tafel komen. In het kader van de Leerstoel verrichtte Houben ook onderzoek naar de fiscale regels voor voetbal in Europa. “Met fiscalisten bekeken we hoe spelerslonen fiscaal worden behandeld in de belangrijkste Europese competities. In de meeste van die landen bestaat een fiscale incentivering van spelerslonen, bijvoorbeeld door spelerslonen voordelig te belasten. De rode draad is de erkenning van het belang van de profvoetbalsector. Ik vond dat een belangrijke vaststelling, omdat België wordt voorgesteld als het fiscale walhalla voor het profvoetbal, terwijl je dat moet nuanceren als je dat over de landsgrenzen heen bekijkt.”

 

"De overheid moet de voetbalsector te hulp schieten."

 

Iets gelijkaardigs geldt voor de staatssteundiscussie. Een deel van de staatssteun moet terugvloeien naar jeugdwerking, wat een rechtvaardigingsgrond voor staatssteun is. In het buitenland heb je die herinvesteringsplicht veel minder of helemaal niet. Met ons onderzoek proberen we nuance te brengen in een soms ongenuanceerd debat.”

“Voetbalclubs zijn bedrijven van bijzondere aard”, gaat Houben verder, “bedrijven die sterk zijn verankerd in het lokale sociale weefsel en die een maatschappelijke functie hebben. Daarom dat men vanuit Europees perspectief spreekt over de specificiteit van de sport. Als ik lees dat de regels van mededinging moeten gelden voor voetbal zoals voor elk bedrijf, dan kan ik alleen maar vaststellen dat de Europese Commissie op basis van de specificiteit van de sport daar genuanceerder naar kijkt.”

Dan maar naar één Europees fiscaal systeem? “Je kunt niet op Europees niveau naar één fiscaal systeem gaan, want dat vereist unanimiteit van alle lidstaten en dat is niet haalbaar. Het Europese licentiesysteem dat ik zonet aanhaalde, is gebaseerd op vrije dienstverlening. Om dit erdoor te krijgen, volstaat een gewone meerderheid.”

 

mensenhandel of businessmodel?

Ik heb de tijd nog meegemaakt dat de transfer van Zidane van Juventus naar Real Madrid voor 78 miljoen euro als waanzin gold. In deze tijden moet je aan die prijs nog tien miljoen toevoegen om een Harry Maguire te kopen. Het woord ‘mensenhandel’ valt weleens wanneer het over het transfersysteem gaat. Weg ermee dan maar? “Dat acht ik niet realistisch. Na het befaamde Bosman-arrest in 1995 is het huidige transfersysteem er in samenspraak met de Europese Commissie gekomen. Zeker voor opleidingslanden als België of Nederland maakt het deel uit van het businessmodel. Het hoort bij de carrièreplanning die de club en de speler maken. De club leidt de speler op en na verloop van tijd kan de speler vertrekken naar een betere club en dan kan de opleidingsclub meerwaarde halen uit de transfergelden. Wat niet goed is, is dat clubs soms afhankelijk zijn van transfers om hun jaarlijkse balans te doen kloppen. Ook niet van een bal op de paal of in de winkelhaak. Een transfer moet passen in een kader van een gezond businessmodel waarbij iedereen een plaats heeft in het ecosysteem. Real Madrid gaat niet verkopen om meerwaarde te genereren, Real is een eindafnemer. Het Belgisch voetbal daarentegen is een opleidingscompetitie.”

“De hoge transfersommen zijn een gevolg van de mondialisering van het voetbal”, zegt Houben. “Toen ik in Myanmar in een dorpje kwam met bijna geen bewoners, liep ik daar wel een groot plakkaat met Eden Hazard op tegen het lijf. Overal ter wereld wordt voetbal geconsumeerd en al die consumenten samen creëren een gigantische markt. De grote vraag verhoogt de waarde van de markt. Is het duurzaam voor het voetbalmodel? Dat is een andere kwestie. Ik denk wel dat de grenzen van de gigantische transfersommen stilaan zijn bereikt. Maar er zijn bijna acht miljard mensen op aarde en gesteld dat er twee miljard voetbalfans zijn en dat die allemaal vijf euro uitgeven, dan heb je snel een fiks bedrag. Als je de markt ziet als globale markt, kun je verklaren waarom in het voetbal veel geld omgaat en mensen erin willen investeren.”

 

"België wordt voorgesteld als het fiscale walhalla voor het profvoetbal, maar dat moet je nuanceren."

 

Hoe kijkt Houben naar een gesloten systeem als dat van de NBA? “Dat is investeringszeker. Of je nu als laatste of als eerste eindigt, je weet dat je volgend jaar nog NBA speelt. In Europa is dat niet zo, omdat gesloten systemen botsen op mededingingsrechtelijke beperkingen. Men spreekt ook van een Europees model van sport, dat is een model waarbij sportieve prestaties impact hebben. Dus waarbij je zowel kunt promoveren als degraderen. Een ander deel van het Europese sportmodel is solidariteit binnen de sport waardoor je een soort van herverdelingseffect hebt. Wat de grotere clubs binnenhalen, moet ook vloeien naar de kleine clubs. Daarop moet je ook een economische logica toepassen en dien je erkentelijk te zijn jegens wie het geld binnenbrengt. Het is dus ergens logisch dat de betere clubs meer toegang krijgen tot fondsen, zoals televisierechten. Waarvoor geeft men geld aan tv-rechten? Voor Anderlecht-Club Brugge, niet voor Eupen-Virton.”

 

BeNeLiga

Dat brengt ons bij de vraag welke toekomst de Belgische competitie nog heeft. “Hoeveel clubs kunnen duurzaam deelnemen aan een profsportcompetitie op een bescheiden lap grond zoals België? Zijn er niet te veel clubs die in profcompetities aanwezig willen zijn? Moet je niet richting een speelveld gaan waarbij je meer over de landsgrenzen heen werkt? Ik ben voor een BeNeLiga, een competitie met de beste Belgische en Nederlandse voetbalteams. Je kunt perfect een BeNeLiga hebben met daaronder een nationale competitie en een nationale bekercompetitie om je lokale verankering te garanderen. Je kunt er niet aan ontsnappen dat markten globaliseren en dat voetbal grensoverschrijdend wordt gespeeld. Omdat er meer topmatches zijn, ga je de kwaliteit verhogen en krijg je meer tv-rechten die naar alle clubs kunnen gaan. Het wil niet zeggen dat als je niet in de BeNeLiga speelt je geen deel van de koek kunt krijgen. Het solidariteitsmechanisme binnen het Europees model van sport kan hiervoor instaan. Zo’n landsgrensoverschrijdende competitie kan ook alleen maar plaatsvinden onder de auspiciën en de voorwaarden van de UEFA.”

“Een volledig gesloten systeem zoals de Super League lukt niet, omdat dat strijdig is met de Europese regels. Ik vind de Super League op zichzelf geen slecht idee. Een aanscherping van de huidige Champions League ligt volgens mij in de lijn van de logica der dingen. Je creëert een nieuw product voor consumenten. Als je een product gaat verbieden, zit je potentieel in het vaarwater van mededingingsrecht. Het uitgangspunt blijft vrije concurrentie. Als je een business wilt starten, moet je die kunnen starten. En als je dat verbiedt, moet je kunnen verantwoorden waarom je die verbiedt.”

 

missie voetbal

In ons gesprek valt op dat Houben met veel passie over voetbal spreekt. “Ondernemingen doen er goed aan om winst na te streven, anders zijn ze niet duurzaam. Ik zie een club als een bedrijf, maar niet als zomaar elk ander bedrijf. Een profclub is ingebed in een lokale gemeenschap, is daar in zekere zin ook schatplichtig aan en moet ook iets kunnen teruggeven aan die gemeenschap. Bijvoorbeeld via ondersteuning van amateurvoetbal, via ondersteuning van vrouwenvoetbal, via steun aan de strijd tegen racisme, enzovoort.”

 

"Voetbal heeft het voordeel dat het geweldig in de schijnwerpers staat en kan daarom maatschappelijk ook veel betekenen."

 

“Je kunt fans ook niet met klanten gelijkstellen. Er is een bijzondere link tussen consument en bedrijf. Ik heb een computer van een bepaald merk, maar dat is helemaal iets anders dan fan zijn van een bepaalde club. Je bent tweemaal consument, maar de beleving is totaal anders. ‘Je wisselt sneller van partner dan van voetbalclub’ is een boutade die die bijzondere dynamiek illustreert.” Voetbalclubs hebben volgens Houben een bijzondere missie. “Je prijst jezelf uit de markt als je je niet bewust bent van de bijzondere aard van je voetbalclub en voetbal louter als cashmachine ziet. Ook als voetbalbond. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat een WK voetbal in Qatar not done is. Misschien ben ik naïef, maar ik denk dat vandaag het WK niet meer aan Qatar zou worden toegewezen. Er is nu gelukkig al een stuk meer aandacht voor mensenrechten en duurzaamheid. Voetbal heeft het voordeel dat het geweldig in de schijnwerpers staat en kan daarom maatschappelijk ook veel betekenen. Dat moet verder gaan dan slogans. Als je jezelf inschakelt voor maatschappelijke doelstellingen, moet je laten zien dat je het meent. Er zijn op verschillende vlakken nog wel wat stappen te zetten en laat net dat het heel boeiend maken.”



opinieventer

26/03/2022
🖋: 

In deze dwars kunt u genieten van een interview met Trudi Noordermeer en Els Schaerlaekens, die als bibliotheekverantwoordelijken te maken krijgen met wetenschappelijke tijdschriften. Niet alleen de kostprijs van wetenschappelijke tijdschriften vormt een probleem. Opinieventer waagt zich aan een denkoefening.

Gesteld dat u begint te doctoreren in een vakgebied dat uw hart gelukzalige huppelsprongetjes doet maken. Dat men u op datzelfde hart drukt dat u zich niet moet laten bevangen door publicatiedruk, maar dat men logischerwijs enkele publicaties van u verwacht. Hoe meer, hoe beter.

Gesteld dat u volmondig ja knikt. Publiceren zal u doen. U verricht onderzoek met middelen van de gemeenschap, u wil haar iets teruggeven. En wat kunt u beter teruggeven dan de kennis die voortvloeit uit met gemeenschapsgeld gefinancierd onderzoek?

Gesteld dat u vol goede moed aan uw doctoraat begint en die goede moed ook behoudt. Oké, het is allemaal wat administratiever dan gedacht. En al die mails. Ook jammer dat u geregeld van de ene dag op de andere bekwame en zielsgemotiveerde mensen ziet vertrekken. Bijna altijd omdat het geld op is. Maar goed. In welke job is het nooit wat? En mocht deze dooddoener niet helpen is er nog altijd dit mooie nieuws. U vertelt tegen al uw vrienden dat uw eerste publicatie in aantocht is. Zij denken maar zeggen niet hardop: eindelijk. U bent al meer dan één jaar aan het doctoreren. Een derde van uw tijd als doctoraatsstudent is voorbij. U dient uw publicatie in bij een gerenommeerd tijdschrift in uw vakgebied. Bloos niet zo, dat mag met enige trots.

Gesteld dat u de eerste dagen elke minuut van de dag angstvallig uw mails checkt. Dat de dagen weken worden. De weken maanden. En de maanden nog meer maanden. U bent al druk een volgend artikel aan het schrijven, uw eerste artikel is nog maar een vage herinnering wanneer u op een willekeurige donderdagmiddag een mail krijgt van het wetenschappelijke tijdschrift bij wie u drie maanden eerder uw artikel hebt ingediend.

Gesteld dat het onderwerp van de mail “rejected” is.

Gesteld dat er in de mail voorts niets staat. Geen motivatie. Geen tips ter verbetering. Geen opties om een gewijzigde versie in te dienen. Niets. Behalve vriendelijke groeten.

Gesteld dat u de slaap niet kunt vatten. U hebt maanden gewerkt aan dat ene artikel. En u staat ’s nachts op. U leest uw artikel. U herleest. U kunt echt niet zeggen wat er mis is met uw onderzoek. U stuurt om half drie ’s nachts een mail naar collega’s met de vraag (een minderheid antwoordt niet op dat tijdstip) wat er schort aan uw onderzoek. Uw collega’s bevestigen wat u in feite al wist: er is niets mis met uw onderzoek.

Gesteld dat u het plan opvat om uw eerste artikel elders in te dienen en begint te herschrijven omdat elk wetenschappelijk tijdschrift andere woordlimieten hanteert. Dat is werk voor in de avonden en de weekenden. U durft het bijna niet hardop zeggen, maar u hebt inmiddels een tweede artikel klaar.

Gesteld dat u maanden wacht op een antwoord. Gesteld dat u een antwoord krijgt na maanden. Gesteld dat het onderwerp van de mail “rejected” is. Gesteld dat er in de mail voorts niets staat. Geen motivatie. Geen tips ter verbetering. Geen opties om een gewijzigde versie in te dienen. Niets. Behalve vriendelijke groeten.

Gesteld dat u de slaap niet kunt vatten. Et cetera. Gesteld dat u deze cyclus een paar keer doorloopt tot u, u bent nu 3 jaar doctoraatsstudent en mentaal een gelijkaardig aantal decennia ouder, een langere mail krijgt van een wetenschappelijk tijdschrift. Uw artikel is warempel niet rejected maar zal onderworpen worden aan peer review.

Gesteld dat u eerst even opzoekt hoe peer review werkt. Peer reviewers zijn academici die door de wetenschappelijke tijdschriften worden aangeschreven om anoniem en onbezoldigd potentiële publicaties te beoordelen. Alles staat of valt met de kwaliteit van de peer reviewer. Is die voldoende vertrouwd met het onderwerp of zal die herkenbare thema’s gemakkelijker als de norm beschouwen ten koste van innovatief onderzoek? Die bedenkingen maakt u niet. U bent blij dat uw artikel eindelijk naar waarde zal worden geschat.

Gesteld dat u na maanden wachten wederom mail krijgt van het wetenschappelijke tijdschrift. Dat moet de mail met commentaar van de peer reviewer zijn. Die blijkt in de vorm van een checklist. Methodologie goed. Coherentie goed. Andere parameters goed. Relevantie niet hoog genoeg. Dat is het. Geen motivatie waarom. Geen tips ter verbetering. Geen bijlage. Vriendelijke groeten.

Gesteld dat u iets doet wat u voor het eerst doet in uw leven: u vraagt uzelf af op welke grond wetenschappelijke tijdschriften uw werk zonder veel ommezien kunnen afkeuren. Zij beseffen toch dat vele levens worden bepaald door hun beoordelingscriteria? Uiteraard beseffen zij dat. En ze maken er handig gebruik van. U bedoelt eigenlijk dat ze de universiteiten in een strakke wurggreep houden en de kostprijs van de tijdschriften jaar na jaar met enkele procenten opdrijven. Omdat het aantal publicaties in zo gerenommeerd mogelijke tijdschriften bepaalt of iemand een academische carrière kan uitbouwen of niet, en er nu eenmaal ergens moet worden gepubliceerd, maken wetenschappelijke tijdschriften winsten waar menig cokedealer in Antwerpen jaloers van wordt.

Gesteld dat men toch een artikel wil publiceren. Ten eerste: proficiat! En dat u ondanks alles nog altijd gezegend bent met een idealistische ingesteldheid en dat u iets wilt teruggeven aan de samenleving. Dat het niet zo kan zijn dat kennis ligt te verloederen achter een ondoordringbare paywall tenzij u een klein fortuin kunt ophoesten. En het siert u dat u “samenleving” beschouwt als een ruim begrip. Dat de kennis die uw onderzoek voortbrengt misschien mensenlevens kan redden in gebieden waar dan ook elders ter wereld met een kleinere financiële draagkracht. Om maar te zeggen: uw bent er helemaal zeker van dat u open access wilt publiceren. Prima, zegt de wetenschappelijke uitgeverij, dat is dan wel 6.000 euro.

Gesteld dat uw academische carrière na uw doctoraatstijd niet stopt omdat u volledig op bent maar louter omdat u onvoldoende hebt kunnen publiceren: heeft dat dan met een gebrek aan kunde te maken? Of eerder met een duistere willekeur die in het leven is geroepen door commerciële ondernemingen die jaarlijks monsterwinsten willen maken?

Gesteld dat dit het systeem is waarop universiteiten zijn gebouwd: dan zitten we toch met een gigantisch geloofwaardigheids- en integriteitsprobleem, nog gezwegen van de intrieste vernietiging van menselijk kapitaal?



doorbraken

26/03/2022
🖋: 

Studenten of medewerkers van UAntwerpen die met grensoverschrijdend gedrag worden geconfronteerd en daarvan melding maken, zullen nadien een enquête van een halfuur moeten invullen over de drempels die ze hebben ervaren. Doen ze dat niet, wordt hun melding onontvankelijk verklaard.

UAntwerpen is de eerste universiteit in Vlaanderen die verplichte drempelevaluaties na een melding of klacht van grensoverschrijdend gedrag invoert. In een persbericht motiveert UAntwerpen de maatregel: “We moeten hierin eerlijk en bescheiden zijn: een universiteit is een plaats waar ongezonde machtsrelaties gemakkelijk gedijen. Een efficiënt systeem om deze klachten en meldingen te verwerken is noodzakelijk. Niet dat er sprake is van een probleem natuurlijk, maar mocht iemand zich toch ooit identificeren als slachtoffer, zouden we niet willen dat de pers ons iets kan verwijten.”

Om de werking van de universiteit te verbeteren, moet de persoon die zich identificeert als slachtoffer na een melding te hebben gedaan of een klacht te hebben ingediend daarom een online enquête invullen die volgens UAntwerpen geheel anoniem is: “De enquête bevat slechts 87 vragen en het invullen neemt hoogstens een halfuurtje in beslag. Hoe ervaren mensen die zich identificeren als slachtoffer de meldingsprocedure? Waar ging het, onze bedoelingen ten spijt, verbazend vlot? Ontbreekt er ergens een ombudspersoon die de persoon die zich identificeert als slachtoffer doorverwijst naar een faculteit die de persoon die zich identificeert als slachtoffer doorverwijst naar een andere ombudspersoon die de persoon die zich identificeert als slachtoffer doorverwijst naar een interfacultaire bemiddelaar die de persoon die zich identificeert als slachtoffer doorverwijst naar een vertrouwenspersoon die een collega is van de dader die het toch zo niet bedoeld heeft? Op die vragen willen we een antwoord krijgen. Het is van cruciaal belang dat we personen die zich identificeren als slachtoffer het gevoel geven dat ze ernstig worden genomen.”

Het is misschien een beetje verbazingwekkend dat UAntwerpen aan het niet-invullen van de evaluatie een sanctie koppelt. De universiteit benadrukt dat ze dat doet om personen die zich identificeren als slachtoffer te helpen. “We willen dat de drempel om procedures aan te gaan verlaagd wordt, opdat mensen zich geen zorgen hoeven te maken om eventuele menselijkheid. We willen dat de personen die zich identificeren als slachtoffer beseffen dat de universiteit alles in het werk heeft gesteld om een ondoordringbaar systeem op poten te zetten dat hen ertoe dwingt constant zichzelf de vraag te stellen of het wel de moeite is om een klacht in te dienen. Zien ze daarvan af, besparen ze zich een hele bureaucratische lijdensweg.”

Criticasters vinden dat UAntwerpen zelf moet onderzoeken of de procedure al dan niet te omslachtig is. Ze menen dat de universiteit zelf het traject om een klacht in te dienen een keertje kan afleggen. UAntwerpen laat die kelk aan zich voorbijgaan. “Dat kunnen we onze werknemers niet aandoen.”



close-up

26/03/2022
🖋: 
Auteur extern

Lily George


Belfast (2021) onderscheidt zich van de ‘standaard’ oorlogsfilms door de focus op het intieme, persoonlijke, huiselijk-alledaagse verhaal van mensen in een oorlogsgebied. Dat kan in eerste instantie ongemakkelijk aanvoelen, zeker als je gewend bent aan de meer spectaculaire Amerikaanse oorlogsfilms: films met een duidelijk goed-versus-kwaad en waarin je als kijker weet met welke personages je moet meeleven en met welke juist niet, om aan het einde van de rit jezelf op de morele borst te kunnen kloppen dat je ‘de goede’ kant hebt gekozen. Deze film laat het niet toe dat je met zo’n tevreden gevoel de bioscoop uitloopt.

De film speelt zich af in een hechte arbeidersbuurt in de (Noord-)Ierse stad Belfast aan het begin van de Troubles. Dat was een periode in de geschiedenis waarin de strijd tegen de Britse bezetting van Ierland en de religieuze strijd tussen katholieken en protestanten zorgden voor een heuse guerrillaoorlog in Noord-Ierland. Katholieken in Noord-Ierland werden door protestantse unionisten (die Noord-Ierland bij het Verenigd Koninkrijk willen houden) gezien als een bedreiging en systematisch gediscrimineerd. Die discriminatie en het verzet ertegen leidden uiteindelijk tot de guerrillaoorlog op Ierse grond.

We zien de film door de ogen van Buddy, een zesjarige jongen die samen met zijn ouders, grootouders en oudere broer al zijn hele leven in de buurt woont. Zijn verhaal is dat van een verscheurde community, een gezin dat moeilijke keuzes moet maken en een zesjarige jongen die net als de kijker antwoorden wil vinden op ‘Wat is goed?’ en ‘Wat is kwaad?’. Kenneth Branagh, de regisseur van Belfast, groeide zelf op in Belfast tijdens de Troubles en heeft autobiografische elementen gebruikt voor de productie van deze film.

Belfast wisselt momenten van heftig geweld, de rellen waarbij de katholieke winkels worden aangevallen en een overval door de buurtkinderen op een katholieke winkel, af met veilige en huiselijke scènes, Buddy die door de buurt loopt en door iedereen begroet wordt, Buddy’s grootouders die samen dansen, het hele gezin samen op een feest, dialogen over het mooie leven dat ze hebben (gehad) in de buurt. De film is in die zin een emotionele rollercoaster. Zowel de ‘veilige’ als ‘onveilige’ scènes duren altijd net niet lang genoeg om ze helemaal te laten bezinken, voor ze elkaar weer afwisselen.

Een punt van kritiek op het verhaal is dat het – juist door de persoonlijke insteek van een grootschalig conflict – het risico loopt de bezetter te humaniseren. Het is goed om te beseffen dat er in een conflict altijd ‘gewone’ mensen zijn die hun leven proberen te leiden, dat oorlog niet alleen in binaire termen van goed of kwaad moet worden bekeken. Maar je loopt ook het risico om de bezetting van Ierland door de Britten an sich te humaniseren als je niet duidelijk genoeg maakt dat de ‘gewone mensen’ in je verhaal niet symbool staan voor het grotere verhaal. Ik denk dat Belfast dat redelijk goed gedaan heeft, maar dat het ook een kwestie is van de tijdsperiode waarin deze film gemaakt werd. Een verhaal met precies dezelfde insteek maar dan afgespeeld in (bezet) Palestina had ik bijvoorbeeld absoluut niet kunnen waarderen.

Belfast is een emotionele coming-of-age-film en een aanrader voor al wie behoefte heeft aan een conflictverhaal, los van alle spektakel waar zulke films vaak mee gepaard gaan.



in gesprek met professor Van de Velde

26/03/2022
Grensoverschrijdend Gedrag (© Stefaan van Parys | dwars)
Bron/externe fotograaf

Stefaan van Parys

🖋: 

De Vlaamse universiteiten kregen de afgelopen tijd felle kritiek te slikken over de manier waarop ze omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook binnen UAntwerpen klinkt de roep almaar luider om de problematiek meer krachtdadig aan te pakken. dwars sprak met professor Sociologie Sarah Van de Velde, die met enkele collega’s een actielijst opstelde en voorlegde aan rector Van Goethem.

“De reacties van de verschillende universiteiten op grensoverschrijdend gedrag binnen hun organisatie was een beetje bevreemdend. Het kwam over alsof men het er liever niet over wilde hebben”, vertelt Sarah Van de Velde. “Dan heb ik er binnen de faculteit Sociologie op aangedrongen om als faculteit een voortrekkersrol op te nemen. Ondertussen kwam ik in contact met Katrien Schaubroeck en Sabine Van Doorslaer en hebben we een paar essentiële actiepunten op papier gezet.”

“Ten eerste moet er een centrale informatiehub komen voor elke vorm van grensoverschrijdend gedrag. Daar moeten slachtoffers informatie kunnen inwinnen om te weten bij wie ze voor wat terechtkunnen. Nu heb je vertrouwenspersonen, facultaire ombudsdiensten, een centrale ombudsdienst, Mensura ... Dat moet vele malen duidelijker. Ik weet niet of je al eens hebt geprobeerd uit te zoeken hoe je een melding moet maken of een klacht neerleggen. Ik kan zeggen: het is niet eenvoudig. Het eerste wat de universiteit moet doen, is zorgen dat de procedures duidelijk verlopen.”

“Belangrijk is dat de onafhankelijkheid van deze centrale informatiehub gegarandeerd is”, gaat Van de Velde verder. “Bij voorkeur zijn aanspreekpunten geen personeelslid van UAntwerpen of toch op zijn minst geen ZAP’ers. Minstens zo essentieel is dat het personen zijn die daarvoor een opleiding hebben gekregen of een gepaste achtergrond hebben. Deze centrale informatiehub moet een prominente plaats krijgen op de site van UAntwerpen en moet proactief onder de aandacht van alle medewerkers en studenten worden gebracht.”

“Een ander punt is dat de universiteit de neiging heeft pas te reageren wanneer er iets misloopt”, geeft Van de Velde aan. “De universiteit heeft een voortrekkersrol en het is net belangrijk om meer preventief aan de slag te gaan. De verhouding (doctoraats) student-prof/promotor is een ongelijke en afhankelijke situatie waarin gemakkelijk dingen fout kunnen lopen. Universiteiten moeten erkennen dat studenten en doctoraatsstudenten in een kwetsbare positie zitten. In het bedrijfsleven kan een baas worden verplaatst naar een andere dienst, een promotor verplaatsen naar een andere faculteit gaat lastiger. Dat preventief denken kan door bij de aanwerving al duidelijk te maken wat kan en wat niet en waar je heen kan als er iets misgaat.”

“Deze actiepunten hebben we ook aan rector Van Goethem voorgelegd”, zegt Van de Velde tot slot. “Hij lichtte toe waarom het volgens hem niet zo eenvoudig is als hoe we het voorstelden. Ik vind dat we moeten stoppen met schermen met procedures en moeten nadenken over wat we wél kunnen doen. Universiteiten denken te vaak vanuit de positie van de dader. De eerste vraag moet zijn: hoe kunnen we de slachtoffers beschermen?”



handjes af, Hollywood

25/03/2022
🖋: 
Auteur

De film- en televisieserie-industrie zijn volledig hun creativiteit kwijt! In plaats van originele ideeën bedenken ontfermt ze zich nu over boeken om dan verfrissende inzichten te beloven over gekende verhalen. Niets of niemand is nog veilig, houd je vooral vast aan de takken van de bomen, want voor je het weet zie jij jouw favoriete boek of boekenserie compleet transformeren in een kostelijk afkooksel. In hoeverre vervangt een film of tv-serie zijn originele voorganger? 

Natuurlijk zijn adaptaties van boeken geen recent fenomeen. De Harry Potter en Twilight mania was nog niet gaan liggen of daar waren de Divergent, Maze Runner of Marvel versies al. Sommige zoals The Golden Compass van Philip Pullman flopten volledig ondanks de aanwezigheid van sterrenvedette Nicole Kidman. Daar zit het probleem net voor de doorsnee fan, zoals enkele trouwe volgers van niet nader genoemde fandoms aanhalen: “Veel informatie die de boeken zo ambachtelijk en meesterlijk blootleggen, raken wat verloren in het format van film of tv. Je mag dan wel wereldsterren casten, maar eigenlijk zijn personages in zulke gevallen ondergeschikt aan de storytelling.” Andere superfans hebben dan weer hun eigen kleine bezorgdheden: 'Ik ben er nog altijd niet over dat Tom Bombadil nooit in Peter Jacksons verfilming van Lord of the Rings is geraakt.' Kijken we terug naar de jaren 2010, kunnen we zien hoe screenwriters orde probeerden aan te brengen in hun verhaallijnen door de finales op te splitsen in meerdere films. Die dubbele finales werden dan ook zeer on-ironisch part one en part two genoemd. God behoede dat er ooit een part three komt.  

Ondanks deze gebreken zijn veel geadapteerde boeken toch vaak enorm succesvol bij het grote publiek. Dat is te wijten aan het feit dat het verhaal al een zekere populariteit heeft. Bijgevolg hypen de fans de verwachte verfilmingen, waardoor de trailers en sneak peaks in de algoritmes van de gewone sterveling belanden. Zonder het te beseffen worden deze stervelingen meegetrokken in een YouTube-rabbit hole dat hen omvormt tot hardcore fans van een bepaalde film of tv-serie. Zulke indoctrinaties leidden in het verleden al tot verscheidene disputen tussen grote groepen fans die elk de autoriteit claimden om een ware en doordachte uitspraak te mogen doen over een fan theory. Want hij/zij was immers een superfan. 

Ondanks de grote populariteit van deze verfilmingen blijven de reacties onder de superfans eerder afwachtend en afhoudend. “Als fan is het ergste wat een fandom kan overkomen dat de makers van de film of serie de vrije loop nemen met het verhaal en er in die mate een eigen twist aan geven dat belangrijke groeiprocessen van bepaalde personages drastisch veranderen of zelfs volledig verdwijnen.” Scenaristen en regisseurs hebben vaak een moeilijke afweging te maken tussen verhaal of pragmatisme. Vele verhaallijnen worden in dank of ondank aan huidige thema's als vrouwengelijkheid, LGBTQ+ of racisme aangepast. 

Dat brengt me tot de vraag waarom je bepaalde boekenreeksen in de eerste plaats zou lezen. “Jaren, of voor sommigen slechts maanden, doen over een boekenreeks lezen is een gevoelservaring. Doordat je opgroeit met bepaalde personages en hun leven zo intens volgt, ben je als het ware deel van het verhaal.” Reeksen geven de mogelijkheid een verhaal zodanig uit te rekken en op lange termijn te werken dat het een rijkelijkere ervaring is dan een twee uur durende cinema-avond. Cinema's bezoeken is daarbij niet ondergeschikt aan boeken lezen. Maar boekenreeksen nemen hun fans echt mee op een langdurig avontuur, terwijl een film of serie eerder complexiteit kan wegnemen. 

De 'visuele' fans van een tv-serie of filmreeks ervaren dat avontuur op een heel andere manier. Natuurlijk is dat oké zolang zij zich er voldaan door voelen, al is het jammer om te beseffen hoe zoveel mensen eigenlijk een fantastische belevenis mislopen uit nalatigheid of onzekerheid. Velen zijn er zich zelfs niet van bewust hoeveel films en series eigenlijk gebaseerd zijn op boeken. Het is op zich geen probleem dat niet te weten, maar wat is er gebeurd met onze gebetenheid om te lezen? Is onze aandachtsspanne door sociale media zodanig verkort dat we niet meer verder kijken dan de wereld buiten ons scherm?  

Beweren dat mensen niet meer naar een boek grijpen, is uiteraard lichtjes overdreven, maar het probleem stelt zich wel en dat frustreert sommige boekfanaten:  “Ik kan mij er enorm over frustreren dat mensen zich een Lord of the Rings-fan noemen zonder de boeken te hebben gelezen. Ik bedoel, als je echt gepassioneerd bent door iets, doet het pijn om te zien dat anderen zich het label ‘fan’ aanmeten zonder even toegewijd te zijn.” Film en tv-serie zijn een mogelijkheid om een fantasiewereld op papier naar een visuele realiteit om te zetten, maar bepaalde details en moeten er toch aan geloven. Het tempo van een boek ligt anders dan een dat op een scherm. First person monologen kunnen moeilijk visueel vertaald worden, waardoor er soms belangrijke plot points verloren gaan.  

Wat is nu superieur? Is er zelfs een discussie mogelijk over die vraag? Is het de fervente boekenliefhebber die de volledige lore van een serie kan uitleggen of de gemakzuchtige film-/seriekijker die blijft benadrukken dat hij/zij de boeken niet hoeft te lezen aangezien iedereen zegt dat het goede verfilmingen zijn. In se is dit een discussie van het kip of het ei, want iedereen doet in feite waar hij of zij zin in heeft. Maar neem gerust eens een boek vast, je weet nooit wat erin staat.  



lezen in een ontleesde tijd

25/03/2022
🖋: 

Sla om de zoveel maanden een krant naar keuze open en de kans is groot dat je een artikel tegenkomt dat hel en verdoemenis predikt over de leescultuur in het Nederlandse taalgebied. De dagen nadien stromen er dan ook steevast lezersbrieven binnen van enerzijds oude knarren die ‘die vermaledijde jeugd met hun Netflix en Instagram’ berispen op hun inferieure mediaconsumptie, en anderzijds boekenliefhebbers die pleiten voor een verlaagde drempel in het literatuuronderwijs, in de hoop dat de jeugd het tóch maar eens op kan brengen een boek open te slaan. Waarom beroert de discussie over literatuur de gemoederen zo? dwars sprak een academicus en een schrijver over wat ‘literatuur’ nu eigenlijk is, het belang van dat soort werken en de toekomst van het lezen. 

Erik Vlaminck is 68, gerenommeerd schrijver, lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren en zelfbenoemde ‘oude mens’. Samen met Frank Willaert, (nu emeritus-)professor Taal- en letterkunde aan UAntwerpen, is hij mede-initiatiefnemer voor de creatie van een canon van de Nederlandstalige literatuur. Het belang dat hij hecht aan klassieke literatuur valt dus enigszins te raden. Luc Herman, 63, is decaan van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte aan UAntwerpen, is professor in de narratologie en specialiseert zich op het werk van Thomas Pynchon, een (voor de interviewer van dienst, althans) moeilijk te doorgronden postmodernistische schrijver van Amerikaanse komaf. Het enige vak dat hij naast zijn werkzaamheden als decaan nog doceert is crime fiction: “Daar doe ik nog wel eens wat algemene uitspraken over literatuur, dus zo ben ik ongetwijfeld ook in dit interview terechtgekomen.” 

 

de wetten 

Literatuur, dat ongrijpbare begrip, wat is dat nu eigenlijk? Als maatschappij accepteren we dat werken van Harry Mulisch en Louis Paul Boon tot de ‘literatuur’ behoren, maar wat maakt het dat de Harry Potterreeks daarbuiten zou vallen? Vlaminck geeft zijn persoonlijke definitie: “Ik maak voor mijzelf weleens het onderscheid tussen lectuur en literatuur, onder de heel expliciete voorwaarde dat ik het ene niet minder waard vind dan het andere. Voor mij is iets literatuur wanneer een auteur een pak gedachten, emoties en ideeën inpakt in woorden, op een zodanige manier dat die bij een lezer een complexe veelheid aan emoties en gedachten en ideeën teweegbrengen. Die hoeven tussen lezer en auteur niet hetzelfde te zijn. Lectuur is dan voor mij wanneer de auteur heel doelbewust een bepaalde emotie inpakt in woorden zodanig dat de lezer diezelfde emotie er weer uithaalt. Spanning, bijvoorbeeld: de auteur legt spanning in een boek en de lezer haalt dat er weer uit.” Deze scheiding tussen lectuur en literatuur is allesbehalve zwart-wit: “Er zit zeker een grijze zone tussen deze twee uitersten. En laat dat allemaal maar grijs zijn. Ik kan dat met mijn definitie dan wel mooi in twee categorieën indelen, maar niks past daar écht in. Alles zit in een grijze zone. Let it be!” 

 

Een juiste definitie van literatuur heeft een sociologische grondslag. 

 

Herman kijkt door een meer academische bril. “De definitie van Vlaminck lijkt mij de definitie van een purist: mijn overtuiging is dat literatuur heel moeilijk, misschien zelfs helemaal niet te definiëren is. Toen ik weleens voor een klas op de middelbare school stond om over literatuur te praten, startte ik altijd met een slide waarop stond: ‘literatuur is wat de leraar of lerares zegt dat het is.’ Ik ben ervan overtuigd dat een juiste definitie van literatuur een sociologische grondslag heeft. Dat neemt natuurlijk niet weg dat individuele lezers recht hebben op hun eigen specifieke definitie, maar je geeft er wel mee aan dat er bepaalde processen zijn waardoor je binnen een bepaalde groep tot een definitie van literatuur kan komen.” 

Een boek heeft volgens Herman dus niet per se een intrinsieke waarde die het een literair werk maakt: “In mijn hoogstpersoonlijke definitie van literatuur zit de notie ‘intellectuele uitdaging’ als een kenmerk van wat voor mij belangrijke literatuur is. Dat betekent niet dat andere teksten dan onmiddellijk onbelangrijk worden. Het belang van een auteur zoals Joyce of Pynchon is ingegeven door mijn begrip van een universiteit en mijn idee van de universitaire studie van literatuur. Als student Taal- en letterkunde moet je uitgedaagd worden door teksten. Aangezien ik deel uitmaak van het universitaire systeem, is dat gegeven essentieel voor mijn definitie. Er zijn daarnaast processen en omstandigheden waardoor je als individu op een bepaald moment, in een bepaalde omgeving, tot een specifieke definitie van literatuur komt. Deze definitie heeft dan wel te maken met duidelijke kenmerken van bepaalde teksten, maar die kenmerken zijn absoluut niet in steen gegrift, en kunnen door de tijd en omgeving veranderen.”  

 

rituelen 

Of een roman nu intrinsiek literair is of dat haar literaire status ontleend wordt aan sociologische processen daargelaten, Herman en Vlaminck lijken beiden graag te zien dat leescultuur bevorderd wordt. Zo vertelt Herman mij vol enthousiasme over het leesoffensief, een initiatief van de Vlaamse overheid om jongeren meer aan het lezen te krijgen, en vertelt Vlaminck me hoe hij begaan is met het lot van de Nederlandse klassiekers: “Wanneer ik in Parijs of in Londen een krantenwinkel binnenspring, vind ik daar ogenblikkelijk alle mogelijke Franse of Engelse literatuur, maar de Nederlandse, die vind je hier niet, daarvoor moet je vaak zelfs naar het antiquariaat. Dat was zoiets wat onze ogen uitstak: hoe is dat godverdomme mogelijk, wij hebben ook goede klassieken, maar die stoppen we zelf in het verdomhoekje. Met het ontwikkelen van die canon wilden wij dus een knuppel in het hoenderhok gooien. Dat wij hier nu over literatuur zitten te praten lijkt mij dan ook een teken dat we op de goede weg zijn.” 

 

Hoe is dat godverdomme mogelijk, wij hebben ook goede klassieken, maar die stoppen we zelf in het verdomhoekje. 

 

Toch rijst de vraag of we ons überhaupt wel zorgen moeten maken om het feit dat er minder gelezen wordt. Herman denkt dat lezen nog altijd een meerwaarde kan bieden: “Ik denk aan een onderzoek waarbij de auteurs proefondervindelijk denken te kunnen stellen dat fictie lezen je theory of mind, het vermogen om intenties en motivaties toe te kennen aan anderen, vergroot. Door het lezen zou je meer begrip kunnen opbrengen voor perspectieven van anderen omdat je inziet wat hun motivaties zijn.” Hij maakt daar nog wel een kanttekening bij: “Ik ben zelf tamelijk sceptisch wat betreft dat onderzoek: er is gebleken dat het niet gereproduceerd kon worden, en dat is nooit goed als het om empirisch onderzoek gaat. Ik heb dus wel mijn vragen bij de overtuiging dat literatuur goed zou zijn voor iedereen.” 

 

van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan… 

Ik vraag me af of we datzelfde vermogen, dat we vroeger uit boeken haalden, tegenwoordig niet gewoon uit andere media halen. Herman ziet die verschuiving door de jaren heen ook in zijn klassen: “Het is gewoon zo dat jongeren door de jaren heen veel visueler zijn geworden. Ik kan dat zelf bijna elke week in mijn les vaststellen: als ik een clipje laat zien op YouTube en ik stel daar vragen over, komen daar spontaan veel meer reacties op dan wanneer ik een vraag stel over een passage uit een roman. Lezen wordt meer en meer als een inspanning gezien: het is ook gewoon makkelijker om in de zetel te ploffen en Netflix aan te zetten.” 

Zowel Herman als Vlaminck zetten dus ook graag eens een serie op en beamen beiden dat dat ook geen inferieure activiteit is, vergeleken met het lezen van een boek. Toch benadrukt Vlaminck dat er wel een verschil is tussen de twee: “Ik denk dat series de grootste concurrent zijn voor literatuur, en laat dat ook maar zo; concurrentie moet er zijn. Maar iets wat literatuur wél kan bieden en een serie niet, is dat literatuur veel meer een appel doet op de persoonlijke fantasie en creativiteit van de lezer. Wanneer je leest, maak je je eigen film. Ik zal nooit, wat vaak gebeurt in boeken en waar ik me weleens aan erger, een halve pagina wijden aan of mijn hoofdpersoon nou een grote man is met brede schouders en met borstelige wenkbrauwen. Laat de lezer zich daar vanzelf een beeld bij vormen. Dat heb je bij televisie niet, daar krijg je dat allemaal voorgeschoteld.” 

 

het woud der verwachting 

Je kan het verminderde leesplezier van jongeren en de daarbij horende ontlezing aan van alles wijten: misschien zijn alternatieve media wel gewoon interessanter, wellicht is de aandachtsspanne van jongeren niet meer wat ze geweest is … Hoe krijgen we jongeren nog aan het lezen in een tijd waarin zoveel indrukken en stimulansen om elke hoek voor het oprapen liggen? Vlaminck gelooft niet dat de tijdsgeest zo enorm veel veranderd is. “Toen ik meer dan vijftig jaar geleden op de middelbare school zat, zaten er in mijn klas ook maar twee of drie die écht boeken lazen. En die grote verhalen over de ontlezing, 't zal wellicht wel hè, maar ik blijf denken dat die kleine kern van echte boekenlezers nog steeds intact is.” Volgens Vlaminck zijn het juist die kleine groepjes die gestimuleerd moeten worden: “Net zoals je bij wiskunde ook een paar moeilijke onderwerpen moet aanbieden voor de mensen die daar graag mee bezig zijn, moet je bij literatuur hetzelfde doen; waarschijnlijk zitten er dan ook tussen die niet mee zijn of weinig interesse hebben: breng voor hen ook evenveel respect op.” 

 

Ik blijf denken dat die kleine kern van echte boekenlezers nog steeds intact is. 

 

Beiden zijn het erover eens dat leesplezier de grootste prioriteit moet zijn in het onderwijs. Herman licht toe: “Ik zou zeggen dat het nog altijd belangrijk is om klassieke literatuur in de algemene vorming mee te nemen, als je maar zeker bent dat die het leesplezier niet gaan vergallen. Daar heb je in de eerste plaats leraars en leraressen voor nodig, die van een klassieke tekst iets kunnen maken wat leeft.” Vlaminck vult aan: “Probeer die leerling maar eens een halfuur bij een boek te houden, net zoals de turnleraar eens zal proberen zijn leerlingen drie kilometer te laten lopen. Bij sommigen zal het lukken en bij sommigen niet, maar probeer 't maar eens. Een leraar moet zelf enthousiast zijn, dat is één ding, maar hij moet ook tolerant zijn, vooral voor degenen die niet mee zijn. Bied die klassieke literatuur maar aan. Wie daarvoor valt is winst, maar alle andere mensen hebben evenveel gelijk.”