historische overpeinzingen

18/04/2023
🖋: 

In september 2019 maakte het regeerakkoord van de Vlaamse Regering de plannen voor de Vlaamse canon bekend. Volgende maand zal de bevoegde commissie de langverwachte inhoud voorstellen aan het grote publiek. In afwachting van de bekendmaking dook dwars in het debat

In een lijvig regeerakkoord met meer dan tweehonderd pagina’s, bleef de passage over de Vlaamse canon niet onopgemerkt. Toch was de aankondiging in 2019 geen donderslag bij heldere hemel. Eerder dat jaar lanceerde Theo Francken het idee voor een Vlaamse canon tijdens een 11-julilezing waarin hij opriep om de Vlaamse identiteit op een positieve manier over te brengen in het onderwijs. In de officiële opdrachtbrief aan commissievoorzitter Emmanuel Gerard is de toon genuanceerder. Minister van onderwijs Ben Weyts vraagt hier onder meer in om de canon los te koppelen van het identiteitsdebat en ruimte te scheppen voor nuancering en contextualisering. De multidisciplinariteit in de commissie moet er ook voor zorgen dat er aandacht wordt geschonken aan zaken zoals taal, kunst en leefmilieu.

“De chronologie is daarbij belangrijk”, vertelt historicus Marc Boone (UGent). “De opdrachtbrief is er gekomen na de eerste kritieken. De minister kon moeilijk anders dan zeggen dat de commissie in volle onafhankelijkheid mag werken.” Historicus Jo Tollebeek (KU Leuven) sluit zich hierbij aan. “Ik heb de indruk dat de opdrachtbrief een poging is om allerlei kritieken op te vangen. Er wordt uitdrukkelijk gezegd dat de canon niets te maken heeft met identiteit, maar tegelijkertijd heeft minister-president Jan Jambon onlangs nog benadrukt dat de canon dient om de Vlaamse identiteit te versterken.” Het verleden gebruiken als identitair fundament van de natie strookt volgens historicus Peter Stabel (UAntwerpen) niet met de geschiedwetenschap. “Vlaams-nationalistische politici zeggen dat het verleden zekerheid moet geven, maar dat is niet de business van geschiedenis. Blijkbaar moet je niet alleen werken over je streek, je moet er ook trots op zijn.”

motieven en bezwaren

Eind vorig jaar brachten Boone en Tollebeek, als leden van de Koninklijke Vlaamse Academie, samen met geschiedenisdidacticus Karel van Nieuwenhuyse de canon terug onder de aandacht. In de reeks Standpunten brachten ze het essay Een canon van Vlaanderen: motieven en bezwaren uit. “Ik kreeg de vraag waarom we niet gewacht hebben tot de bekendmaking van de canon, maar dan verdrinkt het principieel bezwaar in een oeverloze discussie over wat er wel en wat er niet in de canon staat”, vertelt Boone. “Hoe de canon er ook mag uitzien, we zijn kritisch voor het canoniseren van de geschiedenis en zeker als het a priori vanuit politieke hoek naar voor wordt geschoven.” Stabel uit eveneens principiële bezwaren: “Het doet er niet toe hoe de canon er uitziet, het botst met de geschiedwetenschap. We hebben als historici natuurlijk allemaal onze preferenties. Als ik bijvoorbeeld een vak zou geven over de geschiedenis van de middeleeuwen, vertel ik over een aantal dingen die ik belangrijk vind. Wat een canoncommissie doet, is iets heel anders. Die stelt een lijst op die de overheid officieel sanctioneert.”

Hoewel historicus Marnix Beyen (UAntwerpen) niet uitsluit dat hij zich gedeeltelijk zal kunnen vinden in de inhoud van de canon, blijft hij moeite hebben met het concept. “De geschiedschrijving wil juist weg van een nationaal en lineair verhaal. Ik weet dat de commissie zegt dat ze aandacht zal besteden aan hoogte- en dieptepunten in het verleden, maar er wordt nog steeds aan complexiteitsreductie gedaan.” Dat is een gegeven waar Stabel eveneens beducht voor is. “De onzekerheid en de twijfel die eigen zijn aan de geschiedwetenschap, zijn helemaal weg in het canon-debat. Geschiedenis is een zoektocht naar plausibele verklaringen. Dat maakt historisch onderzoek natuurlijk ongelofelijk boeiend. Je kan geconfronteerd worden met nieuwe visies van collega’s die jou niet zomaar geloven. Geschiedenis is een debatwetenschap, er is nooit zekerheid.”

 

Ik wil het niet minimaliseren, maar het gaat uiteindelijk slechts over een canon.

 

Literatuurwetenschapper Kevin Absillis (UAntwerpen), lid van de canoncommissie, gelooft dat de meerstemmigheid juist wel verzoenbaar is met het opstellen van een gedeeld referentiekader. De commissie zal het verleden namelijk zowel top down als bottom up benaderen. “De canon staat evenmin haaks op de principes van historisch denken en historische kritiek. De teksten documenteren niet de vermeende ‘essentie’ van het Vlaamse volk, maar demonstreren juist hoe gemeenschappen zulke essenties ontberen en precies het product zijn van collectieve verbeelding. Wat de canon al helemaal niet doet is het ‘verhaal van Vlaanderen’ presenteren als een teleologisch proces: de teksten laten juist zien dat niets in de sterren geschreven staat, maar dat geschiedenis ook door toeval wordt geregeerd, en dat ze altijd anders had kunnen lopen.”

onderwijs

Hoewel de canon van bij zijn ontstaan onlosmakelijk verbonden is met het onderwijs, staat het los van de eindtermen. De canon kan wel gebruikt worden als een bron van inspiratie voor leerkrachten in het basisonderwijs, de eerste jaren van het secundair onderwijs en voor inburgeringstrajecten. “Overleg met het onderwijs heeft ons ervan overtuigd dat er met belangstelling naar de canon wordt gekeken en dat er ook een grote vraag is om met een goed onderbouwde, wetenschappelijke accurate en op het brede publiek toegesneden leerstof aan de slag te gaan”, vertelt Absillis. Toch bewijzen de reacties van didactici en docenten dat niet iedereen in het onderwijs even enthousiast is over de canon. Zo stelt Beyen ongerustheid vast bij leraren in multiculturele scholen. “Bij hen leeft de vrees dat de canon zal worden opgedrongen. Een nationale geschiedenis kan contraproductieve effecten hebben voor leerlingen met een migratieachtergrond. De uitdaging is om te kijken hoe de Europese geschiedenis zich bijvoorbeeld verhoudt tot de Arabische wereld. Als dat ten koste gaat van kennis over Keizer Karel, dan is dat maar zo.”

Canon of geen canon, in een veranderende en multiculturele samenleving komt het geschiedenisonderwijs sowieso voor uitdagingen te staan. De Konkinklijke Vlaamse Academie ging hiermee aan de slag en organiseerde in samenwerking met geschiedenisdidactici van de vier grote Vlaamse universiteiten een studiedag voor docenten. “Het was de bedoeling om weg te gaan van de negatieve kritiek”, licht Tollebeek toe. “Het is duidelijk dat veel docenten weinig voor de canon voelen, maar hoe kunnen we dan toch het onderwijs verbeteren en terechte zorgen wegnemen. De kritiek op de canon was eerder een vertrekpunt dan een eindpunt. Leraren en didactici hebben in kleine groepjes lijsten gemaakt met interessante onderwerpen. Een voorbeeld is grensgebieden die per definitie te maken hebben met heterogene samenlevingen.” Alle goede intenties ten spijt, geschiedenisdocenten beschikken maar over een beperkt aantal lesuren. Is er wel genoeg tijd om de nodige nuance aan de dag te leggen? “Uiteindelijk moet je in het onderwijs verder gaan dan het geven van een encyclopedisch overzicht”, vertelt Tollebeek. “In die zin vind ik dat de canon de lat te laag legt. Je moet zoeken naar thema’s die complexiteit toelaten en die de leerlingen toelaten historisch te leren denken: met het oog voor verschillende snelheden in de tijd, voor ruimtelijke gelaagdheid en voor de verwevenheid in samenlevingen. Dat zijn geen zaken die de overheid in haar canonproject naar voor schuift.” Stabel vindt dat het huidige onderwijs ook de lat te laag legt. “In het eerste jaar krijg je een korte inleiding van de historische methode, maar daarna zijn het vooral traditionele verhalen over wat er wanneer gebeurd is. Het onderwijs loopt twintig jaar achter en dat is gedeeltelijk onze schuld. Historici hebben tijd noch zin om zich daar bezig mee te houden.”

Bezorgdheid over het onderwijs was de voornaamste drijfveer voor Absillis om toe te treden tot de canoncommissie, al gelooft hij niet dat kennisverwerving ten koste gaat van vaardigheden. “De nadruk is de voorbije decennia in alle vakken almaar meer op vaardigheden komen te liggen. Desondanks neemt behalve de kennis ook uitgerekend de beheersing van vaardigheden af. Dat wil niet zeggen dat ik een pleitbezorger ben van de grote kennisrestauratie. Net als de didactici wil ik kritische burgers opleiden in plaats van papegaaien.”

canonmoeheid

Hoewel het canondebat al vier jaar aan de gang is, verwacht Tollebeek dat de storm na de publicatie in mei snel zal gaan liggen. “Ik denk dat de discussie nu eigenlijk al gevoerd is. Op het moment dat de canon verschijnt, zal je nog wat debat krijgen over persoon x en y die de canon gehaald hebben, maar dat is een discussie in de marge. In die zin denk ik niet dat de kritiek zo breed gedragen is dat er na de presentatie van de canon nog een fundamenteel gesprek zal volgen.”

De gemoederen rond het canondebat werden begin dit jaar nog eens verhit met de veelbesproken televisiereeks Het verhaal van Vlaanderen. Geen wonder dat enkele historici die ik voor dit artikel contacteerde, aangaven dat ze uitgekeken waren op de discussie. Beyen verwoordt de malaise rond de canonheisa treffend: “Ik wil het niet minimaliseren, maar het gaat uiteindelijk slechts over een canon.” 



close-up

18/04/2023
🖋: 
Auteur

De Hongkongse meestercineast Wong Kar-Wai heeft zijn stempel al stevig gedrukt op de filmgeschiedenis met zijn unieke visuele technieken. Zijn films zijn meteen herkenbaar wanneer een scène vertraagd afgespeeld lijkt en de frames schokkend op elkaar volgen, waardoor de sequentie in verwarde golven lijkt te verlopen. Het gebruik van die techniek, step-printing effects, is net wat Kar-Wai zo uniek maakt. Het lijkt misschien contra-intuïtief, maar het effect werkt bijzonder goed om de sfeer en stemming van het verhaal over te brengen aan de kijker.

De techniek wordt ook gebruikt om een stad in beweging vast te leggen. We zien de protagonisten vaak doorheen stegen en wegen bewegen met een dermate hoge snelheid, dat we vaak de omgeving niet eens goed kunnen registreren. Die vergankelijkheid is volgens Kar-Wai inherent aan het stadsleven. De hectische, haastige sfeer die heerst over het stedelijke landschap is hierdoor enorm tastbaar in zijn films. De warrige indrukken die je krijgt wanneer je je waant in een stad die nooit slaapt, komen in zijn films pas echt tot hun recht. Zonder veel context of uitleg moeten we de absurde avonturen van de protagonisten volgen.

Een stad dient voor Kar-Wai als bron van onwaarschijnlijkheden. Zo vinden twee buren soelaas bij elkaar wanneer ze erachter komen dat hun partners samen vreemdgaan in In the Mood for Love en zo wordt een politieagent verliefd op een crimineel in Chungking Express. Liefde speelt een centrale rol in vrijwel al zijn films. Een metropool is volgens Kar-Wai het ideale broednest voor liefde. Zijn lyrische voorstelling van een bruisende stedelijke omgeving maakt abstractie van het totaal netwerk aan sociale knopen en focust op hoe individuen elkaar vinden in dat gigantisch web. In Chungking Express toont hij de interconnectiviteit van mensen in een diverse stad door twee subverhalen af en toe met elkaar te laten interageren. Zo is de protagonist van het ene verhaal soms te zien in de achtergrond van het andere.

De magische, neon-verlichte straatjes laten je achter met een melancholisch of nostalgisch gevoel. Je krijgt het gevoel dat elke plaats een eigen historiek heeft; elke plaats wordt er een waar miljoenen mensen al zijn gepasseerd en miljoenen mensen nog zullen volgen. De spontane, intieme relaties die de protagonisten opbouwen met elkaar, versterken dat nostalgisch gevoel nog meer en dat verleidt ons juist om naar steden te trekken. Steden zijn gevuld met verloren zielen op zoek naar spontane ervaringen; zielen die elk hun eigen stukje geschiedenis willen toevoegen aan het stedelijke landschap. Nostalgische ervaringen vind je wanneer je doelloos door de straten wandelt, jezelf verliest in de fluorescerende lichten van een tunnel en door jezelf te mengen met de levens van wildvreemden.

De steden van Wong Kar-Wai zijn niet gevuld met werknemers, maar met mensen die rondslenteren in de richting van de wind. Zijn films vieren duidelijk de contradicties en avonturen die ontstaan in het diverse stadsleven. Liefde, beweging en nostalgie zijn inherent aan zijn stadsbeeld en verklaren waarom we vaak zo’n diepe connectie kunnen maken met het idee van een stad.



hoe veilig is onze studentenstad?

18/04/2023
🖋: 

Seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag zijn niets nieuws in deze wereld. Het rapport van Safer Cities van Plan International uit 2021 en de UN-MENAMAIS-studie laten niets aan de verbeelding over. De UN-MENAMAIS-studie is een onderzoek door UGent over de preventie en respons op seksueel geweld in België. Safer Cities focust specifiek op jongeren in België. De Vlaamse overheid zette op initiatief van de Vlaamse minister Zuhal Demir met We Zien U een sensibiliseringscampagne op rond seksueel grensoverschrijdend gedrag bij jongeren. Al die voorbeelden tonen aan dat (seksuele) intimidatie op straat een actueel thema blijft.

Stad Antwerpen ging al eerder aan de slag met die berg aan zorgwekkende informatie met de Wat doe jij?-campagne met een focus op seksuele intimidatie. De stad bracht filmpjes uit met voorbeelden van hoe je als buitenstaander kan reageren op zulke situaties aan de hand van de WijGrijpenIn-campagne van Sensoa. Ook andere vormen van intimidatie en grensoverschrijdend gedrag krijgen aandacht. De campagne Allemaal Antwerpenaar geeft aan hoe je als omstander kan reageren op verschillende situaties waarin je discriminatie tegenkomt onder het motto: “Zie je discriminatie? Reageer. Altijd.”

Seksuele intimidatie verdient bijkomende aandacht. Dagelijks worden meerdere studenten met zowel hands-on als met hands-off situaties geconfronteerd. Met hands-off situaties worden er situaties bedoeld waarbij geen fysiek contact is: de gekende gebeurtenissen zoals fluiten, naroepen en ongewild aanspreken met persoonlijke vragen. Hands-on omvat alle handelingen waarbij het slachtoffer fysiek getroffen wordt, van ongewenste aanrakingen tot verkrachting. Vrouwen zijn de grootste slachtoffergroep van intimidatie: 81% van de vrouwen heeft in hun leven al een vorm van intimidatie meegemaakt. De kans is dus groot dat iemand in je omgeving slachtoffer was. Het rapport van Safer Cities geeft eveneens concrete cijfers: 91% van vrouwen tussen 15 jaar en 24 jaar kregen te maken met seksuele intimidatie. De impact op mannen in dezelfde leeftijdscategorie bleek met 28% beperkter, maar nog steeds significant.

Het verschil in procentpunten tussen de verschillende studies kan worden verklaard door de verschillende vormen van seksuele intimidatie die werden opgenomen in de datacriteria. Voor je kan praten over (seksuele) intimidatie moet er namelijk eerst een kader worden geschetst om te bepalen wat dat juist inhoudt en welke soorten het vaakst voorkomen. De meest voorkomende vormen zijn non-verbale en verbale hands-off intimidatie. Ook hier spreken de cijfers boekdelen: 82% van de vrouwen werd nagefloten, 79% nagestaard, 62% kreeg een opmerking over het uiterlijk, 59% werd overdreven flirterig aangesproken en 36% kreeg te maken met ongewenste aanrakingen.

Het onderzoek van Safer Cities naar Antwerpen bracht bepaalde hotspots in kaart. Dat zijn plaatsen waar er significant meer seksuele intimidatie wordt gesignaleerd dan elders. In Antwerpen-Stad zijn de hotspots het openbaar vervoer, op straat en op vrijetijdsplaatsen. Dat is dus het merendeel van de stad. De aangereikte locaties klinken bekend in de oren: Grote Markt, Groenplaats, Astridplein, Turnhoutsebaan, Meir en Sint-Jansplein, maar ook het Stadspark en de Scheldekaaien. Een anonieme bron van Stad Antwerpen haalt nog enkele andere plaatsen aan zoals handelszaken en uitgaansgelegenheden. Het lijkt iets wat vooral ‘s nachts gebeurt en velen getuigen van bijkomende angst zodra het begint te schemeren. Toch is dat gedeeltelijk onterecht: 35% van de gevallen gebeurt ‘s avonds en 14% ‘s nachts. De helft van de gevallen vindt dus plaats op andere tijdstippen.

De cijfers willen niet zeggen dat je deze plekken best vermijdt; ze tonen aan dat er specifieke openbare ruimten zijn die seksueel geweld faciliteren. Dat is belangrijke informatie voor stadsplanners en beleidsmakers: zij kunnen daarmee rekening houden om verder te timmeren aan een stad die een veilige plek vormt voor iedereen.

Het bovenstaande zijn vooral abstracte cijfers. Zolang je zelf geen slachtoffer bent, kan het iets zijn wat ver van huis blijft. Daarom tonen we hieronder een anonieme getuigenis van iemand die geïntimideerd werd in Antwerpen. Een kleine disclaimer: dit is slechts één getuigenis – elk slachtoffer heeft een eigen verhaal.

"Ik woon in de buurt van de Ossenmarkt. Samen met mijn vriend ging ik naar mijn kot. Het was weekend: dan zijn de mensen die je daar op straat tegenkomt toch anders dan doorheen de week. Toen we aankwamen in de straat, zagen we een groepje van drie duidelijk aangeschoten mannen. Ze stonden in het midden van de weg te babbelen. Door hun dronkenschap voelde ik me niet op mijn gemak, maar gelukkig hoefde ik hen niet te passeren om aan mijn deur te geraken. Toen we verder de straat in kwamen, begonnen ze naar me te roepen. Het waren de ‘normale’ obsceniteiten die je als vrouw wel vaker te horen krijgt. Ik probeerde ze zo veel als mogelijk te negeren. Nu, het was de eerste keer dat mijn vriend zulk gedrag van dichtbij meemaakte. Hij begon zich erg beschermend naar me te gedragen, maar dat zorgde ervoor dat de mannen nog meer begonnen te roepen en dichterbij kwamen. Zelfs toen we bij de deur kwamen, bleven ze roepen. Plots kwamen ze vlakbij, zo dicht dat een van de drie tegen mij stond. Ik vroeg of ze alsjeblieft afstand konden houden. Mijn vriend schoot toen in de verdediging en kwam tussen mij en de mannen staan. Op dat moment werden Ik woon in de buurt van de Ossenmarkt. Samen met mijn vriend ging ik naar mijn kot. Het was weekend: dan zijn de mensen die je daar op straat tegenkomt toch anders dan doorheen de week. Toen we aankwamen in de straat, zagen we een groepje van drie duidelijk aangeschoten mannen. Ze stonden in het midden van de weg te babbelen. Door hun dronkenschap voelde ik me niet op mijn gemak, maar gelukkig hoefde ik hen niet te passeren om aan mijn deur te geraken. Toen we verder de straat in kwamen, begonnen ze naar me te roepen. Het waren de ‘normale’ obsceniteiten die je als vrouw wel vaker te horen krijgt. Ik probeerde ze zo veel als mogelijk te negeren. Nu, het was de eerste keer dat mijn vriend zulk gedrag van dichtbij meemaakte. Hij begon zich erg beschermend naar me te gedragen, maar dat zorgde ervoor dat de mannen nog meer begonnen te roepen en dichterbij kwamen. Zelfs toen we bij de deur kwamen, bleven ze roepen. Plots kwamen ze vlakbij, zo dicht dat een van de drie tegen mij stond. Ik vroeg of ze alsjeblieft afstand konden houden. Mijn vriend schoot toen in de verdediging en kwam tussen mij en de mannen staan. Op dat moment werden ze pas echt agressief. Zelfs toen we binnen waren, bleven ze buiten roepen dat ze ons zouden slaan. Daar bleven ze een tijdje. Op een gegeven moment zijn ze wel vertrokken, maar het bleef een enge ervaring.

Mocht je slachtoffer worden, is het belangrijk om te weten waar je terecht kan. Op welke plekken ben je veilig en kan je geholpen worden? In Antwerpen zijn er verschillende organisaties die je kunnen helpen als slachtoffer van intimidatie, al dan niet seksueel. Een belangrijke organisatie om toe te lichten is het Zorgcentrum na Seksueel Geweld. Dat zorgcentrum kan je helpen met verscheidene zaken. Medische zorg, psychologische zorg en juridische zorg zijn daar allemaal beschikbaar. Psychologische begeleiding is belangrijk na bepaalde situaties. Een andere functie van het zorgcentrum is het forensisch onderzoek. Ze stellen een verkrachtingskit op, waarbij bewijs van de gebeurtenis wordt verzameld. Dat bewijs kan je helpen als je ervoor kiest om een klacht in te dienen, al is de klacht zelf natuurlijk geen verplichting. Mocht je het niet zeker weten op het moment zelf, houden ze het bewijs zes maanden bij na de feiten voor het geval je alsnog verdere stappen zou ondernemen. Het zorgcentrum staat dag en nacht voor je klaar en is zonder afspraak te betreden. Als je je er niet comfortabel bij voelt, kan je ook altijd met een medewerker bellen, chatten of mailen.

Als auteurs hopen we natuurlijk dat niemand gebruik hoeft te maken van het zorgcentrum. Die droom lijkt soms nog ver weg, zoals de studies in dit artikel aangehaald aantonen. Om samen voor een veiligere stad te gaan, geven we graag nog de 5 A’s van de WijGrijpenIn-campagne Sensoa mee.

Hoe reageer je wanneer je ziet dat er iemand wordt lastiggevallen?

  1. Anderen betrekken: Vraag hulp aan anderen en betrek indien mogelijk iemand met autoriteit.
  2. Afleiden: Haal de aandacht weg van het slachtoffer en leid de dader af.
  3. Afzonderen: Haal het slachtoffer fysiek uit de situatie.
  4. Aanspreken: Spreek de dader of het slachtoffer aan.
  5. Aanwezig: blijven Mocht je je niet veilig voelen om in te grijpen, kan je aanwezig blijven en de situatie in het oog houden.

Je kan het slachtoffer achteraf ondersteuning bieden. Waar kan je terecht na seksueel geweld of seksuele intimidatie?

  • Zorgcentrum na Seksueel Geweld in Antwerpen (UZA): 03/436 80 50
  • Professionele hulplijn voor vragen over geweld, misbruik en kindermishandeling: 1712
  • Centrum Algemeen Welzijnswerk: 0800 13 500

 



een leidraad door de verkokering

18/04/2023

Wie kan je aan UAntwerpen helpen bij grensoverschrijdend gedrag? Een doodeenvoudige vraag die een nog doodeenvoudiger antwoord verdient. De realiteit is iets weerbarstiger. De wirwar van potentiële aanspreekpunten met elk hun eigen niet altijd even helder afgebakende functieomschrijvingen valt bezwaarlijk onder de noemer ‘drempelverlagend’. Wij lijsten hen op en (laten hen) vertellen wanneer en waarmee ze je kunnen ondersteunen. 

Oorspronkelijk was dit stuk bedoeld voor december 2022. Toen werd ons op het hart gedrukt dat er die maand nog een decreet zou komen dat het statuut van vertrouwenspersonen voor studenten regelt en dat dit stuk snel achterhaald zou worden, mochten we niet wachten. Intussen zijn we vier maanden verder en er is nog altijd geen decreet. Personen die grensoverschrijdend gedrag plegen wachten niet tot het juiste decreet er is, terwijl slachtoffers te allen tijde toegang moeten hebben tot de juiste hulp, ongeacht decretale bepalingen. Daarom schrijven we over de situatie zoals die nu is. Mocht het decreet in kwestie zaken aanzienlijk doen wijzigen, lees je dat als eerste in dwars.

 

studentenbemiddelaar

Word je als student geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag en is de dader een andere student? Dan kan je aankloppen bij Walter Sevenhans, de studentenbemiddelaar van UAntwerpen. Hij legt zijn rol uit: “Als er zich grensoverschrijdend gedrag stelt van een personeelslid naar een student moet je bij een van de vertrouwenspersonen (zie verder, n.v.d.r.) zijn. Wanneer er een geval van grensoverschrijdend gedrag is tussen studenten, kan men bij mij terecht. Ook personeelsleden die menen dat een student bepaalde regels overtreedt, kunnen bij mij terecht.”

“Dan start mijn werk tot bemiddeling. Ik hoor zowel de partij van wie de klacht uitgaat als de partij die wordt beschuldigd. Het is mijn taak neutraal te zijn ten aanzien van beide partijen. De verzoeker bepaalt wanneer de bemiddeling is geslaagd en moet dat expliciet te kennen geven. Als de bemiddeling niet geslaagd is, ben ik verplicht om de zaak door te schuiven naar de Deontologische Commissie die tuchtmaatregelen kan toekennen. Die maatregelen gaan van een vermaning tot een verbod aan examens of bepaalde diensten deel te nemen tot een tijdelijke of zelfs definitieve uitsluiting. Zelf kan ik geen sancties toekennen. Er is niemand die bang hoeft te zijn van mij – dat werkt drempelverlagend en creëert een sfeer van vertrouwen. Het biedt comfort voor alle partijen, inclusief voor mezelf.”

“Is de bemiddeling geslaagd? Dan leggen we afhankelijk van de situatie een eenzijdig of wederzijds engagement op papier vast. De beklaagde erkent dat hij iets heeft overtreden, toont zich ervan bewust en belooft dat het niet meer zal gebeuren. Komt hij zijn engagement niet na? Dan zal zijn zaak uiteindelijk bij de Deontologische Commissie belanden die dus wel sanctioneringsbevoegd is.”

“De student krijgt in de regel binnen de 48 uur antwoord van mij en in diezelfde week voer ik zo mogelijk de bemiddelingsgesprekken. Voorbeelden van meldingen die tot bij mij komen: studenten die zich belaagd voelen of gepest worden, maar ook professoren die menen dat een student auteursrechten heeft geschonden of zich onfatsoenlijk heeft gedragen tegen hen.”

Sevenhans benadrukt tot slot dat bij het bemiddelingsproces zorgzaam wordt omgegaan met het welbevinden van de student. “Het is niet evident om de twee mensen tegelijk aan tafel te krijgen. Het kan samen, het kan apart. We gaan dat niet forceren. Elke case (meer dan 90%) die leidt tot schuldinzicht, vergevingsgezindheid en verzoening geeft de verschillende partijen én mezelf veel voldoening.”

Evaluatie: zoals bij de andere mogelijke aanspreekpunten is de eerste drempel niet de geringste. De persoonlijke pagina van Sevenhans vermeldt dat hij studentenbemiddelaar is, maar daarmee weet je nog altijd niet wat een studentenbemiddelaar doet. Bovendien moet je al weten van het bestaan van een studentenbemiddelaar om op de pagina van Sevenhans uit te komen. Eens je de studentenbemiddelaar hebt gevonden, zijn er nog maar weinig drempels.

 

vertrouwenspersonen

Mocht je geconfronteerd worden met grensoverschrijdend gedrag waarbij een medewerker van de universiteit is betrokken, zijn de vertrouwenspersonen het geschikte aanspreekpunt. UAntwerpen telt tien vertrouwenspersonen voor studenten en drie vertrouwenspersonen voor doctorandi. We spraken Iris Wyns, een van die vertrouwenspersonen. “Iedereen is vrij om zich tot een van deze vertrouwenspersonen te richten, ongeacht de campus. Je kiest dus zelf een vertrouwenspersoon – dat hoeft niet iemand van jouw campus te zijn.”

“De cases waarmee je bij ons terecht kunt, gaan onder andere over grensoverschrijdend gedrag zoals machtsmisbruik, verbale agressie, ongewenste intimiteiten en pesterijen. Een vermoeden van grensoverschrijdend gedrag, wanneer je bijvoorbeeld denkt dat iemand in jouw directe omgeving hiermee te maken heeft, kan ook gemeld worden. Idem voor het gevoel hebben dat je er door je huidskleur, geloof of seksuele voorkeur niet bij hoort of anders behandeld wordt.”

“Als vertrouwenspersoon bied ik een luisterend oor en geef ik advies en ondersteuning bij eventuele verdere stappen. Die vervolgstappen zullen afhangen van de case. Op basis van een analyse van de situatie zoekt de vertrouwenspersoon mee naar oplossingen.” Wyns beklemtoont dat de student de regie in handen houdt en dat alle meldingen met de grootste discretie en zorg worden behandeld. “De vertrouwenspersoon mag niets ondernemen zonder het akkoord van de persoon die het probleem heeft aangekaart en is gebonden door het beroepsgeheim. Wanneer een verzoek toekomt (telefonisch of per e-mail), dan wordt er binnen de tien dagen een afspraak geregeld.”

Evaluatie: sinds enige tijd bokst de Vlaamse Regering een decreet in elkaar dat een juridisch betrouwbaar kader schept voor vertrouwenspersonen voor studenten. Zolang dat decreet uitblijft, is er de facto geen wettelijk kader voor die vertrouwenspersonen. UAntwerpen lost dat tussentijds op door de vertrouwenspersonen voor werknemers ook in te zetten voor studenten. Het is uiteraard van het grootste belang dat er goed opgeleide mensen zijn bij wie studenten kunnen aankloppen in alle gevallen dat zij met grensoverschrijdend gedrag worden geconfronteerd. De vertrouwenspersonen bleken goed bereikbaar. Het is alleen maar de vraag hoe bekend vertrouwenspersonen bij studenten zijn en of ze niet te ver staan van studenten.

 

facultaire ombudspersonen

Om te beginnen moeten we het onderscheid maken tussen de facultaire ombudspersonen en de centrale ombudspersoon. In cases van grensoverschrijdend gedrag beperken ze zich allebei evenwel tot doorverwijzen. We contacteerden de ombudsdienst van de faculteit Rechten: “Facultaire ombudspersonen fungeren als aanspreekpunt bij geschillen die verband houden met de toepassing van het onderwijs- en examenreglement. De ombudspersoon heeft een hoofdzakelijk bemiddelende, maar ook een informerende en adviserende rol. Een van de kerntaken van de ombudspersoon is optreden als bemiddelaar tussen student en examinator met als doel problemen te voorkomen of op te lossen met betrekking tot examensituaties, inclusief permanente evaluatie.”

In gevallen van grensoverschrijdend gedrag heeft de facultaire ombudspersoon een doorverwijs- en opvolgfunctie. “Wij zijn als ombudspersonen een nulde lijn en eerste luisterend oor, maar zullen steeds doorverwijzen naar de meer gespecialiseerde bevoegde diensten. Ombudspersonen hebben immers een meldingsplicht. De ombudspersonen zijn dus een van de verschillende opvangkanalen voor de student. Wanneer het grensoverschrijdend gedrag tussen een personeelslid en een student betreft, zal de vertrouwenspersoon (naar keuze) de meest aangewezen persoon zijn. Ombudspersonen kunnen wel personen vergezellen naar de vertrouwenspersoon bij een eerste gesprek.”

 

centrale ombudspersoon

Naast heel wat facultaire ombudspersonen heeft UAntwerpen ook één centrale ombudspersoon in de persoon van Luc Van de Poele, die daarnaast ook departementshoofd onderwijs is. “Het is de bedoeling dat studenten zich eerst wenden tot de facultaire ombudspersoon. Wanneer een student zich bij mij veiliger voelt of wanneer de student vindt dat de facultaire ombudspersoon geen soelaas kan bieden, kan die bij mij terecht. Denk aan de situatie dat de faculteit of facultaire ombudspersonen zelf een betrokken partij zijn. De centrale ombudspersoon is ook het klankbord van de facultaire ombudspersonen. Wanneer een reglement geïnterpreteerd moet worden en ze niet goed weten hoe ze ermee overweg moeten, kunnen ze bij mij terecht. Maar bijvoorbeeld ook bij conflicten met een student die delicaat of tijdrovend zijn.”

“Reglementen dekken niet alle situaties”, stipt Van de Poele aan. “Er zijn altijd studenten aan wie niet is gedacht bij het opstellen van een reglement. Dan moet je als centrale ombudspersoon durven zeggen dat een beslissing die normaliter conform de regels is voor die ene individuele student niet de meest redelijke beslissing is, om die argumenten vervolgens voor te leggen aan diegene die hierover beslist – dat kan gaan van een examencommissie tot de rector.”

Van de Poele schat dat hij op jaarbasis een veertigtal interventies doet. Vaak gaat het over even een facultaire ombudspersoon informeren hoe die een bepaalde situatie best inschat. Dus lang niet genoeg om de functie voltijds te maken. “Het risico is reëel dat een voltijds ombudspersoon zaken zal wegtrekken van de faculteiten. We trachten facultaire ombudspersonen zo veel mogelijk problemen zelf te laten oplossen. Als centrale ombudspersoon treden we in tweede instantie op. Aan onze universiteit vinden we het belangrijk dat problemen worden opgelost op een zo laag en functioneel mogelijk niveau.”

Evaluatie: aangezien de gezichten van de facultaire ombudspersonen onder studenten in de regel bekender zijn dan die van de vertrouwenspersonen mag hun rol niet worden geminimaliseerd en is het van belang dat zij ondanks hun schijnbaar beperkte doorverwijsfunctie goed voorbereid zijn om met situaties van grensoverschrijdend gedrag om te gaan. De rol van de centrale ombudspersoon wordt aan UAntwerpen bijzonder minimalistisch ingevuld. De naam van de huidige ombudspersoon kwamen we via mondelinge weg te weten. Op de website van UAntwerpen wordt er opmerkelijk genoeg geen gewag gemaakt van het bestaan van een centrale ombudspersoon – zelfs de persoonlijke pagina van Van de Poele vermeldt het niet als een van zijn mandaten.

 

STIP

Bij het STIP kunnen studenten terecht voor de meest uiteenlopende steun, van financiële ondersteuning en studietrajectbegeleiding tot psychologische begeleiding. “Mocht je geconfronteerd worden met grensoverschrijdend gedrag, kan het STIP je helpen met psychologische begeleiding”, vertelt een medewerker. “We vangen je dan op en proberen zo goed mogelijk te achterhalen waar je op dat moment nood aan hebt en gaan vooral daarop in. De studentenpsychologen van het STIP zijn specifiek opgeleid om de eerste opvang te doen van studenten die grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt en om de verdere verwerking van wat er gebeurd is te ondersteunen. Het STIP kan ook helpen om gespecialiseerde hulp te zoeken buiten de universiteit, zoals traumatherapie. Wil je eerder melding doen van grensoverschrijdend gedrag? Dan contacteer je best een vertrouwenspersoon van onze universiteit. Vertrouwenspersonen zijn niet verbonden aan het STIP, maar studentenpsychologen kunnen je wel naar hen doorverwijzen.”

Evaluatie: als er iets is waar de communicatiedienst van UAntwerpen op hamert, is het wel dat je als student met zowat alles naar het STIP moet. De veelvuldige herhaling zorgt er evenwel voor dat de studentenpsychologen gemakkelijk bereikbaar en aanspreekbaar zijn. Qua doorverwijsluik maakt het STIP het de student alleszins gemakkelijker dan de meeste andere diensten. Enig puntenverlies mag je het betalende karakter van de individuele begeleiding aanrekenen.

Mensura

Wat doet Mensura eigenlijk? We hadden het hen graag zelf gevraagd, maar na een beetje mailen bleek Mensura niet bereid te zijn tot een gesprek. Wel verwees het ons door naar een gesprek dat we hadden met de Dienst Welzijn dat niet ging over Mensura. Nochtans kan het geen kwaad om hun rol even te belichten. Zelfs de rector verslikte zich vorig jaar in een interview in de rol van Mensura. Van de Dienst Welzijn kregen we volgende reactie: “Mensura is onze externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Zij nemen die welzijnsdomeinen op waarvoor we intern geen expertise hebben, waaronder medisch toezicht, psychosociale aspecten en ergonomie.” Voorts werd er naar Pintra doorverwezen, wat niet toegankelijk is voor studenten en voorts ook weinig extra informatie bevat. Ook de site van UAntwerpen meldt niets over Mensura in het kader van welzijn.

Evaluatie: om geen foutieve informatie te verspreiden verzoeken we via deze weg de universiteit om opheldering te bieden over de hulp die Mensura kan bieden aan studenten. Vragen die zeker een antwoord verdienen, volgen hierna. In welke situaties kunnen studenten bij Mensura terecht? Hoe komen ze bij Mensura terecht? Biedt Mensura begeleiding aan in gevallen van grensoverschrijdend gedrag? Zo ja, hoe ziet die begeleiding eruit? En waarom juist Mensura?

 

onder constructie: extern meldpunt

Pro forma vermelden we ook dat er een extern meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs in de pijplijn zit en deel zal uitmaken van een meldpunt van het nieuwe Vlaamse Mensenrechteninstituut. De universiteiten zagen zo’n extern meldpunt eerst niet zitten, daarna ineens wel. Klinkt niet echt laagdrempelig? Ook de Vlaamse Vereniging voor Studenten uitte die bezorgdheid al. To be continued.

 

studentenportaal

Het nieuwe Studentenportaal, tevens het oude Blackboard, zou alle informatie voor studenten op een laagdrempelige manier moeten bundelen. We deden de test in het bijzijn van mensen van de Dienst Welzijn en de theorie bleek charmanter dan de werkelijkheid. Na je te hebben ingelogd op Studentenportaal, zie je bovenaan verschillende knoppen. Je klikt logischerwijs semiautomatisch op de knop “ondersteuning en begeleiding” en ziet daar verschillende lemma’s van vakinhoudelijke begeleiding tot ombudspersonen. Je klikt op ombudspersonen, zij kunnen je wellicht helpen. Je komt op de pagina ‘wanneer contacteer je een ombudspersoon?’: een pagina van twee zinnen die leidt naar een lijvig pdf-document waarin niet wordt verwezen naar grensoverschrijdend gedrag. Je keert terug. Je ziet ineens te midden van tien lemma’s “sociaal en mentaal welzijn” staan. Je klikt erop. Je komt op een pagina met zes lemma’s, waarvan het vijfde “grensoverschrijdend gedrag” heet. Je klikt erop en komt uit op vertrouwenspersonen waar je op een nauwelijks zichtbare link kunt doorklikken naar een contactpagina met de vertrouwenspersonen dat valt onder het kopje “campusleven.” Over deze pagina in volgende alinea meer.

Want ja, je kunt deze pagina op een zowaar nog efficiëntere wijze bereiken. Mocht je via “ondersteuning en begeleiding” hier niet geraken, kun je bij gebrek aan beters grensoverschrijdend gedrag met “campusleven” associëren, een pagina op Studentenportaal met dertien lemma’s. En mooi zo, je ziet het knopje “welzijn”. Daar moet je zijn! Denk je. Je klikt erop, maar dan kom je opnieuw uit op een doorverwijspagina en besluit op je stappen terug te keren. Vervolgens twijfel je tussen “verloren voorwerpen” en “veiligheid en gezondheid”. Je klikt toch maar op dat laatste en driewerf hoera! Het zesde van de acht lemma’s is grensoverschrijdend gedrag. Daar klik je op en je komt uit op de pagina met vertrouwenspersonen die er zich presenteren na een nauwelijks te doorworstelen inleiding wat grensoverschrijdend gedrag is. Nee, ongelukkige! Niet wegklikken! Niet nu, je bent er echt bijna! Het enige wat je nog moet doen is naar beneden scrollen. Daar stoot je op meer informatie wat de vertrouwenspersonen voor je kunnen betekenen, wie ze zijn en je komt er zelfs te weten hoe polyglot ze zijn.

Evaluatie: we willen de vrienden en de familie van de studenten aan wie we hebben gevraagd om te achterhalen bij wie ze terechtkunnen in gevallen van grensoverschrijdend gedrag geruststellen dat ze niet vermist zijn, maar gewoon nog bezig. Misschien een revolutionaire gedachte waar nog flink moet over worden vergaderd, maar zet bovenaan naast campusleven een knop welzijn, met daarachter een overzichtelijke schematische pagina wat je kunt doen als je slachtoffer bent van grensoverschrijdend gedrag. Het is ook een signaal dat de universiteit grensoverschrijdend gedrag niet wil verstoppen, maar echt belangrijk vindt. Toch minstens even belangrijk als dat studenten hun verloren voorwerpen terugvinden.

 

conclusie

Het was werkelijk een karwei om dit stuk te schrijven. Een groter karwei dan het had mogen zijn. Er werd duchtig doorverwezen en tijd gekocht om te antwoorden op algemene vragen die spontaan moeten kunnen worden beantwoord. De verkregen antwoorden bleken niet altijd even accuraat. Procedures raken moeilijk op elkaar afgestemd met als gevolg dat een toegankelijke communicatie op maat van de student onmogelijk is – niet bepaald een detail. Onderweg groeide de bedenking of UAntwerpen de afgelopen jaren überhaupt een aanspreekpunt had voor gevallen van grensoverschrijdend gedrag tussen een student en een medewerker. De vertrouwenspersonen nemen deze taak pas recent op zich. Voorheen moesten studenten te rade bij de studentenbemiddelaar, die nochtans kwesties van studenten onderling behandelt, of facultaire ombudspersonen, die daar niet voor zijn opgeleid en een doorverwijs- en opvolgfunctie hebben. De vraag stelt zich naar wie er binnen de universiteit door te verwijzen viel en hoe cases verder werden opgevolgd.

In afwachting van een centraal actieplan ontstaan er ook binnen faculteiten ad-hocinitiatieven zoals werkgroepen rond diversiteit en grensoverschrijdend gedrag. We hebben veel goede wil gezien van individuen, maar de kloof tussen wat theoretisch werkt en de praktijk heeft soms veel weg van een oceaan. Mensen zijn blij dat ze de eigen procedures kennen, maar wanneer er niveau-overschrijdend moet worden gedacht, wordt het onduidelijk. Een gesprekspartner stelt het zo: “Het is goed dat jullie opmerken dat het moeilijk is om te weten waar je terecht kan. De procedures worden uitgedacht door mensen die de structuren van de universiteit kennen en van daaruit denken, maar die zelf niet ervaren wat grensoverschrijdend gedrag is. Ik merk dat bij mezelf ook: ik weet wat ik doe en naar wie ik moet verwijzen in welke omstandigheden, maar vraag me niet wat de mensen doen naar wie ik verwijs.”

Niet zonder belang natuurlijk. Een geïnterviewde vat de essentie goed samen: “Het is confronterend om te horen dat het zo moeilijk is om de juiste aanspreekpunten te vinden. Als je slachtoffer bent van grensoverschrijdend gedrag en je wilt er iets mee doen, dan heb je echt geen energie om nog twee dagen uit te zoeken waar je terecht kan.”

Laat dit stuk een nieuwe aansporing zijn om niet in functie van structuren te denken, maar de student voorop te stellen. Je zou geen hulp nodig moeten hebben bij het krijgen van hulp.



dwarszitter

18/04/2023
🖋: 
Auteur

Wanneer ik door de gangen van de universiteit dwaal, ben ik altijd nieuwsgierig naar de studierichtingen en lessen van andere studenten. Voor dit artikel besloot ik een groep onbekende studenten een aula binnen te volgen en belandde ik als student Taal- en letterkunde in de les Macro-economie van de derde bachelor Politieke Wetenschappen.

Met een kleine angst voor cijfers en het onbekende schuif ik op maandagochtend mijn tafeltje uit in de aula. Ik verstop me tussen de andere studenten om mijn beduusde gezicht te verbergen, want op de presentatie verschijnt meteen een complexe formule over een even complex economisch begrip. Dan gaat professor Jacques Vanneste van start met zijn les. Mijn stress neemt al snel af door het vrolijke figuur vooraan in de aula. Hij verklaart dat afgelopen week een topweek was: enerzijds was het kiesweek voor de studenten en anderzijds was hij de dag ervoor, zondag 26 maart, aanwezig op de koers Gent-Wevelgem. Samen met zijn kinderen beklom Vanneste de Kemmelberg. Dankzij zijn elektrische fiets kon de prof makkelijk de top bereiken, in tegenstelling tot zijn kinderen die puffend bovenkwamen.

Dan begint de les echt. Ik moet eerlijk zijn, veel begrijp ik er niet van: de informatie gaat mijn ene oor in en het andere meteen weer uit. Ik word afgeleid door de Engelse presentatie en de bijhorende Nederlandse uitleg. Maken de studenten hun notities in het Engels, Nederlands of beide? Die verwarring ligt misschien aan mij, als taalstudent. Wat me opvalt, is dat prof Vanneste veel linken legt met andere hoofdstukken en aangeeft dat de leerstof een mogelijke examenvraag zou kunnen zijn; dat zal de oplettende studenten wel helpen. De les gaat voort, totdat professor Vanneste begint te hinkelen. Zijn been zit door zijn enthousiasme in de war met de draad van de microfoon. Na wat gestuntel staat hij weer op twee voeten en hervat Vanneste zijn les.

Nadat de klas een deel van de leerstof heeft afgewerkt, valt er een stilte die verstoord wordt door het piepen van werktuigen. De werken aan de vervallen gebouwen gaan onverstoord door, waarop een intermezzo volgt. Professor Vanneste legt uit dat de individuele kantoren van de proffen zullen verdwijnen; het wordt één grote ruimte. Kunnen de professoren hun boeken uit de kelder halen en hun eigen bibliotheek terug opbouwen? “Spannend”, giechelt Vanneste. Hij vangt de les aan, rondt een hoofdstuk af en begint aan het volgende, tot er nogmaals een stilte valt. De draad van de microfoon zit voor een tweede keer vast. Nu heeft de draad de benen van de prof niet gevangen, maar de bureaustoel. Na een kleine minuut stilte verschijnt het rode hoofd van Vanneste boven het bureau.

Ondanks alle verrassende intermezzo’s, heeft de klas op een snel tempo twee hoofdstukken afgerond en een derde aangezet. Ik begreep de inhoud niet, maar de andere studenten hopelijk wel. Gelukkig kon professor Vanneste vooraan in de aula de pijn verlichten: het vrolijk mannetje op de voorgrond leidde me af van de moeilijke achtergrond



14/04/2023
🖋: 

Op 22 maart hoorden de derdejaarsstudenten Bedrijfswetenschappen en Rechten een interdisciplinaire projectdag geheel in het thema van PFOS bij te wonen in het K-gebouw. Toevallig ben ik derdejaarsstudent Rechten en al even toevallig heb ik vorig academiejaar de dwars-lezer op een PFOS-dossier getrakteerd met als invalshoek de rol van UAntwerpen. Als taak bij de projectdag moesten we een open brief schrijven gerelateerd aan de thematiek. We mochten kiezen in wiens huid we kropen en aan wie we onze brief richtten. Daarbij wordt gedacht aan de bezorgde buur die zijn met PFOS vervuilde eitjes moet weggooien en 3M of Joke Schauvliege de levieten leest. De rector van onze lieftallige universiteit kan hierbij natuurlijk niet worden vergeten.  

Geachte rector Herman Van Goethem, 

De omvang van de PFOS-affaire is verbijsterend. Essentieel om aan te stippen is dat die niet mogelijk was geweest zonder een flink aantal partijen die verzuimden adequaat op te treden. Spontaan denken we aan 3M, aan ministers en hun kabinetten, aan overheidsinstanties als Lantis en OVAM en aan milieu-inspecties die alle oogjes tegelijk dichtknijpen. Toch mis ik in dat rijtje nog iemand. Ja, laten we het eens hebben over de rol van UAntwerpen.  

Laat ik positief starten: al in 2004 ontdekte een onderzoeker van UAntwerpen dat de levers van bosmuizen op de Blokkersdijk de hoogste PFOS-concentraties bevatten ooit gemeten in een dier. 3M was blijkbaar zo onder de indruk van het onderzoek dat de onderzoeker een jaar later bij hen aan de slag ging en er nog altijd werkt. Minder positief: pas in 2021 brak de PFOS-zaak los. Ik tel goed: zeventien jaar ging verloren, hoewel het bosmuizenonderzoek weinig ruimte liet voor verbeelding. De jaren daarna voerde men aan UAntwerpen systematisch onderzoek naar PFOS dat nooit hoopgevende resultaten leverde. Daarover kwam geen publieke communicatie van onderzoekers. Ook tijdens de ontwikkeling van de Oosterweelplannen met als sluitstuk de Scheldetunnel waarvoor gegraven moet worden in met PFOS vervuilde gronden: geen publieke communicatie. Het is niet eenvoudig om je onderzoek aan de grote klok te hangen in tijden dat veel media focussen op het leven van Gert Verhulst en verwanten, maar laat het een prioriteit zijn om onderzoekers beter te begeleiden als het gaat over wetenschapscommunicatie.  

Het was wachten op het werk van burgeractivisten Frank Van Houtte en Thomas Goorden voordat inwoners van Zwijndrecht en omstreken weet kregen van de PFOS onder hun voeten, de PFOS in de lucht die ze inademen en de PFOS in de eieren die ze eten. Toch vond u het in februari 2022 een goed idee om met vicerector Silvia Lenaerts, ook lid van de raad van bestuur van Lantis, in in een opiniestuk in De Standaard bezorgde burgers ervan te betichten Oosterweel te dwarsbomen. Ik kan me voorstellen dat u dat later speet. PFOS blijkt nu toch ernstig genoeg om een hele interdisciplinaire projectdag aan te wijden.  

Helaas miste ik op deze interdisciplinaire projectdag introspectie over de rol van UAntwerpen. Ik moet u nog vertellen dat 3M in 2011 PFOS-onderzoek aan UAntwerpen financierde en dat de resultaten alleen met toestemming van 3M mochten worden gepubliceerd. Dat 3M de resultaten liever niet openbaarde, is niet verrassend. De PFOS-concentraties in de koolmezeneieren bleken de hoogste ooit wereldwijd. Het onderzoek werd uiteindelijk in 2017 gepubliceerd op aandringen van de onderzoekers met gewetensbezwaren. Maar wat als onderzoekers zich geïntimideerd voelen door bedrijven van wie ze afhankelijk zijn voor hun werk? De vraag is hier: hoe kunnen externe partijen in onderzoekscontracten publicatierestricties opleggen? Nochtans vallen dat soort restricties moeilijk te rijmen met de ALLEA-code die UAntwerpen heeft onderschreven en die zegt dat praktijken die de rapportage van de resultaten in gevaar brengen de integriteit van het onderzoeksproces en het onderzoek aantasten.  

U begrijpt dat ik een beetje op mijn honger ben blijven zitten en dat ik bijzonder benieuwd ben wat de hele PFOS-zaak u als rector heeft geleerd. Zelf ben ik ervan overtuigd dat we om PFOS-affaires te vermijden onafhankelijke universiteiten nodig hebben die zich niet door bedrijfsbelangen laten binden en te allen tijde het publieke belang vooropstellen. Een openbaar inzicht in de private belangen van academici, een register van financiers van onderzoeken en een verbod op publicatierestricties zijn noodzakelijk en vanzelfsprekend. Laat transparantie aan UAntwerpen geen modewoord zijn, maar een deugd die de kern vormt van elke moderne bestuurscultuur.  

Hoogachtend, 

Matthias Vangenechten 



de dwarsdoorsnede

11/04/2023
Arcadia (© Arcadia | dwars)
Bron/externe fotograaf

Arcadia

🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Vandaag is het de beurt aan de nieuwste aanwinst van VRT: de veelbesproken serie Arcadia.  

Wie denkt dat Belgen geen grootse fictieproducties kunnen maken, think again. Met het ambitieuze Arcadia willen België en Nederland niet alleen bewijzen dat ze samen een succesvolle fictiereeks kunnen maken, maar ook dat de Lage Landen sciencefiction aankunnen. De lat ligt al meteen hoog met een budget van minstens één miljoen euro per aflevering. De vraag is nu of dat alles garant staat voor een sterk verhaal? 

In een nabije toekomst leven Vlamingen en Nederlanders samen in Arcadia, een begrensde en sterk gecontroleerde staat waarbij een algoritme alle inwoners een score toekent en zo hun levenskwaliteit bepaalt. Hoe ze zich gedragen, eten en werken draagt allemaal bij aan die score, die bepaalt of ze al dan niet tot de top van de samenleving horen. Mensen die ‘anders’ zijn – zoals Luz, een personage met autisme – krijgen daardoor weinig kansen in Arcadia, zowel op de werkvloer als in het sociale leven. Wie buiten de norm valt of een misdaad begaat, wordt permanent verbannen naar het Buitengebied, een wetteloze plek zonder drinkbaar water of medische zorg. Kortom, zulke mensen zijn ten dode opgeschreven.  

Arcadia volgt de familie Hendriks, een nieuw samengesteld gezin dat dankzij een gemiddelde score van iets meer dan acht tot de bovenlaag van de maatschappij behoort. Ze leven in een mooi, groot huis en komen op materieel vlak niets tekort, tot blijkt dat de vader van het gezin, vertolkt door Gene Bervoets, scorefraude heeft gepleegd. Hun zorgeloze leven wordt hen prompt ontnomen.  

Dat VRT en de Nederlandse publieke omroep KRO-NCRV niet naar hun budget gekeken hebben, maken de ambitieuze sets van Arcadia meteen duidelijk. De futuristische gebouwen en het post-apocalyptische Buitengebied zijn voor Belgische en Nederlandse normen indrukwekkend. Alleen dat al maakt de serie de moeite waard eens te bekijken.   

Ondanks de torenhoge productiekosten en inspanningen van de makers, behoort Arcadia niet tot de top van de Nederlandstalige fictie. Het matige acteerwerk van acteurs zoals Gene Bervoets en Lynn Van Royen zorgt ervoor dat je als kijker nooit helemaal in het verhaal zit. De flauwe dialogen dragen daar alleen maar aan bij: de scenarioschrijvers van Arcadia hebben geprobeerd zoveel mogelijk achtergrondinformatie in de dialogen te proppen, waardoor de serie nooit echt weet te overtuigen. Een korte schets van de situatie aan het begin van de eerste aflevering had dat makkelijk kunnen oplossen. Nu lijken de acteurs niet te geloven in hun eigen rol, noch in het verhaal. De slappe acteerprestaties zijn dus waarschijnlijk te wijten aan een nog slapper scenario. Misschien hebben de makers het script laten schrijven door ChatGPT, in een wanhopige poging om de kosten te drukken. 

Het zijn uiteindelijk niet de acteurs, maar de narratieve details die het verhaal nog enig leven inblazen. Naast het hoofdverhaal toont Arcadia ook hoe een doorgedreven surveillancemaatschappij het dagelijkse leven beïnvloedt. Alle burgers moeten bijvoorbeeld een chip dragen waardoor de overheid hen elk moment kan traceren en mensen met een lage score worden zomaar uit een volle bus gezet. Die kleine verhaalelementen zorgen ervoor dat de futuristische setting van de serie niet alleen dienstdoet als decor, maar ook deel uitmaakt van de plot zelf. De makers hebben hiervoor duidelijk inspiratie gehaald bij de sciencefictioncanon: George Orwells 1984 en Netflixhit Black Mirror klinken als fijne echo’s in Arcadia

Desondanks het matige scenario is het de moeite waard om Arcadia een kans te geven. De reeks zal je niet omverblazen, maar verveelt ook niet. De stroeve acteerstijl van de acteurs ontdooit naarmate de afleveringen vorderen en de acteurs wennen aan het concept van Nederlandstalige sciencefiction. Arcadia is een voorzichtig begin van hopelijk meer sciencefiction in de Lage Landen, al mogen de makers dan ook wat meer budget besteden aan betere scenarioschrijvers.  



Saskia De Coster over haar verblijf in het KMSKA

04/04/2023
🖋: 

De Nottebohmzaal, het MAS en het scriptorium van de abdij van Tongerloo, allen openen ze hun deuren voor blokkende studenten.  Het is geen straf om productiviteit aan de dag te leggen in een inspirerende omgeving. Een maand lang opgesloten zitten in een museum is dan weer een ander verhaal. Auteur Saskia de Coster ging de uitdaging aan en bracht de maand februari door in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA).

De Coster had met deze stunt, die de naam The Author is Present kreeg, een duidelijk doel voor ogen: de laatste hand leggen aan haar negende roman Net echt. Om zich volledig op haar werk te concentreren doorbrak ze elke vorm van sociaal contact en sloot zichzelf op in een schrijvershok in de heldenzaal van het museum.  

Hoe bent u op het idee gekomen om een maand lang opgesloten te zitten in een museum?

SDC: Dat heeft een lange voorgeschiedenis. Als kind tekende en schreef ik graag. Omdat mijn ouders vonden dat ik te veel rommel maakte, gaven ze mij een hoekje in het tuinhuis. Daar ging er een wereld voor mij open. In die kleine ruimte kon ik op de muren schrijven en mijn gang gaan. Wanneer een boek in de laatste fase zit, zoek ik die isolatie nog steeds op. Inge Joris (de ex-partner van De Coster,  n.v.d.r.) die dit proces al vaak heeft meegemaakt en waar ik andere projecten mee heb opgezet, had het idee om daar een performance van te maken in een beperkte en specifieke setting. Zo zijn we met dit voorstel naar het KMSKA gegaan. Gelukkig waren ze meteen enthousiast. 

The Author is Present doet mij denken aan het werk van de Servische kunstenares Marina Abramovich.  

SDC: De titel verwijst ook naar haar performance The Artist is Present waarbij ze drie maand lang in het MoMA zat. Bezoekers konden dan tegenover haar plaatsnemen. In tegenstelling tot Abramovich verbleef ik dag en nacht in het museum en was ik aan het schrijven. Bezoekers konden mijn schrijfproces volgen en dat deden ze ook. Kinderen kwamen mij aangapen terwijl ze zich afvroegen wat voor een raar dier daar zat. De performance ging vooral over wederzijdse beïnvloeding. De aanwezigheid van mensen gaf mij focus en steun. Ik kan niet zeggen dat ik eenzaam ben geweest. In tegendeel, nu The Author is Present is afgelopen heb ik meer het gevoel dat ik mijn weg moet zoeken.”

En dan is er nog eens het zwarte gat na het finaliseren van een boek.  

SDC: Inderdaad, het museum was voor mij een afgebakende wereld waar ik in mijn eigen verhaal zat. Het was heerlijk om geen logistieke dingen te moeten regelen. Ik merk nu bijvoorbeeld dat veel mails zichzelf hebben beantwoord omdat ze niet meer van toepassing zijn. 

Tijdens uw verblijf in het museum was u niet actief op sociale media. Volgde u het nieuws nog?

SDC: Heel beperkt. Op zich mocht het wel hoor, maar ik merkte dat er voor mij genoeg input was. Het werkte om een aantal keer voorbij een kunstwerk te wandelen. De meeste werken vervagen na verloop van tijd, maar goede kunst blijft aanspreken. Ik had er gerust langer kunnen zitten, maar dan was de terugkeer natuurlijk moeilijker geweest.

Is er een bepaald kunstwerk dat een speciale betekenis gekregen heeft?

SDC: Er zijn er een aantal, zoals Pierre de Wissant van Rodin. De eerste dagen in het museum moest ik mij echt aanpassen, vooral ’s nachts. Het was donker en er was veel lawaai. En dan was er plots dat beeld: een man met een strop rond zijn nek met de sleutel van Calais in zijn hand. Een teken van verslagenheid. Het is zo’n aangrijpend kustwerk. Het nieuws over de aardbevingen in Syrië en Turkije had ik wel meegekregen en dan zie je de kwetsbaarheid in zo’n beeld. Iedere keer als ik er voorbij wandelde, versterkte het beeld mij. De kunst van Rodin is zo natuurlijk dat ik er na verloop van tijd mee begon te praten. 

U had het museum ’s nachts ook voor u alleen.  

SDC: Dat was echt een luxe. ’s Nachts liep ik met mijn zaklamp door het museum. Op den duur begon ik te denken wat er zou gebeuren mocht ik een kunstwerk aanraken. Het probleem was dat de lichten ’s nachts vaak aangingen. De geluidsinstallaties bleven ook aanstaan. In het begin was dat best spooky maar na verloop van tijd werd dat een soundtrack. Nu mis ik het zelfs. Soms vraag ik me af waar al die geluiden plots naartoe zijn. 

Hoe vulde u uw vrije tijd?

SDC: Werk en vrije tijd liepen in elkaar door, maar niet op een verkrampte manier. Ik ben van nature nogal nerveus, maar in het museum liet ik de dingen gebeuren. Ik ontwikkelde wel een aantal ritueeltjes. ’s Ochtens dronk ik eerst een koffie, maakte daarna een wandeling door het museum om de kunstwerken gedag te zeggen om daarna nog een koffie drinken. Mijn tijd was uitgesmeerd. Ik moest niet meer nadenken over wat ik ging doen. Er was ook een kinderatelier waar ik verschillende kunstboeken heb gelezen. Ik vond Een halve hond heel denken van Joke Van Leeuwen heel goed. Een kunstboek voor kinderen waar ik zelf veel uit geleerd heb. 

U nam achtentwintig boeken me naar het museum. Hoeveel heeft u er gelezen?  

SDC: Ik heb zeker niet elke dag een boek gelezen. Het was eerder een soort telsysteem. In het begin lagen ze aan de ene kant van de tafel en elke dag verplaatste ik er één naar de andere kant. Het waren wel boeken die ik gelezen heb voor mijn roman.  

Heeft het verblijf in het KMSKA invloed gehad op uw werk?

SDC: Jazeker, mijn ervaringen hield ik bij in dagboeken die ik op lange termijn kan gebruiken. Het boek waaraan ik werkte, gaat over mensen die uit elkaar gaan. Ik ging op zoek naar het punt waar alles verbrokkelt, waar woorden tekortschieten en kijken belangrijk wordt. Gesprekken zijn natuurlijk belangrijk, maar er is ook een deel waar woorden niet bij kunnen. Dat vind ik juist interessant. Het gaat allemaal over je persoonlijke achtergrond en over het kijken. Dat idee vond ik ook bij de kunstwerken. Naar een kunstwerk kijken is een manier van lezen. 

U nam als het ware de rol van observator op. Spreken met mensen was niet meer nodig.  

SDC: Inderdaad, ik schrijf heel graag opiniestukken; dat is direct ergens opspringen en reageren. Nu wist ik niet wat mensen denken waardoor ik in een positieve mindset kwam. Het werkt om alleen maar naar mensen te kijken en geen gesprek aan te gaan. Bovendien kon ik daar gewoon zitten zonder mij te moeten verantwoorden.  

Bent u van plan om nog eens een maand in het KMSKA door te brengen?

SDC: Ik zou dat wel willen, maar ga dat niet doen. Dat is zoals een novelle over een vaderzoonrelatie schrijven en dat nog eens opnieuw doen. Dan valt er niks nieuws meer te ontdekken. Nu was het spannend omdat ik juist niet wist of het ging lukken. Het gegeven van een performance en schrijven is wel iets wat mij ligt en wat ik zeker nog eens ga doen. Het is trouwens ook niet zo buitengewoon wat ik heb gedaan. Ik denk dat het iets is waar mensen toe in staat zijn. Ik heb het zelfs als iets positief ervaren. 

Begin deze maand kreeg u navolging. Honderd personen mochten een nacht in het museum doorbrengen.

SDC: Daar was ik wel niet bij. Ik was heel intiem met de werken in het museum. Een nacht doorbrengen met honderd andere mensen zou een inbreuk op mijn privacy zijn. 

Hebt u sinds uw ‘vrijlating’ nog een bezoek gebracht aan het museum?

SDC: Ja, vorige week ben ik mij spullen gaan ophalen. Ik was wel aan het denken om nog eens terug te gaan. Het museum is voor mij een veilige cocon, al waren er wel moeilijke momenten tijdens mijn verblijf. Ook het publiek was heel fijn. Ik had echt het gevoel dat er een stukje van de wereld passeerde: koppels die voor mijn hok poseerden voor hun trouwfoto’s, massa’s kleine kinderen, gepensioneerden op voormiddagen… 

In welk museum, eender waar ter wereld, zou u graag nog eens een maand willen verblijven.  

SDC: Tate Modern. Vooral voor de inkomhal. 

Wie net als ondergetekende nieuwsgierig is naar het literaire resultaat van The Author is Present zal nog even moeten wachten. Net echt wordt verwacht in het najaar. In tussentijd kan er wel een bezoek worden gebracht aan de plaats waar de roman werd gefinaliseerd. Al sluit het museum ‘s nachts wel onverbiddelijk zijn deuren voor bezoekers. Nachtelijke dwaaltochten langs de Pierre de Wissant en andere topstukken zitten er helaas niet in…  

 



The Offer

28/03/2023
The Offer (© Paramount+ | dwars)
Bron/externe fotograaf

Paramount+

🖋: 

Film behoort tot één van de acht kunstdisciplines. Net zoals in andere kunstvormen, lopen er ook in deze wereld gekwelde artiesten rond. Een van de meest gekwelde artiesten in de filmindustrie, is ongetwijfeld de Amerikaanse regisseur en legende Francis Ford Coppola. De 83-jarige regisseur heeft een indrukwekkend portfolio op zak, met namen als Apocalypse Now, The Conversation en Rumble Fish. Zijn memorabelste werk is zonder twijfel The Godfather trilogie. Volgens velen blijft Coppola’s epos een van de beste aller tijden – hoewel de meningen verdeeld zijn over het derde deel ervan. Gebaseerd op een roman van de Amerikaans-Italiaanse schrijver Mario Puzo, vertelt The Godfather het verhaal van een maffiosiclan in de Amerikaanse stad New York. De familie stamt uit het Italiaanse Sicilië, meer specifiek het dorpje Corleone, waaraan zij hun familienaam ontlenen. De film vierde vorig jaar zijn vijftigste jubileum en dat werd herdacht met de creatie van de miniserie The Offer – ongetwijfeld een verwijzing naar de befaamde zin: “I’ll make him an offer he can’t refuse”.

The Offer is een tiendelige reeks die het verhaal vertelt van de creatie van Coppola’s eerste The Godfather en hoe die bijna niet was gemaakt. We volgen voornamelijk het verhaal van Albert S. ‘Al’ Ruddy, die onvoorbereid terecht komt in Hollywood. Ruddy wordt compleet onverwachts aangenomen door Robert ‘Bob’ Evans, de excentrieke baas van Paramount Pictures. Met minimale ervaring wordt hij tewerkgesteld als producer van de verfilming van The Godfather. Aan zijn zijde staat de trouwe en onderbetaalde assistente Bettye McCartt. Vanaf het begin wordt het duo geconfronteerd met tal van problemen: budget, crew, acteurs en de writer’s block van Mario Puzo. Dat laatste weten Ruddy en Bettye gelukkig op te lossen door de jonge en opkomende regisseur Francis Ford Coppola te ronselen. Coppola is echter geen katje om zonder handschoenen aan te pakken en brengt een hele reeks nieuwe problemen met zich mee. Terwijl Ruddy en Beytte on set brandjes blussen, ontstaat er een vuurzee die in de verte loert, namelijk de echte maffia. Een personage uit Puzo’s boek heeft de aandacht getrokken van niemand minder dan zanger Frank Sinatra, die veel connecties heeft binnen de wereld van the mob. Enter Joe Colombo. Aan het hoofd van de familie Colombo begint Joe een campagne om Ruddy het leven moeilijk te maken en hem daarna voor zichzelf te winnen. De twee werelden komen samen op een nagelbijtende manier, waardoor Ruddy meer en meer op een don aan het hoofd van een familie begint te lijken.  

Terwijl Ruddy en zijn bende door weer en wind gaan om de film klaar te krijgen, speelt er zich op de achtergrond een oorlog af die vandaag de dag nog altijd woedt. Hoewel Robert Evans baas is van Paramount Pictures, moet hij verantwoording afleggen aan Charles Bludhorn en diens schoothondje Barry Lapidus. De twee laatste heren zijn respectievelijk de CEO en CFO van het koepelbedrijf Gulf en Western waarvan Paramount onderdeel is. Er heerst een constante thug of war tussen Evans en Lapidus. Evans staat duidelijk symbool voor creatieve vrijheid, emoties en buikgevoel, terwijl Lapidus voor het corporatieve, methdologische en financiële staat. Zijn analyses zijn gebaseerd op cijfers en hij kijkt altijd naar wat verkoopt. Evans haalt het uiteindelijk van Lapidus en de twee begraven de strijdbijl.  

In de hedendaagse werkelijkheid is het duidelijk dat figuren als Lapidus de touwtjes in handen hebben. In een tijdperk waar superheldenfranchises, fanservicefilms en streamingdiensten de plak zwaaien, is er helaas nog weinig ruimte voor creatieve en originele films. Zou The Godfather vandaag de dag nog gemaakt worden? Wie zal het zeggen. Uiteraard is The Offer in eerste instantie een serie over the making of, maar onderliggend vormt de miniserie een liefdesbrief aan cinema. In een van de eerste afleveringen zit Al Ruddy in een cinemazaal. Daar krijgt hij als het ware een openbaring over films. Hij is zo gepassioneerd door film, dat hij ervan overtuigd is dat zijn toekomst in de wereld van acteurs en camera’s ligt. Het is een scène over dromen en realiteit die haast uit een Spielbergfilm zou kunnen komen. Elke cinefiel zal ooit in zijn leven de schoonheid van films hebben meegemaakt en gedroomd hebben van een leven in de filmindustrie. Hetzij als regisseur/regisseuse, schrijver/schrijfster, acteur/actrice, recensent/recensente of in het geval van Ruddy, producent.  

De makers hebben veel moeite gedaan om de jaren zeventig terug tot leven te wekken. Er zit een zekere esthetische touch aan alles, waardoor je merkt dat de makers veel aandacht besteedden aan details. Zo zochten ze de juiste auto’s, kledij en omgeving. De outfits van Bettye worden elke aflevering kleurijker, terwijl Ruddy tien episodes lang een verschillende tint rood draagt. Daarnaast past ook de muziek helemaal in de sfeer van die tijd; dat heerlijke gevoel wanneer Jimmy Hendrix’ All Along the Watchtower of White Room van Cream door de boxen knallen, een mens wordt er haast nostalgisch van. Uiteraard is de soundtrack van de miniserie verwant aan het befaamde theme van The Godfather. Serie en film worden bijna één. 

Gelukkig hebben de makers besloten de genderverhoudingen van de zeventiger jaren niet terug te brengen en hebben ze hun best gedaan om voor gendergelijkheid te kiezen. The Godfather is uiteindelijk een film over mannen en hoe zij hun macht willen behouden. Het is een feit dat de vrouwelijke agency uit de deur vliegt in The Godfather, maar The Offer trapt niet in deze val, dankzij de figuur van Bettye en andere figuren die de revue passeren. Bettye is haar eigen persoon en wordt niet vanuit Ruddy’s visie bekeken. Met momenten vraag je je als kijker zelfs af wie de film eigenlijk aan het maken is, aangezien zij diegene is die het hachje redt. De makers hebben duidelijk hun best gedaan om de genderrollen te balanceren in een wereld die toen gedomineerd werd door mannen – vandaag de dag helaas vaak nog het geval.  

De acteerprestaties zijn meer dan in orde, zeker die van de flamboyante Paramountbaas Robert Evans, supersecretaresse Bettye McCartt, controlefreak Barry Lapidus en whizzkid Francis Ford Coppola. Zij die de documentaire Hearts of Darkness: A Filmmaker's Apocalypse over de film Apocalypse Now hebben gezien, weten dat de regisseur geen gemakkelijk figuur is. Perfectionist als hij is, is hij met niets minder tevreden dan zijn eigen visie. Zo is er in The Offer een fantastische scène waar Ruddy het budget doorneemt en van zijn stoel valt wanneer hij ziet dat Coppola 75.000 dollar opzij wil zetten voor het maken van een keuken. Ruddy kan enkel op onbegrip van Coppola rekenen wanneer hij hem vraagt om dat budget te reduceren. 

Hier en daar zijn er passages die ietwat ongeloofwaardig overkomen en over the top zijn. Wanneer Coppola en Puzo aan het script prutsen, discussiëren ze geregeld over bepaalde scènes waarvan de kijkers al weten dat ze geniaal zijn. De vraag is echter: wisten de twee toen al dat die scènes dat effect teweeg zouden brengen of is dat eerder een invulling van de makers met hedendaagse kennis? Een vergissing waar wel meer films en series onder lijden. Daarnaast is er een scène waarbij er een confrontatie ontstaat tussen Bludhorn en Lapidus in een lift en de laatste wordt vastgepakt bij zijn kraag, nadat deze een stommiteit had begaan. Een beetje overdreven, maar er bestaan wel meer doorgedraaide CEO’s. Hoewel de serie dus geregeld last heeft van hineininterpretierung en sommige acteurs zich zo nu en dan schuldig maken aan overacting, is The Offer in zijn geheel enorm vermakelijk. 

The Offer is een uitstekende serie om elke avond een aantal afleveringen van te kijken. Een goede cocktail van humor, spanning en historische informatie zorgt ervoor dat je steeds naar meer smacht. Er zitten enorm krachtige scènes in, zoals die van Ruddy’s openbaring in de cinema, die zorgen dat The Offer zeer geloofwaardig overkomt. De miniserie heeft oog voor wat er on set gebeurde, de processen die achter de schermen plaatsvonden en welke bredere structuren en mentaliteiten aanwezig waren gedurende het maken van The Godfather. Of de makers ervan alles waarheidsgetrouw in beeld hebben gebracht is eerder twijfelachtig, maar welke serie of film doet dat nu wel? The Offer is een ode aan het maken van films, films op zich en iedereen die van films houdt! 



de dwarsdoorsnede

25/03/2023
🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Op 2 maart was dwars aanwezig bij Het Landjuweel. Daar valt enorm veel over te vertellen, vooral na de duizelingwekkende uitslag van de publieks- en juryprijs.

Het Landjuweel is een eeuwenoude traditie die stamt uit de dertiende eeuw. De opzet was toen als volgt: de schuttersgilden uit Brabant hielden een cyclus van zeven theaterwedstrijden. De winnaar van de vorige wedstrijd moest zo de volgende organiseren. Het Landjuweel is uiteraard geëvolueerd doorheen de tijd. Tot 1562 was het een enorm populair evenement, maar daar stak de Tachtigjarige Oorlog een stokje voor. Zo ging de traditie een lange tijd verloren. Zes jaar geleden bliezen Leuvense studenten de traditie terug leven in: de wedergeboorte van Het Landjuweel was een feit. Sindsdien strijden studenten jaarlijks weer om de titel te bemachtigen met hun voordracht. Dat doen ze telkens om hun (studenten)stad te vertegenwoordigen.

Deze editie namen opnieuw zes studentenvereniging deel onder de naam van hun stad: LWK (Brussel), Lingua (Antwerpen), Babylon (Leuven), Filologica (Gent), Helios (Amsterdam) en Awater (Utrecht). De avond werd georganiseerd door de Leuvense studentenvereniging. Over het algemeen verliep de avond vrij chaotisch. Het hele evenement liep enorm uit. De aanvang werd dertig minuten verlaat en dat bleek een precedent voor wat nog zou komen. Een show die een uur en dertig minuten had moeten duren, duurde uiteindelijk twee uur en dertig minuten. Dan spreek ik nog niet van de vreselijke micro’s, die te pas en te onpas een ondraaglijk geluid uitkraamden. Dat alles gaf de avond een redelijk onprofessioneel karakter.

 

Amsterdam

Amsterdam mocht de spits afbijten. Zij kozen ervoor om één performer het podium op te sturen. Teuntje bracht feministische monologen – een drieluik over wensen en grenzen die zij zelf schreef. Ze vertelde me dat ze haar monologen schreef vanuit een gevoel van woede over het onrecht dat vrouwen vaak ervaren. Dat gevoel kwam ook naar boven in haar voordracht. Je kon zien dat ze had nagedacht over uitspraak, intonatie en volume. De tekst ging erg duidelijk over grensoverschrijdend gedrag. Dat is goed, maar soms vond ik haar taalgebruik wat voor de hand liggend en cliché. Zo rijmde ze bijvoorbeeld consent met one night stand en content. Ze maakte vaak gebruik van eindrijm, maar zulke simpele rijmpjes pasten niet bij een onderwerp als dit. Metaforen en neologismen kwamen zeer weinig aan bod in de tekst en dat is spijtig. Door met taal te spelen en experimenteren had de tekst, die een hele duidelijk thematiek omvat, toch nog een grotere poëtisch meerwaarde kunnen krijgen.

 

Leuven

Daarna was Leuven aan de beurt. Zij hadden een team van zeven schrijvers en negen performers. Dat is een moeilijk gegeven op podium; negen mensen ensceneren is absoluut niet makkelijk. Dat verklaart meteen de ietwat spijtige podiumopstelling. Het team vormde een soort driehoek waarbij iedereen in kleermakerszit zat, behalve degene die op dat moment aan het woord was. De opstelling deed me wat denken aan de danslessen die ik volgde in de kleuterklas. Het thema van hun voordracht was rouw. Ze vertelden me dat ze daarbij hadden gefocust op het persoonlijke rouwproces. Dat is natuurlijk voor iedereen anders. Team Leuven liet hun performers dan ook allemaal apart aan het woord met hun eigen tekst. De gedichten waren in veel opzichten ondermaats. Poëtisch taalgebruik, woordspelingen, rijm en enige originaliteit ontbraken volledig aan deze teksten. Ten slotte ontbrak er interactie tussen de performers.

 

De opstelling deed me wat denken aan de danslessen die ik volgde in de kleuterklas.

 

Utrecht

Vervolgens was het aan Utrecht. Hun team bestond uit vijf mensen, waarvan er twee de male gaze en drie de female gaze vertegenwoordigden. Dat is relevant omdat ook Utrecht een feministische tekst bracht. De opvoering bestond dus uit twee ‘kanten’. Drie vrouwen vertelden over hun eigen ervaringen met seksuele intimidatie, seksueel misbruik en seksisme. Hun getuigenissen vielen me zwaar, maar ik zou denken dat dat hun bedoeling was. Vooral één meisje stak er met kop en schouders bovenuit. Ze evoceerde de immense drift die vrouwen vaak voelen wanneer het gaat over deze thema’s. Dat deed ze enorm goed, vooral door haar gebruik van muzikaliteit en ritme. Aan de andere kant van het podium zaten twee mannen. Hun tekst bestond vooral uit vuile cafépraat. Het is hen gelukt om me ongelooflijk te degouteren met hun dialoog. Deze performance liet me wat beroerd achter. Ik twijfel wel nog of dat komt door de talloze triggers die de tekst bevatte, of door de tekst zelf.

 

Antwerpen

Team Antwerpen baseerde zich op raamvertellingen zoals de Decamerone en The Canterbury Tales. Het thema waar het vijfkoppig team mee aan de slag ging, was dichten. Ze gingen op zoektocht naar de echte betekenis van dichten en dichter zijn. Er werd heel erg versatiel gebruik gemaakt van dat thema. Elke dichter had het thema op een andere manier opgevat. De tekst was leuk om naar te luisteren omdat elke dichter zijn eigen stijl leek te hebben, dat maakte het geheel een dynamische tekst. Er werd ook op een fijne manier gebruik gemaakt van stijlfiguren, beeldspraak en andere vormen van poëtisch taalgebruik. Bij momenten werd het eclectische aspect van de raamvertelling me wel wat te veel, waardoor ik verlangde naar meer samenhang. Het team deed het goed op vlak van voordracht. Het was de eerste keer van de avond dat ik speelplezier, dynamiek en écht samenspel zag op het podium. De spelers maakten heel erg veel gebruik van beweging, zo deden ze elkaar vaak na of volgden ze elkaar. Het was fijn dat er eindelijk wat gebeurde op het podium, maar soms werd de continue stroom van beweging me een tikje te veel.

 

Gent

Team Gent koos ervoor om het te hebben over een religieus trauma binnen de Katholieke Kerk. Dat trauma uitte zich in dit geval in masturbatiedrang. Het thema vond ik zelf heel erg interessant, maar ik bleef helaas op mijn honger zitten. In de plaats van een poëtisch onderzoek naar de pijn die godsdiensttrauma teweeg kan brengen, was het een soort scheldproza gericht aan God zelf. De vijf performers choqueerden heel de zaal door God om de beurt uit te schelden en gelijk te stellen aan een ten inch dildo of een new age dj. Ik begrijp dat dat het doel was van dit gedicht, maar zelf vind ik dat spijtig. De performance reduceerde zichzelf op deze manier tot een hoopje scheldwoorden en blasfemische uitspraken.

 

Brussel

Als allerlaatste team werkte Brussel rond de relatie tussen woord en beeld. Hoe worden beelden omgezet tot woorden en omgekeerd? De vijf performers baseerden zich allemaal op een zelfgekozen kunstwerk. Hierover schreven ze dan een gedicht, wat leidde tot een merkbaar verschil in de kwaliteit van de individuele gedichten. Waar de ene tekst me wegblies met interessante beeldentaal en weloverwogen metaforen, verveelde de andere me met een onoriginele uitleg over het gekozen werk.

 

Daarnaast was het algemene niveau van de poëzie niet al te best.

 

Wat meer eendracht in deze tekst was fijn geweest. De performance was bij momenten wat schools. De performers hadden elk hun eigen lijst bij, die ze voor zich hielden tot ze aan het woord kwamen. Die enscenering is niet echt origineel wanneer je tekst gaat over schilderijen. Op gebied van voordracht, was de performance bij momenten zeer matig. Wanneer een dichter vertelt dat hij een stap opzij zet en dat dan ook daadwerkelijk doet, haak ik af.

 

de uitslag

Hoewel geen enkel team er met kop en schouders bovenuit stak, schrok ik toch van de uitslag van de avond. Het verbaasde me sterk dat Utrecht de publieksprijs won. Terwijl ik nog steeds een beetje in shock was van hun waterval aan triggers, was het publiek lovend over de performance. Toen het tijd was voor de juryprijs, was ik er bijna zeker van dat Antwerpen zou winnen, maar niets was minder waar: Brussel kaapte de eerste plaats weg. Ik denk niet dat veel mensen in de zaal dat hadden verwacht, want toen ik rondkeek, zag iedereen er een beetje geschrokken uit.

De winst van Brussel was erg verrassend, maar als ik erop terugkijk, ook zeer voorspelbaar. De voordracht bestond uit zeer traditionele gedichten, die over het algemeen best goed geschreven waren. Daarnaast was het algemene niveau van de poëzie niet al te best. Een best verklaarbare keuze van de jury dus. Poëticale meerwaarde en doordachte theatrale keuzes ontbraken vaak aan de performances, waardoor ik de aula enigszins teleurgesteld verliet. Ik denk niet dat ik volgend jaar naar Brussel trek voor de volgende editie.