18/05/2022
🖋: 
Auteur extern

Esther van Esbroeck


De zon schijnt één dag
Kijk wat zij met u doet

De zon is vuur
En vuur is roet!

Ge sterft aan kanker
En er wordt gehuild
De vlag van Polen
Trots op uw huid

Ja!
Uw billen branden bruin
Maar borsten blijven wit

Wie zoudt ge willen zijn?
Misschien een latina,
Met meer pit?

Maar schat, zonder melanine
Blijft blank bleek
wit wit



bierman

18/05/2022
🖋: 

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit!

In momenten van vertwijfeling – dus eigenlijk alleen maar wanneer hij ‘s nachts van café De Zwaan richting De Salamander slentert –durft Bierman zich wel eens af te vragen wat het verband is tussen de naam van een bier en datgene wat effectief in de fles zit. Zitten er met andere woorden meer paters en abdijen in een Westvleteren Abt dan in een Straffe Hendrik Quadruppel of kunnen rechtschapen mensen wel Duvel drinken zonder het kwaad te banaliseren? Dichter bij een existentiële crisis is Bierman vooralsnog niet gekomen, aangezien de weg tussen De Zwaan en de Salamander langs café Telefoneke gaat. Bierman gaat daar nogal makkelijk binnen voor een fris glas bier en wat vers gesneden frieten en vergeet dan al snel wat hem even daarvoor nog ten dode bedroefde. Maar het hakt er wel op in zolang het duurt, dat soort vragen onderweg. Zo moeten mensen zonder geloof zich dus voelen.

Dat brengt Bierman bij de vaststelling dat steeds meer studentenclubs hun eigen bier beginnen maken. Zit die club dan mee in de fles? Kapitalisme vereist dat een brouwer bier maakt, daar een naam op plakt die al dan niet verband houdt met waar en wanneer het bier is ontstaan en het vervolgens aan bierdrinkende medemensen verkoopt. ‘Zelfgebrouwen’ betekent dat studentenclubs een uniek recept ‘zelf’ laten brouwen in een speciaal daartoe ontworpen brouwerij om zich van het voorrecht te verzekeren hun eigen naam op de fles te zien verschijnen. De kans dat dat soort bieren beter dan middelmatig uitvallen, is even groot als de kans om voor een meerkeuze-examen statistiek te slagen zonder te studeren. Wat betekent dat studenten hun kans veel groter inschatten dan redelijkerwijs mag worden aangenomen.

In geval van Den Ingenieur, het bier van Ingenium, de faculteitsclub van Industriële wetenschappen, gaat het om een middelmatige (maar zeker geen slechte) tripel met een heel mooi etiket. Net zoals abdijbier niet smaakt naar paters, smaakt dit bier ook niet naar gegiste blauwdrukken van hangbruggen of wolkenkrabbers. Maar wie Ingenium liefheeft, die proeft de vriendschap in het glas en wie zich zoals Bierman graag mimetisch warmt aan de gloed van kameraadschap kan met een gerust hart een smakelijk glas meedrinken op de gezondheid en het heil van de student in het algemeen en op die van Ingenium in het bijzonder. De rest van de wereld zal het bier volmaakt onverschillig laten, maar dat was van bij het begin al de bedoeling. De brouwer heeft tenslotte zijn voorraad bij voorbaat al gesleten en de club heeft haar hart en ziel erop geprojecteerd. Wat er verder mee gebeurt, is voer voor historici.



close-up

17/05/2022
🖋: 
Auteur

Het sciencefictiongenre wordt gedomineerd door pessimistische toekomstvisies. Twee recente voorbeelden zijn Don’t look up, waarin de mensheid niet correct kan reageren op een inkomende allesvernietigende komeet, en Black Mirror, waarvan elke aflevering ingaat op een dystopisch vooruitzicht. Het is simpel, als we films en series zouden geloven dan kunnen we maar beter stoppen met ons voortplanten. After Yang daarentegen verkiest een hoopvoller toekomstbeeld en wisselt het naderende onheil in voor een meer gegronde, hartverwarmende boodschap.

De premisse van de film is eenvoudig: de android genaamd Yang, die als leerkracht wordt ingezet bij een familie, stopt plotseling met functioneren. Daardoor begint de vader (vertolkt door Colin Farrell) aan een zoektocht naar een oplossing om de reeds verouderde android te herstellen. Via androids onderzoeken wat het betekent om mens te zijn, is nog nooit op zo’n kleinschalige en diepgaande manier uitgevoerd. Zo wordt het perspectief van Yang op een aangrijpende manier vertoond via de herinneringen die hij heeft opgenomen. Verder speelt ecologie een belangrijke bijrol in de thematiek en filosofie van de film: de enige vorm van langeafstandstransport is het gebruik van een soort elektrisch voertuig en er worden natuurlijke elementen zoals de tuin vaak mee in beeld gebracht. Sociale en ecologische harmonie zijn dus allesbepalend in deze uitbeelding van onze toekomst. Dat scenario staat in sterk contrast met het huidige sciencefictionlandschap. Mad Max: Fury Road en The Book of Eli bijvoorbeeld tonen een verdorven aarde waarop het survival of the fittest-principe ad extremum geldt.

Ook al staan er maar twee films op zijn palmares, toch heeft Kogonada al een unieke visuele en inhoudelijke stijl kunnen ontwikkelen. After Yang is allesbehalve een dystopische en donkere sciencefictionfilm. Er straalt zodanig veel zonlicht in quasi elk frame dat je de warmte bijna kan voelen. Anders dan in Blade Runner kunnen mensen wel harmonieus samenleven met androids. Een kritische kanttekening die gemaakt kan worden, is dat de androids wel enkel bestaan om mensen te dienen. Ze genieten een bepaalde vrijheid, maar kunnen niet ontsnappen aan hun plichten. Nog opvallender is dat mensen klaarblijkelijk ook onderling harmonieuzer samenleven, wat blijkt uit de centrale protagonisten die deel uitmaken van een onorthodoxe multiraciale familie. De film straalt rust uit door haar kalmerende architectuur, zacht kleurenpalet en soepele montage. Zo wordt de thematiek van vrede en harmonie verder versterkt. Deze visuele stijl was ook al herkenbaar in Kogonada’s eerste film, Columbus. Hij is een meester in het kalmeren van zijn publiek. Een techniek die hij veel gebruikt, voor dat doeleinde, is het opstellen van een frame binnen een frame. Op die manier wordt iets in de scene gebruikt om het gewenste beeld te kaderen, wat een gevoel van orde en rust opwekt.

Het feit dat de meerderheid van de sciencefictionfilms dystopisch is, is gemakkelijk te verklaren door de huidige pessimistische tijdsgeest. Daarom zijn films zoals After Yang uitermate belangrijk om ons geloof in een betere toekomst te herstellen. Om te tonen dat het wel degelijk beter kan. Los van die boodschap is After Yang een visueel indrukwekkende film waarin je je vanaf het begin volledig kan verliezen. Het is wellicht een film die onder de radar van vele mensen is gebleven, maar absoluut de moeite waard om te bekijken en te bediscussiëren.



close-up

17/05/2022
🖋: 

Er zijn mensen op deze aardkluit die het samenstellen van afspeellijstjes tot een hogere kunst hebben verheven. Zo verdient pov: ur slow dancing with your love at midnight een plaats in uw virtuele platenkast, al was het maar om de beeldende titel. De zoetgevooisde stemmen van Ella Fitzgerald, Julie London en Chet Baker loodsen u doorheen de nacht. Een minpuntje: Jackie Gleason, de ongekroonde koning van de kleffe tegeldans, laat men geheel ten onrechte links liggen. Hoog tijd voor eerherstel!

Gleasons conceptplaat The Last Dance...For Lovers Only is namelijk de ideale soundtrack bij het romantische geschuifel op verlaten dansvloeren. Met een jazzy solotrompet op een bedje van zeemzoeterige strijkers doet hij verliefde harten nog sneller slaan. Het album is overigens een perfecte introductie tot het oeuvre van Gleason dat uit meer dan zestig langspelers bestaat. Bij elke plaat hanteerde hij dezelfde succesformule: gezapige arrangementen voor een orkest van strijkers en blazers overgoten met een jazzsausje. Het geheel werd afgewerkt met een kitscherige albumhoes. Meer was er niet nodig om de luisteraars overstag te laten gaan: Gleasons muziek brak meerdere records in de Amerikaanse hitlijsten. 

Nochtans was Gleason in de eerste plaats geen muzikant. In de vorige eeuw maakte hij vooral furore als komische acteur op het witte doek. Zijn uitstap naar de muziek heeft hij te danken aan een filmavondje. Bij het bekijken van een romantische prent raakte hij in de ban van de meeslepende soundtrack. Gleason zag toekomst in romantische sfeermuziek en kroop in zijn pen.

Nu ja ... ’in zijn pen kruipen’ is een ongelukkige uitdrukking: Gleason, die geen noot muziek kon lezen, was voornamelijk aangewezen op de transcripties van zijn assistenten. Aan de hand van geneuriede melodieën schreven zij bladmuziek voor het orkest. Criticasters vonden die werkwijze ongeloofwaardig. Kwatongen beweerden zelfs dat componist en arrengeur George Williams het ware muzikale brein was achter de succesalbums. Ondanks de controverse groeide Gleason uit tot het boegbeeld van de mood music, instrumentale sfeermuziek die razend populair was in het Amerika van de vorige eeuw. Bij die status hoorde een toepasselijk uiterlijk. Gleason ging door het leven als het liefdeskind van Theofiel Boemerang en Alberto Vermicelli: fijn snorretje, netjes gekamde haren en kostuumvest voorzien van een rode roos.

U leest het: de ironie lag er duimbreed op. Gleason bleef in de eerste plaats een komiek die zijn lucratieve muziekcarrière niet al te serieus nam. Dat weerhoudt ondergetekende er niet van om zijn platen grijs te draaien. Vooral Lazy Afternoon, de tweede track op The Last Dance, staat de laatste weken hoog genoteerd in mijn persoonlijke stats. Een guilty pleasure? Ik zie het eerder als een teken van protest. Mood music is namelijk met uitsterven bedreigd. Hoewel het genre in betere tijden het radiolandschap domineerde, hangt de toekomst van Radio Minerva – de laatste vaandeldrager in onze contreien – aan een zijden draadje. Tijd voor een actieve daad van verzet! Sluit de gordijnen, dim de lichten en wieg mee op onweerstaanbare sfeermuziek van Gleason en co.

P.S.: aan alle studenten met het liefdesleven van een reuzenpanda: laat u niet afschrikken door de zinsnede ‘for lovers only’ die op bijna alle albumhoezen van Gleason terug te vinden is. Zijn geest komt heus niet in uw kamer spoken wanneer u zijn muziek draait bij het finaliseren van een scriptie. Proefondervindelijk getest.



CurieuzeNeuzen in de Tuin

15/05/2022
🖋: 

Op 26 maart begon CurieuzeNeuzen in de Tuin voor de tweede keer in Vlaanderen. Dit keer zullen iets meer dan 3000 gazondolken verspreid over Vlaamse tuinen de bodemvochtigheid en temperatuur meten. Hoe de dolk precies in de steel zit, leggen Sanne de Rooij, communicatiecoördinator van
CurieuzeNeuzen in de Tuin, en Jonas Lembrechts, postdoc aan UAntwerpen en medeverantwoordelijke voor het wetenschappelijke luik, haarfijn uit.

CurieuzeNeuzen in de Tuin is een grootschalig burgerwetenschapsproject waarvoor de deelnemers een gazondolk in hun tuin planten. “De gazondolk is een miniweerstation van ongeveer veertig centimeter. Hij meet de temperatuur en bodemvochtigheid elk kwartier alsof het een plantje is. Hoe voelt een plant zich als het warm of droog begint te worden?” legt Lembrechts uit. De Rooij voegt daaraan toe: “Hij heeft ook een kleine simkaart gekregen die één keer per vierentwintig uur al die meetdata doorstuurt naar onze database, vanwaar die wordt doorgestuurd naar het interactief dashboard van elke deelnemer. Daarop bieden we een aantal grafieken aan, waaronder een vergelijkend histogram van hoe jouw sensor zich verhoudt tot die van de andere Vlaamse tuinen. Op die manier kunnen we deelnemers op een leuke en eenvoudige manier inzicht geven in wat er in hun tuin gebeurt. Als de temperatuur de hoogte inschiet, zien ze dat de temperatuurgrafieken onmiddellijk oplopen.” Op die manier wordt de enigszins abstracte wetenschap achter CurieuzeNeuzen in de Tuin concreet gemaakt.

 

plantvriendelijk meetstation

Ik trek mijn stoute schoenen aan en stel de vraag die op de lippen van menig wetenschapsonbenul brandt: en wat is daar het praktisch nut van? Lembrechts legt uit: “Tot nu toe meten we vooral het weer en het klimaat met weerstations, in Ukkel bijvoorbeeld. Maar als ecoloog merk je dat die temperaturen eigenlijk totaal niet relevant zijn voor wat de natuur zelf ervaart. Als een weerstation twintig graden meet, kan het zijn dat het gras in je tuin tien graden of dertig graden ervaart. Met CurieuzeNeuzen in de Tuin meten we nu wat er wél aan de hand is in de lokale tuinen. We zien bijvoorbeeld dat het in de stad op een zwoele zomernacht gemakkelijk vijf graden warmer is dan op het platteland. Al die patronen kunnen we nu met ongekend detail opvolgen. Plus, omdat we zo veel data hebben en omdat we weten wat voor tuinen het zijn en welk beheer daarin gebeurt, kunnen we ook uitzoeken vanwaar die verschillen komen. Die gegevens kunnen we vertalen naar welke beheersmaatregelen de impact van extreem weer kunnen beperken in de tuin. Vanuit de overheid is daar veel vraag naar, denk maar aan de Green Deal en Blue Deal, waarbij onze metingen kunnen aantonen welke beleidsmaatregelen effectief werken.”

“Daar komt bij dat de tuinen in Vlaanderen een groot totaaloppervlak hebben,” merkt De Rooij op, “zelfs groter dan het bosoppervlak.” Lembrechts vult aan: “Ongeveer 12,5% van het Vlaamse oppervlak is tuin. Eén, dat is heel veel. Het totale bosoppervlak is bijvoorbeeld 10%. Twee, met 12,5% kan je een behoorlijke impact hebben, mits je dat goed beheert. Drie, tuinen liggen vaak op belangrijke locaties. In de stad kunnen tuinen soms zelfs het enige groen zijn dat er is, waardoor ze een disproportionele impact kunnen hebben op het bufferen van de temperatuur.” Des te belangrijker om te weten wat er zoal speelt in de tuin dus.

 

"Als een weerstation twintig graden meet, kan het zijn dat het gras in je tuin tien graden of dertig graden ervaart."

 

CurieuzeNeuzen in de Tuin vond voor het eerst plaats in 2021 met iets meer dan 5000 locaties. “We waren aan de meetcampagne begonnen met het plan om de hitte en droogte in kaart te brengen. En toen was al die regen daar plots”, vertelt Lembrechts. “Voor ons zat er wel een mooie kans in: toen de regenbom in augustus viel – waarbij vooral in het oosten van Vlaanderen en Wallonië extreme neerslag viel – waren we in heel Vlaanderen de bodemvochtigheid aan het meten. Toen hebben we onze focus verlegd. Kunnen tuinen helpen om de impact van overstromingen tegen te gaan? Zeker tuinen op tactische locaties hebben toen hard gewerkt om het water af te voeren. Denk dan aan tuinen in de stad, waar water op de vele verharde oppervlakten maar moeilijk kan infiltreren, of in valleien, waarnaartoe veel water stroomt. Aangezien het dit jaar tot nu toe erg droog is, kunnen we mogelijk de vergelijking tussen twee totaal verschillende zomers maken.” De Rooij vult daarop aan: “Natuurlijk hoop je dat het weer dit jaar niet even extreem is, maar ergens zou het wel heel interessant zijn om twee extremen naast elkaar te kunnen leggen.”

 

wetenschap van buur tot buur

De overkoepelende term ‘CurieuzeNeuzen’ heeft ondertussen al naam voor zichzelf gemaakt als grootschalige burgerwetenschap. De Rooij: “Er komen veel mensen van verschillende disciplines samen aan de organisatorische kant, wat ik zelf erg interessant vind. Daarnaast vind ik het contact met de deelnemers zelf tof. Mensen zijn enthousiast over het project en doen graag mee. Ze zijn ook niet bang om kritische vragen te stellen: tot op heden hebben we 6500 vragen beantwoord in onze mailbox!”

Voor het wetenschappelijke luik is de burgerparticipatie eveneens boeiend. “Meestal doe je onderzoek en duurt het vaak jaren voor je je resultaten communiceert. In veel gevallen moet je je best doen om het verhaal verkocht te krijgen aan het brede publiek”, zegt Lembrechts. “Maar hier gebeurt het onderzoek letterlijk in de achtertuin. De deelnemers en het brede publiek zien wat er gebeurt, ze zien de data en ze zijn geïnteresseerd in de conclusies die wij aanbrengen. Qua communicatie zit je zo veel dichter bij het publiek nu. Soms levert dat wel uitdagingen op: wetenschap gaat niet altijd zo snel. Als mensen vandaag een hittegolf voelen, willen ze – bij wijze van spreken – morgen weten wat de impact daarvan is, maar daar kunnen wij niet zomaar onmiddellijk een antwoord op geven.” Hij benoemt de manier van werken van CurieuzeNeuzen in de Tuin als dé manier waarop hij als wetenschapper microklimaat wil bestuderen. “Als ik wil weten wat de temperatuur ergens is, gaat dat gewoon veel gemakkelijker als iedereen mij dat vertelt, in plaats van dat ik het zelf overal moet gaan meten. Nu leveren mensen elk hun bijdrage en kunnen we veel meer data verzamelen met dezelfde input. Win-win voor de wetenschap en de samenleving.”

De communicatie met de deelnemers verloopt ook via de sociale media van CurieuzeNeuzen. “Zeker in de opstartfase zijn grote campagnes losgelaten op sociale media. Wat bereik betreft was dat ook nodig”, vertelt De Rooij. “Fantastische campagnebeelden ook! Die zijn eigenlijk in Zuid-Afrika getrokken. Op het moment dat we die beelden moesten maken, was het hier grauw november, december, maar als je wil inspelen op hitte en droogte, heb je natuurlijk wel zon nodig. De locaties, figuranten en fotograaf kwamen allemaal uit Zuid-Afrika, maar de beelden zijn vervolgens hier gebruikt. We hebben een brede campagne opgezet via advertenties, reclame- en tv-spotjes, maar ook op sociale media.” Lembrechts vult aan: “De deelnemers kunnen hun interactieve dashboard ook op sociale media delen. We vonden het belangrijk dat dat kon, want communicatie van buur tot buur werkt tenslotte het best. Dat is ook enthousiast opgepikt online.”

De Rooij knikt. “De kracht van sociale media is echt niet te onderschatten om je boodschap te verspreiden. Je hebt de andere kanalen nodig om het bredere publiek te bereiken – vandaar dat een mediapartner als De Standaard voor zo’n groot project als CurieuzeNeuzen onmisbaar is – maar de interactie met deelnemers verloopt wel heel vlot via sociale media. Voor ons is het belangrijk dat de data van CurieuzeNeuzen een gespreksonderwerp kunnen zijn waarover je babbelt aan de koffieautomaat. Ik denk dat we dat doel bereiken op deze manier.”

 

een filter in de grond

Sommige van die kritische vragen zijn ook inhoudelijk. “Af en toe komen er vragen van deelnemers: waarom meten jullie dit of dat niet? Er zijn natuurlijk financiële en tijdsgebonden beperkingen, maar ik denk toch vaak: ‘Ja, waarom meten we dat niet?’ Er zijn zo veel belangrijke aspecten: je zou de luchtkwaliteit in huis kunnen meten, je zou zware metalen in de bodem kunnen monitoren ...” vertelt Lembrechts. De Rooij pikt daarop in: “Zware metalen kan je niet met een sensor meten maar wel met een bodemstaal. Aan het begin van de meetcampagne, toen onze deelnemers hun sensor in de grond staken, namen ze ook een bodemstaal af. Die bodemstaal analyseerden we op bodemtype. Aan de ene kant was dat om te zien of er veel klei, leem, zand of verschillende combinaties daarvan in je grond zaten. Bodemtype beïnvloedt de manier waarop water de bodem insijpelt. Zo laat klei moeilijker water door. Dat moeten we weten omdat onze sensor het vocht meet en een kleibodem anders zou reageren dan een zandbodem en we dus onze berekeningen daaraan moeten aanpassen.”

Aan de andere kant wilde het CurieuzeNeuzenteam de hoeveelheid organisch koolstof in de bodem weten. Dat is dan weer belangrijk om te kunnen bepalen wat de capaciteit voor CO2-opslag in de bodem van die tuin is. Lembrechts: “Je hebt de impact van klimaat en extreem weer op de tuin, maar je hebt ook de rol die de tuin zelf kan spelen om de klimaatverandering te vertragen. Opslag van koolstof in de bodem is dan een optie. We zien bijvoorbeeld dat tuinbodems een hogere koolstofopslag hebben dan veel landbouwgebieden, aangezien landbouw veel vraagt van de bodem, maar een lagere opslagcapaciteit heeft dan natuurlijke graslanden. Als er meer koolstof in de grond is, geeft dat aan dat er meer koolstof uit de lucht wordt gehaald. Door een ecologisch beheer zou je meer koolstof kunnen opslaan in de grond. Let wel, dat is een heel traag proces en zo veel is er niet te winnen, maar het is toch belangrijk om te tonen dat de tuin op verschillende manieren kan bijdragen aan een groenere wereld.”

 

luie tuinier, ijverige tuin

Hoewel CurieuzeNeuzen in de Tuin op dit moment zeker nog niet aan het einde van hun metingen zijn gekomen, stromen er al wel interessante conclusies binnen. Zo hebben tuinen, zeker in de stad, een belangrijke rol. Tijdens de overstromingen afgelopen jaar hebben die tuinen bijvoorbeeld harder moeten werken en meer regen moeten absorberen dan tuinen op het platteland. Dat had verschillende redenen. Lembrechts legt uit: “De verharde grond is een van de ‘boosdoeners’. Het water stroomt af van asfalt, waardoor het allemaal bij elkaar komt. Het lijkt dat het meer regent in je tuin, omdat het van elders toekomt.” Het tekort aan bomen is een andere reden: “Bomen vangen een deel van het water op, waardoor de regen later valt, de druk verlaagt en de overstromingspiek lager ligt. We merken dat bomen een belangrijke rol kunnen spelen om de impact van overstromingen op te vangen.”

 

"Een luie tuinier is een goede tuinier."

 

Ook bij hitte en droogte zijn tuinen belangrijk. “Op bewolkte dagen is het verschil niet zo groot, maar als de zon schijnt, kan er meer dan tien graden verschil zijn tussen de warmste en de koudste tuin”, zegt Lembrechts. “Wat ik zelf interessant vind, is dat de verschillen overdag heel anders zijn dan ‘s nachts. ’s Nachts zien we dat de stedelijke tuinen veel warmer zijn dan de tuinen op het platteland. Dat hadden we verwacht door het stedelijk hitte-eiland, zoals dat heet. Het stedelijk hitte-eiland kan je begrijpen als een warm deken dat door alle beton en asfalt in de stad de warmte absorbeert. Daardoor hangt die warmte ‘s nachts nog in de stad. Maar verrassend genoeg is dat hitte-eiland overdag in de tuinen bijna volledig verdwenen. In de tuinen die aan ecologisch beheer doen kan het koel zijn, zelfs als de rest van de stad aan het bakken is. Door aan slim beheer te doen kan je zelf een groot verschil maken!”

Dat slim tuinbeheer, is dat veel meer werk? “Een luie tuinier is een goede tuinier”, vat de Rooij het bondig samen. “Het is beter om zo min mogelijk je gras af te rijden, of om het afgereden gras op zijn minst in je tuin te laten liggen, zodat het op die manier teruggegeven kan worden aan de bodem. Dat is een gemakkelijkere manier om met je tuin om te gaan. Het concept moet nog bij mensen rijpen, heb ik de indruk, maar je ziet het meer en meer, onder andere in de campagne Maai Mei Niet van Knack.” Volgens Lembrechts is de ontharding het belangrijkste. “Vanuit ecologisch oogpunt moeten tegels en beton echt weg. Die zorgen voor warmte, het hitte-eilandeffect, de wateroverlast ... Daarnaast is het ook niet goed voor de biodiversiteit: er leeft niets op en je kan ook geen koolstof opslaan in beton. Let op, er zijn voordelen aan een terras en een geasfalteerde oprit, maar niet vanuit ecologisch oogpunt.”

 

Meer weten over CurieuzeNeuzen in de Tuin? Via www.curieuzeneuzen.be en www.standaard.be/curieuzeneuzen volg je het project op de voet.



blikopener

15/05/2022
🖋: 

Ga in de zomer naar een typisch Vlaams gezin en vertel me wat je denkt dat ze voor het avondeten gaan doen. Een bank vooruit en een kus van de juf voor al wie op barbecueën gokte. De kans is ook groot dat in dat beeld de man in huis achter de barbecue zal staan. Maar waarom denken we dat eigenlijk? Amber Peeters, doctoraatsstudente Communicatiewetenschappen, onderzoekt de link tussen mannelijkheid en vlees, of het nu op de barbecue ligt of niet, en licht toe hoe die vork aan de steel zit.

Ambers doctoraat gaat over de link tussen mannelijkheid en vlees, met de focus op het interpersoonlijke aspect ervan. Iets concreter gaat dat over bijvoorbeeld de rol van wat je eet in je contact met andere mensen. “Het effect van vlees eten op het interpersoonlijke aspect is in veel gevallen onbewust”, zegt Amber. Ze illustreert dat aan de hand van een studie naar de aantrekkelijkheid van mannen volgens vrouwen, waaruit bleek dat een man die vlees eet aantrekkelijker wordt bevonden. “Dat komt doordat de vegetarische man tot een minderheidsgroep behoort en zijn aantrekkelijkheid daarom vermindert. Let wel, de vrouwen in de testgroepen zouden daar zelf de vinger niet op kunnen leggen. Ze waren immers niet tegen veganisme, sommigen onder hen waren zelfs ontzettend vóór de vermindering van de vleesconsumptie. En toch vonden ze een vegetarische man minder aantrekkelijk.”

Amber schreef haar eerste artikel op basis van een enquête, gebaseerd op eerder onderzoek maar ditmaal met de toevoeging van de genderdimensie, iets wat tot nu toe weinig gedaan werd. Amber verduidelijkt: “Of de respondenten vlees aten of niet, hoe gehecht ze waren aan een stukje vlees op hun bord, hoe bereid ze waren om hun vleesconsumptie te verminderen ... al die zaken bracht ik in verband met geslacht, dus puur biologisch, en met gender. Nu, die genderdimensie kan je niet vaststellen met een vraag naar hoe mannelijk iemand zich voelt of iets dergelijks, daarom heb ik dat op een schaal gezet aan de hand van stellingen als: ‘mensen vinden mijn hobby’s mannelijk’.” Wat ‘iets mannelijk vinden’ exact inhield, was aan de respondenten zelf, dat werd niet vooraf ingevuld. Ook werden er nieuwe normen van mannelijkheid bekeken en in de enquête opgenomen. “Wat ik verstond onder nieuwe mannelijkheidsnormen, vulde ik wel vooraf in, hoewel ik niet vermeldde dat het ging om nieuwe normen van mannelijkheid. Een voorbeeld daarvan is de vraag of mannen hun emoties mogen tonen op de werkvloer.”

Na die survey zat Amber niet stil. “Nu zijn we bezig met een Twitterstudie: hoe praten mensen over vlees en kunnen we dat nog altijd in verband brengen met die mannelijkheid? Mannen blijken meer over vlees te praten dan vrouwen en vrouwen meer over vegetarisme. Een tweede vraag is dan: op welke manier doen ze dat? Het interpersoonlijke aspect is ook hierbij belangrijk: wordt er in die tweets een vraag gesteld, wordt er advies gegeven ...” Na de Twitterstudie wil Amber vleesetende en vegetarische mannen bij elkaar zetten om samen te werken. “Zo kunnen we zien of de keuze om vlees te eten beïnvloedt hoe je met anderen omgaat.”

Ondertussen is het vleesvraagstuk enigszins controversieel geworden. Amber: “Het debat over vleesconsumptie wordt steeds meer gepolariseerd omdat het belangrijk aan het worden is. Ons klimaat is naar de knoppen, maar van alle dingen die we eraan kunnen doen, blijven beleidsmaatregelen omtrent onze vleesconsumptie uit. Ik zeg niet dat we collectief vegetariër moeten worden – ik ben gezondheids- noch klimaatwetenschapper – maar minder vlees eten zou ons klimaat en onze gezondheid erg vooruithelpen. En toch gebeurt dat niet, juist omdat vlees eten zo diepgeworteld in onze cultuur is.”

Die polarisering merkt ze niet in de manier waarop ze onderzoek doet. Dat staat los van wat mensen erover denken. “Ik merk wel dat ik voorzichtig moet zijn in de manier waarop ik communiceer over mijn onderzoek en resultaten. In de vrije opmerkingen van de survey zagen we dikwijls terugkomen dat de opgestelde vragenlijst ‘zeer feministisch en links’ zou zijn.” Waarom voelen mannen zich zo aangevallen als hen naar onder andere hun eetgewoonten betreffende vlees gevraagd wordt? “Als ik aan een man bijvoorbeeld vragen over nieuwe normen van mannelijkheid stel, vraag ik eigenlijk zijn visie op normen die op hemzelf van toepassing zijn. Vindt een man van zichzelf dat hij zijn emoties mag tonen op het werk? Een vrouw zal zich minder aangesproken voelen door mijn onderzoek, omdat het minder gaat over hoe zijzelf zich zou moeten gedragen.”

Een deel van die gevoeligheid omtrent de biefstuk op het mannelijke bord is te wijten aan de vervaging van gendernormen, volgens Amber. “Of je het een goede zaak vindt of niet, gendernormen zijn enorm aan het vervagen. Vrouwen doen nu veel dingen die vroeger voor mannen weggelegd waren en mannen beginnen eveneens meer naar dat klassiek vrouwelijke te gaan, hoewel dat laatste nog enigszins taboe is. Vlees is op dat punt een houvast, bij wijze van spreken het enige wat nog overblijft. Mannen die zich bedreigd voelen in hun mannelijkheid nemen hardere pro-vleesattitudes aan om te compenseren en om aan zowel zichzelf als aan anderen te bewijzen dat ze nog steeds mannelijk zijn. De link tussen mannelijkheid en vlees zit zo hard in onze cultuur en tradities ingebakken dat vlees iets veiligs is geworden waarnaar we teruggrijpen.” Wel speelt dat vooral in het Westen, merkt ze nog aan, in niet-westerse culturen ligt die associatie anders.

De eetgewoontes van mannen en vrouwen worden heel anders bekeken. “Vrouwen worden veroordeeld op wat ze niet eten, mannen worden veroordeeld op wat ze wel eten”, vat ze bondig samen. Wie geen vlees eet, wie kleinere porties en dus minder eet, is vrouwelijker, terwijl het voor mannen omgekeerd is. “Voor vrouwen liggen die verwachtingspatronen anders, deels omdat mannelijkheid bij vrouwen gemakkelijker aanvaard wordt.” Voor vrouwen maakt het daarom minder uit, zou je kunnen zeggen. “Er is wel een verschil tussen rood en wit vlees. Wit vlees is vrouwelijker; kip en kalkoen is mager en gezonder, vandaar. Rood vlees, dat is pas echt mannelijk. Denk maar aan de barbecue en steakhouses, die worden nog steeds geassocieerd met mannen. Steak is het summum van mannelijkheid.”



editoriaal

14/05/2022
🖋: 

Het vlieden van de tijd beangstigt me. Ligt het aan mij, of lijkt hij onze omgeving steeds sneller te doorkruisen? Mijn beste vriendin woont ondertussen een maand samen, mijn oude jeugdvriend heeft sinds kort een baan en een huis en ook het academiejaar is met een vloek en een zucht voorbijgesneld. Ik zal je de obligatoire nostalgische terugblikken op het afgelopen dwarsjaar, de imminente examendreiging en de daarbij horende betekenisloze succeswensen besparen: een extra herinnering aan een voorbijgesneld jaar, zit men daar nu écht op te wachten? 

Hoe is dat dan toch mogelijk, dat die eeuwige zandloper mij steeds weer overvalt? Ben ik dan slechts een hopeloze nostalgicus? Gaat de wereld om me heen dan écht sneller dan ik kan bijhouden? Hoe dan ook blijft dat knagende stemmetje in mijn hoofd zeggen dat ik sneller moet, dat ik stil sta op de autostrade: ik woon nog altijd op een krom, krakend, door muizen geplaagd kot, heb het nooit gepresteerd om de liefde langer dan een jaar vast te houden en na zes jaar aanmodderen mag ik er na dit semester nóg een jaar bijschrijven vooraleer ik eindelijk mijn masterdiploma haal. Of ja, zou kunnen halen

Ook binnen dwars blijven mijn jaren me achtervolgen. Je zal me wellicht zien als vers bloed, de jonge, debuterende editoriaalschrijver met de inspirerende blik op de foto, onbezoedeld door jaren aan ellenlange vergaderingen, gemiste deadlines en writer’s blocks, maar niets is minder waar. Ik mag mezelf met recht tot de oude rotten van het studentenblad rekenen, en elk jaar wordt dat duidelijker. Ook in deze dwars kan je artikelen bewonderen in sprankelende stijl, van redacteurs die een flinke tijd na de eeuwwisseling pas het levenslicht hebben gezien. Voor wie MSN-berichtjes, RuneScape en Nokia’s misschien slechts relieken uit oude Netflixseries zijn. Goed, na al die jaren voldoen mijn schrijfsels keurig aan de eindredactieregeltjes en het stramien van onze stijlgids, daar valt natuurlijk wel iets voor te zeggen. Kan het soms ook niet wat lonen een oude rot te zijn? 

Ik begin het zelf in ieder geval steeds meer te geloven. Althans, daar dwing ik mezelf een beetje toe. Zeg nu zelf, blijven zwelgen in zelfmedelijden is toch ook geen optie? Ben ik mezelf nog wel als ik mijn romanticisme en hang naar nostalgie pertinent de deur wijs? Nee! Als ik dan toch mijn onvrede moet uiten over de moderne tijd en over hoe snel die gearriveerd is, dan liever als tijdloze anachronist dan als zelfvernietigende pessimist. Steeds vaker wordt mij het verwijt gemaakt eruit te zien als een regelrechte jarenzeventiger. Kan mij het iets schelen! Hup, de stoute All Stars aan, Doe Maar op maximaal volume op de iPod, de wind door de iets te lange haren, op naar de boekenwinkel voor een afgedankte Jan Wolkers … die liefde, dat diploma, dat deftige huis, die komen nog wel. Voor nu geniet ik van de vrijheid die ik heb om de verkeerde richting in te mogen rijden. De tijd gaat toch net iets minder snel op een oud Casiohorloge. 



Humans of UAntwerpen

14/05/2022
Humans (© Willem van Dijk | dwars)
Bron/externe fotograaf

Willem van Dijk

🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker. 

De 22-jarige Femke Verschueren gaat al zingend en acterend door het leven. Al van kindsbeen af werd ze omringd door haar zingende zussen Ymke en Anke en al snel werd de muzikale microbe aan haar doorgegeven. In 2011 won ze Junior Eurosong met haar nummer Een kusje meer, en zo is de bal aan het rollen gegaan. Ze nam haar zussen mee in dit succesvolle avontuur en tot op vandaag vormen ze het groepje Enchanté waarmee ze met enkele muzikanten covers brengen. Daarnaast had Femke altijd de droom om het zingen te combineren met acteeropdrachten. Ze zocht haar weg tussen casting calls en audities tot ze in 2020 gecontacteerd werd om auditie te doen voor de nieuwe telenovelle Lisa. Net voordat de pandemie ook ons land op stelten zette, kreeg ze het goede nieuws te horen dat ze in deze serie de rol van Elke mocht vertolken, als wie ze ondertussen al drie seizoenen lang te zien is op VTM. 

Al die drukke creatieve bezigheden op filmsets en podia combineert ze momenteel met de master Fundamentele Wiskunde. Op het eerste zicht een opvallende keuze, maar voor haar voelde het heel vanzelfsprekend. “Ik heb wel even het idee gehad om Acteren of Kleinkunst te gaan studeren, omdat ik dat laatste toentertijd maakte en nu nog steeds maak, maar in het middelbaar studeerde ik Grieks-Wiskunde. Wiskunde vond ik zo leuk dat ik eerder naar een studie in die richting op zoek ben gegaan. Toen ik ontdekte dat wiskunde op zichzelf bestond als universitaire studie, was de keuze snel gemaakt.” Nu kan ze de dingen die ze het liefst doet, enerzijds verhalen vertellen en anderzijds de rationele feiten opzoeken, combineren. Ze staat wel achter de redenering ‘studeren kan je nog je hele leven’, waardoor ze altijd elke kans zal grijpen en dan wel zal bekijken hoe ze die kan combineren met haar studie. “Het staat vast dat ik mijn studies wil afmaken. Ik wil echt mijn masterdiploma behalen. Toen ik bij Lisa begon te draaien, merkte ik dat het nog te combineren viel, ondanks dat het erg druk was. Afhankelijk van hoe mijn rol evolueert, zal ik bekijken hoeveel studiepunten ik nog kan opnemen om het haalbaar te combineren. Ik neem me voor om altijd studiepunten op te nemen, maar zulke kansen zullen altijd voorgaan”, zegt ze zelf. “De school, de proffen en de universiteit lopen niet weg. Een mooie kans wél.” 

De combinatie van haar studies met zang- en acteeropdrachten is pittig. “In mijn derde bachelorjaar heb ik alle zestig studiepunten opgenomen. Daarnaast ging ik dan ook gemiddeld zes dagen per maand draaien bij Lisa. Zo had ik in januari 2021 de zotste planning ooit. Ik moest zeven dagen gaan draaien en zeven dagen examen gaan afleggen, twee keer vielen die twee zelfs op dezelfde dag. Dat was hectisch, maar ik heb het overleefd.” Gelukkig kan ze op veel steun en begrip rekenen, zowel van de productie als van UAntwerpen. Ze heeft ook een kunstenaarsstatuut, wat haar de nodige flexibiliteit biedt om haar studies naar eigen planning te kunnen volgen. Ondanks alle mooie kansen die ze krijgt blijft ze wel oprecht geïnteresseerd in haar studie en gemotiveerd om die af te maken.  
 
Toch roept de muzikale creatieveling in haar weleens wat luider dan de wiskundige, maar ze beseft maar al te goed dat het leven in de cultuursector niet altijd evenveel zekerheid biedt. Ze is dan ook blij dat ze dankzij haar studie de job als leerkracht wiskunde, wat ze vroeger altijd wilde worden, als mogelijkheid achter de hand kan houden. “Wie weet kan ik de twee werelden ooit combineren. Hoe cool zou het zijn als er zo’n wetenschappelijke talkshow komt à la Het Lichaam van Coppens of Scheire en de Schepping die gepresenteerd wordt door een vrouw die bovendien ook echt een Master in de Wiskunde heeft behaald? Ik zou het wel zalig vinden als zoiets zou gebeuren, dat ik op die manier de schoonheid van wiskunde zou kunnen tonen.” 

Haar filosofie blijft dat ze alle kansen wil grijpen. Zelfs als het niet onmiddellijk iets oplevert, zal er later wel een moment komen wanneer ze er de vruchten van plukt. Verder droomt ze nog van interessante acteerrollen en veel gelegenheden om op een podium te staan met een band en eigen muziek. En afstuderen, ook dat staat nog op haar bucketlist. 



eventjes schudden en afgehandeld

14/05/2022
🖋: 

Het naderende einde van het academiejaar brengt tal van redenen om elkaar de hand te schudden met zich mee. Of het nu is om je professor te begroeten bij je mondeling examen of om afscheid te nemen van je vrienden, we zullen de komende maand onze hand nog vaak uitsteken. Doorgaans doen we dat zonder erbij na te denken, maar zoiets eenvoudigs als handen schudden is niet zo simpel als je het van wat dichterbij bekijkt. Ik reik Walter Weyns, hoogleraar Sociologie aan onze universiteit, een virtuele hand en vraag hem wat hij weet over deze wijdverspreide gewoonte. 

Wanneer ik op het naïeve af begin met de vraag waar het gebruik vandaan komt, vertelt Weyns me dat het om gedrag gaat dat minstens gedeeltelijk aangeleerd is, een ritueel met regels. “Je bent niet de hele tijd door handen aan het schudden”, lacht hij. “Je steekt je hand uit, de ander beantwoordt dat en je schudt even. Dat laatste is een essentieel onderdeel van de handeling; gewoonweg je hand stil houden zou ook wat maar vreemd zijn.” Vervolgens vertelt hij me over de betekenis van het ritueel: “Handen schudden heeft een betekenis, net zoals het wijzen of het vingertje opheffen. In dat repertoire moet je het zien, dus als ondersteuning van onze interacties.” Wanneer ik hem vervolgens vraag waar het ritueel vandaan komt, antwoordt hij na een korte aarzeling: “Een verklaring die je vaak hoort, is dat je ermee je goede bedoelingen toont. Door de open hand te reiken toon je bereidwilligheid en vertrouwen ten aanzien van de ander, opdat die ander kan voelen dat je ongewapend bent, dat je letterlijk niets achter de hand houdt. Toch lijkt me dat een iets te gemakzuchtige verklaring, er zal wel een kern van waarheid in zitten, maar de exacte oorsprong is moeilijker te achterhalen. Ik denk dat als je het goed wil begrijpen je breder moet kijken naar het hele repertoire van handbewegingen die onze interacties onderbouwen.” 

 

de goede handdruk 

Er zijn veel verschillende manieren om elkaar de hand te drukken. Stevig of eerder zacht, heel lang of al snel de hand weer terugtrekken, enzovoort. “Wat de goede handdruk is, hangt af van subcultuur tot subcultuur. Bij het zakendoen is een stevige handdruk bijvoorbeeld meer op z’n plek”, vervolgt Weyns. Hij herinnert me aan de bewuste handdruk tussen Trump en Macron, waarbij ze om het hardst bleven knijpen. “Die werd ridicuul, maar gaf wel aan dat de stevigheid van de handdruk een symbool is en een betekenis heeft”, zegt Weyns daarover. “Wie de slapste handdruk geeft, is de onderdanige. Wie het stevigst de handdruk geeft, ‘wint’.” Hij vervolgt met een gewaagde uitspraak: “Om de clichés eens rond te strooien: als je de stevigheid van de handdruk met een drukmeter zou meten, zou dat een verschil geven van faculteit tot faculteit. Je zou kunnen zeggen: hoe harder de wetenschap, hoe steviger de handdruk.” Weyns benadrukt meteen na zijn uitspraak nog eens dat het om een hypothese gaat en er eigenlijk een vervolgonderzoek nodig is: een nodige verduidelijking in een gesprek tussen een hoogleraar Sociologie en een student Taal- en letterkunde. Toch kan ik hem geen ongelijk geven, want sterk zijn mijn handdrukken niet. 

 

Hoe harder de wetenschap, hoe steviger de handdruk. 

 

Daarnaast zou de handdruk ook plaatsgebonden zijn. “In het Oosten, Japan bijvoorbeeld, is men eerder geneigd om te buigen met de handen eventueel samengevouwen voor het lichaam.” De om-ter-stevigste handdruk is dan weer typisch Amerikaans. “Macron had waarschijnlijk de dagen voordien zitten oefenen om niet voor Trump te moeten onderdoen”, grapt Weyns. Een ander voorbeeld van zo’n plaatsgebonden handdruk vinden we in India, waar je je erop moet letten dat je zeker je rechterhand uitsteekt. De linkerhand is daar namelijk bedoeld voor onreine dingen zoals het toiletbezoek. Iemand met links de hand schudden is daar dan ook een grove belediging. 

 

de alternatieve begroeting 

“In sommige gevallen,” gaat Weyns verder, “bijvoorbeeld als er sprake is van een hiërarchie, schud je niet zomaar de handen. Dan heb je bijvoorbeeld iets als de handoplegging, waarbij de ene onderdanig knielt en de ander de handen oplegt, waarbij die hand soms gekust wordt.” Maak je niet meteen zorgen als die begroetingswijze je afschrikt, want ze is tegenwoordig enkel nog gebruikelijk als je een koning of hoge geestelijke ontmoet. De tijden waarin mannen dat deden bij vrouwen om te tonen dat ze met de beste bedoelingen kwamen en eerbied hadden voor haar zijn ondertussen passé. 

 

Het handjes schudden is ook generatiegebonden. Jongeren kussen en omhelzen meer. 

 

Andere alternatieve begroetingen zijn de kus en de omhelzing, die je vooral ziet in Zuid-Europese landen, maar ook meer en meer in het Noorden voorkomen. Een ander bekend voorbeeld is de neuskus bij de Inuit, in Tibet steken ze dan weer de tong uit naar elkaar. “Daarnaast zijn er ook praktijken waarbij de handen verstopt worden”, weet Weyns me te vertellen. Dat laatste fascineert me, want enkele minuten eerder leerde ik nog dat een mogelijke verklaring van het handen schudden was dat mensen op die manier hun goede bedoelingen toonden. Weyns verduidelijkt: “Het komt vooral voor in kerkelijke kringen, maar vroeger ook bij de adel. Je hebt dan meestal brede mouwen. Door je handen in die mouwen te verbergen, geef je juist aan dat je je onderwerpt aan iemand of iets.” 

 

de ongemakkelijke handdruk 

Ik heb zelf nooit graag handen gegeven, want dat voelt toch altijd een beetje als op sollicitatiegesprek gaan bij je vrienden. Ik ben niet de enige die er zo over denkt en door de pandemie is dat ongemak bij velen nog toegenomen. Ook mensen die er voordien geen probleem mee hadden zijn nu terughoudend om hun hand uit te steken. Dat kan uit angst zijn om besmet te raken of anderen te besmetten, maar Weyns haalt er nog een andere reden voor aan: “Als je meteen de hand zou uitsteken, lijkt het wel alsof de ander jou zou beledigen als die jou de hand niet schudt. Je wil de ander niet dwingen je een hand te geven als die zich daar niet comfortabel bij voelt.” Op familiefeesten valt het me daarnaast ook op dat het vooral de oudere generatie is die handjes wil schudden. Als mijn nicht haar hand naar mij zou uitsteken, zou me dat enorm verbazen, maar bij mijn groottante voelt het heel normaal. “Het handjes schudden is voor een deel ook generatiegebonden”, vertelt Weyns. “Er is de laatste jaren een verschuiving opgetreden die weggaat van de handdruk en in de richting gaat van de kus en de omhelzing, zoals dat al langer in Zuid-Amerika gebeurt. Die verschuiving is het duidelijkst merkbaar bij jongeren; misschien door internationale ervaringen zoals Erasmus?” 

 

de verdwenen handdruk 

Aan het begin van de pandemie werd aangeraden om elkaar elleboogjes te geven in plaats van elkaar de hand te schudden. Vuistjes bleken een groter succes te zijn en dat hoeft volgens hem niet te verbazen. “We zijn echte tactiele wezens. We nemen graag iets vast en ook elkaar aanraken, zoals onze voorouders de aapjes, doen we graag. Met de elleboog kan je zo goed als niets betasten of vastnemen. De hand kan veel meer, dus het is evident dat we snel teruggaan naar de hand.” En inderdaad, ik genoot vrijdagavond nog van een aflevering van The Voice Kids waarin de coaches en deelnemers elkaar enthousiast vuistjes gaven. Hoewel de meeste deelnemers heel blij lijken een vuistje te mogen geven aan hun idool, is dat vuistjes geven toch nog niet hetzelfde als handjes schudden. “Pas wanneer die oude gewoonte om elkaar de hand te geven en elkaar aan te raken eindelijk weer ingang vindt, pas dán kun je zeggen dat de pandemie achter ons ligt, of althans de angst voor de pandemie.” 

 

Je zou kunnen zeggen dat wij het verlengstuk zijn van de hand in plaats van dat de hand het verlengstuk is van ons.  

 

Weyns herinnert zich dat Marc Van Ranst aan het begin van de pandemie zei dat de begroetingsvormen zouden veranderen na de pandemie en dat Van Ranst dat een goede zaak vond. Ik herinner me dat inderdaad ook, want voor iemand als mij die altijd een hekel heeft gehad aan handen schudden was dat het beste nieuws uit die periode. Toch is Weyns er niet zo zeker van dat het ritueel niet meer terugkomt. Hij ziet de handen als het belangrijkste lichaamsdeel van de mens en zegt daarover: “Wij definiëren ons niet toevallig als handelende wezens en verwijzen daarmee naar de hand. Je zou kunnen zeggen dat wij het verlengstuk zijn van de hand in plaats van dat de hand het verlengstuk is van ons. Wij zijn wie we zijn doordat we handen hebben en daar van alles mee kunnen doen.” Zolang er geen bewijs voor is, lijkt het Weyns dus onwaarschijnlijk dat we zouden stoppen met elkaar de hand te geven. 

 

Toegegeven, misschien zou ik voor één keer ook blij zijn als we weer onbeperkt handjes konden schudden. Vrienden, familie, professoren en assistenten en zelfs de lieve vrouw in de supermarkt, naar iedereen zal ik met plezier mijn hand uitsteken. Niet omdat ik het ritueel zo mooi vind, maar wél om te beklemtonen dat de pandemie achter ons ligt. En om mijn goede bedoelingen te tonen, dat ook.  



doorbraken

14/05/2022
🖋: 
Auteur

Universiteit Antwerpen verhit met haar investeringsplannen in feestinfrastructuur definitief de lepel: ontspanning, studentengemeenschap en feestcultuur zijn een essentieel onderdeel van het universitaire leven en trekken nieuwe studenten aan. Een bijkomende financiële injectie zal snel volgen om ook alternatieven voor klassieke feestjes te ondersteunen. 

“We merken dat er steeds meer weerstand komt tegen de alcoholcultuur,” weet drugsexpert Wannes Witteneus, “maar de zoomergeneratie heeft al zo weinig toekomstperspectief, die hebben toch iets van middelen nodig om niet continu in een depressie of paniekaanval verzeild te raken. Trouwens, heb je de muziek op die studentenfeestjes al eens gehoord? Zonder iets wat de geest doodt, krijg je daar geen kat binnen.” 

Aanvankelijk was het idee dat studenten hun aangekochte drugs anoniem konden laten testen op zuiverheid. Zo zouden ze veilig de ogen uit hun oogkassen kunnen trippen; een overdosis op universiteitsgrond is geen goede PR. “Maar waarom investeren in testen als je zelf de knowhow hebt om het product te maken? Een professor Chemie garandeert ons een zuiverheid van 99,6%, het lijkt onzinnig om derde partijen in te schakelen.” Momenteel vallen productie en testen nog onder faculteit Wetenschappen, maar er gaan stemmen op om een nieuw onderdeel aan de universiteit te bouwen dat zich volledig toelegt op het onderzoeken, verdelen, testen en nemen van drugs. “‘Productontwikkeling’ bekt wel lekker eigenlijk, ik vraag me af waarom we daar niet eerder iets mee hebben gedaan.”  

Zo zal de moestuin van het departement Geschiedenis ingezet worden om verschillende variaties en kweekmethoden van cannabis te testen. “De hippies van Letteren en Wijsbegeerte zullen ons vervolgens wel weten te vertellen wat de goeie shit is.” De faculteit Rechten daarentegen stelt zich de vraag of drugsproductie wel onder de term ‘dienstverlening’ valt. Ze wees bovendien op de mogelijke juridische gevolgen van de plannen, al leek er na wat wikken en wegen op de schalen van Vrouwe Justitia toch een achterpoortje voor cocaïne te bestaan – louter met de intentie tot onderzoek, uiteraard. Departement Informatica is dan weer volledig te vinden voor het idee. “In Silicon Valley wordt al jaren geëxperimenteerd met magic mushrooms- en LSD-microdosing: verschillende studies tonen aan dat beide de creativiteit verhogen. Laat het net die creativiteit zijn – een belangrijke factor voor academisch onderzoek – die de universiteit vakkundig uit haar studenten heeft weten te zuigen.” 

Toch waarschuwen enkele ervaren psychonauten binnen de universiteitsgemeenschap dat dosering en context belangrijk is. “Als we kijken naar de gemiddelde titel van een onderzoekspaper in de Sociale Wetenschappen, kunnen we moeilijk spreken van microdosing, die mensen hebben hulp nodig.” Gelukkig is ondersteunende hulp om de weinige valkuilen van het project te dichten ruim voorhanden. “Na jarenlang gezeik over het mentale welzijn van studenten te hebben moeten aanhoren, hebben we midden in de coronacrisis fiks geïnvesteerd in het aanwerven van psychologische begeleiding. Nu zitten we vast aan contracten, we hebben dus een oplossing waarvoor we nog geen probleem hebben, dit project zou zeer stimulerend kunnen werken.”