Humans of UAntwerpen

14/05/2022
Humans (© Willem van Dijk | dwars)
Bron/externe fotograaf

Willem van Dijk

🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker. 

De 22-jarige Femke Verschueren gaat al zingend en acterend door het leven. Al van kindsbeen af werd ze omringd door haar zingende zussen Ymke en Anke en al snel werd de muzikale microbe aan haar doorgegeven. In 2011 won ze Junior Eurosong met haar nummer Een kusje meer, en zo is de bal aan het rollen gegaan. Ze nam haar zussen mee in dit succesvolle avontuur en tot op vandaag vormen ze het groepje Enchanté waarmee ze met enkele muzikanten covers brengen. Daarnaast had Femke altijd de droom om het zingen te combineren met acteeropdrachten. Ze zocht haar weg tussen casting calls en audities tot ze in 2020 gecontacteerd werd om auditie te doen voor de nieuwe telenovelle Lisa. Net voordat de pandemie ook ons land op stelten zette, kreeg ze het goede nieuws te horen dat ze in deze serie de rol van Elke mocht vertolken, als wie ze ondertussen al drie seizoenen lang te zien is op VTM. 

Al die drukke creatieve bezigheden op filmsets en podia combineert ze momenteel met de master Fundamentele Wiskunde. Op het eerste zicht een opvallende keuze, maar voor haar voelde het heel vanzelfsprekend. “Ik heb wel even het idee gehad om Acteren of Kleinkunst te gaan studeren, omdat ik dat laatste toentertijd maakte en nu nog steeds maak, maar in het middelbaar studeerde ik Grieks-Wiskunde. Wiskunde vond ik zo leuk dat ik eerder naar een studie in die richting op zoek ben gegaan. Toen ik ontdekte dat wiskunde op zichzelf bestond als universitaire studie, was de keuze snel gemaakt.” Nu kan ze de dingen die ze het liefst doet, enerzijds verhalen vertellen en anderzijds de rationele feiten opzoeken, combineren. Ze staat wel achter de redenering ‘studeren kan je nog je hele leven’, waardoor ze altijd elke kans zal grijpen en dan wel zal bekijken hoe ze die kan combineren met haar studie. “Het staat vast dat ik mijn studies wil afmaken. Ik wil echt mijn masterdiploma behalen. Toen ik bij Lisa begon te draaien, merkte ik dat het nog te combineren viel, ondanks dat het erg druk was. Afhankelijk van hoe mijn rol evolueert, zal ik bekijken hoeveel studiepunten ik nog kan opnemen om het haalbaar te combineren. Ik neem me voor om altijd studiepunten op te nemen, maar zulke kansen zullen altijd voorgaan”, zegt ze zelf. “De school, de proffen en de universiteit lopen niet weg. Een mooie kans wél.” 

De combinatie van haar studies met zang- en acteeropdrachten is pittig. “In mijn derde bachelorjaar heb ik alle zestig studiepunten opgenomen. Daarnaast ging ik dan ook gemiddeld zes dagen per maand draaien bij Lisa. Zo had ik in januari 2021 de zotste planning ooit. Ik moest zeven dagen gaan draaien en zeven dagen examen gaan afleggen, twee keer vielen die twee zelfs op dezelfde dag. Dat was hectisch, maar ik heb het overleefd.” Gelukkig kan ze op veel steun en begrip rekenen, zowel van de productie als van UAntwerpen. Ze heeft ook een kunstenaarsstatuut, wat haar de nodige flexibiliteit biedt om haar studies naar eigen planning te kunnen volgen. Ondanks alle mooie kansen die ze krijgt blijft ze wel oprecht geïnteresseerd in haar studie en gemotiveerd om die af te maken.  
 
Toch roept de muzikale creatieveling in haar weleens wat luider dan de wiskundige, maar ze beseft maar al te goed dat het leven in de cultuursector niet altijd evenveel zekerheid biedt. Ze is dan ook blij dat ze dankzij haar studie de job als leerkracht wiskunde, wat ze vroeger altijd wilde worden, als mogelijkheid achter de hand kan houden. “Wie weet kan ik de twee werelden ooit combineren. Hoe cool zou het zijn als er zo’n wetenschappelijke talkshow komt à la Het Lichaam van Coppens of Scheire en de Schepping die gepresenteerd wordt door een vrouw die bovendien ook echt een Master in de Wiskunde heeft behaald? Ik zou het wel zalig vinden als zoiets zou gebeuren, dat ik op die manier de schoonheid van wiskunde zou kunnen tonen.” 

Haar filosofie blijft dat ze alle kansen wil grijpen. Zelfs als het niet onmiddellijk iets oplevert, zal er later wel een moment komen wanneer ze er de vruchten van plukt. Verder droomt ze nog van interessante acteerrollen en veel gelegenheden om op een podium te staan met een band en eigen muziek. En afstuderen, ook dat staat nog op haar bucketlist. 



betweter

25/04/2022
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Als u de voorbije maand op TikTok heeft gezeten, herkent u vast wel de nieuwe promostunt van verschillende bedrijven gemaakt door hun fantastische Gen Z-mediateam. Voor de ondeskundige in het vakgebied: de TikTokkers laten een grote virtuele Shrek in een latexpakje zingen boven het logo van hun bedrijfsgebouw terwijl hij luidkeels “material gworllll” kweelt. Geef toe, wie houdt er nu niet van Shrek die verleidelijk danst? Mocht je liefde zo groot zijn dat je fysiek op zoek wil gaan naar een reallife Shrek, niet getreurd! Mensen met acromegalie, bij sommige artsen beter bekend als de ziekte van Shrek, lijken namelijk akelig veel op je favoriete moerasbewoner. 

Acromegalie, oftewel gigantisme op jonge leeftijd, wordt veroorzaakt door een teveel aan groeihormoon. De meest voorkomende oorzaak is een goedaardige tumor in de hypofyse, een kleine klier in de hersenen die veel van onze hormoonbalans regelt, wat zich vertaalt in enkele opvallende uiterlijke kenmerken. De ziekte uit zich meestal in grote handen en voeten, reusgroei in lengte, een dikke neus en immense oren op een kolossaal hoofd, snurken, gewichtstoename en overmatig transpireren. Daardoor wordt acromegalie pas laat opgemerkt, aangezien de groei best traag verloopt. Volwassenen ervaren vaak ongemak bij schoenen die niet meer passen en hun trouwring die niet meer van hun vinger geraakt. Mensen klagen vaak ook over een gewichtstoename waarvan ze niet af geraken, met een verhoogd risico op suikerziekte tot gevolg. 

De volgende keer dat u dergelijke casanova’s ziet passeren, denk er dan aan dat die er niet aan kunnen doen dat ze zulke ooglijke verschijningen zijn. Aangezien acromegalie slechts bij 40 tot 70 personen per miljoen inwoners voorkomt, zou ik niet te lang wachten als je jouw liefde voor een elegante oger wil waarmaken.  



poëzie

25/04/2022
🖋: 

Levenslustig proevend 
van de realiteit 

Waaiend door de stad 
zwevend door het leven 

Ongemakkelijk bewust 
van de zwaartekracht 

Het oppervlak ebt weg 
menselijkheid spoelt aan 

Een visie van belang  
sust kleurloze stemmen 

De opkomst van grijs 
in al haar vormen 

Tussen de juiste mensen 
zachter geworden 

Diep in dons 
kracht gevonden 



25/04/2022
🖋: 

De Conventie van Genève van 1951, het vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties, vierde vorig jaar zijn zeventigste verjaardag. Hoewel migratie brandend actueel is, lijkt het verdrag niet tot het collectief geheugen te behoren. Een rondvraag bij mijn medestudenten Geschiedenis leverde vooral vragende blikken op: het verdrag deed bij niemand een belletje rinkelen. 

De Conventie was nochtans een scharniermoment in de wereldgeschiedenis. Sara Cosemans, migratiehistorica aan KU Leuven, geeft duiding: “Het vluchtelingenverdrag heeft te maken met de overgang naar een nieuw internationaal systeem. In het vooroorlogse Europa waren de grenzen eerder fluïde. Na de val van grote Europese rijken tijdens het interbellum ontstonden een heleboel nieuwe natiestaten die hun grenzen duidelijk gingen afbakenen. Een natiestaat is een container met een paspoort als toegangsticket. Vluchtelingenverdragen moesten zorgen voor surrogaatpaspoorten voor mensen die niet meer binnen die containers pasten. Het huidige vluchtelingenverdrag kwam tot stand in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog toen veel ontheemden niet wilden of konden terugkeren naar hun thuisland. De Conventie gaf de intern ontheemden een juridisch statuut.”   

Tegenwoordig zijn de woorden ‘vluchteling’ en ‘Oekraïne’ onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een gesprek voeren over de Conventie zonder aandacht te besteden aan de oorlog in Oekraïne is onmogelijk. Wanneer ik Cosemans vraag naar de huidige vluchtelingencrisis verrast haar antwoord me. “De Oekraïense oorlogsvluchtelingen vallen niet onder de Conventie. Het verdrag erkent enkel personen die vervolgd worden door de eigen staat. De Oekraïense vluchtelingen zijn op de vlucht voor Russisch oorlogsgeweld. In de jaren na de Conventie zocht men oplossingen voor oorlogsvluchtelingen. Het Afrikaanse continent nam het voortouw door in de jaren zestig een verdrag uit de vaardigen. Latijns-Amerika volgde in de jaren tachtig, Europa rond de eeuwwisseling. In België vallen oorlogsvluchtelingen onder subsidiaire bescherming, een juridische erkenning voor iemand die niet in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatuut, maar wel gevaar loopt in zijn of haar thuisland. Voor de Oekraïense vluchtelingen geldt wegens de tijdelijke beschermingsrichtlijn van Europa uit 2001 overigens nog een ander systeem. 

 

de onfeilbaarheid van een Zwitsers zakhorloge?  

Het vluchtelingenverdrag is niet onbetwist. Vanaf haar ontstaan kreeg de conventie kritiek, ook vanuit academische hoek. Tegenwoordig heerst er vooral bezorgdheid over de houdbaarheidsdatum van het verdrag. De wereld waarin wij leven is in zeventig jaar tijd veranderd. Houdt de Conventie de vinger aan de pols of is het verdrag intussen hopeloos verouderd? Sara Cosemans gelooft in het belang van de Conventie: “Omdat het natiestatensysteem niet veranderd is, blijft het verdrag accuraat. De Conventie houdt stand omdat het gebaseerd is op recht. Dat een vluchtelingenbeleid op basis van solidariteit enkel regionaal werkt, zagen we tijdens de Syrische burgeroorlog. Buurland Libanon ving meer oorlogsvluchtelingen op dan de Europese Unie. Omdat de opvangcapaciteiten van de buurlanden beperkt zijn, is er nood aan een herverdelingsbeleid dat gebaseerd is op objectieve rechten. De Conventie houdt geen rekening met vooroordelen van gastlanden. Wanneer een vluchteling kan bewijzen dat hij vervolgd wordt, heeft hij recht op bescherming.  In de praktijk is het voor vluchtelingen moeilijk om aan te tonen dat ze niet meer welkom zijn in hun thuisland.” 

Mensenrechtenactivist Ann Vermeulen is kritischer: “De Conventie heeft nood aan actualisering. Door hiaten in het verdrag zijn ecologische vluchtelingen en economische migranten het ondergeschoven kindje. Hoewel er zeventig jaar geleden eensgezindheid was onder de leden van de Conventie zijn de interpretaties uit elkaar gegroeid. Ondertussen zijn machtsblokken verschoven, waardoor landen zoals Polen en Hongarije in de schemerzone tussen het Oosten en het Westen liggen. Zo erkent West-Europa vluchtelingen die vervolgd worden voor hun geaardheid, terwijl LGBTQ+-rechten in Centraal-Europa onder vuur liggen.”  

 

Het wantrouwen tegenover vluchtelingen uit het globale zuiden neemt toe.

 

Hongarije en Polen zijn luis in de pels van het vluchtelingenverdrag. Beide landen maken deel uit van de Visegrádgroep, een alliantie van Centraal-Europese staten die weigeren mee te werken aan het Europese herverdelingsbeleid. Staat de VN machteloos tegenover deze staten? “De Conventie is een internationaal bindend verdrag”, verduidelijkt Cosemans. “De VN kan natiestaten op de vingers tikken als ze de regels schenden, maar in de praktijk hebben de leden van de Conventie veel vrijheid. Het verdrag bepaalt dat natiestaten beslissen aan wie ze het statuut vluchteling toekennen – tijdens het interbellum was dat nog een bevoegdheid van de Volkerenbond. Landen zoals Polen en Hongarije zien het vluchtelingenstatuut eerder als een gunst dan een erkenning waar iedere vluchteling recht op heeft. Wanneer een vluchteling ten onrechte geen statuut krijgt, kan hij in beroep gaan, maar door de kleine bewijslast is dat een moeilijk juridisch proces.”  

De VN heeft in de praktijk weinig zeggenschap over de verdragstaten van de Conventie. Wat met landen die het verdrag niet ondertekend hebben? “Het verdrag is niet universeel aanvaard”, vertelt Cosemans. “Veel landen met een grote vluchtelingenpopulatie zoals Libanon traden nog niet toe tot de  Conventie. De VN kan die staten niet op het matje roepen als ze het verdrag schenden.” 

De draagkracht voor de Conventie neemt bovendien af. Verschillende staten willen het verdrag verlaten. “Zeventig jaar geleden zat de Holocaust vers in het geheugen”, legt Cosemans uit. “In het interbellum bestond er geen consensus over de joodse vluchtelingenkwestie. De overlevenden van de Holocaust die aan de basis lagen van het verdrag wilden een herhaling van de oorlogsgruwel vermijden. Nu ligt de Tweede Wereldoorlog ver achter ons en zijn staten minder bereid om het verdrag te steunen.” 

 

grenzen aan de solidariteit 

In de Antwerpse binnenstad is de internationale politiek nooit ver weg. In en rond de stadscampus hangen verschillende blauw-gele vlaggen. Deze zomer was er in dezelfde buurt geen enkele Afghaanse vlag te bespeuren. Solidariteit kent grenzen.  

Cosemans geeft duiding: “Vanaf het einde van de jaren zeventig heeft het Europese continent haar grenzen opnieuw duidelijk afgebakend en neemt – onder impuls van neoliberale tendensen – het wantrouwen tegenover de vluchtelingen uit het globale zuiden toe. De voorkeur gaat uit naar witte, niet-mannelijke en christelijke vluchtelingen. De duur van een conflict speelt ook een rol. De inval in Oekraïne is nog maar enkele weken oud, waardoor het conflict dagelijks in het nieuws verschijnt. De oorlog in Afghanistan, die al meer dan veertig jaar aansleept, krijgt minder media-aandacht.” 

“Daarmee wil ik niet zeggen dat er in het verleden geen solidariteit was tegenover oorlogsvluchtelingen”, benadrukt Cosemans. “Tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 boden burgers onderdak aan vluchtelingen die in het Maximiliaanpark verbleven. Hoewel de staatsecretaris van asiel en migratie tegenwoordig oproept om vluchtelingen thuis op te vangen, criminaliseerde de overheid destijds zulke acties.”  

Politicoloog Pascal Debruyne onderstreept het belang van een duidelijk vijandbeeld: “Hoewel de geschiedenis zich nooit herhaalt, zie ik gelijkenissen tussen de oorlog in Oekraïne en de Hongaarse opstand in 1956. Het Westen heeft in beide conflicten een duidelijke tegenstander. In 1956 was dat de Sovjet-Unie die de Hongaarse opstandelingen onderdrukte. Het Westen stelde zich moreel superieur op door de Hongaarse vluchtelingen in de armen te sluiten. Landen zoals Frankrijk maakten handig gebruik van de Hongaarse vluchtelingen. In die periode begonnen arbeidsmigranten uit koloniale gebieden zich te verenigen in syndicaten. Door het verschil tussen de dankbare Hongaren en de opstandige Noord-Afrikaanse arbeiders te benadrukken, probeerde de Franse overheid de vakbonden een hak te zetten. Ook vandaag wordt er achter de schermen onderhandeld over vluchtelingen.”  

 

Tijdens de vluchtelingencrisis in 2015 werd solidariteit gecriminaliseerd. 

 

Debruyne staat dus eerder sceptisch tegenover het trekken van historische parallellen. Wanneer ik hem vraag naar gelijkenissen en verschillen tussen de regularisatie van de hongerstakers in de begijnhofkerk en de Oekraïense oorlogsvluchtelingen is hij op zijn hoede voor een ongegronde vergelijking. “Als academicus maak ik een duidelijk onderscheid tussen migranten en vluchtelingen. Regularisatie is iets totaal anders dan subsidiaire bescherming.” Wat niet wil zeggen dat eisen rond regularisatie onrechtmatig zijn; integendeel.”   

De afkeer voor vluchtelingen uit het globale zuiden, de overheidscampagne ‘een plek vrij’ en het politiek getouwtrek rond Hongaren in de jaren vijftig … De opvang van vluchtelingen is duidelijk gepolitiseerd, maar in welke mate bepaalt de publieke opinie het migratiebeleid? Volgens Debruyne is het een kip-of-eisituatie. “Toch denk ik dat de politiek de kip is die het ei legt. Sinds de jaren negentig levert verdachtmaking van migranten stemmen op, wat leidt tot een schizofrene situatie. Hoewel de politiek het onderwerp voortdurend oppookt, is er nauwelijks diepgaand debat of ernstige dossierkennis wat migratie en integratie betreft.”  

Net als Debruyne benadruk Cosemans het belang van de politiek. Ze baseert zich hiervoor op het boek Nieuw België van Tom Naegels. “De Belgische overheid nam als eerste een anti-migratiediscours in de mond. Pas later namen extreemrechtse partijen dat over.” Vermeulen ziet een wisselwerking tussen politieke partijen en de publieke opinie. “Politici zijn een belangrijke stem in het debat, maar bereiken niet alle burgers. Het wereldbeeld van politiek niet-onderwezen groepen wordt bepaald door zaken zoals het gebrek aan diversiteit op het scherm. Omdat partijen hun partijprogramma afstemmen op potentiële kiezers, die zelden pro-migrant zijn, verzwijgen centrumpartijen het onderwerp, tenzij ze stemmen van rechts kunnen winnen. Zo is het opvallend dat de grootste gezinspartij van ons land voor detentiecentra pleit.  

 

een humaner vluchtelingenbeleid? 

Opent de Oekraïense vluchtelingencrisis de deuren voor een humaner vluchtelingenbeleid? Vermeulen ziet weinig verandering: “Ik bezocht deze week een vluchtelingenkamp in Duinkerke. De situatie daar is even uitzichtloos als vijf jaar geleden. Ook het terugkeerbeleid blijft onveranderd. België stuurt vluchtelingen terug naar Afghanistan omdat het talibanregime zogezegd veilig is. Cijfers over hoge kindersterfte spreken dat nochtans tegen.”  

Cosemans ziet de situatie somber in: “De opvang voor vluchtelingen in ons land laat te wensen over. Het bed-bad-broodbeleid dat werd ingesteld door Maggie De Block gaat in tegen de Conventie, die bepaalt dat erkende vluchtelingen dezelfde behandeling moeten krijgen als staatsburgers. De Oekraïense vluchtelingencrisis gaat daar weinig aan veranderen. Het is makkelijker om opvangcentra af te breken dan ze weer op te bouwen.” 

Volgens Debruyne is ongelijke mobiliteit het dieperliggende probleem: “Hoewel wij westerlingen kunnen gaan en staan waar we maar willen, bakenen we de grenzen van het Europese continent duidelijk af. De beperkte legale en veilige wegen voor verblijf, gecombineerd met organisaties zoals Frontex (het Europese grensleger, n.v.d.r.) dwingen vluchtelingen in de irregulariteit.” Vermeulen vult aan: “Enkele jaren geleden sprak ik met de inwoners van de Italiaanse grensstad Ventimiglia over de gevolgen van  gesloten grenzen. Grensbewaking zorgde voor verdeeldheid in de regio: schaapherders verloren hun graasweiden en Franse vissers verbleven niet langer in Italiaanse hotels. Dat was voor mij een eyeopener. Waarom haalt dát de grote mediakanalen niet? Wie zich wil informeren over het onderwerp is aangewezen op nichetijdschriften en onvindbare documentaires.”  

 

Het hoger onderwijs besteedt nauwelijks aandacht aan migratie.

 

Vermeulen verwoordt de grootste frustratie van migratie-experts: in de kennisoorlog over migratie zijn de goedgeïnformeerden aan de verliezende hand. “Het hoger onderwijs besteedt nauwelijks aandacht aan migratie”, vult Debruyne aan. “Waarom is vluchtelingen en migratierecht geen verplicht vak in de opleiding Rechten? Of in de opleiding sociaal werk?” 

Cosemans sluit toch af op een positieve noot: “Historisch onderzoek draagt bij tot een beter begrip van het onderwerp migratie. Voor mijn doctoraat onderzocht ik de opvang van Oegandese, Chileense en Vietnamese vluchtelingen. Het Belgisch beleid ten aanzien van die groepen was voorbeeldig. Door het warme onthaal konden vluchtelingen hun trauma’s verwerken en een toekomst in ons land uitbouwen. In het verleden wierp een humaan vluchtelingenbeleid dus zijn vruchten af. De opvang van de Oekraïense vluchtelingen verloopt niet vlekkeloos, maar het eerste onthaal was alvast positief. Hopelijk heeft deze solidariteit een even gunstig effect, dat ons doet nadenken over een openhartiger vluchtelingenbeleid.” 



Red Star Line Museum vermenselijkt het verhaal van vluchtelingen

25/04/2022
🖋: 
Auteur

Sinds april loopt er een tentoonstelling over vluchtelingen in het Red Star Line Museum. Vluchtverhalen vertelt in expositievorm persoonlijke verhalen van mensen die hun land ontvluchtten en verweeft ze met de historische context van de (eenen)zeventigste verjaardag van de vluchtelingenconventie van Genève. De tijdelijke tentoonstelling toont zich tragisch actueel nu de oorlog in Oekraïne de gevolgen van gedwongen migratie opnieuw op de kaart zet. Voldoende aanleiding voor dwars om een katern aan het onderwerp te wijden; te beginnen met de expositie zelf. 

De collectie is eenvoudig opgesteld in de inkomsthal van het museum. Witte, met tekst beschreven blokken die de associatie met een doolhof opwekken, leiden je door de abstracte geschiedenis van cijfers en internationale afspraken naar intieme plekken met mensenspullen. Op de blokken staat de context van de objecten en hun eigenaars geschreven, maar het werkelijke vluchtverhaal valt te ontdekken via videofragmenten.  

De interviews, basale gebruiksvoorwerpen, visums en brieven nemen je mee naar levensfasen vol afscheid en ontmoeting, radeloosheid en hoop. Ik bleef lang stilstaan bij het verhaal van Ezmar uit Georgië, die zijn land verliet toen de politie hem weigerde te beschermen tegen homofobe knokploegen nadat hij betoogde voor meer LGBTQ+-rechten. Toen hij ook te maken kreeg met homofobie en agressie van medevluchtelingen op de plek waar hij terechtkwam om asiel aan te vragen, vluchtte hij opnieuw. Het is een kort stuk uit een van de vele verhalen die tentoongesteld worden, op hun beurt weer slechts enkele van de vele verhalen die uit noodzaak migrerende mensen meestal met zich meedragen. 

Nadat ik mezelf even verloren heb gelopen in het leven van de grote Ander, vraag ik curator Bram Beelaert naar de ontstaansredenen van de expositie. ”De tentoonstelling was aanvankelijk gepland naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van de Conventie van Genève, maar corona gooide roet in het eten. De terugblik die we voor ogen hadden, krijgt nu een plotse relevantie door de oorlog in Oekraïne, maar dat was dus zeker niet de oorspronkelijke insteek.” Op enkele verwijzingen na vind je dan ook weinig terug over de meest actuele oorzaak van vluchtende mensen die de geschiedenis rijk is. “We waren de teksten aan het afwerken toen de situatie daar ontspoorde. We hebben onszelf de vraag gesteld of we de tentoonstelling toch niet even moesten uitstellen om nog zaken te kunnen aanpassen, maar kozen uiteindelijk om het slechts op enkele plekken doelbewust te vermelden. Eigenlijk is de situatie zich nog aan het kristalliseren, je kan daar pas binnen ten vroegste een jaar echt iets over zeggen. Dat maakt de verhalen die we wel vertellen niet minder actueel. Vluchtverhalen toont dat het gaat om iets wat iedereen kan overkomen en dat de Conventie van Genève nog steeds relevant is.” 

 

een mensenmuseum 

Omdat het museum met persoonlijke getuigenissen werkt, spreekt het liever over ‘mensen met een vluchtverhaal’ dan over ‘vluchtelingen’: “Je kan moeilijk aan de term ‘vluchteling’ ontsnappen als je dit onderwerp aangaat, maar je merkt dat veel mensen met een vluchtverhaal er ambivalent tegenover staan. Het werkt als een label dat hen reduceert tot een specifieke fase van hun leven.” Daarnaast wil Beelaert ook vermijden te hervallen in een legalistische discussie over definities. “Niet ieder van onze getuigen heeft zich beroepen op de Conventie van Genève. Zo is er het verhaal van een Marokkaanse man die zijn land ontvluchtte omdat hij betrokken was bij studentenprotesten tegen de monarchie. Hij kwam aan in België op een moment dat je hier nog makkelijk als gastarbeider een verblijfsvergunning kreeg. Aan de andere kant van het spectrum heb je een gezin dat Kazachstan ontvluchtte uit angst voor zijn overheid, maar die angst hier moeilijk kon loslaten. Het gezin verbleef hier onder een studentenvisum en is uiteindelijk geregulariseerd geraakt, maar heeft dus nooit asiel aangevraagd. Die verhalen zijn even waardevol: de tentoonstelling gaat over de menselijke ervaring van migratie als een proces, een ingrijpende fase in iemands leven die niet zomaar herleid kan worden tot een statuut.” 

Die blik is het Red Star Line Museum niet vreemd. “We hebben de benadering van onze vaste collectie doorgetrokken in Vluchtverhalen: één van herkenbaarheid en universeel menselijke emoties. Beide collecties tonen dagelijkse voorwerpen die uit hun context worden gerukt. Ze worden gesacraliseerd en in een museumomgeving gepresenteerd. Tegelijkertijd hebben ze voor de mensen die ze ons in bruikleen hebben gegeven een enorme emotionele waarde; vaak gaat het om een van de weinige spullen die men mee kon nemen. Waar het in het interview gaat over de beleving van een vluchtverhaal zijn die objecten een soort materiële tegenhanger: wat blijft over van die herinnering?.” 

 

Gedwongen migratie is een ingrijpende levensfase die niet zomaar herleid kan worden tot een statuut.

 

De interviews worden, in tegenstelling tot de spullen, wel toegevoegd aan de vaste collectie van het Red Star Line Museum. De doelstelling van het museum op lange termijn is om een archief te zijn dat de individuele beleving van migratie in zowel verleden als heden toont. “We hebben al een project gehad over ‘liefde en migratie’. In de toekomst zijn nog projecten gepland over onderwerpen als ‘heimwee’ en ‘arbeid en migratie’.” 

 

het stilleven op Linkeroever 

Om dat heden te belichten, gingen de curatoren een samenwerking aan met Niko Hafkenscheid en Valentina Stepanova, een kunstenaarsduo dat al een parcours aan participatieve projecten aflegde. Zij verbleven tussen september 2021 en maart 2022 op geregelde tijdstippen in het opvangcentrum voor vluchtelingen op Linkeroever. Ook zij werkten rond materialiteit, om met de ongeveer 260 verblijvenden de stilstand waarin die zich bevinden te veruitwendigen naar iets wat getoond kan worden. Hafkenscheid: “Sommigen waren er nog maar net, anderen al heel lang. Er was veel variatie aan zowel nationaliteiten als redenen waarom ze gevlucht zijn. Zo was er een aanzienlijke groep Afghanen die de taliban zijn ontvlucht, onder wie een opvallend aantal hoogopgeleiden –mensen die in Iran, India en Japan hebben gestudeerd.” 

“We probeerden een brug te slaan tussen hoe zij de wereld zien en de plek waar ze letterlijk en figuurlijk vandaan komen. Wegens corona moesten we ons beperken tot collecties opzoeken door op internet te surfen en in boeken te snuisteren. Uiteindelijk kwamen we uit bij het stilleven, een genre dat hun vaak vreemd was.” Niko en Valentina zetten in de refter een ministudio op en vroegen bewoners om te fotograferen wat ze belangrijk vonden. “Dat werden al snel de essentiële dingen: een telefoon, een mogelijks decoratief element, eten, een mondmasker … De beelden die zo ontstonden, brengen het tragische van de situatie op een bijna ludieke manier naar voren.” Naast de stillevens namen Valentina en Niko interviews af die zo ver mogelijk losstonden van het migratieverhaal: zo kwamen ze uit bij vragen uit Tinderprofielprompts. “Voor de meeste mensen is de vraag welk adjectief je moeder zou gebruiken als ze je zou omschrijven wel herkenbaar. Eigenlijk werd het ook een vraag wat kunst is: wie maakt wat, waarover gaat het hier?”  

 

Europa heeft het steeds moeilijker met migratie.

 

Het stilleven kwam bovendien niet uit het niets: het leven van de mensen in het asielcentrum staat letterlijk stil. “Sommige nationaliteiten maken meer kans dan anderen, maar er is bij elk van hen een verpletterende onzekerheid over de toekomst; eigenlijk is het een gigantische wachtkamer. Het enige andere gebouw in de buurt is een psychiatrische instelling met hekken eromheen en voor de rest is er de autosnelweg. Ze zijn aan de rand geschoven, ze worden niet gezien, ze zijn als een schim die stilligt: zo vervaagt de perceptie van tijd. Onze opdracht werd om met hen die tijd uit te zitten. Dat kwam vaak neer op simpele dingen: in de tuin rondhangen, eten, met de kinderen spelen … Zo kwamen we dichter bij iets heel elementairs van wat een mens is, door dat samen met hen gedeeld te hebben.”  

 

de tegenwoordige toekomst 

Ik vraag beide heren uiteindelijk hoe ze kijken naar de situatie in Oekraïne na zo intensief met vluchtverhalen om te gaan. Hafkenscheid: “We zitten op een scharniermoment. Plots kunnen we hulp aanbieden die we eerder niet konden geven. Valentina helpt bij het Rode Kruis in het Zuidstation: daar is voor iedereen een bed, kledij, eten … Heel wat mensen voelen zich nu gediscrimineerd; denk even aan de situatie bij Klein Kasteeltje: daar slapen mensen op straat om zichzelf te kunnen laten registreren. Het is een confuse situatie.”  

Beelaerts kijkt door de bril van een geschiedkundige: “Het is interessant hoe Europa het steeds moeilijker heeft met migratie, zelfs als die vanuit een reële angst voor eigen leven komt. Voor Oekraïne lijkt dat nu weg te worden geblazen; in die zin sluit de huidige situatie meer aan bij die van de Hongaarse vluchtelingen in 1956 dan met de oorlogen in Afghanistan en Syrië. Er was toen ook een duidelijk vijandsbeeld, maar de vraag is hoe die houding zal evolueren.”  

Het duidelijke vijandsbeeld is slechts een van de speculaties die in de media te lezen vallen over de ongelijke behandeling van verschillende soorten vluchtelingen, toch geven sommigen een onverbiddelijkere verklaring: discriminatie en huidskleur spelen een rol in hoe je behandeld wordt, ook als vluchteling. “Er zullen vast verschillende redenen en parameters zijn,” benadrukt Hafkenscheid, “maar je kan er niet omheen dat er een reëel verschil is in aanpak. Ik probeer wel positief te blijven – uiteindelijk kreeg een boel mensen uit het centrum Linkeroever een positief antwoord. Bij Fedasil en de Belgische staat is er een zeker begrip, al blijven de procedures lang, ingewikkeld en ondoorzichtig. Het kader dat de laatste 150 jaar is gecreëerd is sluitend noch perfect, maar biedt wel bescherming. Hopelijk kunnen we de solidariteit die nu opflakkert opnieuw universaliseren tegen de internationale angst voor electoraal gewin van bepaalde politieke partijen.”  



poëzie

25/04/2022
🖋: 
Auteur extern

Benjamin Heirbaut


Ik mis nog steeds de aanblik van stoepkrijt in september 
hoe het silhouet van verlaten kinderspel op het wegdek stond uitgelijnd 

het is lang geleden dat de A.V.-laan laatst een speelstraat was 

want vroeger was in de zomer alles mogelijk 
een kind op rolschaatsen deed auto’s buigen 
en we leerden veel ook al was de schoolpoort dicht 

de najaarsbui die het laatste regenboogwater in de goot deed sijpelen is al vele jaren heen 



een budgetvriendelijke vegan paella

25/04/2022
🖋: 
Auteur

  1. Fruit in een middelgrote pan 1 fijngesneden ui in wat olijfolie op een zacht vuurtje.  
  2. Wanneer de ui doorzichtig wordt, voeg je 2 fijngesneden teentjes look en 1 julienne gesneden ontpitte groene peper toe in de pan.  
  3. Wanneer de look goudbruin is, bak je 1 kleine rode paprika in reepjes gesneden mee. 
  4. Na een minuutje voeg je een eetlepel zoete paprikapoeder, een halve eetlepel pikante paprikapoeder en een halve eetlepel kurkuma toe. Bak deze even mee. De kurkuma zal zorgen voor de gele kleur die normaliter van de saffraan komt.  
  5. Snij een tomaat in blokjes en voeg deze toe in de pan met een theelepel gedroogde tijm. Kruid naar smaak met peper en zout.  
  6. Rooster 200 gram risottorijst (of een andere kortkorrelrijst die je discountwinkel heeft) voor een minuut mee in de pan. Meng alles goed. 
  7. Giet een halve liter groentebouillon in de pan. Je kan nu een handvol diepgevroren erwten of gesneden olijfstukjes toevoegen. Roer niet meer! Zo krijg je een gewenste korst van rijst onderaan in de pan. Je mag altijd wat extra bouillon of witte wijn toevoegen indien je merkt dat er te weinig vloeistof is in de pan om de rijst te koken. 
  8. Voor een zure toets, kook het geheel met 4 partjes van een halve citroen. 
  9. Laat het geheel sudderen op een zacht vuurtje voor minstens 15 minuten. De paella is klaar wanneer de rijst alle vloeistof heeft geabsorbeerd. 

Smakelijk! 



editoriaal

25/04/2022
🖋: 

Zo nu en dan besluit ik dat nú het beste moment is om me te wijden aan allerhande projecten, diverse ideeën die me als persoon verrijken zouden. Een écht goed kopje thee zetten bijvoorbeeld, met losse thee in plaats van builtjes, alsof op die manier mijn theïneverslaving een air van rechtvaardiging zou verkrijgen. Een theecantus op Calamartes later voel ik me zowat volleerd. En dat allemaal nadat ik één online artikel uit 2017 las. De nieuwe homo universalis worden is helemaal niet zo lastig als het lijkt. 

Toegegeven, dat hangt af van je definitie van homo universalis, maar goed, ik sta niet boven enige laster over Da Vinci om mijn punt te bewijzen. Zijn we zéker dat hij al die zaken zelf deed? Hij lijkt me ook maar een renaissance-Fabre: Het Laatste Avondmaal werd vast geschilderd door overwerkte jobstudenten. Mochten we daar ooit een bewijs van terugvinden, kan ik de advocaat van Da Vinci al horen: ze konden niet tegen de Da Vinciaanse werksfeer, dat was alles, in renaissance-Italië is niets dubieus gebeurd. En al die zogenaamde uitvindingen van Da Vinci? Dat kan eender welke Leonardo gedaan hebben! DiCaprio lijkt me wel in staat om een mooie onderzeeër in elkaar te steken. Doet 'ie vast in zijn vrije tijd. In zoveel films speelt hij toch niet meer. 

Een lekker kopje thee zetten, renaissancefiguren zwartmaken, welke talenten heb ik nog nodig om een mulier universalis te zijn? In tegenstelling tot Da Vinci – ik zeg het maar! – haal ik wél mijn deadlines voor mijn studie: geen taak komt te laat binnen bij mijn teerbeminde professoren. Ik kan fietsen in de krochten van de verkeershel die de binnenstad van Antwerpen is. Onder mijn arendsoog raakt elke augiasstal uitgemest en gepromoveerd tot brandschone balzaal. Ik neem complimenten in ontvangst met de zelfverzekerde bravoure van een driejarige die iets voor de eerste maal succesvol zelf heeft gedaan. Ik stuiter door elke ruimte met het volgende briljante idee in mijn hoofd, immer klaar om me een nieuwe creatieve uitlaatklep eigen te maken. Op die manier is alles zelf willen doen slechts zelfontwikkeling. Ik kom steeds op tijd (omdat ondergetekende hoofdredacteur tien minuten te laat niet meer als te laat rekent, klopt deze stelling, n.v.d.r.) Wat ik niet kan? Leonardo heten. En koffiezetten, dat ook niet. 

Neem er een kopje thee bij en vertel, op welke manier ben jij de persona universalis en overtref jij de Leonardo van jouw vakgebied? Nee, nee, er bestaat geen noodzaak tot zelfdepreciatie, de dag wordt een pak beter wanneer je jezelf de hemel in prijst. Waardering is zoiets wat het best vanuit jezelf komt, hoe lastig dat soms ook lijkt. Dat je ego te groot zou zijn, ach, dat verwijt krijg je toch al bij het minste, en zelden vanuit een richting die je zelf uit zou willen.  



het dialectdossier

25/04/2022
🖋: 
Auteur

“Ma kuunst is exprès per ongeluk, tis de leer van et heduld, et hlas tot aan de rand hevuld, de koffiekring op de krant. De stem die ut je kele brult, tis de bult a je tegen de lamp loopt, ma morsen is pas morsen ajet afdroogt!” Brihang brult door mijn koptelefoon terwijl de trein Aarsele langsboemelt. Een zucht ontvlucht mijn mond, weer thuis. Jacques Brel kan alleen maar het West-Vlaamse landschap in zijn gedachten gehad hebben tijdens het schrijven van Vlaanderen mijn vlakke land. Je merkt het meteen: lange uitgestrekte velden van pret*, anjoens*, kowle* en patatten* langs kilometers van zwynekoteriien*. Veld naast veld, kotje naast kotje, kerktoren naast kerktoren, een vast en vertrouwd patroon. Het heeft iets idyllisch, iets rustgevends om omringd te zijn door een volk dat kalmte kan vinden in de kleinste hoekjes.

Historisch gezien is de West-Vlaamse taal een samenraapsel van verschillende lokale dialecten afkomstig uit Noord-Frankrijk, West-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Op linguïstisch vlak is het West-Vlaams intrigerend omdat het een vreedzame symbiose vormt van een Germaanse en Romaanse taal. Een assiete komt van assiette, een cornisjong is nog steeds een augurk en stoffoasje is een koepelterm voor verschillende soorten textiel- en bouwmateriaal. We hebben het werkelijk allemaal. Daarom is het ook niet uitzonderlijk dat veel West-Vlamingen, of toch zeker zij die dicht bij de Franse en/of Waalse grens wonen, vloeiend tweetalig zijn. Een grappig feit is dat het West-Vlaams als taal nog steeds wordt gesproken in de gebieden van voormalig Frans-Vlaanderen. Zo kan ik als West-Vlaming met een ‘ik red me wel’-kennis van het Frans toch zonder problemen converseren met een inwoner van Duinkerke, Calais, Rijsel of Atrecht.  

Sociaal tegenover onze omwonende vrienden zijn wij West-Vlamingen zeker, maar daarbovenop zijn we nog efficiënt ook. Als een van de weinige dialecten in Vlaanderen kappen we zinnen zodanig af dat een volledige zin gehalveerd kan worden. Ke mie gejeund lik e keun in 't ves ges kan vrij vertaald worden als ‘Ik heb mij zodanig geamuseerd als een konijn in het verse gras.’ De rest van Vlaanderen ziet ons misschien als Babylonische brabbelwezens, maar er zit veel wijsheid verborgen in onze zinnen en gezegden. Neem nu de uitdrukking met de poepers zitten. Met de poepers zitten heeft niet direct iets te maken het achterwerk, al kan er een lichte link gevonden worden. Belangrijk ook is dat bij de uitspraak de nodige handbeweging wordt gemaakt. Vingers en duim komen samen in een punt en worden ritmisch van en naar elkaar toe gebracht. Iemand die met de poepers zit, is iemand die enorm veel schrik heeft voor iets, sterker nog, die persoon zal zich laf opstellen ten opzichte van de angst. Bijvoorbeeld, iemand moet een presentatie geven en is enorm bang om deze presentatie te doen. Bij aanvang van zijn of haar beurt kan die persoon besluiten uiteindelijk de presentatie niet te geven en gewoon weg te lopen van de verantwoordelijkheid. Zo iemand zat duidelijk met de poepers.  

Van angst kunnen wij West-Vlamingen natuurlijk goed meespreken, in Flanders fields where the poppies grow between the crosses row to row zit in ons bloed. We ademen de oorlogsverhalen over den Dutsch uit terwijl we geregeld tijdens een wandeling een obus langs de baan vinden. Onkruid vergaat niet, zeggen ze toch? Hetzelfde geldt voor de oorlogsrestanten en de bussen Engelsen en Canadezen die hun weg vinden langs onze tractorwegen. Iets wat we eigenlijk gemeen hebben met die Engelsen is het babbelen alsof we een hete patat in onze mond hebben. Negaties als jatndoet* en jammoajakendoet* zijn schering en inslag. Ik parafraseer, wanneer iemand een opinie poneert zoals 'Ik heb gehoord dat ze aan het werken zijn aan het spoor tussen Lichtervelde en Tielt', kan het antwoord wel eens negatief zijn: 'Jammoajakendoet, ik heb gehoord dat het tussen Tielt en Deinze was!'  

Maar wees gewaarschuwd! Deze eigenaardige introducerende gids tot de taal der totetrekkers* is nog maar het begin. Want het West-Vlaams is zelfs nog onderverdeeld in verschillende regiolecten. Kizzegems is niet hetzelfde als Ostènds en dan is er nog de algemene haat vanuit alle regio’s voor Popèrings. Zelfs de kleinste gemeenten en hehuchten kennen onderlinge rivaliteit doordat ze woorden anders uitspreken. Neem nu Koolskamp en Ardooie, twee kleine gemeenten op een kilometer van elkaar in hartje West-Vlaanderen. Koolskampenaren spreken over skool*, skaar* en skoen*, terwijl Ardooienaren liever sjhool*, sjhaar* en sjhoen* gebruiken. Als klap op de vuurpijl heeft de gemeente Koolskamp geen eigen grootwarenhuis en moeten ze voor hun inkopen naar de dichtstbijzijnde Delhaize in Ardooie. Je kan je al inbeelden wat voor spraakverwarringen daar kunnen optreden. Bepaalde regio’s hebben zelfs hun eigen topografische naam los van hun officiële naam. Bachtn de Kupe staat bijvoorbeeld voor het gebied achter de rivier de IJzer en de Westhoek is voor sommige West-Vlamingen gewoon al Vrankryck, want ze klappen daar Fransch.  

Zoals eerder vermeld is de link met het Frans nooit ver te zoeken. Nu we toch in de Westhoek zijn; er is een formidabel woord dat de West-Vlamingen uit de Westhoek zich eigen hebben gemaakt: pimpampoentje. Zoals de vele allitererende p's die in het woordje voorkomen zijn pimpampoentjes ook vaak met veel. Het heeft meerdere stippen, fladdert in het rond en doet stinkende pipi wanneer het bang is. Jawel, het is een lieveheersbeestje! De etymologie van een pimpampoentje leidt zoals vele West-Vlaamse woorden naar het Frans. Oorspronkelijk was papeljoentje een verzamelwoord voor alle vliegende insecten. De naam papeljoentje is dan weer afkomstig van het Franse papillon wat vertaald kan worden als vlinder, ook een vliegend insect. Zalig hoe de wereld aan elkaar hangt.   

Nu ik jullie toch al een korte inleiding heb gegeven tot de wereld achter het bordje 'hier stopt de beschaving' wil ik nog eventjes enkele stereotypen de wereld uit helpen. Niet alle West-Vlamingen hebben een tractor, maar ieder gezin beschikt wel over een vlijmscherp patattenmesje. Wat we met dat mesje doen, is grootmoeders grootste geheim. De zee, beste lezers, is ook vanuit het zuidelijkste punt van West-Vlaanderen nog steeds vijftig minuten rijden, inwoners van Eeklo (Oost-Vlaanderen) staan er al in een half uur. En vraag vooral niet aan een West-Vlaming om over muggen te praten, dat is pijnlijk voor zowel de vrager als de spreker. Een muh* is een muh en meer wil ik er ook niet meer over kwijt. En ten slotte zijn wij niet alleemaal platte boeren, ik zie ons eerder als gecultiveerd met een hoek af. Een vuil vlekje hier of daar, het maakt allemaal niet uit, want morsen is pas morsen als je het afdroogt.

 

*Verklarende woordenlijst 

Pret = prei 
Anjoens = ajuinen 
Kowle = kool  
Patatten = aardappelen  
Zwynekoterijen = varkenskoten  
Jatndoet = neen hoor 
Jammoajakendoet = helemaal niet hoor 
Totetrekkers = een groep die grappige bekken kan trekken 
Skool/sjhool = school 
Skaar/sjhaar = schaar 
Skoen/sjhoen = schoen 
Muh = mug 



doorbraken

25/04/2022
🖋: 
Auteur

De dienst Communicatie van UAntwerpen liet notuleren dat er binnen afzienbare tijd een nieuw project dat in de pijplijn zit op poten gezet zal worden opdat het in de steigers kan staan met als doel studenten te ondersteunen. De details zullen bepaald worden na een initiële aftoetsende fase. Er wordt budget vrijgemaakt voor een nieuwe website en campagne. De vragen over wat het project exact zal inhouden, welke parameters een indicatie geven dat er nood is aan het project en welke doelstellingen men wil halen om het project als geslaagd te beschouwen zullen later ontweken worden. 

Dat het project initieel vaag blijft, is op zich geen probleem. Projectverantwoordelijke Els Komkommerwals: “Dat is de modus operandi van het hedendaagse communicatieparadigma. Studenten hebben al genoeg concrete dingen om zich zorgen over te maken; wij bieden ondersteuning door middel van buzzwords, opgewaardeerd met beeld en quotes van steeds hetzelfde twintigtal studenten op hoogkwalitatief drukwerk. Hoe hoger de productiekosten, hoe breder de boodschap bij de modale student genegeerd kan worden. Het kernwoord is ‘drempelverlagend’, studenten van allerlei slag moeten zich halfslachtig kunnen vinden in het beeld van de universiteit dat we hun opdringen. Daarom hebben we in de loop der jaren een mooie verzameling foto’s aangelegd van studenten die tot minderheidsgroepen behoren, zo tonen we hoe inclusief onze benadering is.” 

Er worden zoals altijd ook studenten betrokken bij het project. Komkommerwals: “Wij hechten grote waarde aan de input van de student, vooral als die student in dezelfde richting denkt als wij.” Favorieten bij uitstek zijn de studentenvertegenwoordigers. Een van hen liet weten: “Als je als stuver een uitnodiging krijgt voor een participatief overlegmoment weet je dat het je kans is om van de universiteit een betere plek te maken. De eerste vergadering was constructief: iedereen kende elkaar al, maar we deden toch een voorstelrondje en er was ook een powerpoint.” Toch reageert niet elke student positief: “Vroeger, voor corona, kreeg je op dat soort vergaderingen broodjes”, liet een oudere stuver zich ontvallen, “als het me louter zou gaan om de illusie koesteren dat ik een belangrijke student ben die de wereld verandert, zit ik wel op Twitter.” 

De organisatoren gaan prat op het belang van hun project, al kan niemand zich echt toeleggen op de uitwerking ervan. Komkommerwals: “Er zijn nog tal van andere taken en projecten waar niemand van gehoord heeft die ook allemaal héél belangrijk zijn. Die hebben eveneens stuk voor stuk drempelverlagende communicatiestrategieën nodig. Soms wordt het dan druk voor ons, maar we vergaderen zoveel als nodig tot het campusleven van de student beter wordt.” De vraag stelt zichzelf dan of er niet beter geïnvesteerd kan worden in personeel dat wel werkt? “Dat moet haast wel! Er zijn gewoon zoveel projecten die we artificieel in leven houden. Daarom gaan er stemmen op om naast het huidige project nog een ander nieuw project te organiseren waarbij we de communicatie kunnen stroomlijnen. Zo kunnen de studenten die ons niet op mute hebben staan weten dat we hen kunnen helpen met iets. Misschien stellen we zelfs een halftijdse werknemer aan die het communicatieve en organisatorische werk van de universiteit op haar studenten afschuift. Je weet wel, communitybuilding.”