03/03/2024
rectordebatten
🖋: 
Auteur

Dat het rectorverkiezingen zijn aan UAntwerpen weet ondertussen elke student. De kandidaten, Koen Augustyns en Herwig Leirs, zijn ook min of meer algemene kennis, maar af en toe hoor je nog wel eens dolkomische vergissingen als “Ken en Harald”. Het beleid van de kandidaten is dan weer minder welbekend bij de gemiddelde student. Om te voorkomen dat er straks studenten naar het stemhokje gaan zonder te weten wat de kandidaten denken over duurzaamheid, artificiële intelligentie of studentenverenigingen, orgaaniseerde de Studentenraad twee rectordebatten. dwars stuurde een gegadigde naar de rectordebatten op de Stadscampus en campus Drie Eiken om verslag uit te brengen en de twee debatrondes samen te vatten. 

 

dilemmaronde 

De debatten starten met een dilemmaronde waarin Leirs en Augustyns met ja of nee moeten antwoorden op tien dilemma’s. Op het eerste dilemma: “Moeten de campussen rookvrij worden?”, reageren beide kandidaten positief. Op het tweede dilemma: “Zou er beter een eengemaakte studentenkoepel komen?” antwoorden beide kandidaten negatief. Het derde dilemma is meteen het enige puntje van onenigheid in deze ronde. Want op de vraag: “Moeten lesopnames gegarandeerd worden voor studenten?”, antwoordt Augustyns nee en Leirs ja. Daarna komt er weer algemene enigheid, want op de dilemma’s: “Moet er meer geïnvesteerd worden in komida om de prijzen voor studenten te verlagen?”, “Moeten schachtenverkopen verboden worden?”, “Moeten geëngageerde studenten zoals stuvers en praesides (en hopelijk hoofdredacteurs van studentenbladen, n.v.d.r.) daarvoor beloond worden met een microcredential?”, en ten slotte: “Is het de verantwoordelijkheid van de universiteit om duurzaam vervoer te voorzien tussen haar campussen?”, antwoorden beide kandidaten ja. Op het achtste dilemma: “Professoren ervaren veel te veel druk door onderzoek, zouden er niet beter onderwijsprofessoren komen die enkel lesgeven?” wordt unaniem nee geantwoord. Die trend wordt verdergezet bij het volgende dilemma: “Moet de universiteit politieke standpunten innemen in geval van internationale conflicten?” Op het laatste dilemma: “Is het de taak van de universiteit om een leidersrol in te nemen in klimaatbeleid?”, antwoorden de kandidaten allebei positief. 

voorstelronde

Na de dilemmaronde is het tijd voor een voorstelronde, waarin Augustyns de spits afbijt. Augustyns vertelt dat hij Farmaceutische Wetenschappen heeft gestudeerd aan KU Leuven en al jaren lesgeeft in de Medicinale Chemie aan UAntwerpen. Augustyns was voorzitter van de faculteit Farmaceutische Wetenschappen en is daar momenteel decaan. Hij vertelt dat hij zo beleidservaring heeft opgedaan en dat hij zijn mandaat bovendien graag doet. Verder vertelt hij dat hij als decaan heeft gemerkt dat een goede verstandhouding tussen de centrale diensten enorm belangrijk is en dat dat nauw contact een echt focuspunt zal zijn in zijn beleid. 

Dan is de beurt aan Leirs, die bioloog is van opleiding en vertelt dat hij zich engageerde als stuver, praeses en doctoraatsstuver. Leirs vertelt een homo universalis te zijn geworden door zijn onderzoek naar knaagdieren in Tanzania en zijn tijd in Denemarken. Hij was acht jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van UAntwerpen en is momenteel lid van verschillende besturen van internationale organisaties waar hij naar eigen zeggen veel beleidservaring heeft opgedaan. Leirs stelde zichzelf kandidaat omdat hij de universiteit enorm heeft zien groeien, maar ook heeft zien verkokeren. Hij verstaat hieronder het behandelen van problemen door een aantal langs elkaar heen werkende organen. Die verkokering tegengaan is voor hem een focuspunt. 

duurzaamheid

Elke van de zes rondes draait rond een bepaald thema. De eerste ronde gaat over duurzaamheid. De kandidaten wordt gevraagd welke maatregelen zij willen nemen voor een duurzamere universiteit. Leirs stelt allereerst dat de universiteit groener moet en dat er minder verharding moet komen door middel van groene daken en dakmoestuinen. Toch gaat het verduurzamingsproces van de universiteit volgens hem over veel meer. Hij vertelt dat er vooral te besparen valt op de energie die gebruikt wordt voor de gebouwen van en het transport naar onze universiteit. Die besparingen zullen ook nodig zijn, want de universiteit wil tegen 2050 klimaatneutraal en fossielvrij zijn. Dat is volgens Leirs een grote uitdaging,  maar hij levert concrete oplossingen zoals het leggen van zonnepanelen op alle daken die daarvoor geschikt zijn. Alleen dat zou al 3  à 4 gigawatt aan energie opleveren. Naast die zonnepanelen wil Leirs ook het autobestand van de universiteit elektrisch maken. Ten slotte wil hij de verouderde gebouwen die toe zijn aan vernieuwing wel 30 tot 40 procent verkleinen. Augustyns vertelt dat hij het eens is met wat Leirs al gezegd heeft. Daarnaast zegt hij dat hij het klimaatprobleem echt als een maatschappelijke uitdaging ziet. Daarom wil hij de expertise die we aan UAntwerpen hebben rond klimaatopwarming uitdragen naar de maatschappij. Hij gaat verder en zegt dat het de verantwoordelijkheid is van onze universiteit om kennis te verspreiden en die niet alleen te gebruiken om onze eigen universiteit te verbeteren.  

Wanneer de moderator vraagt of er wel budgetten zijn voor al die maatregelen, geeft Leirs toe dat die fondsen er momenteel niet zijn. Er is al wel 40 miljoen euro beschikbaar voor de komende jaren, maar dat is niet genoeg. Leirs stelt voor om leningen aan te gaan om in ieder geval al zonnepanelen te leggen en die leningen af te betalen met het bespaarde geld. Daarnaast wil hij vooral inzetten op fasering: de gebouwen in fasen gedeeltelijk veranderen om ze uiteindelijk volledig te vervangen. 

Augustyns  stelt dat die verouderde gebouwen wel 39 procent van de voetafdruk van onze universiteit beslag nemen. De gebouwen zijn ondertussen al meer dan 50 jaar oud en ook onderzoekstechnisch uitgeleefd, vertelt Augustyns. Er zijn dus sowieso investeringen nodig. Hij volgt Leirs in de redenering dat de gebouwen kleiner kunnen door efficiënter te werken en  gemeenschappelijke technologieën samen te brengen. Zo brengt Augustyns investering in onderzoek samen met investering in klimaat. Augustyns benadrukt ook het belang van mobiliteit, goed voor 44 procent van onze voetafdruk. Hij wil het pendelverkeer en het woon-werkverkeer verduurzamen door een tramlijn tussen de buitencampussen en het stadsnetwerk. Ook Leirs wil graag zo’n tramlijn.  

Als laatste onderwerp van deze reeds lange en gewichtige ronde komt belegging aan bod. Het is niet iets waar meteen aan wordt gedacht bij het thema duurzaamheid, maar toch is het relevant. Onze universiteit investeert namelijk in verschillende bedrijven en die bedrijven zijn niet altijd even milieuvriendelijk. Denk bijvoorbeeld aan oliegiganten als Shell. Dat die investeringen niet altijd even transparant of makkelijk te achterhalen zijn, kan heel eenvoudig als problematisch bevonden worden. Leirs vertelt dat hij vindt dat er inderdaad een zekere graad van transparantie moet zijn, maar dat die transparantie niet volledig hoeft te zijn omdat dat soms niet verstandig is omdat bedrijven zo elkaars commerciële belangen kunnen achterhalen. Hij vindt dat UAntwerpen moet desinvesteren in fossiele brandstof en dat ook moet tonen, maar niet op overhaaste manier. Zo stelt hij voor om bijvoorbeeld een ethische belegger aan te stellen. 

Augustyns pikt in op de complexe problematiek en verduidelijkt dat de universiteit zelf geen belegger is, maar dat ze daarvoor externe beleggers en banken in dienst neemt. Hij vindt dat er duidelijke richtlijnen zouden moeten zijn voor deze externe beheerders, maar hij vindt ook dat wij niet per se moeten weten waarin die beheerders beleggen als ze die richtlijnen volgen. Wat die richtlijnen zouden moeten zijn, wordt niet duidelijk uit het debat. 

studentenleven

De tweede ronde gaat over het studentenleven, mijn oren zijn dus gespitst. Augustyns gaat van start met de stelling: “Het studentenleven is niet het probleem, maar de oplossing!” Hij is van mening dat studeren meer is dan kennis opdoen en dat studenten meer verbonden moeten zijn met elkaar. Die verbondenheid is volgens hem ook een oplossing voor het verslechterend mentaal welzijn en de groeiende eenzaamheid van studenten. Zo bieden faculteitsclubs volgens hem de perfecte oplossing voor eenzaamheid bij studenten omdat het groepen zijn van studenten die zich met elkaar kunnen identificeren. Het zijn dan ook deze faculteitsclubs die Augustyns voldoende wil stimuleren.  

Leirs vertelt dan weer dat het verenigingenlandschap stevig is veranderd sinds hij is afgestudeerd. Er zijn de faculteitsclubs en de regionale clubs, maar ondertussen ook al themaclubs die zich richten op een specifieke activiteit of interesse. De faculteitsclubs hebben volgens Leirs, zoals ook Augustyns al aanhaalde, een groot belang omdat ze verankerd zijn in de faculteit en daarom een bepaalde verantwoordelijkheid dragen om studenten op te vangen en drempels te verlagen. Daarnaast stipt hij ook het belang aan van de nieuwe themaclubs. Die zijn volgens Leirs belangrijk om de diversiteit aan studenten ook te weerspiegelen in het verenigingsleven. Hij stipt aan dat hij het belangrijk vindt dat er een divers aanbod is aan activiteiten die laagdrempelig zijn zodat alle studenten ergens terecht kunnen. Augustyns geeft toe dat het een moeilijkheid is om de diversiteit van studenten ook te weerspiegelen in studentenverenigingen en dat dat voor hem ook een belangrijk punt is. 

Na de uiteenzetting over de clubs en verenigingen vroeg de moderator naar de feestlocaties rond de campussen van onze universiteit. Het is een feit dat deze aan lager wal zijn geraakt en zelfs verdwijnen uit het stadsbeeld. Leirs steekt van wal en geeft toe dat cafés niet meer werken. De reden daarvoor kent Leirs niet, maar hij vindt het een prangend probleem. Wat hem vooral stoort is dat het stadsbestuur blijkbaar niet rouwig is om het vertrek van die studentenlocaties. Leirs stelt voor om in dialoog te gaan met de stad om oplossingen te zoeken, maar ook om eigen ruimtes te gebruiken. Augustyns haalt dan weer aan dat zelfs burgemeester Bart De Wever op de academische opening aangaf dat studenten te braaf zijn geworden. Ook Augustyns stelt dus voor om te spreken met de stad om nieuwe ruimtes te faciliteren, maar ook om meer ontmoetingsruimtes te organiseren op onze universiteit. Die zouden niet alleen door studenten gebruikt worden, maar ook door doctorandi en postdocs. 

welzijn

De derde ronde draait volledig rond (studenten)welzijn. Daar is de centrale vraag vooral of zoals Students for Students, maar ook het STIP toereikend genoeg zijn voor studenten. Leirs begint en zegt meteen dat hij vindt dat de universiteit tegemoet moet komen aan de groter wordende vraag naar zorg bij studenten. Het kan niet zijn dat een student met serieuze problemen weken moet wachten. Daarom stelt hij dat er een soepele manier moet komen om studenten sneller te helpen. Daarnaast haalt Leirs opnieuw aan de drempels te willen wegwerken omdat hij toch schroom merkt bij sommige studenten, en dan vooral bij studenten die het het meest nodig hebben. Daar merkt hij bij op dat daar een groot kostenplaatje aan vasthangt, maar eentje dat broodnodig is voor de universiteit. Ook Augustyns geeft toe dat er duidelijk problemen zijn en geeft aan meer preventief te willen werken. Dat preventief werk is nodig omdat preventie altijd beter is dan therapie, maar ook omdat er een tekort is aan psychologen. De problematiek is dus niet gemakkelijk op te lossen. Toch denkt Augustyns dat er een oplossing is en die is, zoals hij ook al eerder aanhaalde, inzetten op het studentenleven. 

Na het debat over het STIP breekt het onderwerp grensoverschrijdend gedrag aan. Augustyns gaat van start en legt het systeem van vertrouwenspersonen, waarbij studenten terecht kunnen over grensoverschrijdend gedrag, uit. Dat zijn momenteel slechts twee personen, maar dat moeten er meer worden volgens Augustyns. Die vertrouwenspersonen moeten ook geprofessionaliseerd worden door een opleiding. Ook bystander training is iets waar Augustyns op wil inzetten. Leirs zegt dat het erg belangrijk is om de drempels om grensoverschrijdend gedrag te melden, te verlagen. Zowel voor slachtoffers als voor omstanders. Hij haalt aan dat er aan de faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen al verplichte bystander training wordt georganiseerd. Die trainingen zijn voor zowel personeelsleden als studenten verplicht en gaan bijvoorbeeld over seksueel grensoverschrijdend gedrag of intimidatie op de werkvloer. Leirs pleit ook voor dit soort trainingen 

onderzoek

Dan breekt de langverwachte ronde onderzoek aan, het enige beleidsdomein waar duidelijke verschillen zijn tussen het beleid van de kandidaten. De ronde zorgt dan ook voor ophef. Leirs gaat van start en legt uit dat hij een niet-competitieve interne projectfinanciering voorstelt. Die financiering zou gedurende de eerste jaren vooral gebruikt worden voor tijdelijke opvang van kwalitatieve projecten die extern net niet gefinancierd worden om zo meer zekerheid te kunnen bieden aan onderzoekers. Naarmate de nu nog lopende projecten meer en meer ten einde komen, krijgt de Onderzoeksraad meer mogelijkheden om die financiering dan verder creatief op verschillende niet-competitieve manieren in te zetten, bijvoorbeeld als basisfinanciering voor pilotstudies, of om een middenkader mogelijk te maken voor een aantal samenwerkende ZAP. Augustyns stelt meteen dat hij een concreter beleid heeft wat betreft onderzoeksfinanciering. Hij wil op de basisfinanciering van doctoraten inzetten omdat we qua aantal doctoraten achterlopen op andere Europese landen. Doordat de basisfinanciering gebruikt wordt voor doctoraten kunnen kandidaten makkelijker beginnen aan hun doctoraat. Dat komt omdat ze nu tegen elkaar moeten opboksen om fondsen te werven bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderwijs. Daar is het belangrijk om al preliminaire data te hebben voor kandidaturen. Zo vallen ambitieuze voorstellen vaak uit de boot. Door de basisfinanciering zou dat volgens Augustyns niet meer gebeuren en wanneer die data er dan wel komt, zal die er volgens hem voor zorgen dat er externe financiering komt. Augustyns heeft berekend dat met die strategie elke professor om de tien jaar een doctoraatsstudent kan begeleiden. Leirs stelt deze berekening in vraag. Want volgens zijn berekening zou deze strategie er slechts voor zorgen dat professoren om de 14 jaar een doctoraatsstudent kunnen begeleiden. Ten slotte is het lotingsbeleid van Augustyns volgens Leirs totaal geen beleid en is zijn eigen beleid veel flexibeler omdat het zich niet alleen focust op doctoraten, maar ook op pilotprojecten en overbruggingen. Toen brak het onderwerp van fossiel onderzoek en onderzoek in samenwerking met bedrijven aan. Augustyns vindt dat hierover transparantie moet zijn door het onderzoek te publiceren en valoriseren. Dat laatste is belangrijk om als universiteit geen ivoren toren te worden , zegt Augustyns. Ten slotte zegt Augustyns dat onderzoek met een partner als Shell wel kan als zij bijvoorbeeld willen verduurzamen. Leirs is het eens en geeft aan dat hij dat (die exacte zin) ook al heeft gezegd in het interview met dwars. Hij gaat ook een stap verder dan Augustyns en wil transparantie via een lijst die sponsoringen van zulke bedrijven weergeeft.  

onderwijs

De voorlaatste ronde gaat over onderwijs en begint met een vraag over artificiële intelligentie. Leirs gaat van start door te zeggen dat AI nog jong is en daardoor gegarandeerd nog kinderziektes heeft, maar dat het er volgens hem wel is om te blijven. Daarom vindt hij het zinloos om het te verbieden en wil hij er eerder voor zorgen dat onze universiteit voorbereid is op de veranderingen die AI teweeg kan brengen. Augustyns is het eens met Leirs. Hij wil vooral een duidelijk beleid rond AI en benadrukt ook de voordelen. Het is namelijk niet alleen tekstgeneratie, maar kan ook gebruikt worden voor bijvoorbeeld kankeronderzoek. 

Over lesopnames zijn de twee het dan weer oneens. Augustyns vind dat lesopnames moeten worden gestimuleerd, maar niet gegarandeerd. Hij erkent dat lesopnames een handig hulpmiddel zijn voor studenten tijdens het studeren, maar merkt toch op dat het door lesopnames moeilijk is om studenten naar de les te krijgen. Dat vindt Augustyns belangrijk, want hij denkt dat studenten heel wat missen door niet naar de les te komen. Daarnaast is het bijvoorbeeld zeer moeilijk om oefenzittingen te volgen bij een opname, legt hij uit. Om die redenen wil hij lesopnames momenteel niet garanderen.  

De moderator pikt hierop in en zegt dat sommige leerlingen bijvoorbeeld ziek zijn of gewoon echt niet kunnen komen. Augustyns verduidelijkt dat de meeste professoren in zijn faculteit wel al lesopnames aanbieden, maar dat hij niet weet hoe dat zit in andere faculteiten. Als laatste vertelt Augustyns ook dat lesopnames wel eens gevaarlijk kunnen zijn, want als de professor iets fouts zegt in die opname zouden de studenten bijvoorbeeld fout kunnen antwoorden op het examen. Leirs heeft een andere visie en wil de lesopnames wel garanderen. Hij ziet daar tal van andere redenen voor zoals het tegemoetkomen van studenten die ziek zijn, werkstudenten en andere uiteenlopende omstandigheden. Daarnaast verduidelijkt hij dat studenten die gebruik maken van lesopnames niet lui zijn, maar dat de manier van studeren is veranderd tegenover 40 jaar geleden 

studenten- en personeelsvoorzieningen 

De laatste ronde over voorzieningen begon met het onderwerp van stille ruimtes op de campussen. Augustyns geeft toe dat er op campus Drie Eiken nog niet genoeg zijn . Hij denkt dat die ruimtes belangrijk zijn voor studenten die hun geloof willen beleven, maar ook om zich even terug te kunnen trekken uit de drukte van het studentenleven. Ook Leirs ziet het belang van die ruimtes in en wil er meer van inrichten. 

Over de komida’s zijn de kandidaten het eens: de warme maaltijden moeten te allen tijde betaalbaar blijven voor studenten, ookal is het budget dat de universiteit ervoor krijgt niet  hoog. Of ze de maaltijden met vlees duurder willen maken dan de vegetarische? Absoluut niet, het heeft geen zin om het eten van vlees te ontmoedigen door de prijs aan te passen. Toch vinden beide kandidaten het duurzaamheidsaspect van het vlees wel belangrijk. Ze zijn het erover eens dat studenten moeten weten dat vlees vaak minder duurzaam is dan een vegetarische maaltijd, maar dat studenten een vrije keuze moeten krijgen. Dat het vegetarische aanbod groter is dan het aanbod vlees, lijkt hen een goed idee.  

Op het einde was er een korte jokerronde waarin de kandidaten zich mochten onderscheiden van elkaar. Augustyns schoof naar voren dat hij vindt dat hij een concreter beleidsplan heeft met vicerectoren die wel veel beleidservaring hebben. Leirs stipt dan weer aan dat hij qua stijl en toegankelijkheid erg verschilt van Augustyns, waarop deze stomverbaasd reageert dat hij zich niet kan voorstellen dat hij niet toegankelijk zou zijn en verwijst naar de mensen van zijn decanaat in de zaal die stuk voor stuk zullen zeggen dat er geen probleem is met zijn toegankelijkheidsfactor. 

Na twee uur komt de gegadigde redacteur met hoofdpijn uit de aula, maar gelukkig was er nog de receptie! Ter conclusie kan ik stellen dat de kandidaten op veel vlakken overeenkomen, maar als het botst, botst het écht! 



editoriaal

25/02/2024
Editoriaal (© Amber Peeters | dwars)
🖋: 
Auteur

Een nieuw semester betekent voor veel mensen een nieuw begin. Dat klinkt misschien achterhaald, maar er zit een logica achter! Onderzoek toont aan dat het begin van een nieuwe week, maand of semester mensen een gevoel van een nieuw begin kan geven dat hen motiveert om een positieve verandering door te voeren: het ‘frisse start-effect’. Hoewel ik ondertussen al in mijn derde bachelor zit, is het nieuwe semester ook voor mij nog steeds een frisse start die meer dan welkom is. Het is dan ook al de vijfde keer dat ik tegen mezelf zeg dat dit semester echt anders wordt. Dat ik dit semester echt naar alle lessen ga. Dat ik mijn lessen dit semester echt ga voorbereiden. Dat ik er dit semester voor zorg dat mijn samenvattingen wel up-to-date zijn.

Toch is deze keer misschien écht een nieuwe start. Ik ben deze lesvrije week namelijk tot een inzicht gekomen waar ik trots op ben. De historie gaat als het volgt: het was woensdag 7 februari en de faculteit Letteren en Wijsbegeerte publiceerde de examenresultaten. Na een voormiddag procrastineren in bed keek ik naar mijn punten en stelde ik vast dat ik een herexamen heb. Die negen op twintig kwam ongelooflijk hard binnen en ik heb vrijwel de hele namiddag gehuild. Ik schaamde me over dat herexamen en was bang dat mijn ouders teleurgesteld zouden zijn in me. Ik vertelde mezelf dat ik had gefaald in mijn enige taak als student: slagen voor mijn examens.

Ik weet dat dat best dramatisch is, maar die post­examencijfercrisis bleek enorm nuttig. Later op de dag besefte ik dat het ‘studentzijn’ niet mijn absolute essentie is. Net zoals geen enkele van mijn andere taken mijn absolute essentie is. Ik ben geen vacuüm van ‘studentzijn’ of ‘dochterzijn’ of ‘vriendzijn’ of zelfs ‘hoofd­redacteurzijn’ of ‘schrijverzijn’. Dat is tweemaal goed nieuws. Ten eerste wil dat zeggen dat ik niet kan falen in mijn hele bestaan, maar slechts in componenten ervan. Ook dat is weer een dramatische verwoording, maar voor sommigen, zeker voor studenten, kan dat een troost zijn. Die fragmentatie van je zijn doet je hopelijk net zoals mij inzien dat geen enkele mislukking, van jou een mislukkeling maakt.

Ten tweede betekent het dat ik controle heb over mijn deelcomponenten. Dat maakt deze nieuwe nieuwe start anders dan de vorige pogingen. Ik heb zelfs een beleidsplan gemaakt voor de deelcomponenten van mijn zijn. Opnieuw, misschien een tikkeltje dramatisch, maar de gedachte dat ik in essentie een samenraapsel ben van deelcomponenten waar ik aan kan werken, is voor mij toch een troost. En daarbij, ik ben niet de enige die dit semester start met een gloednieuw beleidsplan. Ook Herwig Leirs en Koen Augustyns, de twee rectorkandidaten, kwamen al naar buiten met hun beleidsplan. Over hun visie en beleid kan je lezen van pagina 4 tot 16. Ik ben ervan overtuigd dat ik jullie met dit beleidseditoriaal perfect heb voorbereid. 

Emma Mertens, 

hoofdredacteur



rectorverkiezingen

25/02/2024
Koen Augustyns (© Laurens Verhaegen | dwars)
🖋: 

De huidige rector Herman Van Goethem zwaait aan het eind van het academiejaar af als rector van UAntwerpen. Wie zijn opvolger wordt, beslissen proffen, andere personeelsleden en studenten. Van 4 maart om 12.00 uur tot en met vrijdag 8 maart om 12.00 uur loopt de eerste stemronde van de rectorverkiezingen. Stemmen doe je op het Studentenportaal. Als geen enkele kandidaat een meerderheid van de stemmen haalt, volgt er een week later een tweede stemronde.

Koen Augustyns (°1965) is gewoon hoogleraar in het departement Farmaceutische Wetenschappen en is momenteel decaan van de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen. In zijn team zitten Tanja Mortelmans, Koen Vandenbempt en Karolien De Wael als kandidaat-vicerectoren. Spreken we hier met de toekomstige rector van onze universiteit?

Wat was het eerste moment dat u dacht: ik ben de rector die UAntwerpen zoekt en verdient?

“Toch al een tijd geleden. Mijn kandidatuur is getriggerd door het feit dat we met de andere decanen in het College van Decanen een goede verstandhouding hebben ontwikkeld, waardoor we de meerwaarde inzagen om faculteiten niet als concurrenten te beschouwen, maar onderling met elkaar in dialoog te gaan. Het idee rijpte zo om de spirit van samenwerking naar een hoger niveau te tillen.”

Welke drie karaktereigenschappen maken van u de geschikte rector? Voor welke valkuil moet u opletten?

“Ik ben iemand die graag samenwerkt met anderen. Als leider mensen bij elkaar brengen en samen tot een gemeenschappelijk doel komen, drijft me. Ik heb altijd erg graag gewerkt aan de universiteit. Dat klinkt triviaal, maar de drie kerntaken van een academicus (onderzoek, onderwijs, dienstverlening) heb ik altijd met veel passie gedaan. Ook meen ik redelijk authentiek te zijn. In mijn communicatie ga ik me niet anders voordoen dan ik ben. Een valkuil? Ik heb altijd hard en veel gewerkt en als rector zal het een uitdaging worden om een gezonde balans te vinden.”

Op welk vlak hebt u de universiteit positief zien evolueren in de tijd dat u er werkt?

“In de dertig jaar dat ik aan UAntwerpen werk, is ongetwijfeld de fusie in 2003 de belangrijkste gebeurtenis geweest. Daarna heb ik aan mijn eigen faculteit gezien hoe de verschillende departementen geleidelijk naar elkaar toe groeien. Er is meer interactie tussen hen qua studenten, onderwijs en onderzoek. Het is aangenaam om zien dat dit gebeurt, zonder te zeggen dat het niet nog beter kan. Ik heb aan KU Leuven gestudeerd en wat me aan UAntwerpen positief heeft verrast, is de benaderbaarheid van professoren. Dat is iets wat we moeten bewaren, want dat is niet overal zo.”

Naar welk aspect van de universiteit van dertig jaar geleden hebt u heimwee?

“Er was minder administratie en je genoot als academicus meer vertrouwen. Neem nu de vele commissies. Hiervan was er vroeger geen sprake, er lag meer nadruk op individuele interacties. Opgelet, dat soort van formele structuren zijn met de beste bedoelingen gecreëerd en zijn vaak goede evoluties, maar er is ook de neiging om er te ver in te gaan. Als rector wil ik de administratieve overlast sterk verminderen.” 

De toekomstige rector moet opboksen tegen de weinig rooskleurige financiële vooruitzichten. Besparingen dan maar?

“Momenteel denk ik niet dat er moet worden bespaard. Indien wel, zullen we hier omzichtig mee moeten omgaan. We komen nu met moeite rond voor onze kerntaken en hierop besparen is dus moeilijk.”

Vier gebouwen op campus Drie Eiken zullen worden vervangen door klimaatneutrale nieuwbouw. UAntwerpen heeft de ambitie om tegen 2050 fossielvrij te zijn. Daar staat volgens het klimaatactieplan een investering van 280 à 320 miljoen euro tegenover. Behoort klimaatbeleid voeren tot de kerntaken van een universiteit? 

“De verduurzaming van de gebouwen is broodnodig. Het gebouw waarin we zitten (het interview vindt plaats in gebouw CDE.S, n.v.d.r.), is vijftig jaar oud. Dat geeft uitdagingen qua onderzoeksmogelijkheden, maar ook qua duurzaamheid. Het is mijns inziens beter om een nieuw, kleiner, efficiënter en duurzamer gebouw neer te poten dan om te blijven renoveren. Ik denk ook dat we de ambitie moeten hebben om in 2050 fossielvrij te zijn als universiteit, maar we moeten ook realistisch blijven. De investeringen moeten dan gebeuren met geld dat er nu niet is. Daar zal een strategie voor moeten worden bedacht. Dat zal geen enkele rectorkandidaat een makkelijk vraagstuk vinden.”

Hoe staat u tegenover hogere inschrijvingsgelden?

“Ik zou die niet verhogen, omdat het democratische aspect van het onderwijs heel belangrijk is. In de eerste plaats voor de studenten, maar laten we niet vergeten dat we leven in een kennismaatschappij met een tekort aan hooggeschoolde arbeidskrachten. We hebben de opleiding van jonge mensen nodig als maatschappij en daar moeten we ook in investeren. Er zijn andere landen waar studenten moeten lenen om te studeren. Dat verdient geen navolging. Het democratiserend effect van het onderwijs behoort met gezondheidszorg tot de meest fundamentele taken waarvoor een samen­leving moet zorgen. Individuen alleen kunnen dat niet dragen.”

Gesteld: u bent rector en de Vlaamse regering vindt miraculeus eenmalig een potje met tien miljoen euro. U krijgt het geld op voorwaarde dat u het die dag nog besteedt aan één zaak. Waaraan besteedt u het?

“De grootste nood zit in de verduurzaming van gebouwen, alleen kom je met tien miljoen niet ver. Er is een manifest gebrek aan faciliteiten voor het studentenleven, op de buitencampussen, maar ook op de Stadscampus. Tien miljoen euro is op dat vlak misschien veel, maar op korte termijn is het wel iets waarin je dan stevig kan investeren.”

Zolang die mirakels niet gebeuren, blijft het zoeken naar financiering. De grootste stressbron uit een eerdere welzijnsenquête onder academici: het vinden van externe financiering. Zowel bij u als bij dhr. Leirs kwamen echo’s daarvan terug in de beleidsvisie. Hoe komt u tegemoet aan die zorg?

“In onze beleidsvisie vind ik dat veel concreter uitgewerkt. Een voorstel van ons is dat wij minder interne competitie willen door de invoering van basisfinanciering gericht op doctoraten. Via het BOF (Het Bijzonder Onderzoeksfonds is een potje geld dat UAntwerpen besteedt aan wetenschappelijk onderzoek, n.v.d.r.) worden elk jaar doctoraten gestart via een zinloze interne competitie. Aanvragers moeten veel tijd steken in het schrijven van hun aanvraag, waarna in de leescommissies door collega A moet gevit worden op collega B. De meeste, zo niet alle, projecten zijn goed, maar er kan maar een beperkt aantal goedgekeurd worden, wat natuurlijk leidt tot een hoop frustratie. Ook dat is een vorm van administratieve overlast die we willen oplossen. Hoe? We willen de bestaande pot geld gelijk verdelen. Volgens het huidige financieringssysteem kunnen we dan per tien jaar één doctoraat aan een prof toekennen. Maar dan wel zonder leescommissies, waardoor proffen de vrijgekomen tijd kunnen besteden aan hun onderzoek en onderwijs in plaats van aanvragen te schrijven of elkaar te beoordelen.”

“Iets anders wat we voorstellen is een grondige hervorming van de onderzoeksvisitatie (een soort van inspectie en evaluatie van de verschillende onderzoeksgroepen, n.v.d.r.). Er wordt nu veel werk gevraagd van de onderzoeksgroepen, zoals het aanleveren van cijfers waarna externe commissies die dan bekijken. Op zich is het goed dat er een externe blik is op hoe de zaken lopen, maar de commissie kijkt alleen naar onderzoek en niet naar onderwijs en dienstverlening. Ook moet het gebeuren op het niveau van de faculteit, zodat het belang van het individu in een groter plaatje wordt bekeken. Je kunt teamspelers hebben die bij zo’n onderzoeksvisitatie niet worden gewaardeerd. Voor ons is de teambeoordeling belangrijker dan de individuele beoordeling. Niet alleen bij de onderzoeksvisitatie, maar ook bij het bevorderings- of aanwervingsbeleid.”

Stelling: dat universiteiten afhankelijker worden van externe financiering door overheden en bedrijven is een risico voor de wetenschappelijke integriteit.

“Dan spreken we over de vierde geldstroom. Die is momenteel slechts vijf procent van de inkomsten van de universiteit. We mogen als universiteiten niet in een ivoren toren zitten. We staan in de maatschappij en bedrijven maken deel uit van die maatschappij. In dat opzicht vind ik het niet verkeerd dat er wordt samengewerkt met bedrijven, vooral ook omdat we de grote uitdagingen van deze tijd samen moeten oplossen. De universiteiten alleen gaan dat niet doen, de overheden alleen gaan dat niet doen, de bedrijven alleen gaan dat niet doen.”

Hoe kijkt u naar de volgende transparantiemechanismen? 1) Een openbaar register van alle lopende onderzoeken en samenwerkingen met externe financiers? 2) Openbare bekendmaking van de nevenfuncties van academici op hun profielpagina’s?

“De onderzoeksprojecten worden nu bijgehouden door de universiteit in een databank. Sommige samenwerkingen met bedrijven zijn confidentieel. Bedrijven kunnen commerciële belangen hebben waardoor ze liever niet hebben dat een onderzoek publiek wordt. We schrijven dat ook in onze visienota: als het gaat over transparantie en wetenschappelijke integriteit vind ik dat we als universiteit uit moeten gaan van het vertrouwen in onze mensen. Ik ben ervan overtuigd dat dat vertrouwen in 99% van de gevallen niet wordt beschaamd.”

“Dat openbaar register is een debat waard. Ik ben er relatief gerust in dat de manier waarop wij dat nu doen werkt. De nevenactiviteiten worden opgevraagd en door de faculteiten goedgekeurd of afgekeurd en gecontroleerd op potentiële belangenconflicten. Alleen zijn ze inderdaad niet voor iedereen raadpleegbaar. Bovendien moet je letten op de privacy. Mensen zijn mogelijk lid van het bestuur van een voetbalclub of hebben een mandaat in een andere privévereniging en willen dat niet in het publiek gooien. Ik denk daarom dat het niet zo’n gemakkelijke discussie is.”

Welke positie neemt u in inzake onderzoeken gefinancierd door de fossiele industrie?

“Dat hangt van de samenwerkingsovereenkomst af. Stel dat een bedrijf dat fossiele brandstoffen produceert wil inzetten op verduurzaming, maar zelf de technologie niet kan ontwikkelen en in bepaalde universiteiten een interessante partner ziet, dan denk ik dat het wel kan. Weliswaar op voorwaarde dat in de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgelegd dat het onderzoek zonder inmenging van het bedrijf gebeurt en dat de resultaten worden gepubliceerd.”

Onder academici heerst de zorg dat onderwijs het ondergeschoven kindje wordt door de focus op onderzoek. Een oplossing die naar voren wordt geschoven, zijn onderwijsprofessoren. Terzijde: als je proffen eens flink wilt horen bekvechten met elkaar, begin dan over onderwijsprofessoren.

“Onderzoek en onderwijs gaan altijd hand in hand. Dat is voor mij extreem belangrijk. Ik herinner me van mijn eigen studententijd dat je voelt of de persoon die voor je staat de materie echt beheerst door er dagelijks mee bezig te zijn of dat die louter een handboek gebruikt. Maar onderwijs is even belangrijk als onderzoek. Vandaar ons voorstel om bij de onderzoeksvisitatie niet alleen onderzoek te beoordelen, maar ook onderwijs.”

Meer of minder verengelsing?

“Wij pleiten voor twee à drie extra Engelstalige bachelors. Onze universiteit loopt wat betreft internationalisering achter op VUB en KU Leuven. Het is ons niet alleen te doen om het marktaandeel studenten dat daardoor daalt en de financiering die hiervan ten dele afhankelijk is, maar ook omdat een stad als Antwerpen een universiteit met een internationale uitstraling verdient. Die extra opleidingen in het Engels hebben als doel hoofdzakelijk internationale studenten aan te trekken die sowieso in het Engels les krijgen. Het kan geenszins de bedoeling zijn dat het Nederlands het slachtoffer wordt, zoals in Nederland wel het geval is.”

Uit beide beleidsvisies blijkt een bezorgdheid over het gedaalde marktaandeel studenten aan UAntwerpen. Tegelijk wordt er binnen en buiten de universiteit geklaagd over het aanvangsniveau van de studenten. Zijn er dan al niet genoeg studenten?

“Onze maatschappij heeft meer hogeropgeleiden nodig. Zeggen dat er minder mensen naar de universiteit moeten, is geen goede insteek. De uitdaging voor onze universiteit is om jongeren uit Antwerpen en de dichte omgeving van Antwerpen te blijven aantrekken en om extra jongeren aan te trekken uit de Kempen, regio Mechelen en het Waasland. Ons potentieel wordt daar nu niet ten volle benut.”

Zijn lesopnames een vloek of een zegen?

“Het is geen zwart-witverhaal. Ik ben voorstander omdat ik van de studenten heb geleerd dat ze die gebruiken tijdens het studeren. Tegelijkertijd vind ik het essentieel dat studenten werkelijk naar de campus komen. Dus in mij vind je geen voorstander van volledig online onderwijs. Studeren is meer dan kennisverwerving alleen. Het is ook een sociaal netwerk opbouwen, sociale vaardigheden trainen en het samen beleven van het studentenleven. Daarom dat we in onze faculteit lesopnames stimuleren, maar niet verplichten.”

Weet u wat u moet doen als een student op u afstapt en grensoverschrijdend gedrag meldt? Werkt het systeem?

“Jazeker, ik weet hoe het werkt. Als decaan heb ik met enkele casussen te maken gekregen. Door te praten met alle betrokken partijen, zowel slachtoffers als daders, kom je soms te weten dat iets al een hele tijd gaande is. Bij het slachtoffer merk je een zekere schroom om ermee naar buiten te komen. Zowel personen uit de directe omgeving als het slachtoffer zelf moeten nog meer het gevoel krijgen dat ze ergens terecht kunnen en dat met hun melding iets gaat gebeuren. De systemen zijn er en het is goed dat ze er zijn. Wat we moeten doen, is het bewaken van de laagdrempeligheid en een cultuur installeren die het evident maakt dat je als slachtoffer of omstaander aan de alarmbel trekt.”

Maatschappelijke problematieken sijpelen door in de universiteit die zichzelf als actief pluralistisch bestempelt. De oorlog in Gaza is er een spijtig voorbeeld van. Wat doet u als rector?

“Ik sta volledig achter de idee dat de universiteit geen politieke, laat staan een activistische speler is. Onze universiteit heeft net een mensenrechtentoets geïnstalleerd en ik denk dat dat een belangrijk instrument wordt. Ik denk ook dat het belangrijk is om niet te vervallen in algemeenheden. Het is niet omdat een politiek bewind in een bepaalde staat slecht is, dat noodzakelijkerwijs de studenten, onderzoekers en universiteiten in dat land de nadelen ervan moeten voelen.”

“Naast een vrijheid van meningsuiting die bijna absoluut is, heb je als academicus ook academische vrijheid. Als je een opiniestuk ondertekent met je naam en je titel, moet je dat doen vanuit je wetenschappelijke expertise zodat het publiek weet dat die persoon spreekt met kennis van zaken. Doe je dat buiten je wetenschappelijke expertise, moet je duidelijk maken dat je je niet beroept op je academische titel. Als rector is dat nog moeilijker omdat je rector bent van de hele universiteit. Je kunt niet zeggen: dit is mijn individuele mening zonder dat het afstraalt op de universiteit. De twee vallen niet los te trekken.”

In 2022 schorste de rector twee docenten na het uitlekken van filmpjes waarin ze beledigende uitspraken deden over studenten. Hoe had u als rector deze situatie aangepakt?

“Ik had niet zo snel gecommuniceerd en eerst gekeken naar wat daar juist aan de hand was. Ik heb de volledige opname bekeken en niet enkel het uitgelekte filmpje: de uitspraken zijn fout, maar er zijn nuances aan te brengen. Een intern gesprek met de betrokkenen en een gesprek tussen de studenten en de lesgevers had veel kunnen oplossen. Dan was de uitkomst mogelijk ook anders geweest.”

Rector zijn is niet alleen beleid voeren. Het is het gezicht zijn van de universiteit. Is dat iets waar u naar uitkijkt of tegenop kijkt?

“Ik heb daar nu geen gevoelens bij. Als decaan heb je ook externe visibiliteit en dat hoort erbij. Als rector zal dat nog meer zijn. Je gaat me niet op X zien opduiken. In zo’n korte tekst ga je nooit een boodschap genuanceerd kunnen brengen. Vooral LinkedIn, maar soms ook Instagram en Facebook, gebruik ik wel. Dat zijn goede kanalen om aan wetenschapscommunicatie te doen.”

Waarom moeten academici en studenten op u stemmen?

“Als het gaat over het bevorderen van de samenwerking, over internationalisering en over het reduceren van administratieve overlast en interne competitie, hebben we een heel ambitieus programma. In tegenstelling tot mijn tegenkandidaat kan ik nog twee termijnen doen. Gezien ons ambitieuze plan dat op de lange termijn is gericht, heb ik ook de ambitie om, als de universitaire gemeenschap dat wil, onze plannen in een tweede termijn verder te realiseren.”

“Ik zie dat het andere team een vicerector studentenzaken heeft. Dat verwondert mij wat, omdat ik vind dat de rector zelf het aanspreekpunt van de studenten moet zijn. Het is absoluut mijn ambitie dagelijks laagdrempelige contacten te hebben met de studenten en personeel. Verder hamer ik op het faciliteren van het studentenleven. Ik heb zelf een rijk studentenleven gehad en het is iets wat vanuit de maatschappij te makkelijk gepercipieerd wordt als een probleem, terwijl het juist een verrijking is.”

Op welke vlakken zijn u en uw tegenkandidaat het roerend eens en welke verschilpunten zijn er?

“Een aantal elementen wijzen in dezelfde richting, maar er zijn ook duidelijke verschilpunten. Tevens zijn wij veel concreter. Denk aan het systeem van het verminderen van interne competitie op basis van doctoraten. We presenteren ons ook echt als een team met ruime beleidservaring en met de juiste expertise in het domein waar we voor staan. En dan kom ik graag nog terug op de verstandhouding die tussen de decanen is gegroeid, dat is redelijk uitzonderlijk en voor de universiteit zeer belangrijk.”

Welke vraag wilt u aan uw tegenkandidaat stellen?

“Het is misschien een stoute vraag, maar Herwig is al zeven jaar voorzitter geweest van de Raad van Bestuur en heeft al kunnen wegen op het bestuur. Waarom ook nog eens vier jaar rector zijn?”



studentenleven

25/02/2024
Schaken in de les (© Lena Vercammen | dwars)
🖋: 
Auteur

Een nieuw semester, nieuwe vakken, nieuwe lessen én dus ook nieuwe schaakpartijen. Schaken tijdens de les, het is als uitgaan of roken: niet iedereen doet het, maar degenen die het doen hebben er duidelijk plezier van. De omstanders kunnen, buiten het af en toe ontvangen van vleugjes, enkel maar inbeelden hoe het is. Hoe kan je nu eigenlijk (goed) schaken tijdens de les? In dit artikel zal ik als zelfbenoemd schaken-tijdens-de-les-expert mijn geheimen prijsgeven. Hoewel ik niet graag geheimen deel en regelmatig de meest basale dingen als geheim bestempel, zal ik toch een poging wagen.

Beginnend bij mijn eerste geheim: schaken doe je met stukken op een bord. Het liefst speel je natuurlijk op een houten bord met stukken waar je mee kan gooien. Helaas raad ik dat tijdens de les af. Het is erg opvallend en als een stuk valt, vind je het moeilijk terug. Ik heb het voor journalistieke doeleinden één keer geprobeerd en wil iedereen die een pion vindt oproepen zich bij mij te melden. Begeef je daarom naar een gerenommeerde schaakwebsite en speel op je laptop. Elke laptop die het in zich heeft een powerpoint te openen kan een digitale blitzkrieg starten.

Nu je zelf ready to go bent, heb je enkel nog een tegenstander nodig. Gelukkig ben je vast niet de enige die het verhaal van de prof nu wel beu is. Maak oogcontact met medestudenten, zwaai wat gek of stuur een link in de groepschat van je jaar om een tegenstander te vinden. Het zou natuurlijk niet eerlijk zijn als je tegenstander zich niet in dezelfde benarde les bevindt. Mocht dit tevergeefs zijn, kan je altijd nog schaakpuzzels maken (elke dwarseditie heeft er twee), maar ook op schaakwebsites zijn er − onnodig veel − te vinden. Toegegeven, puzzels zijn minder leuk dan een gevecht met een echte tegenstander, maar ze zijn wel cruciaal om een betere (aula)schaker te worden.

Jij en je tegenstander zijn er klaar voor, het gevecht gaat nu echt beginnen. Zorg dat je centraal speelt. Probeer je pionnen in of toch vlak bij het midden van het bord te zetten en laat je andere stukken ze (mentaal) ondersteunen. Bedenk ook waar je jezelf het best kan zetten. Heb je een prof die veel rondloopt? Vermijd dan plekken aan de zijkant, zo wordt de pret niet bedorven door een rondwandelende laserpointerbezitter. Echte schakers denken vooruit!

Nu kom ik bij mijn laatste geheim. Schaak buiten de les. Het is misschien niet het eerste waar je aan dacht toen je de titel van dit artikel las, maar de beste schakers tijdens de les kunnen dat ook buiten de les goed. Oefen bijvoorbeeld thuis via internet. Wil je liever met werpbare stukken spelen? Sluit je dan aan bij hofleverancier van onze schaakpuzzels: studentenschaakclub De Rode Loper. Zó, nu weet je alle geheimen en kan je iedereen tijdens de les verslaan. Tenzij ze ook dit artikel gelezen hebben natuurlijk.



close-up

25/02/2024
Liesbeth List (© ANP KIPPA | dwars)
🖋: 

Alles komt en gaat, en komt daarna weer terug. Van de eighties tot de nillies, elk tijdperk heeft intussen wel zijn retour gemaakt. Welk tijdperk van mij mag terugkomen? – de jaren zestig! Die bedenking beviel me toen ik binnenwandelde bij platenzaak Wally’s Groove World in de Lange Nieuwstraat, niet ver van de Stadscampus. De plek transporteerde me helemaal terug in de tijd. Of misschien beleefde ik die trip door wat ik er kocht: platen van dé Nederlandse chansonnière uit de vorige eeuw, Liesbeth List.

List was een kind van de zee. Het was namelijk van over zee dat ze in 1942 vanuit Nederlands-Indië aankwam in Nederland. List kwam in Nederland wonen met haar vader en zijn vrouw. Haar moeder was tijdens de oorlog gestorven in Indië. Lists stiefmoeder overtuigde haar vader haar te laten adopteren door een vuurtorenwachter op het eiland Vlieland. Daar bracht ze de rest van haar jeugd door. De zee zou een terugkerend thema worden in haar leven, met nummers als De kinderen van de zee en Et la mèr, die haar liefde voor het zoute water bezingen.

Al vroeg droomde ze van een carrière als zangeres. Bij een tv-optreden werd zij opgemerkt door Ramses Shaffy, toen reeds een gekende zanger. Beide muzikanten waren vluchtelingen geadopteerd door een Nederlands gezin en ze hadden meteen een hechte band. De enige reden dat List en haar forever crush nooit een relatie hadden was – volgens List zelf – zijn geaardheid. Dat Shaffy homoseksueel was, was toen een publiek geheim. Hij nam haar op in Shaffy Chantant, zijn cabaretgezelschap, waarvan een van de meest markante nummers Shaffy cantate was. De liedtekst had naast “hahaha” en “hohoho” niet veel om het lijf, maar het is niet wat je zingt, het is hoe je het zingt – en goed zingen deden ze. Ramses en Liesbeth geven zich namelijk volledig over aan hun impulsen en verwijzen de traditionele zangregels naar de vuilbak. De vrijdenkerij uit de jaren zestig is zo door je luidspreker te horen.

Naast gehaha en gehoho met Ramses zong List ook in echte talen. Zo bekwaamde ze zich in het Nederlandse én het Franse chanson. In Liesbeth List zingt Jacques Brel uit 1969 brengt List hulde aan le plus grand van de Franstalige muziek. De grote Brusselaar wist het zangwerk te appreciëren en zakte in 1971 af met een helikopter om haar de gouden elpee te overhandigen. Na haar gouden sixties en seventies zou List meer de anonimiteit opzoeken, maar volledig vergeten werd zij nooit. De laatste decennia voor haar dood bracht ze terug nieuwe muziek uit, die telkens op belangstelling rekenen kon. Ze keerde hierin vaak terug naar haar jeugd, Indonesië en de zee, zoals in Een kind van overzee, waarin ze de trauma’s uit haar jeugd probeert te verwerken. Liesbeth List stierf in 2020 vredig in haar slaap. Haar as werd uitgestrooid bij Vlieland in de Waddenzee. 



poëzie

25/02/2024
Poëzie (© Margot Franckx | dwars)
🖋: 
Auteur

Tussen kiezen of verliezen

Steeds nemen of geven

Een weg naar waarheid, zoals werd

beschreven

Of juist de realisatie hoe tijd op je insnijdt

Bovenhemels benijdt

Een willekeurig lot voor ons geweven

Beginnend bij een ik

Door leven gedreven

Geboren in een vervreemdende blik

Eén zekerheid houdt stand

De warmte die ik voel in die tedere hand

Bid dat ik me er niet aan verbrand



rectorverkiezingen

25/02/2024
Herwig Leirs (© Emma Mertens | dwars)
🖋: 

Herwig Leirs (°1963) is gewoon hoogleraar in het departement Biologie en was zeven jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van UAntwerpen. In zijn team zitten Steven Van Passel, Nathalie Dens, Maarten Weyn en Chris Van Ginneken als kandidaat-vicerectoren. Spreken we hier met de toekomstige rector van onze universiteit?

Wat was het eerste moment dat u dacht: ik ben de rector die UAntwerpen zoekt en verdient?

“Ik ben decaan geweest van de faculteit Wetenschappen, voorzitter van de Raad van Bestuur en kwam als kandidaat-vicerector op bij de rectorverkiezingen in 2016 in de ploeg die het uiteindelijk niet haalde. Toen heb ik voor het eerst gedacht dat ik me een volgende keer misschien zelf kandidaat moet stellen. Anderhalf jaar geleden begon mijn kandidatuur concreet vorm te krijgen. Het komt op het juiste moment. Als decaan heb je niet het overzicht over de universiteit als geheel, dankzij mijn voorzitterschap van de Raad van Bestuur heb ik dat inmiddels wel. Mijn inlooptijd zal hierom zeer beperkt zijn. Het is waar dat ik maar één mandaat rector kan zijn (Leirs verwijst naar zijn leeftijd, n.v.d.r.). Dat lijkt me positief. Ik hoef niet na te denken over een eventuele herverkiezing. Bovendien heb ik me omringd met een jong team met nu al veel ervaring dat na mij perfect ons werk kan voortzetten.”

Welke drie karaktereigenschappen maken van u de geschikte rector? Voor welke valkuil moet u opletten?

“Ik denk dat ik heel open en gemakkelijk bereikbaar ben. Ik heb vaak een goed inzicht in dossiers en zie er verbindingen tussen. Ik denk ook dat ik erin slaag mensen samen te brengen en te overtuigen. Een valkuil is mogelijk dat ik te veel dingen tegelijkertijd zelf wil aanpakken.”

Op welk vlak hebt u de universiteit positief zien evolueren in de tijd dat u er werkt?

“Ten eerste is de organisatie veel professioneler geworden. De universiteit heeft ook een duidelijke algemene visie gekregen op wat zij wil. Waar ik wel een gevaar zie, is dat er veel meer gespecialiseerde afdelingen zijn die hun dingen zo goed mogelijk proberen te doen, maar dat er zo verkokering ontstaat. Dat is een problematiek die we met ons team expliciet willen aanpakken. We hebben de functies van vicerectoren uitgebreid. De zaken die we hebben toegevoegd zoals duurzaamheid en internationaal beleid zijn transversaal; die vallen niet in één hokje te stoppen. We willen dat er in alle geledingen van de universiteit een reflex komt voor die kwesties.”

Naar welk aspect van de universiteit van dertig jaar geleden hebt u heimwee?

“De hele grote vrijheid voor zowel studenten als professoren om van alles te proberen en van alles te doen. Dat heeft er ongetwijfeld toe geleid dat er soms dingen misliepen en geld niet goed werd gebruikt, maar het had ook zijn charmes. Er worden nu meer externe regels opgelegd en het is nu administratief allemaal beter geregeld, maar dat zorgt ook voor een grotere belasting. Die strakkere regulering is niet eigen aan de universiteit, dat is iets maatschappelijks. Kijk naar de feestlocaties. Dat was vroeger vrijheid, blijheid. Wij kregen een stukje van het Fort en een hangar en daarbovenop 20.000 Belgische frank en dan moesten we zelf een toog metsen en de inrichting doen. Was die locatie brandveilig en perfect hygiënisch? Vrij zeker van niet. Maar het was wel heel plezant en als studentengroep had je een basis waar je naartoe kon. Dat zorgde niet alleen voor eenheid tussen de studenten, het gaf ons de kans te leren onze verantwoordelijkheid te nemen. Nu ben je een gebruiker en onderga je de dingen. Dat is wel spijtig.”

De toekomstige rector moet opboksen tegen de weinig rooskleurige financiële vooruitzichten. Besparingen dan maar?

“Laat ons proberen die te vermijden. Het ziet er zeker niet rooskleurig uit. Hopelijk kunnen we zaken efficiënter organiseren door taken te herverdelen. Hoe en wat valt nu moeilijk te zeggen. Zoiets moeten we met de diensten zelf bespreken. We zetten natuurlijk ook in op meer inkomsten.”

Vier gebouwen op campus Drie Eiken zullen worden vervangen door klimaatneutrale nieuwbouw. UAntwerpen heeft de ambitie om tegen 2050 fossielvrij te zijn. Daar staat volgens het klimaatactieplan een investering van 280 à 320 miljoen euro tegenover. Behoort klimaatbeleid voeren tot de kerntaken van een universiteit?

“Als universiteit waar je continu bezig bent met wetenschap, kun je niet doen alsof duurzaamheid onbelangrijk is. Dat kun je niet maken. Het genoemde bedrag zal moeten worden uitgespreid over een langere periode. Er is nu een investeringsprogramma van veertig miljoen euro voor de komende tien jaar. Dat betekent inderdaad dat we nadien nog versneld moeten investeren. We gaan slim moeten nadenken over hoe dat doel te bereiken. Dan denk ik aan ons patrimonium efficiënter maken. Kijk naar mijn bureau. Er zijn kasten met literatuur, maar daar zijn harde schijven voor of bibliotheken. En mijn verzameling van muizen- en rattenvallen kan vast ook elders staan. Ik denk dat we globaal bekeken met veel minder ruimte toekomen dan vroeger, ook door de digitalisering. Dan heb ik het niet over de laboratoria. Die kunnen we wel efficiënter gebruiken door afspraken tussen groepen te maken. Door te besparen op ruimte, bespaar je op energie. Dat vraagt een andere mindset. Nu gebruiken we de ruimte omdat ze er is. We moeten ruimte gebruiken omdat we ze nodig hebben.”

Hoe staat u tegenover hogere inschrijvingsgelden?

“Ongelukkig. De lagere inschrijvingsgelden zijn juist een belangrijke sterkte van onze samenleving. De vraag is alleen wat we moeten doen wanneer we ons onderwijs niet meer kunnen organiseren en de overheden niets meer geven. Ofwel moeten we de kwaliteit van ons onderwijs afbouwen, ofwel moeten we zeggen dat het individu extra moet bijdragen omdat de samenleving het niet meer op een gemeenschappelijke manier wil organiseren. Dat zou heel erg zijn.”

Gesteld: u bent rector en de Vlaamse regering vindt miraculeus eenmalig een potje met tien miljoen euro. U krijgt het geld op voorwaarde dat u het die dag nog besteedt aan één zaak. Waaraan besteedt u het?

“Een duurzaamheidsproject. Als het een ‘wat groter’ bedrag is, zou ik graag een tram aanleggen tussen de stad en de buitencampussen. Transport en energie zijn de belangrijkste uitdagingen. Daar valt klimaatgewijs hét verschil te maken.”

Zolang die mirakels niet gebeuren, blijft het zoeken naar financiering. De grootste stressbron uit een eerdere welzijnsenquête onder academici: het vinden van externe financiering. Zowel bij u als bij dhr. Augustyns kwamen echo’s daarvan terug in de beleidsvisie. Hoe komt u tegemoet aan die zorg?

“Om interne competitie tegen te gaan, wil ons team een deel van het geld van het BOF (Het Bijzonder Onderzoeksfonds is een potje geld dat UAntwerpen besteedt aan wetenschappelijk onderzoek, n.v.d.r.) niet langer competitief verdelen. Heel veel goede aanvragen halen het niet en dat zorgt voor veel frustratie. Als je aanvraag door het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek n.v.d.r.) wordt afgeschoten, kun je nog even bij je buur je ergernis ventileren. Bij het BOF is je buur misschien diegene die in de leescommissie je aanvraag minder gunstig dan een andere aanvraag beoordeelde en wellicht zit die daar ook nog eens heel verveeld mee. Het afschaffen van interne competitie kan niet van de ene dag op de andere. De interne competitie zal langzamerhand uitdoven omdat er nog veel geld in lopende projecten zit. Het vrijgekomen geld willen we in de eerste jaren gebruiken om net gemiste externe projecten een tweede kans te geven, een soort opvangsysteem dus. Na enkele jaren is er meer vrij geld beschikbaar en dat kan dan ingezet worden als een vorm van basisfinanciering. Dat zijn niet de grote vetpotten, maar het is wel genoeg om bijvoorbeeld als korte opvang te dienen, pilootstudies uit te voeren, of samen met collega’s een doctoraatsstudent in gang te zetten of een middenkader te organiseren. Zo stimuleren we ook de interne samenwerking.”

Stelling: dat universiteiten afhankelijker worden van externe financiering door overheden en bedrijven is een risico voor de wetenschappelijke integriteit.

“Ik denk dat dat correct is, maar tegelijkertijd heeft de universiteit de middelen om te mitigeren. In mijn eigen werkveld is er een tijd geweest dat de EU veel interesse had in projecten over de knaagdierproblematiek in de landbouw, nu is dat verschoven naar de impact van infecties in het wild op onze gezondheid. Externe financiers bepalen zo mee de scope van ons onderzoek. We hangen af van externe middelen, voor het vrije onderzoek zou het beter zijn dat alle middelen van alle overheden in een grote pot zitten en verdeeld worden via het FWO. Anderzijds is het zeker ook goed dat wij als wetenschappers een antwoord bieden op vragen uit de samenleving. Het is hoe dan ook van het allergrootste belang dat wetenschappers vrij onderzoek kunnen voeren. Het kan niet zijn dat wanneer de resultaten een financierend bedrijf niet bevallen, dat er wordt gedraald met de publicatie. Medewerkers moeten goed beschermd worden tegen eventuele druk. Ook al komt publicatieverbod niet veel voor, het kan niet aan een universiteit.”

Hoe kijkt u naar de volgende transparantiemechanismen? 1) Een openbaar register van alle lopende onderzoeken en samen­­­werk­­in­gen met externe financiers? 2) Openbare bekendmaking van de nevenfuncties van academici op hun profielpagina’s?

“Op zich heb ik met beide zaken geen probleem. Al wil ik bij het eerste het voorbehoud maken voor sommige onderzoeken die lopend zijn. Soms zijn die confidentieel om te vermijden dat bedrijven van elkaar te weten komen waarmee ze bezig zijn. Intern moet het wel geweten zijn en nadien moet er een publicatie volgen. Dat nevenfuncties openbaar zijn, vind ik normaal en relevant om te weten. Ik ben ook voorzitter van de Raad van Bestuur van de Zoo. Als een journalist me belt over dierentuinen, dan is dat het eerste wat ik zeg. Dan kan men oordelen of het nog opportuun is mij aan het woord te laten. Ik zie geen reden om als academicus nevenfuncties niet publiek te vermelden.”

Welke positie neemt u in inzake onderzoeken gefinancierd door de fossiele industrie?

“Ik vind niet dat we onderzoek gefinancierd door de fossiele industrie sowieso moeten verbieden. Een onderzoek naar hoe we meer schaliegas uit de grond kunnen halen, heeft geen plaats aan de universiteit. Als Shell een aantal verontreinigde gronden proper wil maken met behulp van ons onderzoek, dan vind ik dat wel verantwoord. Het is voor mij altijd een ethische afweging waarbij alle factoren moeten worden bekeken, bijvoorbeeld wat de kans is dat je eigenlijk wordt gebruikt voor greenwashing.”

Onder academici heerst de zorg dat onderwijs het ondergeschoven kindje wordt door de focus op onderzoek. Een oplossing die naar voren wordt geschoven, zijn onderwijsprofessoren. Terzijde: als je proffen eens flink wilt horen bekvechten met elkaar, begin dan over onderwijsprofessoren.

“Het is net begeesterend voor studenten les te krijgen van iemand die bezig is met onderzoek, zelfs in het eerste jaar. Al denk ik dat er meer variatie mogelijk is dan er nu is. Van professoren wordt gemiddeld verwacht dat ze 40% met onderzoek bezig zijn, 40% met onderwijs en 20% met dienstverlening. Het kan perfect dat een professor op een bepaald moment in zijn carrière 80% met onderzoek of onderwijs bezig is, maar een professor kan niet uitsluitend met één aspect bezig zijn.”

Meer of minder verengelsing?

“Ik denk dat we vooral meer masteropleidingen nodig hebben in het Engels, naast een paar goed gekozen Engelstalige bachelors. De primaire bedoeling moet zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Niet iedereen kan in het buitenland studeren. Studenten die in Antwerpen blijven, krijgen door de internationalisering de kans om een globaal perspectief te ontwikkelen. Je moet er bovenal voor zorgen dat de programma’s internationaal aantrekkelijk zijn. Je kunt wel lessen in het Engels doceren, maar dat maakt ze nog niet aantrekkelijk. Er moet een extra meerwaarde aan vasthangen. Buitenlandse studenten komen niet als onze opleidingen en de hele omkadering niet op punt staan.”

Uit beide beleidsvisies blijkt een bezorgdheid over het gedaalde marktaandeel studenten aan UAntwerpen. Tegelijk wordt er binnen en buiten de universiteit geklaagd over het aanvangsniveau van de studenten. Zijn er dan al niet genoeg studenten?

“We zijn een beetje van ons marktaandeel aan het verliezen en dat baart me zorgen. Antwerpen en omgeving heeft een groot potentieel aan pioniersstudenten. Dat zijn jongeren die in hun dichte omgeving niemand hebben die al aan de universiteit heeft gestudeerd, wat wil zeggen dat voor hen de stap veel groter is. Als ze naar een universiteit gaan, hebben ze niet onmiddellijk iemand om op terug te vallen voor raad of bijstand. Dat betekent dat we sterk moeten inzetten op het opvolgen van die studenten, zonder evenwel de lat te laten zakken. We zien ook dat studenten uit het Antwerpse naar andere universiteiten gaan. Waarom zijn we wat minder aantrekkelijk geworden? Onze universiteit moet nog meer als evidente keuze worden beschouwd. Ook financieel is dat geen detail. Vijftig of zestig studenten per lokaal maakt geen verschil in de kosten, maar wel in de financiering.”

Zijn lesopnames een vloek of een zegen?

“Lesopnames zijn positief, al denk ik dat je beter naar de les komt. Studenten kunnen nog eens zaken herbekijken die ze niet snappen en professoren kunnen verwijzen naar een opname als ze een keertje ziek zijn. Het gevaar dat proffen daardoor minder durven zeggen, wil ik relativeren. Als je iets niet op video wilt zeggen, is het wellicht beter om het helemaal niet te zeggen.”

Weet u wat u moet doen als een student op u afstapt en grensoverschrijdend gedrag meldt? Werkt het systeem?

“De student begeleiden naar een van de centrale vertrouwenspersonen. Als een student naar mij komt, zou dat betekenen dat die student het een lagere drempel vindt bij mij te melden dan bij een vertrouwenspersoon. Het verlagen van drempels is een algemeen aandachtspunt. Voor mensen met een diverse achtergrond is de drempel vaak nog hoger: ‘Kan ik mij met die persoon identificeren? Zal de persoon bij wie ik mijn verhaal doe mij snappen?’ Ook moeten de vertrouwenspersonen beter ondersteund worden. Ze hebben een basisopleiding, maar getoetst aan de praktijk is dat niet altijd voldoende.”

Maatschappelijke problematieken sijpelen door in de universiteit die zichzelf als actief pluralistisch bestempelt. De oorlog in Gaza is er een spijtig voorbeeld van. Wat doet u als rector?

“Ik vind het de taak van een rector alle mogelijke discussies toe te laten en te faciliteren. Dus op dat vlak, ik verwijs naar de protestactie in de Agora op de Stadscampus, zou ik er anders mee zijn omgegaan. Meningen mogen schuren, je kunt discussiëren en je moet ook niet altijd streven naar een compromis. Ik ben wel heel terughoudend om de universiteit zelf standpunten te laten innemen over zaken die niet onmiddellijk gaan over de universiteit zelf. Niet alle mensen binnen de universiteit hebben dezelfde opvattingen. Opnieuw: het is de taak van de universiteit het debat te stimuleren.”

In 2022 schorste de rector twee docenten na het uitlekken van filmpjes waarin ze beledigende uitspraken deden over studenten. Hoe had u als rector deze situatie aangepakt?

“Ik zou voorzichtiger zijn in mijn eerste reacties en uitvoerig naar de context kijken. Ik wil weten hoe het komt dat de uitspraken zijn gebeurd. Hoe komt het dat een onderwijsassistent die bekend staat om op een heel inclusieve manier om te gaan met studenten zulke dingen zegt? Mocht dat iemand zijn die altijd zo praat, moet daar hard tegen opgetreden worden, maar er ging ook het een en ander aan vooraf. Door de situatie beter te contextualiseren, denk ik dat er een zeker begrip zou ontstaan.”

Rector zijn is niet alleen beleid voeren. Het is het gezicht zijn van de universiteit. Is dat iets waar u naar uitkijkt of tegenop kijkt?

“Ik zie dat als een deel van de job. Ik zou minder snel een standpunt poneren dan de huidige rector en wat meer genuanceerd zijn in mijn uitspraken. Ik ga wel niet ineens hevig sociale media gebruiken, dat zou weinig authentiek zijn.”

Waarom moeten academici en studenten op u stemmen?

“Academici omdat ik ervaring heb en een goede academische achtergrond. Omdat ik iemand ben die heel veel begrip heeft voor de situaties waarin mensen werken en me goed kan inleven in de argumenten van anderen. Omdat ik mensen kan verbinden. Ook heb ik een brede interesse in alles wat er op de universiteit gebeurt. Studenten  moeten op me stemmen omdat ik heel benaderbaar ben. Bovendien ben ik zelf actief geweest als praeses en stuver, weliswaar veertig jaar geleden. Daardoor kan ik me ook goed in hen inleven.”

Op welke vlakken zijn u en uw tegenkandidaat het roerend eens en welke verschilpunten zijn er?

“Er zijn inhoudelijk veel gelijkenissen. We vinden de interne competitie allebei een groot probleem en maken ons sterk voor een goede financiële toestand van de universiteit. Onze persoonlijke stijl is anders en inhoudelijk wil ik nog aanstippen dat wij een sterkere focus op duurzaamheid en een bredere visie op internationalisering hebben. Dat laatste is niet louter een middel om studenten naar hier te trekken, maar we zien dat als een kans om de kwaliteit van ons onderwijs te verhogen.”

Welke vraag wilt u aan uw tegenkandidaat stellen?

“Ik zou willen weten hoe hij denkt over duurzaamheid en wat de belangrijkste reden is voor zijn kandidatuur.”



close-up

25/02/2024
De Brassers (© Marquis(pi)X | dwars)
🖋: 

In januari namen De Brassers afscheid van het publiek in de AB. Een kleine dwarsdelegatie zakte af naar de muziektempel in de hoofdstad voor een avond vol Limburgse punk. Een verslag.

Voor aanvang van het tweede voorprogramma hebben schrijfbroeder Casper en ik postgevat op het eerste balkon om de concertgangers gade te slaan. De menigte bestaat vooral uit nestors wiens wilde jaren reeds tot het verleden behoren. Diegenen die na de kantooruren nog langs thuis passeerden, hebben voor de gelegenheid hun leren jas en soldatenkistjes van zolder gehaald. Enkele hippe jongelingen met stijlvolle nektapijten en dito pornosnorren troepen ondertussen samen vlak voor het podium. Door de menigte marcheert een overjaarse punker die – in tegenstelling tot zijn generatiegenoten – de idealen van zijn jeugdjaren nog niet verloochend heeft. Een type dat in zijn vrije tijd fascisten in elkaar timmert en veiligheidsspelden door zijn wangen ramt. Dit bond allegaartje staat als één man achter de stijlvolste der herrieschoppers: De Brassers.

Wie De Brassers zegt, zegt Hamont-Achel, het Limburgse grensdorp waar ze in de jaren 1970 besloten om in de voetsporen te treden van punkgrootheden zoals The Damned en The Clash. Gebrek aan ervaring compenseerden de Hamontenaren met tonnen furiositeit. In het tijdsbestek had een mens ook voldoende om zich druk over te maken: een hardvochtige Britse regering, een republikeinse randdebiel met presidentiële ambities en een bloedige tweestrijd tussen kernmogendheden. Al een geluk dat de tijden veranderd zijn.

De Brassers maakten furore als Engels- en Nederlandstalige punkband, schopten keet in ondergrondse kelders van Amsterdam tot Berlijn en bouwden Hamont om tot een punkbastion. De goegemeente keek met argusogen toe hoe het eens zo vredige dorp uitgroeide tot het Sodom van de Oude Kempen. Ondanks hun lak aan conventies en commerce overstegen De Brassers de undergroundscene. Zo haalde culthit En toen was er niets meer vorige maand nog een verdienstelijke dertiende plaats in de Belpop 100 van Radio 1.

Toen De Brassers hun afscheid aankondigden – bassist Marc Haesendonckx heeft MS waardoor optreden steeds moeilijker wordt – ging dit niet onopgemerkt voorbij. Er volgde een reeks interviews waarbij de titels steeds een flauwe woordspeling met En toen was er niets meer bevatten. In een reportage voor de regionale zender TV Limburg staren de bandleden enigszins beduusd naar de camera terwijl er in de achtergrond een veranda te zien is. Met alle respect voor de liefhebbers van het overdekte buitenleven, maar niks rockt minder dan een glazen aanbouw. Zijn de stijlvolsten der herrieschoppers over hun hoogtepunt heen?

Schijn bedriegt, zet De Brassers op een podium en ze geven vuurwerk, zeker wanneer het optreden het einde van hun loopbaan inluidt. Frontman Marc Poukens verkent alle hoeken van de AB en schreeuwt behendig de longen uit zijn lijf, Marc Haesendonckx heerst gezeten op een barkruk over de vier bassnaren en gitarist Willy Dirkx lijkt een hemelgezant die de punkboodschap komt verkondingen. Het optreden is nog maar net begonnen of de eerste gast verschijnt al op de bühne in de gedaante van Sietse Willems. De frontman van Meltheads blies met radiohit Naïef de Nederlandstalige punk nieuw leven in. Poukens en Willems zingen broederlijk de coldwaveversie van het nummer. De Limburgers mogen op beide oren slapen: de eigentaalse punk is nog lang niet dood.

Na de passage van hun generatiegenoot gaan alle remmen los bij de aanwezige jongelingen. De al wat oudere boekhoudertypes houden zich eerder afzijdig en aanschouwen stoïcijns de geprojecteerde foto’s uit de beginjaren van de band. Ondertussen werken De Brassers in schoonheid toe naar hun andere culthit Kontrole. Wanneer de arctische synthintro door de AB waait, stormt de onvermijdelijke Stijn Meuris het podium op. Meuris, die in de middelbare school les kreeg van bassist Haesendonckx, is een fan van het eerste uur. Toen De Brassers in 1980 de finale van Humo’s Rock Rally haalden, ging hij samen met zijn klasgenoten naar de AB om zijn docent aan te moedigen. Meuris was zo onder de indruk van het optreden dat hij zijn eigen band Gruppenbild oprichtte, de voorganger van Noordkaap. Hoewel Meuris met zijn Satelliet Suzy zelf naar het hoogste firmament van de belpop steeg, bleef hij trouw aan zijn mentor. Nu hij zijn favoriete nummer Kontrole live mag brengen op het afscheidsconcert van zijn jeugdhelden, trekt hij het laken naar zich toe. Egocentrische heiligschennis? Welnee, zie het als de ultieme hommage. Net als de bandleden kijk ik goedkeurend toe hoe volksmenner Stijn de zaal in lichterlaaie zet en de gereserveerde ouderlingen overstag laat gaan. Wanneer Meuris zijn arm over de schouder van Haesendonckx legt, moeten zelfs de doorgewinterde punkers een traantje wegpinken. Zo eert men zijn leermeesters.

Wanneer De Brassers publiekslieveling En toen was er niets meer inzetten, scandeert de zaal de postapocalyptische tekst woord voor woord mee. Het nummer vloeit over in het hitsige Eruit. “Ik voel me kut fucking slecht”, schreeuwt Poukens met een kamerbrede glimlach. Ik vergeef hem deze tekstuele onoprechtheid: het is De Brassers gegund om met volle teugen van hun laatste optreden te genieten. Na een overtuigd applaus volgt een toegift met ATV-cover Nasty Little Lonely. Daarna verstillen de drammerige bassen, weerklinkt het slotapplaus en valt het doek. Een variatie op het refrein van En toen was er niets meer dringt zich op. De Brassers hebben gezegevierd én opgehouden te bestaan. En zo trap ik alsnog in de val van de foute woordspelingen. Dat komt ervan als je een nummer over eindigheid uitbrengt.



rectorverkiezingen

25/02/2024
Dilemma's Rectorverkiezingen (© Thomas De Jongh | dwars)
🖋: 

De spelregels in de snelledilemmaronde zijn eenvoudig. Maak zo snel mogelijk een keuze en indien gewenst kun je nadien je keuze verder motiveren. Veel succes aan beide kandidaat-rectoren!

   Koen Augustyns  Herwig Leirs
 Avondje Netflix of avondje met een goed boek?  Avond met een goed boek  Avond met een goed boek
 Meer aandacht voor taal of wiskunde in het middelbaar?  Wiskunde  Taal
 Antwerp of Beerschot?  Antwerp  Over wat hebben we het?
 Breuk of continuïteit?  Continuïteit  Continuïteit
 Dag dames en heren of dag beste mensen?  Dag beste mensen  Dag beste mensen
 UGent of KU Leuven?  KU Leuven  Geen keuze
 In Humo staan of Humo lezen?  In Humo staan  In Humo staan
 Verplichte toelatingsexamens of niet?  Niet  Niet
 Onderzoek of onderwijs?  Onderzoek  Onderzoek
 Drie Eiken of Middelheim?  Drie Eiken  Drie Eiken

 

Motivaties

- Augustyns twijfelde lang bij de tweede vraag, maar motiveert als volgt: bij wiskunde leer je op een wijze abstract te redeneren die nuttig is in alle takken van de wetenschap. Ook in taal.

- Leirs kiest ondanks zijn biologieachtergrond voor taal. Hij zegt een grotere taalarmoede te ervaren dan wiskundearmoede bij binnenkomende studenten. Hij beseft dat wiskundigen het hier oneens mee zullen zijn, maar de teksten van studenten die hij soms te lezen krijgt, geven hier toch de doorslag.

- Leirs ziet wel heil in verplichte proeven, ook in verplichte remediëring. Een harde ja of nee gekoppeld aan deze testen vindt hij geen goed idee, omdat het Vlaamse middelbaar onderwijs te divers is en je zo te veel kwaliteit verliest.

- Augustyns heeft hetzelfde idee hier als Leirs en verwijst naar de eigen faculteit. Bij Farmaceutische Wetenschappen is er een verplichte ijkingstoets voor startende studenten. Wie niet slaagt, moet een remediëringstraject volgen en kan op begeleiding van het monitoraat rekenen. Dat heeft tot dusver niet tot dalende inschrijvingscijfers geleid.

- Augustyns kiest bij de negende vraag voor onderzoek, omdat het eigene aan de universiteit de nexus is tussen onderwijs en onderzoek. Die link met onderzoek heb je in andere onderwijssettingen namelijk niet.

- Ook Leirs kiest voor onderzoek, omdat onderzoek de basis is waarop ons onderwijs gebaseerd moet zijn. Zonder onderzoek is de universiteit geen universiteit meer.



25/02/2024
Het Laatste Woord (© Amber Peeters | dwars)
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie ruimen we het breinpuin.

Terwijl ik dit schrijf, verschijnt er een melding op mijn scherm: papa evenaarde zijn persoonlijk record op de marathon van Barcelona. Ik denk meteen terug aan zesjarige ik op de dansschool, toen de hele familie nog de hoop koesterde dat ik sportieve genen geërfd zou hebben. Danspasjes? Vraag me er niet naar. Op welke muziek we dansten? Goede vraag. Wat wel op mijn netvlies gebrand staat, is het roze glittertruitje van een meisje dat enkele huizen van de dansschool woonde, op nummer 294. Twijfel er maar niet aan dat – hoewel ik haar niet meer zag nadat mijn gebrek aan sportgenen aan het licht kwam – ik haar naam ook nog ken, al zal ik die om privacyredenen niet noemen.

Breinpuin dus, triviale informatie die volstrekt nutteloos is, maar je toch je hele leven onthoudt. Op 7 juni 2023 – de dag na mijn eerste examen – luisterde ik met een bakje aardbeien naar een aflevering van Nieuwe feiten op Radio 1, waarin presentator Lieven Vandenhaute samen met schrijver Rick de Leeuw en Van Dale-hoofdredacteur Ruud Hendrickx op zoek gaat naar een ontbreekwoord, een woord dat in onze taal helaas nog niet bestaat. Dit keer ging het trio dus op zoek naar een woord voor die hardnekkige, maar nutteloze informatie. En ja hoor, ook van deze aflevering kwam ik niet zonder breinpuin af. Quatschkennis, delete-me-nietjes, groteteeninformatie, futiligentie, mindvuilnis en kleefweetjes, ik kan de alternatieve suggesties nog zo opnoemen. Vooral die laatste was een kanshebber, maar uiteindelijk oordeelde Hendrickx dat breinpuin het meest zou blijven kleven.

En of het bleef kleven. Aan het eind van 2023 ging Radio 1 op zoek naar hét ontbreekwoord van het jaar. Dat deden ze met enkele ambassadeurs, onder wie Saskia De Coster, die breinpuin aanprees als haar favoriet. Nadat meer dan 4000 mensen stemden, eindigde mijn favoriete puin op de derde plaats. De winnaar herinner ik me niet, zo gaat dat met breinpuin.

Ping. Een video van de Ramblas. Ik durf het bijna niet toegeven, maar hoewel ik enkele jaren na mijn geflopte danscarrière zelf in Barcelona vertoefde, komt de straat me volkomen onbekend voor. Ik kan je nochtans met zekerheid vertellen dat ik Sjakie en de grote glazen lift uitlas op het vliegtuig. Zo kan ik je nog wel wat vertellen over citytrips. In Istanbul ontgrendelde ik de boot in het toen razend populaire Hay Day, need I say more? Het is toch iets moois, dat breinpuin.