poëzie

25/04/2022
🖋: 

Levenslustig proevend 
van de realiteit 

Waaiend door de stad 
zwevend door het leven 

Ongemakkelijk bewust 
van de zwaartekracht 

Het oppervlak ebt weg 
menselijkheid spoelt aan 

Een visie van belang  
sust kleurloze stemmen 

De opkomst van grijs 
in al haar vormen 

Tussen de juiste mensen 
zachter geworden 

Diep in dons 
kracht gevonden 



poëzie

25/04/2022
🖋: 

Laat je los 
Los te laat 

Jij te laat, te los 
Ik te vast, te vroeg 

Heb wordt had 
Kunnen zijn 



close-up

25/04/2022
🖋: 

Mogen we de klassieke muziek weldra ten grave dragen? Succesauteur Ilja Leonard Pfeijffer omschreef het genre als een mummie aan het infuus: vergane glorie die tevergeefs in stand wordt gehouden. Wie het programma van de belangrijkste concertzalen bekijkt, merkt een gebrek aan diversiteit. De canon van de klassieke muziek bestaat vooral uit Europese mannen die het tijdelijke voor het eeuwige hebben ingeruild. Tijd voor verandering?

Buiten de grenzen van het Europese continent laat de negenennegentigjarige Emahoy Tsegué-Maryam Guèbrou een frisse wind waaien door het muzikale landschap. De Ethiopische componiste staat niet alleen bekend om haar lange achternaam, maar ook om haar virtuoze pianospel. Gemakshalve houden we het op Emahoy; Giorgio Vasari heeft het in zijn Vite ook niet over Buonarroti. 

Over de levenswandel van Emahoy kan een roman geschreven worden. Als kind van de Ethiopische aristocratie genoot ze muzikaal onderricht in Zürich en Caïro. Net als dat andere muzikale wonderkind, Wolfgang Amadeus Mozart, trad ze op aan koninklijke hoven. Zo was keizer Haile Selassie een groot bewonderaar. Emahoy had het sociaal kapitaal, de financiële middelen en het talent om uit te groeien tot een gerenommeerd concertpianiste. De Schepper besloot daar anders over. Na een zwerftocht door haar thuisland Ethiopië gaf ze gehoor aan haar christelijke roeping. Op haar negentiende trok ze zich terug in een afgelegen slotklooster.  

Haar passie voor muziek is ze daardoor gelukkig niet verloren. In de jaren zestig en zeventig nam ze drie albums op, collector‘s items die nu alleen nog maar te vinden zijn in obscure platenzaken – het soort met een eigenaardig wierookgeurtje in de lucht en een overjaarse hippie achter de kassa. Wie niet openstaat voor een vinylqueeste kan terecht op de grote muziekstreamingdiensten: in 2006 bracht het Franse alternatieve label Buda Musique een compilatiealbum uit.  

De invloed van de Ethio-jazz, het muziekgenre dat hoofdstad Addis Abeba in de jaren zestig op zijn grondvesten deed daveren, is duidelijk hoorbaar. Toch is Emahoy in de eerste plaats een klassiek geschoolde pianiste die trouw blijft aan haar Ethiopische roots. Ze ontleent de pentatonische toonstructuur – die gebruikt maakt van vijf in plaats van de gebruikelijke zeven noten – aan orthodoxe liturgische muziek.  

Emahoy schippert tussen jazz en klassiek. Haar muziek is minder experimenteel dan de piano-improvisaties van jazzvirtuozen zoals Bill Evans en Keith Jarrett, maar heeft meer schwung dan de nocturnes van Chopin. Akkoord, de opnamekwaliteit laat te wensen over en de albumhoes getuigt van weinig smaak, maar wat maakt dat uit als je zulke muzikale pareltjes krijgt voorgeschoteld. Emahoy levert een tijdloos album af dat al bij de eerste luisterbeurt tot de verbeelding spreekt. Afgaande op de songtitels verwacht je duistere en geladen muziek. The Last Tears of a Deceased zou niet misstaan op de cover van een misdaadroman. Wie vertrouwd is met het christelijke passieverhaal weet dat Golgotha en The Garden of Gethesemanie onheil voorspellen. En toch klinkt het album verrassend luchtig en dansbaar. De ideale achtergrondmuziek bij het lezen van een goed boek. 

Tip voor de fijnproever: laat het album door je hoofdtelefoon schallen bij een nachtelijke wandeling langs het Conscienceplein. Opener The Homeless Wanderer komt tot zijn recht onder de verlichte voorgevel van de Carolus Borromeuskerk. De onderstaande Spotifycode wijst de weg …  



25/04/2022
🖋: 

De Conventie van Genève van 1951, het vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties, vierde vorig jaar zijn zeventigste verjaardag. Hoewel migratie brandend actueel is, lijkt het verdrag niet tot het collectief geheugen te behoren. Een rondvraag bij mijn medestudenten Geschiedenis leverde vooral vragende blikken op: het verdrag deed bij niemand een belletje rinkelen. 

De Conventie was nochtans een scharniermoment in de wereldgeschiedenis. Sara Cosemans, migratiehistorica aan KU Leuven, geeft duiding: “Het vluchtelingenverdrag heeft te maken met de overgang naar een nieuw internationaal systeem. In het vooroorlogse Europa waren de grenzen eerder fluïde. Na de val van grote Europese rijken tijdens het interbellum ontstonden een heleboel nieuwe natiestaten die hun grenzen duidelijk gingen afbakenen. Een natiestaat is een container met een paspoort als toegangsticket. Vluchtelingenverdragen moesten zorgen voor surrogaatpaspoorten voor mensen die niet meer binnen die containers pasten. Het huidige vluchtelingenverdrag kwam tot stand in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog toen veel ontheemden niet wilden of konden terugkeren naar hun thuisland. De Conventie gaf de intern ontheemden een juridisch statuut.”   

Tegenwoordig zijn de woorden ‘vluchteling’ en ‘Oekraïne’ onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een gesprek voeren over de Conventie zonder aandacht te besteden aan de oorlog in Oekraïne is onmogelijk. Wanneer ik Cosemans vraag naar de huidige vluchtelingencrisis verrast haar antwoord me. “De Oekraïense oorlogsvluchtelingen vallen niet onder de Conventie. Het verdrag erkent enkel personen die vervolgd worden door de eigen staat. De Oekraïense vluchtelingen zijn op de vlucht voor Russisch oorlogsgeweld. In de jaren na de Conventie zocht men oplossingen voor oorlogsvluchtelingen. Het Afrikaanse continent nam het voortouw door in de jaren zestig een verdrag uit de vaardigen. Latijns-Amerika volgde in de jaren tachtig, Europa rond de eeuwwisseling. In België vallen oorlogsvluchtelingen onder subsidiaire bescherming, een juridische erkenning voor iemand die niet in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatuut, maar wel gevaar loopt in zijn of haar thuisland. Voor de Oekraïense vluchtelingen geldt wegens de tijdelijke beschermingsrichtlijn van Europa uit 2001 overigens nog een ander systeem. 

 

de onfeilbaarheid van een Zwitsers zakhorloge?  

Het vluchtelingenverdrag is niet onbetwist. Vanaf haar ontstaan kreeg de conventie kritiek, ook vanuit academische hoek. Tegenwoordig heerst er vooral bezorgdheid over de houdbaarheidsdatum van het verdrag. De wereld waarin wij leven is in zeventig jaar tijd veranderd. Houdt de Conventie de vinger aan de pols of is het verdrag intussen hopeloos verouderd? Sara Cosemans gelooft in het belang van de Conventie: “Omdat het natiestatensysteem niet veranderd is, blijft het verdrag accuraat. De Conventie houdt stand omdat het gebaseerd is op recht. Dat een vluchtelingenbeleid op basis van solidariteit enkel regionaal werkt, zagen we tijdens de Syrische burgeroorlog. Buurland Libanon ving meer oorlogsvluchtelingen op dan de Europese Unie. Omdat de opvangcapaciteiten van de buurlanden beperkt zijn, is er nood aan een herverdelingsbeleid dat gebaseerd is op objectieve rechten. De Conventie houdt geen rekening met vooroordelen van gastlanden. Wanneer een vluchteling kan bewijzen dat hij vervolgd wordt, heeft hij recht op bescherming.  In de praktijk is het voor vluchtelingen moeilijk om aan te tonen dat ze niet meer welkom zijn in hun thuisland.” 

Mensenrechtenactivist Ann Vermeulen is kritischer: “De Conventie heeft nood aan actualisering. Door hiaten in het verdrag zijn ecologische vluchtelingen en economische migranten het ondergeschoven kindje. Hoewel er zeventig jaar geleden eensgezindheid was onder de leden van de Conventie zijn de interpretaties uit elkaar gegroeid. Ondertussen zijn machtsblokken verschoven, waardoor landen zoals Polen en Hongarije in de schemerzone tussen het Oosten en het Westen liggen. Zo erkent West-Europa vluchtelingen die vervolgd worden voor hun geaardheid, terwijl LGBTQ+-rechten in Centraal-Europa onder vuur liggen.”  

 

Het wantrouwen tegenover vluchtelingen uit het globale zuiden neemt toe.

 

Hongarije en Polen zijn luis in de pels van het vluchtelingenverdrag. Beide landen maken deel uit van de Visegrádgroep, een alliantie van Centraal-Europese staten die weigeren mee te werken aan het Europese herverdelingsbeleid. Staat de VN machteloos tegenover deze staten? “De Conventie is een internationaal bindend verdrag”, verduidelijkt Cosemans. “De VN kan natiestaten op de vingers tikken als ze de regels schenden, maar in de praktijk hebben de leden van de Conventie veel vrijheid. Het verdrag bepaalt dat natiestaten beslissen aan wie ze het statuut vluchteling toekennen – tijdens het interbellum was dat nog een bevoegdheid van de Volkerenbond. Landen zoals Polen en Hongarije zien het vluchtelingenstatuut eerder als een gunst dan een erkenning waar iedere vluchteling recht op heeft. Wanneer een vluchteling ten onrechte geen statuut krijgt, kan hij in beroep gaan, maar door de kleine bewijslast is dat een moeilijk juridisch proces.”  

De VN heeft in de praktijk weinig zeggenschap over de verdragstaten van de Conventie. Wat met landen die het verdrag niet ondertekend hebben? “Het verdrag is niet universeel aanvaard”, vertelt Cosemans. “Veel landen met een grote vluchtelingenpopulatie zoals Libanon traden nog niet toe tot de  Conventie. De VN kan die staten niet op het matje roepen als ze het verdrag schenden.” 

De draagkracht voor de Conventie neemt bovendien af. Verschillende staten willen het verdrag verlaten. “Zeventig jaar geleden zat de Holocaust vers in het geheugen”, legt Cosemans uit. “In het interbellum bestond er geen consensus over de joodse vluchtelingenkwestie. De overlevenden van de Holocaust die aan de basis lagen van het verdrag wilden een herhaling van de oorlogsgruwel vermijden. Nu ligt de Tweede Wereldoorlog ver achter ons en zijn staten minder bereid om het verdrag te steunen.” 

 

grenzen aan de solidariteit 

In de Antwerpse binnenstad is de internationale politiek nooit ver weg. In en rond de stadscampus hangen verschillende blauw-gele vlaggen. Deze zomer was er in dezelfde buurt geen enkele Afghaanse vlag te bespeuren. Solidariteit kent grenzen.  

Cosemans geeft duiding: “Vanaf het einde van de jaren zeventig heeft het Europese continent haar grenzen opnieuw duidelijk afgebakend en neemt – onder impuls van neoliberale tendensen – het wantrouwen tegenover de vluchtelingen uit het globale zuiden toe. De voorkeur gaat uit naar witte, niet-mannelijke en christelijke vluchtelingen. De duur van een conflict speelt ook een rol. De inval in Oekraïne is nog maar enkele weken oud, waardoor het conflict dagelijks in het nieuws verschijnt. De oorlog in Afghanistan, die al meer dan veertig jaar aansleept, krijgt minder media-aandacht.” 

“Daarmee wil ik niet zeggen dat er in het verleden geen solidariteit was tegenover oorlogsvluchtelingen”, benadrukt Cosemans. “Tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 boden burgers onderdak aan vluchtelingen die in het Maximiliaanpark verbleven. Hoewel de staatsecretaris van asiel en migratie tegenwoordig oproept om vluchtelingen thuis op te vangen, criminaliseerde de overheid destijds zulke acties.”  

Politicoloog Pascal Debruyne onderstreept het belang van een duidelijk vijandbeeld: “Hoewel de geschiedenis zich nooit herhaalt, zie ik gelijkenissen tussen de oorlog in Oekraïne en de Hongaarse opstand in 1956. Het Westen heeft in beide conflicten een duidelijke tegenstander. In 1956 was dat de Sovjet-Unie die de Hongaarse opstandelingen onderdrukte. Het Westen stelde zich moreel superieur op door de Hongaarse vluchtelingen in de armen te sluiten. Landen zoals Frankrijk maakten handig gebruik van de Hongaarse vluchtelingen. In die periode begonnen arbeidsmigranten uit koloniale gebieden zich te verenigen in syndicaten. Door het verschil tussen de dankbare Hongaren en de opstandige Noord-Afrikaanse arbeiders te benadrukken, probeerde de Franse overheid de vakbonden een hak te zetten. Ook vandaag wordt er achter de schermen onderhandeld over vluchtelingen.”  

 

Tijdens de vluchtelingencrisis in 2015 werd solidariteit gecriminaliseerd. 

 

Debruyne staat dus eerder sceptisch tegenover het trekken van historische parallellen. Wanneer ik hem vraag naar gelijkenissen en verschillen tussen de regularisatie van de hongerstakers in de begijnhofkerk en de Oekraïense oorlogsvluchtelingen is hij op zijn hoede voor een ongegronde vergelijking. “Als academicus maak ik een duidelijk onderscheid tussen migranten en vluchtelingen. Regularisatie is iets totaal anders dan subsidiaire bescherming.” Wat niet wil zeggen dat eisen rond regularisatie onrechtmatig zijn; integendeel.”   

De afkeer voor vluchtelingen uit het globale zuiden, de overheidscampagne ‘een plek vrij’ en het politiek getouwtrek rond Hongaren in de jaren vijftig … De opvang van vluchtelingen is duidelijk gepolitiseerd, maar in welke mate bepaalt de publieke opinie het migratiebeleid? Volgens Debruyne is het een kip-of-eisituatie. “Toch denk ik dat de politiek de kip is die het ei legt. Sinds de jaren negentig levert verdachtmaking van migranten stemmen op, wat leidt tot een schizofrene situatie. Hoewel de politiek het onderwerp voortdurend oppookt, is er nauwelijks diepgaand debat of ernstige dossierkennis wat migratie en integratie betreft.”  

Net als Debruyne benadruk Cosemans het belang van de politiek. Ze baseert zich hiervoor op het boek Nieuw België van Tom Naegels. “De Belgische overheid nam als eerste een anti-migratiediscours in de mond. Pas later namen extreemrechtse partijen dat over.” Vermeulen ziet een wisselwerking tussen politieke partijen en de publieke opinie. “Politici zijn een belangrijke stem in het debat, maar bereiken niet alle burgers. Het wereldbeeld van politiek niet-onderwezen groepen wordt bepaald door zaken zoals het gebrek aan diversiteit op het scherm. Omdat partijen hun partijprogramma afstemmen op potentiële kiezers, die zelden pro-migrant zijn, verzwijgen centrumpartijen het onderwerp, tenzij ze stemmen van rechts kunnen winnen. Zo is het opvallend dat de grootste gezinspartij van ons land voor detentiecentra pleit.  

 

een humaner vluchtelingenbeleid? 

Opent de Oekraïense vluchtelingencrisis de deuren voor een humaner vluchtelingenbeleid? Vermeulen ziet weinig verandering: “Ik bezocht deze week een vluchtelingenkamp in Duinkerke. De situatie daar is even uitzichtloos als vijf jaar geleden. Ook het terugkeerbeleid blijft onveranderd. België stuurt vluchtelingen terug naar Afghanistan omdat het talibanregime zogezegd veilig is. Cijfers over hoge kindersterfte spreken dat nochtans tegen.”  

Cosemans ziet de situatie somber in: “De opvang voor vluchtelingen in ons land laat te wensen over. Het bed-bad-broodbeleid dat werd ingesteld door Maggie De Block gaat in tegen de Conventie, die bepaalt dat erkende vluchtelingen dezelfde behandeling moeten krijgen als staatsburgers. De Oekraïense vluchtelingencrisis gaat daar weinig aan veranderen. Het is makkelijker om opvangcentra af te breken dan ze weer op te bouwen.” 

Volgens Debruyne is ongelijke mobiliteit het dieperliggende probleem: “Hoewel wij westerlingen kunnen gaan en staan waar we maar willen, bakenen we de grenzen van het Europese continent duidelijk af. De beperkte legale en veilige wegen voor verblijf, gecombineerd met organisaties zoals Frontex (het Europese grensleger, n.v.d.r.) dwingen vluchtelingen in de irregulariteit.” Vermeulen vult aan: “Enkele jaren geleden sprak ik met de inwoners van de Italiaanse grensstad Ventimiglia over de gevolgen van  gesloten grenzen. Grensbewaking zorgde voor verdeeldheid in de regio: schaapherders verloren hun graasweiden en Franse vissers verbleven niet langer in Italiaanse hotels. Dat was voor mij een eyeopener. Waarom haalt dát de grote mediakanalen niet? Wie zich wil informeren over het onderwerp is aangewezen op nichetijdschriften en onvindbare documentaires.”  

 

Het hoger onderwijs besteedt nauwelijks aandacht aan migratie.

 

Vermeulen verwoordt de grootste frustratie van migratie-experts: in de kennisoorlog over migratie zijn de goedgeïnformeerden aan de verliezende hand. “Het hoger onderwijs besteedt nauwelijks aandacht aan migratie”, vult Debruyne aan. “Waarom is vluchtelingen en migratierecht geen verplicht vak in de opleiding Rechten? Of in de opleiding sociaal werk?” 

Cosemans sluit toch af op een positieve noot: “Historisch onderzoek draagt bij tot een beter begrip van het onderwerp migratie. Voor mijn doctoraat onderzocht ik de opvang van Oegandese, Chileense en Vietnamese vluchtelingen. Het Belgisch beleid ten aanzien van die groepen was voorbeeldig. Door het warme onthaal konden vluchtelingen hun trauma’s verwerken en een toekomst in ons land uitbouwen. In het verleden wierp een humaan vluchtelingenbeleid dus zijn vruchten af. De opvang van de Oekraïense vluchtelingen verloopt niet vlekkeloos, maar het eerste onthaal was alvast positief. Hopelijk heeft deze solidariteit een even gunstig effect, dat ons doet nadenken over een openhartiger vluchtelingenbeleid.” 



close-up

25/04/2022
🖋: 

Van 19 april tot en met 2 mei kan je een selectie aan films uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika bewonderen op het MOOOV-filmfestival dat in meerdere Vlaamse steden doorgaat. Om tegen het klassieke Hollywoodparadigma in te gaan kunnen festivalgangers de wereld virtueel rondreizen door nieuwe filmculturen te ontdekken. Filmmakers als Elia Suleiman, afkomstig uit Nazareth, spelen een belangrijke rol in het diversifiëren van het filmlandschap door non-conventionele films te promoten.

In It Must Be Heaven (2019) brengt de visuele dichter Elia Suleiman een ode aan de stille cinema door een alternatief narratief te schetsen over Palestina. Op die manier verzet hij zich tegen de westerse blik op Palestina die in de media gereduceerd wordt tot enkel een conflictgebied. In tegendeel, It Must Be Heaven toont de wondere wereld van het alledaagse met de focus op persoonlijke belevenissen. De notie van conflict wordt op andere manieren ingevuld: een burenruzie, een dispuut tussen vader en zoon, een debacle tussen restaurantganger en eigenaar, een staarwedstrijd tussen twee vreemdelingen in de tram. Als kijker beleef je de wereld vanuit het standpunt van het hoofdpersonage dat als zwijgzame voyeur toekijkt en via gelaatsuitdrukkingen een kritisch standpunt inneemt. De herrijzenis van de slapstickcomedy! De herwaardering van Buster Keatons stoïcijnse uitdrukkingen! De esthetiek van de mimiek! 

Net als Buster Keaton, Jacques Tati en Wes Anderson hecht Suleiman veel waarde aan symmetrie. Via de nadruk op horizontale lijnen en tweedimensionaliteit creëert de regisseur een stemming van sereniteit en kalmte. Het gebrek aan diepgaande conversaties is doelbewust toegepast om de stilte te laten spreken. Het hoofdpersonage, gespeeld door Elia Suleiman, voert ons mee van Palestina naar Parijs en vervolgens naar New York. Als observerende regisseur toont Suleiman ons een reeks van bijzondere taferelen: politieagenten op segways en rollerblades, een verlaten Parijs met militaire vliegtuigen, tanks en slechts twee toeristen. Het denkkader wordt omgekeerd waarbij de westerse metropolen op een bevreemdende manier in beeld gebracht worden. Zo houdt Suleiman de kijker een spiegel voor.  

De kritische noot komt sterk tot uitdrukking wanneer het hoofdpersonage zijn nieuwe filmproject voorstelt aan een Franse en een Amerikaanse producent. Zowel in Parijs als New York krijgt hij weinig waardering voor zijn script, een komedie over vrede in het Midden-Oosten. Het is helaas niet Palestijns genoeg vermits het verhaal overal kan plaatsvinden. Natuurlijk verwacht men dat Palestijnse regisseurs enkel films maken over de politieke en militaire confrontaties. Via lichaamstaal, mimiek en absurde schouwspelen creëert Suleiman een meeslepende komedie met een filosofische insteek. Het is een intrigerende film die een serieuze sneer geeft naar de eurocentrische opvatting van ‘wereldcinema’.  



het dialectdossier

25/04/2022
🖋: 
Auteur

“Ma kuunst is exprès per ongeluk, tis de leer van et heduld, et hlas tot aan de rand hevuld, de koffiekring op de krant. De stem die ut je kele brult, tis de bult a je tegen de lamp loopt, ma morsen is pas morsen ajet afdroogt!” Brihang brult door mijn koptelefoon terwijl de trein Aarsele langsboemelt. Een zucht ontvlucht mijn mond, weer thuis. Jacques Brel kan alleen maar het West-Vlaamse landschap in zijn gedachten gehad hebben tijdens het schrijven van Vlaanderen mijn vlakke land. Je merkt het meteen: lange uitgestrekte velden van pret*, anjoens*, kowle* en patatten* langs kilometers van zwynekoteriien*. Veld naast veld, kotje naast kotje, kerktoren naast kerktoren, een vast en vertrouwd patroon. Het heeft iets idyllisch, iets rustgevends om omringd te zijn door een volk dat kalmte kan vinden in de kleinste hoekjes.

Historisch gezien is de West-Vlaamse taal een samenraapsel van verschillende lokale dialecten afkomstig uit Noord-Frankrijk, West-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Op linguïstisch vlak is het West-Vlaams intrigerend omdat het een vreedzame symbiose vormt van een Germaanse en Romaanse taal. Een assiete komt van assiette, een cornisjong is nog steeds een augurk en stoffoasje is een koepelterm voor verschillende soorten textiel- en bouwmateriaal. We hebben het werkelijk allemaal. Daarom is het ook niet uitzonderlijk dat veel West-Vlamingen, of toch zeker zij die dicht bij de Franse en/of Waalse grens wonen, vloeiend tweetalig zijn. Een grappig feit is dat het West-Vlaams als taal nog steeds wordt gesproken in de gebieden van voormalig Frans-Vlaanderen. Zo kan ik als West-Vlaming met een ‘ik red me wel’-kennis van het Frans toch zonder problemen converseren met een inwoner van Duinkerke, Calais, Rijsel of Atrecht.  

Sociaal tegenover onze omwonende vrienden zijn wij West-Vlamingen zeker, maar daarbovenop zijn we nog efficiënt ook. Als een van de weinige dialecten in Vlaanderen kappen we zinnen zodanig af dat een volledige zin gehalveerd kan worden. Ke mie gejeund lik e keun in 't ves ges kan vrij vertaald worden als ‘Ik heb mij zodanig geamuseerd als een konijn in het verse gras.’ De rest van Vlaanderen ziet ons misschien als Babylonische brabbelwezens, maar er zit veel wijsheid verborgen in onze zinnen en gezegden. Neem nu de uitdrukking met de poepers zitten. Met de poepers zitten heeft niet direct iets te maken het achterwerk, al kan er een lichte link gevonden worden. Belangrijk ook is dat bij de uitspraak de nodige handbeweging wordt gemaakt. Vingers en duim komen samen in een punt en worden ritmisch van en naar elkaar toe gebracht. Iemand die met de poepers zit, is iemand die enorm veel schrik heeft voor iets, sterker nog, die persoon zal zich laf opstellen ten opzichte van de angst. Bijvoorbeeld, iemand moet een presentatie geven en is enorm bang om deze presentatie te doen. Bij aanvang van zijn of haar beurt kan die persoon besluiten uiteindelijk de presentatie niet te geven en gewoon weg te lopen van de verantwoordelijkheid. Zo iemand zat duidelijk met de poepers.  

Van angst kunnen wij West-Vlamingen natuurlijk goed meespreken, in Flanders fields where the poppies grow between the crosses row to row zit in ons bloed. We ademen de oorlogsverhalen over den Dutsch uit terwijl we geregeld tijdens een wandeling een obus langs de baan vinden. Onkruid vergaat niet, zeggen ze toch? Hetzelfde geldt voor de oorlogsrestanten en de bussen Engelsen en Canadezen die hun weg vinden langs onze tractorwegen. Iets wat we eigenlijk gemeen hebben met die Engelsen is het babbelen alsof we een hete patat in onze mond hebben. Negaties als jatndoet* en jammoajakendoet* zijn schering en inslag. Ik parafraseer, wanneer iemand een opinie poneert zoals 'Ik heb gehoord dat ze aan het werken zijn aan het spoor tussen Lichtervelde en Tielt', kan het antwoord wel eens negatief zijn: 'Jammoajakendoet, ik heb gehoord dat het tussen Tielt en Deinze was!'  

Maar wees gewaarschuwd! Deze eigenaardige introducerende gids tot de taal der totetrekkers* is nog maar het begin. Want het West-Vlaams is zelfs nog onderverdeeld in verschillende regiolecten. Kizzegems is niet hetzelfde als Ostènds en dan is er nog de algemene haat vanuit alle regio’s voor Popèrings. Zelfs de kleinste gemeenten en hehuchten kennen onderlinge rivaliteit doordat ze woorden anders uitspreken. Neem nu Koolskamp en Ardooie, twee kleine gemeenten op een kilometer van elkaar in hartje West-Vlaanderen. Koolskampenaren spreken over skool*, skaar* en skoen*, terwijl Ardooienaren liever sjhool*, sjhaar* en sjhoen* gebruiken. Als klap op de vuurpijl heeft de gemeente Koolskamp geen eigen grootwarenhuis en moeten ze voor hun inkopen naar de dichtstbijzijnde Delhaize in Ardooie. Je kan je al inbeelden wat voor spraakverwarringen daar kunnen optreden. Bepaalde regio’s hebben zelfs hun eigen topografische naam los van hun officiële naam. Bachtn de Kupe staat bijvoorbeeld voor het gebied achter de rivier de IJzer en de Westhoek is voor sommige West-Vlamingen gewoon al Vrankryck, want ze klappen daar Fransch.  

Zoals eerder vermeld is de link met het Frans nooit ver te zoeken. Nu we toch in de Westhoek zijn; er is een formidabel woord dat de West-Vlamingen uit de Westhoek zich eigen hebben gemaakt: pimpampoentje. Zoals de vele allitererende p's die in het woordje voorkomen zijn pimpampoentjes ook vaak met veel. Het heeft meerdere stippen, fladdert in het rond en doet stinkende pipi wanneer het bang is. Jawel, het is een lieveheersbeestje! De etymologie van een pimpampoentje leidt zoals vele West-Vlaamse woorden naar het Frans. Oorspronkelijk was papeljoentje een verzamelwoord voor alle vliegende insecten. De naam papeljoentje is dan weer afkomstig van het Franse papillon wat vertaald kan worden als vlinder, ook een vliegend insect. Zalig hoe de wereld aan elkaar hangt.   

Nu ik jullie toch al een korte inleiding heb gegeven tot de wereld achter het bordje 'hier stopt de beschaving' wil ik nog eventjes enkele stereotypen de wereld uit helpen. Niet alle West-Vlamingen hebben een tractor, maar ieder gezin beschikt wel over een vlijmscherp patattenmesje. Wat we met dat mesje doen, is grootmoeders grootste geheim. De zee, beste lezers, is ook vanuit het zuidelijkste punt van West-Vlaanderen nog steeds vijftig minuten rijden, inwoners van Eeklo (Oost-Vlaanderen) staan er al in een half uur. En vraag vooral niet aan een West-Vlaming om over muggen te praten, dat is pijnlijk voor zowel de vrager als de spreker. Een muh* is een muh en meer wil ik er ook niet meer over kwijt. En ten slotte zijn wij niet alleemaal platte boeren, ik zie ons eerder als gecultiveerd met een hoek af. Een vuil vlekje hier of daar, het maakt allemaal niet uit, want morsen is pas morsen als je het afdroogt.

 

*Verklarende woordenlijst 

Pret = prei 
Anjoens = ajuinen 
Kowle = kool  
Patatten = aardappelen  
Zwynekoterijen = varkenskoten  
Jatndoet = neen hoor 
Jammoajakendoet = helemaal niet hoor 
Totetrekkers = een groep die grappige bekken kan trekken 
Skool/sjhool = school 
Skaar/sjhaar = schaar 
Skoen/sjhoen = schoen 
Muh = mug 



Humans of UAntwerpen

25/04/2022
🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

Ik zie Thomas Naenen (23) in Vandoag is ‘t. Chocomelk voor hem, een latte voor fotografe Edith, thee voor mij. Naast fervent chocomelkdrinker – de chocomelk van Vandoag is ‘t is de beste in de studentenbuurt, zeg dat Thomas het gezegd heeft – is hij dj en studeert hij Rechten, afstudeerrichting publiek- en strafrecht. “Strafrecht heeft me altijd kunnen bekoren, maar ik denk dat het eerder een passie blijft dan een valabele carrière. Strafrecht is erg crowded, terwijl er zo veel vraag is in het publiekrecht dat je daarin sneller de kans krijgt om je te bewijzen”, zegt hij. Wanneer hij afgestudeerd is, wil hij daar dan ook vollenbak voor gaan. “Ik zou liever de volgende Jef Vermassen worden dan de volgende Dimitri Vegas & Like Mike, dat zei ik in 2019 en daar sta ik nog altijd achter. Dj’en is een toffe hobby, maar de advocatuur is wat ik écht wil doen. Zolang ik het kan combineren, zal ik dat blijven doen, maar ja, op mijn veertigste wil ik niet meer op studenten-TD’s draaien.” 

Hoelang hij nog zal dj’en daargelaten, de hobby is alleszins van kindsbeen begonnen. “Het verliep in twee fasen. De eerste fase begon toen ik twaalf, dertien jaar was met het simpele idee dat dj’en cool was. Ik downloadde een gratis programma, kocht een klein setje en draaien maar. De tweede fase was op fuiven draaien, die aanving toen ik zelf begon uit te gaan op zestien, zeventien.” Indertijd was het nog niets serieus, maar werd hij al wel gevraagd om te dj’en op sweet sixteens of een scoutsfuif in de buurt. De echte boom kwam pas later. “Op Verkenningsdagen in de Hoge Rielen, voor het academiejaar volop begon, leerde ik twee belangrijke mensen kennen: mijn vriendin en Felix Wouters, met wie ik goed bevriend ben geraakt. Het jaar erop zat Felix in Unifac en dankzij hem mocht ik de OpeningsTD in de Waagnatie inzetten en draaien op Students on Stage. Ik leerde veel mensen kennen, werd gevraagd door Sofia en Wikings-NSK … Op die manier ontstond er een sneeuwbaleffect en werd ik steeds vaker gevraagd. Felix was mijn ingang in het circuit, om het zo te zeggen.” 

Welke platen hij in dat dj-circuit draait, hangt niet per se af van zijn eigen smaak. “Je wordt geboekt omdat je een leuk feestje kan organiseren en je mensen kan laten bewegen, niet om je eigen muzieksmaak. Of ik een bepaald nummer nu een verschrikkelijke plaat vind of niet, als mensen dat graag horen, speel ik hem.” Met enige scepsis kijk ik naar Thomas. Echt waar? “Allez, ik draai nooit, of toch heel weinig, platte schlagerplaten of Samson & Gert-schijven. Sommige dj’s doen dat wel en dat werkt goed, maar de kans blijft klein dat ik Een tocht door het donker draai.”  

Thomas’ muzikale passie ligt elders. “Ik houd van harde techno, ik houd van remixen die wat harder zijn. Ik houd van dat knallen. Onder een tweede alias maak en draai ik veel technomuziek: obsqr. Onder die naam draai ik bijvoorbeeld in Club Vaag. Daar is de sfeer heel anders op TD’s: hoe onbekender de schijf, hoe beter.” Je zou kunnen zeggen dat Club Vaag en de gemiddelde studenten-TD behoorlijk op elkaar lijken: mensen komen voor de sfeer en om hun vrienden te zien. En toch klopt dat rudimentaire portret van het uitgaansleven niet helemaal: “De muziek hoort bij een TD, maar mensen zijn er vooral om buiten te komen, pinten te pakken en een avond met hun vrienden te beleven. De muziek is niet per se prioritair, terwijl dat bij Club Vaag wel het geval is. Een onbekende maar muzikaal goede plaat is een knaller in Club Vaag, terwijl de knallers op TD’s eerder de alom bekende liedjes zijn.” Dat verschil betekent niet dat het een of het ander makkelijker zou zijn. “Een TD is moeilijk in de zin dat je het kapot kan draaien door te veel onbekende liedjes te spelen of rustigere muziek te beginnen draaien op een moment dat er veel sfeer is. De sfeer erin houden moet je echt kunnen. Je moet je publiek echt meepakken, bij je houden. Techno kan je ook kapot draaien, met bijvoorbeeld ineens een heel andere stijl, maar op die feesten viben mensen meer. Het moet er niet de hele tijd met de handjes in de lucht zijn, om het zo te zeggen.”  

Naast zijn studies en dj’en behoorde Thomas ook tot het team dat Antwerp Law School Consultancy (ALSC) oprichtte. “Bij ALSC is mijn voornaamste focus het evenementenluik. In het eerste semester was dat de lezing met advocaat Sven Mary, dit semester een lezing met minister Annelies Verlinden. De juridische adviezen worden geschreven door onze legal consultants, dat doe ik dus niet zelf. Evenementen organiseren doe ik erg graag en heb ik van thuis uit meegekregen. Mijn vader organiseert namelijk zelf ook veel evenementen en ik heb in het begin van mijn dj-carrière veel aan hem te danken gehad. Tegelijkertijd is het ook een noodzakelijk kwaad dat bij het dj’en kwam kijken. Ik zag de hele tijd hoe een evenement georganiseerd werd als dj; daarna begon ik zelf te organiseren. Een academisch gekaderde lezing is natuurlijk iets anders dan een feestje.” Hij pauzeert even. “Het is anders omdat je rekening moet houden met de universiteit, maar daarbuiten is het heel gelijkaardig. Een aula of een club vastleggen, een dj of een spreker vragen, tja, dat is hetzelfde principe.” 



poëzie

25/04/2022
🖋: 
Auteur extern

Benjamin Heirbaut


Ik mis nog steeds de aanblik van stoepkrijt in september 
hoe het silhouet van verlaten kinderspel op het wegdek stond uitgelijnd 

het is lang geleden dat de A.V.-laan laatst een speelstraat was 

want vroeger was in de zomer alles mogelijk 
een kind op rolschaatsen deed auto’s buigen 
en we leerden veel ook al was de schoolpoort dicht 

de najaarsbui die het laatste regenboogwater in de goot deed sijpelen is al vele jaren heen 



ASRA eist beter beleid inzake grensoverschrijdend gedrag jegens studenten

20/04/2022
🖋: 
Auteur

Associatie Studentenraad Antwerpen (ASRA) heeft een beleidsnota uitgewerkt rond grensoverschrijdend gedrag, op basis van een brede studentenbevraging. ASRA is de overkoepelende studentenraad van Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA), waarvan Universiteit Antwerpen lid is. In de beleidsnota roept ASRA de leden van de AUHA op om in te zetten op de stroomlijning en opvolging van meldingen van grensoverschrijdend gedrag in ruime zin. Dat kan van seksuele aard zijn, maar ASRA wil ook zaken zoals onder andere pestgedrag, discriminatie en stalken aankaarten. 

Grensoverschrijdend gedrag was voor ASRA al sinds het begin van het academiejaar een beleidsprioriteit, maar de recente media-aandacht rond seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft voor een andere insteek gezorgd dan aanvankelijk gepland was. Voorzitter ASRA Jana Scheers: “Aanvankelijk wilden we vooral aankaarten dát er een probleem was, maar aangezien er in alle onderwijsinstellingen lijken uit de kast vielen en dat niet langer ter discussie stond, kon onze aandacht verschuiven naar de melding en opvolging van grensoverschrijdend gedrag. Met die insteek hebben we van 28 februari tot 13 maart 2022 een grootschalige bevraging onder alle studenten die onder een instelling van AUHA vallen gelanceerd. De beleidsnota is onze destillatie van de antwoorden die studenten op die bevraging gaven.” 

ASRA koos ervoor om de aanbevelingen op te stellen met een brede definitie van grensoverschrijdend gedrag in het achterhoofd. Jana: “In principe is elk gedrag dat iemand als grensoverschrijdend ervaart, grensoverschrijdend. Dat maakt het subjectief en dus ook persoonlijk: je kan het niet voor anderen invullen, het is daarom belangrijk om zowel een procedure als een cultuur te creëren waar elk incident gemeld wordt.” Wat met zulke meldingen gedaan wordt, hangt af van de ernst en het soort van het grensoverschrijdend gedrag. “Primair is dat een cultuur van zwijgen wordt vervangen door een cultuur van spreken. Voor ons is het belangrijk dat studenten zich veilig voelen om hun grenzen aan te geven zonder erom geridiculiseerd te worden, noch dat ze zich onmiddellijk verplicht voelen tot het neerleggen van een klacht.” 

Hoewel ASRA oproept om nultolerantie over de gehele lijn uit te werken, wordt er al binnen de definities een verschil gemaakt met seksueel grensoverschrijdend gedrag. “Om te vermijden dat studenten meerdere malen hun verhaal moeten doen, is het belangrijk dat alle vormen van grensoverschrijdend gedrag gemeld en opgevolgd kunnen worden aan twee centrale en onafhankelijke meldpunten, een intern en een extern, waarbij de student zelf de keuze heeft voor welk meldpunt die verkiest”, duidt Jana. “Seksueel grensoverschrijdend gedrag hoort daar uiteraard bij. We eisen dat de personen die de meldingen behandelen en opvolgen, voldoende opgeleid zijn in de begeleiding van slachtoffers van seksueel geweld, maar dus ook in andere zaken.” 

 

meldpunten 

De twee centrale meldpunten zijn geen vervanging van andere eerste aanspreekpunten zoals een personeelslid binnen (of net buiten) de faculteit, maar moeten leiden naar een gestroomlijnde ervaring waarbij elke klacht, over gelijk welk onderwerp, door iedere student op een veilige, laagdrempelige wijze aangegeven kan worden. Jana: “Kernpunt is dat de grootste drempels om aanvraag te doen verdwijnen. Uit de bevraging bleek dat er veel variatie zit op de geprefereerde manieren om melding te maken, waaronder anoniem, en dat niet meerdere keren hetzelfde verhaal moet gedaan worden. Doorverwijzingen moeten echt tot een minimum beperkt worden, daarom is het belangrijk dat elk personeelslid studenten naar de meldpunten kan doorverwijzen.” Opvallend is dat ook medestudenten als specifieke aanspreekpunten gezien worden, zo roept ASRA op om peer supporters en studentenvertegenwoordigers de middelen te geven om gepast te kunnen te reageren op meldingen van grensoverschrijdend gedrag die bij hen binnenkomen. Ook getuigen of andere derden moeten melding kunnen maken. 

Een deel van de media-aandacht ging naar (seksueel) grensoverschrijdend gedrag dat doctorandi te verduren krijgen. Of zij ook gebruik kunnen maken van de meldpunten of moeten rekenen op de kanalen van werknemers is, in lijn met het gehele statuut van doctorandi, niet eenduidig. “Niet elke doctorandus heeft een studentenstatuut”, bemerkt Jana. “ASRA heeft enkel de bevoegdheid om beleidsaanbevelingen te doen rond studenten, ook enkel zij zijn bevraagd. Welke kanalen doctorandi die technisch niet als student gelden, hebben om melding te maken, zal elke AUHA-instelling voor zichzelf moeten uitmaken.” 

 

bredere cultuur 

Naast meer toegankelijke en gecentraliseerde plekken om grensoverschrijdend gedrag te melden, moet ook de opvolging van meldingen duidelijker, sneller en meer gestructureerd. Zo vraag ASRA aan de instellingen om een helder overzicht te geven van de procedure, regelmatig terug te koppelen over de stand van zaken als er een procedure lopende is en voor elke stap die binnen de procedure ondernomen wordt expliciete toestemming van de melder te krijgen. Hiervoor zou voor elke melding een case manager die de melding opvolgt moeten aangesteld worden. Het gehele traject moet daarbij liefst onder de drie maanden duurtijd blijven, met een bovengrens van één academiejaar; in die periode moet de onderzoek naar de melding, secundaire preventie en eventuele sancties afgehandeld worden. 

ASRA verwacht ook dat slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag verder geholpen worden door de onderwijsinstelling; dat gaat zowel om het toekennen van bijzondere faciliteiten als verdere begeleiding richting psychosociale ondersteuning en eventuele gerechtelijke stappen. Zowel de melding als de opvolging moeten gratis beschikbaar zijn. Aan de andere zijde moet er een preventiebeleid heersen, daarvoor kunnen de onderwijsinstellingen te rade gaan bij organisaties zoals Sensoa vzw en PUNT. vzw. “Dat zijn slechts voorbeelden, specifiek voor seksueel grensoverschrijdend gedrag”, verduidelijkt Jana. “We verwachten dat de onderwijsinstellingen gespecialiseerde organisaties aanspreken om hun knowhow en dat zij hun preventiebeleid daarop afstemmen. We vragen bijvoorbeeld ook om het intern meldpunt regelmatig te laten doorlichten.” 

ASRA denkt dat haar adviezen realistisch zijn. Jana: “De informatieverstrekking zelf kan echt dit academiejaar nog op punt gezet worden, dat gaat in sommige gevallen zo eenvoudig als een aanpassing in de website. Er is bij studenten een angst voor financiële katers, die kan je wegnemen door transparanter te communiceren over de kosteloze aard van de procedures.” Zaken die niet onmiddellijk kunnen geïmplementeerd kunnen worden, moeten de AUHA-instellingen onderzoeken. “Nogal wat studenten zijn voorstander van een meldpunt dat 24 uur beschikbaar is, we verwachten dat de onderwijsinstellingen zo’n voorstellen ernstig neemt. Het is aan hen om te onderzoeken wat haalbaar is, niet aan ons om bij voorbaat onze eisen af te zwakken, daarvoor is dit onderwerp te belangrijk.” 



Oscars 2022

03/04/2022
Coda (© The Academy | dwars)
Bron/externe fotograaf

The Academy

🖋: 
Auteur

Het aantal kijkers van de Oscars is significant gedaald over de jaren heen. Toch kan je niet zeggen dat ze nu irrelevant of overbodig zijn. Zonder de Oscars zouden films als Parasite nooit het platform hebben gehad om ook internationaal hun succes te verzilveren. Elk jaar gebeurt er wel iets (gepland of niet) wat je doet ontwaken uit de narcose waar de hosts en overdaad aan reclamesegmenten je onder brengen. Zo ook in 2022.  

De Academy of Motion Picture Arts and Sciences haalde heel wat nieuws uit de kast om een jong publiek aan te trekken. Zo werd onder andere een videoboodschap van de Koreaanse popgroep BTS uitgezonden om generatie Z te bekoren. De maatregel die de meeste kritiek oogstte, en terecht, was het quasi uitsluiten van acht categorieën uit de live tv-show om de duurtijd in te korten. Winnaars van de categorieën in kwestie werden allemaal aan een razendsnel tempo gefeliciteerd door een publiek dat nog grotendeels aan het binnenslenteren was vanop de rode loper. Op de tv-show was dan achteraf een kort gemonteerd clipje te zien. Dat puur gebrek aan respect voor cruciale onderdelen van het filmproces spreekt boekdelen over de prioriteiten van de Academy. Een kortere ceremonie organiseren is een streefdoel waar veel kijkers achter staan, maar dit realiseer je niet door reeds geminimaliseerde filmdisciplines nog verder te minimaliseren. Misschien helpt het om de vermoeiende en geforceerde komische sketches en ellenlange reclameblokken te verminderen? De show was uiteindelijk nog langer uitgelopen dan in 2021, dus deze controversiële maatregelen waren ook nog eens contraproductief.  

De 94ste Oscarceremonie werd een onvergetelijke avond, maar om de verkeerde redenen. Een avond die normaal gezien in het teken moest staan van de ondervertegenwoordiging van dove mensen en het vieren van vrouwelijke filmmakers werd gekaapt door … je kan het wel raden … toxische masculiniteit. Nog geen dertig minuten na het incident met Chris Rock en Will Smith werd Smith naar voren geroepen om zijn Oscar voor beste acteur in ontvangst te nemen. Ongemakkelijker kon het niet. Desondanks gaf Smith wel een emotionele speech over liefde en vrede. Hypocrieter kon het dus ook niet. Of er gevolgen zullen komen voor Smiths acties is niet duidelijk. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat hij zijn Oscar moet teruggeven. Dat zou wel buitensporig of zelfs racistisch zijn, want bekende terechtgestelde misdadigers zoals Roman Polanski en Harvey Weinstein mochten al hun Oscars houden. Rock zal alvast geen verdere juridische stappen zetten.  

Het merendeel van de gekozen winnaars was saai en te braafjes, wat op zich wel te verwachten was. Toch, zoals elke ervaren Oscarskijker wel weet, slaat de teleurstelling altijd weer hard toe. Ik was vooral aan het duimen voor een eerste winst voor Kristen Stewarts rol als prinses Diana in Spencer. Stewart viel nauwelijks te herkennen en verwezenlijkte een gelaagde humane vertolking van een nogal zwartgemaakt historisch persoon. Tijdens mijn cinemabezoek was ik met mond open van verbazing aan het genieten van elke minuut dat Stewart het frame domineerde. Jessica Chastain ging uiteindelijk met de Oscar voor beste actrice in de hoofdrol aan de haal, wat ik nog goed kan slikken aangezien Chastain een fenomenale acteerprestatie neerzette in The Eyes of Tammy Faye. De keuze voor Smith als beste acteur in een hoofdrol was heel voorspelbaar en oninteressant. Ik was stiekem aan het hopen op een winst voor Denzel Washington voor zijn rol in The Tragedy of Macbeth. Washington, getalenteerd in het articuleren van Shakespeareaanse dialoog, gaf zijn beste prestatie ooit. In één scene kon hij meer nuance genereren dan Smith tijdens de gehele looptijd van King Richard. Wat het meest frustreerde, is dat unieke en imposante auteurfilms zoals C’mon C’mon, The Green Knight, The French Dispatch, Titane en Pig nul nominaties kregen. De Oscars staan dan ook niet bekend om het waarderen van ‘obscuurdere’ arthousefilms.  

De grote winnaar werd uiteindelijk Coda. Die won beste film, beste acteur in een bijrol en beste scenario gebaseerd op een boek. Coda is een feel good familiedrama dat we al duizend keer hebben gezien, maar nu met dove acteurs. Het feit dat zo’n type film gewonnen heeft over films zoals Drive My Car, Power of the Dog, Dune en Licorice Pizza is een moeilijkere pil om te slikken. Power of the dog heeft bijvoorbeeld het Westerngenre gerecontextualiseerd om zo homoseksuele personages een plaats te geven in onze perceptie van het verleden. Jane Campion (de regisseur) kon dat waarmaken en wist tegelijkertijd een enorm boeiende thriller en complex familiedrama tot leven te brengen. Toch blijft het een enorm belangrijke overwinning voor de dove gemeenschap. Troy Kotsur (die de vader speelt) is namelijk de eerste dove acteur ooit die een Oscar heeft gewonnen.  

Wat deze 94ste editie van de Oscars weer pijnlijk duidelijk maakt, is hoe dramatisch, oppervlakkig en slecht georganiseerd deze viering wel niet kan zijn, maar dat is natuurlijk wat het steeds zo enorm amusant maakt. Wat ik vooral onthouden heb van deze avond is niet het onsmakelijke gedrag van Smith, maar dat, na dertig jaar droogte, Hans Zimmer eindelijk weer een Oscar heeft gewonnen! De score van Dune lijkt me onbetwistbaar de meest imposante, indrukwekkende en ambitieuze uit de lijst van concurrenten. Ik ben benieuwd hoe de volgende Oscars dit jaar kunnen toppen. 2022 belooft alleszins een sterk jaar te worden met geanticipeerde films zoals The Northman, Lightyear en Killers of the Flower Moon. Als je nu al een waarschijnlijke Oscarmededinger wilt kijken, raad ik aan om af te zakken naar je plaatselijke cinema om The Batman met een emo Robert Pattinson in de hoofdrol, of het hartverwarmende After Yang te gaan zien!