opinie

21/03/2018
🖋: 
Auteur extern

Giel Abrahams


Op de universiteit leren we kritisch kijken naar dingen waar we blind voor zijn geworden. Zo zag ik afgelopen weekend ook het licht. Vlaamse vrouwen van boven de 50 hebben bijna allemaal kort haar.

Ik zat bij mijn grootmoeder voor het zondagavonddiner, zoals een goede Vlaamse kleinzoon dat doet. Ik keek om me heen en een besef overspoelde me. Geen enkele van mijn tantes heeft haar dat langer is dan 5 centimeter; mijn moeder ook niet. Onmiddellijk begon er een video in mijn hoofd te spelen, met daarin elke “oudere” vrouw die ik ken. Zij hebben (op een paar uitzonderingen na) ook allemaal kort haar. Ben ik op een ongeschreven Vlaamse regel gestoten?

Regels over het haar van vrouwen bestaan namelijk overal. In veel sociale groepen mogen vrouwen hun haar niet tonen, om niet te sensueel over te komen.  Daarnaast worden jongere vrouwen die hun lange haren afknippen al snel bestempeld als lesbiennes, of als minder vrouwelijk.

Time schrijft dat in de Romeinse en Griekse oudheid vrouwen traditioneel al lang haar hadden en mannen kort. Zo schrijft de apostel Paulus al in zijn brief naar de Corinthiërs dat een man met lang haar zich zou moeten schamen. De idee dat vrouwen lang haar moeten hebben en mannen kort bestaat dus al enige tijd. Maar waarom knippen ouderen vrouwen het dan kort?

Volgens The Guardian gaat deze keuze terug naar de middeleeuwen: lang haar werd toen vooral gedragen door oude vrijsters, en courtisanes. Anderen zeggen dan weer dat lang haar gelijkstaat aan frivoliteit, en kort aan serieuze zaken. De keuze is dan aan de oudere vrouw: wil je gezien worden als een frivool persoon, of word je liever serieus genomen? Je haar kort knippen is dan geen zaak meer van esthetiek, maar een keuze die gemaakt wordt door de dominante ideologie in een samenleving.

Als samenleving zien wij dus vrouwen die er vrouwelijk (als dat al bestaat) uitzien met hun lange lokken, als frivool. Kort gehaarde vrouwen kunnen we echter makkelijker serieus nemen. Is dit een van de symptomen van een samenleving die een afkeer heeft van het vrouwelijke? Ik denk alvast van wel.



poëzie

19/03/2018
🖋: 
Auteur

 

Grijze gedachtevleugels vliegen zo razend vlug voorbij

Te snel wil ik ze grijpen als mist voor het niets

En maar denken, draaien, woelen

Dromend grijze gedachtevleugels laten vliegen

Te hoog vliegend, te snel vallend

De grond tegemoet razen

 

Een zacht gefluister, een lief gezang

Grijze gedachtevleugels leiden me af

Ik wil ze grijpen, steeds te snel

Vliegen ze te hoog, vallen ze te snel

Denken, draaien, dromen

Woelend in mijn gedachtegang

 

Ik wil ze grijpen, steeds te snel

Verdronken in de wolken van voordien

Vlieg ik met ze mee

Iets te hoog, veel te snel

En maar denken, draaien, woelen

Dromend de eindeloosheid tegemoet



tien jaar Calamartes: een tussenstand

18/03/2018
🖋: 

"Calamartes, dat is eigenlijk een grote octopus. Het hoofd is de spiegeltent en de tentakels verbinden de verschillende kunstvormen en brengen tegelijk ook student, kind, stad en buurt samen", legt oud-Unifac'er Mathias Mallentjer, oprichter van het festival, uit op de sluitreceptie van de tiende editie van het cultuurfeest. Om de tiende editie van Calamartes te vieren, wilde Mathias het samen met Unifac eens over een andere boeg gooien. Er werd een zogenoemd Innovation Lab georganiseerd om sterktes en zwaktes te identificeren en een nieuw concept uit te denken. Maar is dat tijdens deze tiende jubileumeditie ook effectief gelukt?

“Na al die input die erin kruipt van onze kant, maar ook vanuit medewerkers van de stad en de universiteit, hopen ook wij uiteraard ook op meer output”, verzucht Ignace, een van de eindverantwoordelijken van het festival. “Het is voor studenten nog altijd niet duidelijk genoeg dat die Spiegeltent op het Hof van Liere staat.”

En dat is jammer. Calamartes is ontstaan uit een mooi idee. Waarom clubs met beperkte middelen aan hun lot overlaten om grote evenementen te organiseren? Waarom een Comedy Night in een kleine aula laten doorgaan, waar men spots maakt door gekleurd papier op een overhead-projector te leggen, als de overkoepelende studentenvereniging een platform kan bieden? Een spiegeltent met podium, spots en geluidsinstallatie om de zotste cultuurevenementen uit te werken. Dat was de oorspronkelijke bedoeling.

Maar de studentenclubs lijken Calamartes eerder als verplichting dan als opportuniteit te interpreteren. Als de opkomst laag ligt, daalt ook het engagement. Er komt toch niemand, dus waarom zou je dan een indrukwekkend idee uitwerken? 

 

vaste waarden

Ondanks alle oproepen tot vernieuwing houdt Calamartes nog steeds heel sterk vast aan zijn vaste waarden. "De TD Pensionné, dat is elk jaar een groot succes. De ogen van die senioren zien stralen is prachtig. Maar dat doen we ook al tien jaar", merkt ook oprichter Mathias op.

De TD PensionnĂ© noemt Ignace echter de grootste sterkhouder van het festival. “Aan dat concept wordt niet geraakt, omdat het de pionier is van de activiteiten die we met de buurt doen.” Bij die vaste waarden horen ook de Comedy Night en Abundantly Jazz. “Dat zijn conceptueel goed uitgewerkte activiteiten en die moeten we behouden en ondersteunen”, verdedigt Ignace.

Toch kenden die laatste niet meer het succes van de voorbije jaren. Moet het concept en de programmatie toch niet eens herbekeken worden? “Misschien moeten we verenigingen meer ondersteunen in hun traject tot concretisering”, geeft Ignace toe. Dat er jaarlijks nieuwe relaties zijn met telkens andere verantwoordelijken binnen clubs, is een bijkomende moeilijkheid. “Die overdracht kan beter.”

 

Na al die input die erin kruipt van onze kant, maar ook vanuit medewerkers van de stad en de universiteit, hopen ook wij uiteraard ook op meer output.

– Ignace Vercauteren

 

Dat verklaart nog niet volledig waarom de opkomst van studenten mager blijft. Hoe kan het warme onthaal richting de Spiegeltent verhoogd worden? “We spelen met het idee om in aula’s speeches te gaan geven, om ook studenten die niet verbonden zijn aan een club bij het festival te betrekken.” Communicatie blijft dus een pijnpunt. En hoewel het idee kennelijk al langer speelt om de student actief aan te spreken, is dat dit jaar – op de Calakrant na – niet volledig in de praktijk omgezet. Ook over de Facebook-promotiestrategie met banners waarin het logo van de club in de drukte van de vaste opmaak verdwijnt, moet nog verder worden nagedacht.

 

achter gesloten deuren

Hoewel het werk van de talloze vrijwilligers even hoog blijft, blijft de opkomst voor te veel activiteiten te laag, al had bijvoorbeeld het vlaggenzwaaien – een volledig nieuwe activiteit – wĂ©l heel veel succes. “De waarde van een evenement zit niet alleen in het aantal bezoekers”, werpt Ignace tegen. “We willen niet de grootste zijn, de tent hoeft niet altijd stampvol te zitten, maar er moeten kwaliteitsvolle evenementen zijn.”  Dat is een goed argument voor een beeldhouwworkshop voor 15 man, maar op de avondactiviteiten wordt wel meer volk verwacht. “Ongeacht het weer, moeten we ook echt meer investeren in het openstellen van de tent”, beseft ook Ignace. De grootste doelgroep bij bijna elk evenement blijven de leden van de organiserende club zelf, maar zelfs zij zijn vaak niet voltallig aanwezig. 

Aan een culturele oninteresse van de student ligt het volgens Ignace in elk geval niet. “De Spiegeltent is enerzijds omnipresent en opvallend, maar de imposantheid ervan kan ook mensen afschrikken”, weegt Ignace af. “Maar dat wil niet zeggen dat studenten niet geïnteresseerd zijn in cultuur.”

 

Kunnen we in de toekomst nog verder uit de Spiegeltent denken? Zeker wel.

– Marnik Aerts

 

Aan de tent wordt desondanks nog altijd vastgehouden. Is de Spiegeltent echt de kern van het festival? AssociĂ«ren de bezoekers het festival ook echt met die tent? “De echte kern van het festival is de cultuurparticipatie verhogen, zowel bij student, buurt, jongeren en stad, de sociale cohesie versterken en zo studenten in een ander daglicht zetten”, zegt ook Ignace. Als cultuurparticipatie het hoofddoel is, is zo’n afgesloten tent dan Ă©cht de beste verpakking?

 

out of the Spiegeltent

Op het Innovation Lab werd ook al gezegd dat daarom ‘out of the Spiegeltent’ gedacht moest worden. Toegegeven, daar werd dit jaar hier en daar al mee geĂ«xperimenteerd. Zo werd het jaarlijkse buurtfeest dit jaar getransformeerd in een foodtruckfestival op de Oostendekaai, om het Eilandje, een nieuwe bruisende buurt, ook bij Calamartes te betrekken. Ook het vlaggenzwaaien op het K-plein, de rollerdisco op het Frans Halsplein en de live-kunstwerken op het bibliotheekplein zijn daar voorbeelden van.

Dat zijn mooie initiatieven, maar sluiten studenten die nog niet mee zijn met het festival daarbij aan? De drempel tot participatie ligt ook daar nog steeds heel hoog. Ook Unifac-praeses Marnik Aerts vraagt zich af of de buitenspiegeltentse activiteiten genoeg waren. “Kunnen we in de toekomst nog verder uit de Spiegeltent denken? Zeker wel.”

 

De Spiegeltent is enerzijds omnipresent en opvallend, maar de imposantheid ervan kan ook mensen afschrikken.

– Ignace Vercauteren

 

Sommige ideeĂ«n waren er echter wel, maar werden dit jaar nog niet vertaald in concrete evenementen. Veel van de innovatie is dus achter de schermen blijven steken. “Dit jaar zijn er initiatieven opgestart op duurzame vlakken.” Zulke onderhandelingen vragen uiteraard veel geld en tijd en het is niet gemakkelijk om die in één jaar door te voeren. Maar konden betere funderingen niet al vroeger gelegd worden?

 

houdbaarheidsdatum

Calamartes is elk jaar het vaste paradepaardje van Unifac, maar lijkt vastgeroest geraakt in een recycleerbaar product dat aan zijn houdbaarheidsdatum toe is. “We willen vernieuwing brengen. Daar zijn we mee bezig, maar op één jaar kan er geen volledig nieuwe Calamartes zijn. Dit moest niet de editie zijn waar de bloemekee van Calamartes komt, want dan kondig je eerder een einde aan van iets”, argumenteert Ignace.

Maar misschien kon een feesteditie net wel de aandacht van de studenten grijpen en hen overtuigen om volgend jaar weer te komen. Een jubileumeditie hoeft niet noodzakelijk een begrafenisceremonie te zijn. “Het was wĂ©l een speciale editie, die misschien niet in alle facetten zichtbaar was voor de bezoeker, maar wel innovatief en creatief was”, besluit Ignace. Alleen is het jammer dat die innovatie nog niet volledig tot bij de student is geraakt.

 

zelfreflectie

De organisatoren proberen er dus duidelijk iets nieuws mee te doen, maar dat is niet altijd direct te vertalen in concrete events. “We moeten bekijken wat de vaste waarden zijn die Calamartes als concept uitdragen als wat het is en welke nieuwe dingen er moeten komen. Daarin moeten we een goed evenwicht zoeken, maar dat is niet altijd gemakkelijk”, concludeert Ignace.

 

Op één jaar kan er geen volledig nieuwe Calamartes zijn.

– Ignace Vercauteren

 

Uitkijken dus naar de volgende edities. Vast staat dat de cultuuroctopus in de spiegel kijkt en aan zelfreflectie doet. De uitwerking van de reflectie blijkt echter vaak uit, al worden tegelijkertijd ook onzichtbare stappen gezet. Desalniettemin blijft het na al die jaren zoeken naar het bereiken van de student. Een impressionante spiegeltent is niet genoeg. Vaste banners die de verenigingen in de schaduw zetten, ook niet.  We verwachten veel van de komende edities. Dat die spectaculairder mogen zijn dan de laatste. En dat die clubs eens uit hun zetel komen – en hun leden meenemen. Een gegeven paard kijk je toch niet in de bek?



de dwarsdoorsnede

17/03/2018
La Casa de Papel | Netflix | dwars
Bron/externe fotograaf

Netflix

🖋: 
Auteur

“Wie wil er met mij naar La Casa de Papel kijken?”, vroeg mijn papa enkele weken geleden aan mijn broer en mij. Zijn vraag werd echter niet al te enthousiast onthaald. Hij heeft de eerste aflevering dan maar alleen gekeken. Na zijn enthousiasme daarna, besloten ik en mijn broer de serie toch maar een kans te geven. En met succes. Op drie dagen tijd hebben we de serie uitgekeken. De Spaanse thriller- en misdaadserie sleept je volledig mee en zorgt ervoor dat je van begin tot eind op het puntje van je stoel zit.

Acht dieven. Acht dieven en een crimineel meesterbrein, daar gaat het over. Dit groepje besluit om de overval van de eeuw te plegen. De Koninklijke Munt van Spanje, waar het geld gedrukt wordt, is hun doel. Samen plannen ze de overval tot in de puntjes uit onder het toeziend oog van de Professor, de codenaam van het meesterbrein. Het geniale van dit plan? Het geld in de Munt is nog van niemand, dus technisch gezien beroven ze ook niemand.

Wanneer de overval begint, denk je als kijker dat ze het gedrukte geld willen meenemen en weer verdwijnen. Stap voor stap kom je echter steeds meer van hun plan te weten, dat vaak onverwachte wendingen neemt. Elke nieuwe aflevering heb je weer een plottwist die een ander deel van hun plan onthult. Zo verbaast de ingeniositeit van het plan je telkens opnieuw. Sterker nog, het zijn de dieven die je hierdoor aanmoedigt en niet de politieagenten. Ik heb zelfs al een paar keer gedacht: 'Kunnen ze die gijzelaar niet gewoon doden?', omdat hij de boeven te veel tegenwerkte. Maar deel van het plan is om absoluut niemand te vermoorden. Als het geen serie was geweest, had ik me zorgen over mezelf gemaakt.

De heldin en verteller van het verhaal is Tokio (elke dief heeft de codenaam van een stad). Verbitterd door de dood van haar geliefde in een vorige overval en het verraad van haar moeder heeft ze niets meer te verliezen. Het maakt haar des te gevaarlijker. Of misschien heeft ze toch iets te verliezen? Want het meest onschuldige lid van de bende, Rio, weet haar aandacht te trekken. Wanneer de zaken voor de dieven slecht uit beginnen te draaien vertelt ze hoe ook dit verhaal een liefdesverhaal is.

De casting voor deze serie is geweldig. Úrsula CorberĂł als Tokio speelt haar rol magnifiek, en ook Itziar Ituño als de inspecteur is een fantastische actrice. Dat geldt ook allemaal voor de rest van de cast. Samen met deze geweldige cast en het uitstekende script zorgt Álex Pina, de maker en bedenker van de serie, voor een bloedstollende serie die je van begin tot eind meesleurt in het verhaal. Wanneer Netflix aanbiedt om de volgende aflevering af te spelen, kan je niet anders dan lekker in de zetel te blijven zitten.

Nu ik seizoen 1 uitheb, is het ongeduldig wachten tot seizoen 2 op Netflix verschijnt, maar ik heb geluk: al in april zou de serie aflevering per aflevering weer beginnen te verschijnen. Zo kan La Casa de Papel mijn hart weer sneller doen kloppen en me weer een mindfuck bezorgen wanneer er weer een andere hoek in het plan wordt getoond. Ik kan nu al niet meer wachten.



opinie

16/03/2018
🖋: 

Mijn relatie met Claus begon met een leugen in Amsterdam. Enkele dagen na zijn dood vertrok ik op schoolreis en, teneinde zo veel mogelijk tijd aan de Wallen door te kunnen brengen, probeerde ik de antwoorden, op het door mijn leerkrachten verschafte vragenformulier, te ontfutselen van één van de koetsiers van de toeristische paardenkarren, die klandizieloos van de eerste voorjaarszonnestralen aan het genieten was. Om het voor hem tomeloos vervelende gesprek af te botten, vroeg hij me of ik de werken van de zonet overleden Vlaamse reus kende en ik loog dat ik zowel De Geruchten als Het Verdriet van België gelezen had. De enige twee titels die ik toentertijd van hem kende.

Terug in het vlakke dat land dat het mijne is, maakte ik zijn dood te gelde door het beruchte magnum opus voor vijftien euro aan te kopen in de Fnac in het Wijnegem Shopping Center en het diezelfde avond nog open te slaan. Om het na twee hoofdstukken alweer terzijde te leggen. Ik kon er kop noch staart aan vastknopen. Het zou nog anderhalf jaar duren eer ik het boek in drie dagen uitlas in een van God en vooral leeftijdsgenoten verstoken hotel in Groothertogdom Luxemburg alwaar mijn gezin destijds de herfstvakantie placht door te brengen. Blijkbaar had ik op mijn zeventiende pas de mythische expertise en leugenachtige gevoeligheid bereikt die onderdompeling in dit werk, zo niet vereist, dan toch mogelijk maakt.

Ik dacht altijd dat mijn stamboom van eender welke literaire interesse verstoken was gebleven, tot ik, een veertienjarige met de ambitie groots en meeslepend te willen leven, de bibliotheek bestormde en het oeuvre verslond van schrijvers die zich pas met terugwerkende kracht laten ontmaskeren als tweederangs. De reden waarom Claus, toen ik hem eindelijk leerde ontraadselen, insloeg als een clusterbommetje, bestond uit de ontdekking dat mijn stamboom niet alleen de drager was van ettelijke vogelnesten vol literair gekwinkeleer maar dat hij tevens duidelijk maakte dat deze boom geworteld was in een aloude traditie die terugging op de Griekse tragedies die de voedingsbodem van onze West-Europese geschiedenis is. Zij die beweren dat Claus dood zou zijn, hebben reeds al te lang op familiefeesten verstek laten gaan.

Want dat Verdriet van België, dat is toch één groot roddelboek? Eén onontwarbaar kluwen van veredelde nonsensverhalen over de dochter van de pastoor van om de hoek, één 'gebroken-benen-sectie' uit de krant gepresenteerd als eindafrekening én een Dag Allemaal getoonzet op dezelfde mythologische kamermuziek als James Joyce's Ulysses?

(Het mag geen toeval heten dat de oorspronkelijke Engelse vertaling van dit België eveneens eindigde met het 'yes' van Molly Bloom. Al zette Claus er een veelbetekenend vraagteken achter.)

Daarnaast is het uiteraard ook de gestokte Bildungsroman van een volk dat als koppig verzet dwerg wil blijven wanneer het overspoeld wordt door de Reuzen van de geschiedenis, een stilgezwegen gebedenboek voor de patrones der hopeloze gevallen en een catechismus van het vitalisme. Maar de onmiskenbare grondtoon van dit alles blijft het speels etterende geroddel waardoor de lange dagen draaglijk worden.

Wanneer ik dus sedertdien meegesleurd wordt naar het communiefeest van mijn neefje of de gedenkdag van de zelfgekozen sterfdatum van mijn tante en ik mijzelf nogal zelfgenoegzaam op de borst wil kloppen omdat ik denk mezelf aan de Vlaamse klei ontwor(s)teld te hebben en dit milieu voorgoed adieu wil zeggen, herinner ik mij dit boek en weet dat, om Faulkner, één van de grote invloeden van Claus, te citeren, "between grief and nothing, I will take grief".

Tussen verdriet en niets, kies ik het Verdriet.



hoe de game-industrie de gokverslaafden van de toekomst creëert

16/03/2018

Gamen, wat kan je daar nu van leren? Gokken, zo blijkt! Getuige daarvan is de redditer die achter het tragische pseudoniem ‘plssendhelppls’ schuilgaat. Twee maanden geleden stuurde deze 25-jarige gamer een noodkreet de wereld in: hij verspeelt elke maand zijn volledige loon aan zogenoemde FIFA-playerpacks en kijkt intussen tegen een schuldenberg van meer dan 8.000 pond aan. Deze loot boxes of virtuele dozen zijn dan ook een doorn in het oog van minister van Justitie Koen Geens. Zijn suggestie om ze te verbieden veroorzaakt heel wat deining in de game-industrie. Nochtans komen ook gamers over de hele wereld in opstand en kijken autoriteiten met argusogen naar de evolutie.

Je kent vast nog wel het gevoel dat je had toen je vroeger een kersvers pakje Pokémonkaarten uit de handen van je moeder griste. Voorzichtig maar snel scheurde je de bovenkant open. De zenuwen gierden door je lijf. Zou je deze keer eindelijk die blinkende Charizard aantreffen? Wel, loot boxes werken net hetzelfde. Je koopt de hoop op een product, en weet maar al te goed dat deze hoop even snel kan verdwijnen als een kolibrie die achterwaarts door je blikveld vliegt.

Hetzelfde geldt voor playerpacks in FIFA. Je hoopt op Cristiano Ronaldo, maar de kans is groter dat je de rechtsback van FC Twente aan je virtuele elftal toevoegt. Loot boxes zijn echter geen nieuw fenomeen. Zo bestaan FIFA-playerpacks al sinds 2008. Vooral in Free to Play-games zijn ze al sinds lang een belangrijk onderdeel van het spel. Vaardigheid in het spel wordt gecombineerd met louter toeval. Denk maar aan World of Warcraft, Farmville, ... De nodige items om progressie te maken in het spel of je personage te pimpen, kan je met de juiste portie geluk via een virtuele loterij bekomen.

 

Je koopt de hoop op een product,
en weet maar al te goed dat deze hoop snel kan verdwijnen

Dit soort microtransacties vormen zich tot een steeds dominanter verdienmodel in de game-industrie. Evenredig aan deze ontwikkelingen kan dezelfde industrie op steeds meer kritiek rekenen. Toen bij de langverwachte release van Star Wars Battlefront II al snel duidelijk werd dat EA loot boxes tot een essentieel onderdeel van het spel had gemaakt, stond de gamewereld op zijn achterste poten. Om met Luke Skywalker of Darth Vader te kunnen spelen moest je al gauw 100 uur 'grinden' om het benodigd aantal punten te vergaren. EA had evenwel een shortcut voorzien: betaal gewoon voor een loot box en je maakt kans om deze characters zomaar cadeau te krijgen! Onderstreep in gedachten even het woord ‘kans’ in de vorige zin.

 

loot box Overwatch

Een verwerpelijke manier om geld uit onze zakken te slaan, meenden vele gamers. Als je 60 euro neertelt voor een spel, mag je toch verwachten dat het af is. Want zeg nou eerlijk: wat is Star Wars zonder Luke Skywalker, Darth Vader of Obi-Wan-Kenobi? Als je niet weet wat je terugkrijgt voor je uitgegeven centen, is dat dan niet gewoon gokken? Zijn dan ook niet dezelfde regels van toepassing als bij andere kansspelen?

 

 

door de mazen van de wet?

Wie naar de sociaal-wetenschappelijke definitie van gokken kijkt, ziet meteen dat het openen van een loot box daaronder valt. In de sociologie draait het namelijk om het inzetten van iets waardevols op de uitkomst van een wedstrijd of een ander evenement. Deze uitkomst is onzeker en berust dus op toeval.

Voor juristen is het uitpakken van zo'n loot crate echter geen geschenk, maar een ware nachtmerrie. “Neem je eigenlijk deel aan een kansspel als je één koopt en opent?” is een vraag die hen intussen al vele manen kwelt.

De Britse kansspelcommissie concludeerde daar vorig jaar over dat loot boxes sterk vergelijkbaar zijn met het spelen op een gokautomaat in een casino. Toch is er volgens de commissie een verschil: de virtuele prijs die je wint zou immers niet in geld waardeerbaar zijn en blijft dus in het spel, waardoor de digitale dozen buiten de kansspelwetgeving vallen. Binnen de rechtszaal, zo meent de commissie blijkbaar, geldt enkel het geldelijk gewin.

Een argumentatie die misschien juridisch wel klopt, maar die lijkt te botsen met de realiteit: er zijn immers tal van websites – zoals de Britse commissie later ook toegaf – waar spelers hun virtuele credits kunnen inruilen voor echt geld en vice versa. Zo is er de website FutGalaxy, een virtuele marktplaats waar FIFA-fanaten hun Cristiano Ronaldo te gelde kunnen maken voor loepzuivere euro’s. Misschien nog onrustwekkender is het gegeven dat deze website ook tal van mogelijkheden biedt om met je FIFA-credits te gokken op live sportwedstrijden.

 

They did not understand what was going on, instead seeing
this very lucrative form of commerce as nothing more than blips on a screen.

 

Ook een handvol Amerikaanse rechtbanken gaven spelontwikkelaars al gelijk op grond van deze redenering. Er kan immers maar sprake zijn van een prijs wanneer die enige waarde heeft. Van louter virtuele items werd daarentegen geoordeeld dat ze geen waarde hebben. Volgens de Amerikaanse advocaat Marc Whipple zou dit te wijten zijn aan het digitaal analfabetisme van de rechters: “They did not understand what was going on, instead seeing this very lucrative form of commerce as nothing more than blips on a screen.”

Hoewel er in de meeste landen nog geen regelgeving rond loot crates bestaat, groeit het verzet. In de eerste plaats bij de gamers zelf. Zo toonde een recente peiling dat 60 procent van de Britten meent dat ze als kansspel moeten beschouwd worden. En toen EA haar aanpak van de pakjes in Star Wars Battlefront II op Reddit verdedigde, kreeg de post meteen de twijfelachtige eer de meest gedownvotete te zijn in de geschiedenis van de netwerksite. Na een zandstorm aan kritiek die EA over zich heen kreeg, besloot de ontwikkelaar dan maar de loot boxes te verwijderen.

 

Battlefront II.jpg

 

Ook op politiek vlak zit men echter niet stil. In de bakermat van de gaming-industrie, Japan en China, zijn (sommige vormen van) loot crates al verboden. Het duurde echter niet lang of game developers vonden de achterpoortjes in de wetgeving. Blizzard Entertainment, de producent van de immens populaire multiplayer first-person shooter Overwacht bijvoorbeeld, zorgde ervoor dat je in de Chinese versie van het spel geen loot boxes meer kan kopen. In plaats daarvan koop je nu in-game credits. En wat krijg je bijkomend als cadeau voor die transactie? Jawel, een loot box!

Daarnaast moeten gameproducenten in China sinds mei 2017 per item de kans op winst publiceren. Na de invoering van die regel bleek dat je als gamer slechts 0,1% kans hebt om de meest zeldzame items uit je loot box te zien komen. In Zuid-Korea, thuis van tal van gameproducenten, haalde een gelijkaardig wetsvoorstel het niet.

Ook in de VS gaan onder senatoren steeds vaker stemmen op om loot crates te reguleren, volgens Australië zijn het kansspelen en in Frankrijk, Duitsland en Zweden zijn de autoriteiten een onderzoek gestart. Nieuw-Zeeland kijkt nog even de kiwi uit de boom.

 

Maar hoe kijkt de game-industrie zelf tegen het probleem aan? Dirk Bosmans, UAntwerpen-alumnus en tevens operationeel Directeur van PEGI (Pan European Gaming Information), dat computergames in de meeste Europese landen van leeftijds- en waarschuwingspictogrammen voorziet, houdt zijn handen liefst zo ver mogelijk van het vuur vandaan. Hij durft het niet aan om tot een eenduidige definitie te komen. “De reden daarvoor is dat wij niet kunnen bepalen waar gokken uit bestaat. (...) Als een kansspelcommissie bepaalt dat loot boxes een vorm van gokken zijn, dan zullen we onze criteria aan de hand daarvan aanpassen”, zo laat hij WCCF Tech optekenen. Games met een loot box-systeem zullen op dit moment bijgevolg niet automatisch de ‘gambling content’-waarschuwing krijgen. Onterecht volgens professor gedragsverslavingen Mark Griffiths van de Universiteit van Nottingham. Volgens de PEGI-website zelf wordt dat label namelijk ook gebruikt wanneer een videogame gokken ‘aanleert of aanmoedigt’.

Daarmee echoot PEGI het standpunt dat zijn Amerikaans-Canadese evenknie, de ESRB, inneemt. Dat vergelijkt de box met het openen van een pakje verzamelkaartjes of Paninistickers van de Rode Duivels: “Think of it like opening a pack of collectible cards: sometimes you'll get a brand new, rare card, but other times you'll get a pack full of cards you already have.” Intussen heeft het wel voorgesteld om een nieuw label in te voeren voor in-game microtransacties. Of een spel loot boxes bevat, wordt niet vermeld, naar eigen zeggen omdat veel ouders geen flauw benul hebben wat zo'n digitaal kratje voorstelt.

We verwachtten dat PEGI de kritiek in dit artikel kon aandikken. Het pan-Europese instituut blijkt echter de rechtsback van FC Twente die we aan onze selectie moeten toevoegen. Onze Cristiano Ronaldo vinden we elders; in de doos van de Nederlandse Kansspelautoriteit. Op basis van zijn eigen Onderzoek naar loot boxes - Een buit of een last concludeert de autoriteit dat 40% van de onderzochte spellen met loot boxes verboden zijn volgens de Nederlandse kansspelwetgeving, omdat de items overdraagbaar zijn. Ook zijn er aanwijzingen dat loot boxes verslaving in de hand werken.

Of in eigen land minister van Justitie Koen Geens een fervent gamer is, is niet geweten. Wel staat vast dat ook hij pleit voor een verbod op gokelementen in games. “Gokken en gamen vermengen, zeker op jonge leeftijd, is gevaarlijk voor de geestelijke gezondheid van het kind.” Ook de Kansspelcommissie is intussen een onderzoek gestart naar de problematiek van loot boxes en kansspelen die aangeboden worden aan grote groepen minderjarigen. De resultaten van dat onderzoek zijn nog niet bekend, maar gelet op de erg ruime afbakening van de Belgische kansspelwetgeving lijkt de kans groot dat ook hier loot boxes als kansspel zullen beschouwd worden.

Waarschijnlijk zal het nog wel even duren voordat een verbod er daadwerkelijk komt. BelgiĂ« en Nederland hopen het probleem op Europees vlak op te lossen, maar het is maar de vraag hoe realistisch dat is. In december nog liet de Europese Commissie uitschijnen dat ze van de goksector geen prioriteit maakt en dat de regulering van online weddenschappen volledig wordt overgelaten aan de lidstaten. Laat nu net die thema’s een grensoverschrijdende aanpak vergen ...

 

 

wanneer gamen gokken wordt

Een gevaarlijke evolutie, vindt ook verslavingsspecialist Mark Frederickx van de psychiatrische kliniek Alexianen in Tienen: “De game-industrie is sinds enkele jaren groter dan de muziek- en filmindustrie tezamen en ze zal blijven groeien”, stelt Frederickx vast. “Mijn eigen ervaring leert me dat het aandeel jongeren dat te kampen heeft met gokproblemen binnen een videospel momenteel nog erg beperkt is. De meeste gokverslaafden gokken nog steeds op krasbiljetten, loterijen of sportwedstrijden. Maar ik verwacht dat de toenemende integratie van gokelementen in videospellen binnen x aantal jaar tot extreme omstandigheden zal leiden als we niet ingrijpen. Jongeren worden op een hele jonge en kwetsbare leeftijd in een gokwereld getrokken zonder dat zijzelf of hun omgeving het goed en wel beseffen. Het begint allemaal erg onschuldig, maar het kan snel uit de hand lopen. Ik ben dan ook voorstander van een sterkere regulering”, aldus de verslavingsdeskundige.

 

De wetgever staat echter voor een moeilijke taak als het de videogame-industrie in toom wil houden die ervoor zorgt dat alsmaar meer kanalen, circuits en prikkels jongeren aanzetten tot gokken. Want waar ligt de grens tussen een spel en een kansspel, tussen gamen en gokken? De endorfine-getriggerde homo ludens was altijd al kwetsbaar voor verslaving en uitbuiting, maar in tijden van massale gamificatie kunnen de gevolgen catastrofaler zijn dan ooit.

OverwatchInmiddels speelt een kwart van de Vlamingen dagelijks en minstens een uur lang videogames en wereldwijd gamen 2,2 miljard mensen. Wie speelt er niet snel een spelletje op zijn smartphone in de wachtzaal, op de tram of voor het slapengaan? De gigantische industrie was in 2017 goed voor een omzet van 108,9 miljard dollar. De sociale druk en onze online (in game-)identiteit zijn belangrijker dan ooit geworden bij het spelen.

Of de aanpak van minister Geens zal volstaan, is nog maar de vraag. Een game is immers niet minder gevaarlijk wanneer er geen gokelement aanwezig is. Of wat te denken van de Britse Natasha Woolsley waarvan in januari bekend raakte dat ze haar vriend, werk en duizenden ponden aan Candy Crush verspeelde? Ze wist nochtans wat ze kocht: 99 cent voor 5 levens. En daarna nog eens, en nog eens ... en nog een laatste keer. Misschien is het geen toeval dat de World Health Organization diezelfde maand ‘Gaming Disorder’ officieel erkende als een gezondheidsrisico.

 

Met plssendhelpppls kwam het gelukkig nog goed. Maar als we niet ingrijpen zullen er in de toekomst nog veel meer gamers met schulden en problemen volgen. Dat vrije tijd in toenemende mate monetariseert, staat vast en lijkt onvermijdelijk. Waar we wel kunnen ingrijpen, is in het beschermen van consumenten en het begeleiden van verslaafden.

Het onheil verspreidt zich bliksemsnel onder de mensen, die tot die tijd vrij van problemen en ziekten hadden geleefd. Geschrokken sluit Pandora de doos weer, waar alleen hoop nog in achter is gebleven.



het diversiteitsbeleid van de Universiteit Antwerpen uitgelicht

12/03/2018
🖋: 
Auteur

Laten we beginnen met de cijfers. 65 procent van Antwerpse jongeren heeft een migratieachtergrond. Dat zie je niet weerspiegeld in de universiteit: 19 procent van de generatiestudenten in het academiejaar 2017-2018 heeft een migratieachtergrond. Met maar 13,7 procent in 2014 zijn we wel op de goede weg. “De aula’s worden steeds diverser, maar ze zijn nog lang geen afspiegeling van de diversiteit binnen de leeftijdsgroep in de stad of in het ruimere gebied waar de universiteit haar studenten rekruteert”, vertelt Dirk Geldof, socioloog, docent aan de Universiteit Antwerpen en auteur van het boek Superdiversiteit.

de universiteit emancipeert

Er is dus nog wat werk aan de winkel voor onze universiteit. “Onze samenleving verandert sneller dan onze instituten veranderen. Dat geldt ook voor de universiteit”, beaamt Dirk Geldof. “De transitie naar een superdiverse samenleving moet actief worden gemanaged. Ook de universiteit moet daar haar verantwoordelijkheid in nemen. Diversiteit moet als strategische prioriteit veel centraler staan binnen het beleid, en dat moet zo snel mogelijk doordringen tot ieder onderdeel van de universiteit. Het besef groeit steeds meer dat er een inhaalbeweging nodig is, en dat de universiteit daar een actieve rol in kan spelen door in te zetten op een nieuwe democratiseringsgolf van het hoger onderwijs.”

 

democratisering in drie sporen

Hoe pak je zo’n democratiseringsgolf dan aan? “De universiteit moet om te beginnen veel sterker inzetten op de instroom van jongeren met een migratieachtergrond. Die hebben absoluut de competenties om hoger onderwijs te volgen, maar komen door hun schoolcarriùre of door hun sociaal-economische achtergrond niet op dezelfde manier aan de startlijn als hun autochtone medestudenten.”

Het hoger onderwijs heeft bij de instroom van nieuwe studenten te kampen met een enorme ongelijkheid, mede gecreĂ«erd door het watervalsysteem in het secundair onderwijs. Toch kan de universiteit ook hier maatregelen nemen om te voorkomen dat we dweilen met de kraan open. “De universiteit mag vanuit haar kennis- en onderzoekspositie nog veel meer aandringen op een hervorming van de tweede graad secundair onderwijs”, benadrukt Geldof. “Daarnaast moet er werk gemaakt worden van wat in Nederland het ‘zalmprincipe’ wordt genoemd. Daar is het meer de gewoonte om vanuit kwetsbare of minder abstracte vooropleidingen toch op te klimmen naar het hoger onderwijs door diploma’s te ‘stapelen’ of zoals een zalm tegen de stroom in naar de bron te zwemmen. Een sleutel ligt dus bij het inrichten van vooropleidingstrajecten en schakelprogramma’s voor zo veel mogelijk academische en professionele bachelors. Zo maak je sporten op de ladder bij die ervoor zorgen dat je niet uit een ASO-opleiding moet komen om sterk te starten aan de universiteit".

 

Heel cru gezegd geven we vandaag les met een bijna uitsluitend blank docentenkorps aan een diverse studentenpopulatie.

 

Het tweede belangrijke spoor is doorstroom. “Het is niet omdat jongeren beginnen aan een bachelor, dat we ze terugzien op de proclamatie”, zegt Dirk Geldof. “Onderzoek leert ons dat jongeren met een migratieachtergrond ook kwetsbaarder zijn voor uitval. Dat kunnen we op twee manieren verklaren: ze komen uit een thuissituatie die soms minder ondersteuning biedt, bijvoorbeeld door een andere thuistaal. Daarnaast bieden we vanuit het hoger onderwijs nog te weinig ondersteuning aan die diversifieert. We moeten streven naar een omgeving waar onderwijs en ondersteuning samengaan.” Mentorprojecten zoals Mentoraat Plus aan de Universiteit Antwerpen, dat studenten een programma op maat aanbiedt om de overgang tussen secundair en hoger onderwijs zo vlot mogelijk te laten verlopen, kunnen hier sterk op inzetten. 

“De herkenbaarheid van de universiteit via rolmodellen is het derde en laatste spoor”, besluit Geldof. “Die zijn er nog te weinig voor jongeren met een migratieachtergrond. Dat betekent niet alleen diversiteit in de aula, maar ook voor de aula: heel cru gezegd geven we vandaag les met een bijna uitsluitend blank docentenkorps aan een diverse studentenpopulatie in een steeds diversere samenleving. Ook bij het onderwijzend personeel moeten we dus werken aan interculturalisering van de universiteit.”

 

de student verbindt

Tijd om de Universiteit Antwerpen aan een test te onderwerpen. Wanneer we de aanbevelingen van professor Geldof naast het bestaande diversiteitsbeleid leggen, zien we dat beide verhalen in grote lijnen overeen komen. In haar diversiteitsbeleid spreekt onze universiteit van vijf algemene principes en drie strategische doelstellingen. De formulering is helder en de toon is proactief, maar de vraag blijft of de stappen die de universiteit neemt sterk genoeg inspelen op de pijlsnelle evolutie van de maatschappij. “Het stemt me hoopvol dat een aantal jongeren met een migratieachtergrond vandaag niet lijken te wachten op beleidskeuzes”, vertelt Dirk Geldof. “Initiatieven als Mahara, TOY, AYO en PEP vzw maken jongeren warm voor het hoger onderwijs en bieden de rolmodellen die aan de universiteit nog te weinig te vinden zijn. Zo versnellen ze het proces van normalisering van een superdiverse omgeving in de aula’s en op de gangen van de universiteit. Uiteindelijk willen we naar een omgeving waar iedereen zich welkom voelt met zijn of haar eigen identiteit, terwijl student zijn datgene is wat iedereen verbindt.”

 

Meer lezen? Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert (Dirk Geldof, 2017 (7de druk), Acco).



kunnen studenten nog debatteren?

11/03/2018
🖋: 

Vurige discussies duiken overal op. Vurig, maar niet altijd even goed verwoord. Want wie verkrimpt er niet bij het lezen van de Facebookcomments onder een artikel? Zonder factcheck valt de een de ander aan en voor je het weet, vliegen de scheldwoorden je om de oren. Hoe bedreven zijn studenten nog in discussiëren? Debatteren we ons naar een betere toekomst? Of graven we online ons eigen graf?

Aan de Universiteit Antwerpen blijken er genoeg mogelijkheden te zijn om je skills aan te scherpen, je mond open te trekken. We vroegen de studenten die deze activiteiten organiseren hoe zij de toekomst zien en die bleek niet zo rooskleurig te zijn.

“We merken dat er weinig animo is voor zulke activiteiten”, geeft Damian Theelen, praetor bij PSW, aan. Zij organiseren af en toe competitive debates, aangezien debatteren een belangrijke skill is in de politiek. Toch zijn de aanwezigen niet alleen studenten PSW: “We zien een divers publiek, maar vaak tonen studenten die al betrokken zijn bij politiek georiĂ«nteerde organisaties of clubs de meeste interesse.” Het zijn dus vooral de studenten die al interesse hebben, die zich ermee bezighouden. De studenten die die aansporing eigenlijk niet nodig hebben. Is het dan geen vicieuze cirkel? 

 

we doen het goed

Rector Van Goethem is het niet eens met dat pessimistische beeld. “Gemiddeld genomen verwoorden studenten hun mening veel beter dan vroeger ”, daagt hij ons uit. “Ik denk dat studenten nu meer te winnen zijn voor debatavonden. Ze bevragen de samenleving meer.”

Er is echter wel een verschil tussen de studenten te vinden. Het valt de rector vooral op dat Belgische studenten minder mondig zijn dan hun Nederlandse collega’s. “In de manier waarop verwoord wordt, is er nog steeds een duidelijk verschil aanwezig tussen Vlaamse en Nederlandse studenten. Als in een grote groep studenten bij mij in de les vragen worden gesteld, dan zijn de enkele Nederlandse studenten heel vaak bij degenen die hun hand omhoogsteken.”  

 

Als je serieus wilt worden genomen, dan is debatteren een belangrijke vaardigheid.

 

Robin Janssens, van het PFK (Politiek Filosofisch Konvent), is ook redelijk optimistisch over de studenten van nu en haalt aan dat er bij veel politieke activiteiten juist een grote opkomst is. “Er is echt een groeiende politieke interesse bij jongeren. Jongeren zijn zich ervan bewust dat de politiek ook impact heeft op hun leven en willen hun stem laten horen”, vertelt hij.

Als er één debat is dat elk jaar juist meer studenten aantrekt, is dat het openingsdebat van LVSV wel. Daarmee wordt het beeld van de politiek actieve student toch weer een beetje bevestigd. Bij dat debat gaan er natuurlijk geen studenten met elkaar in discussie, maar kunnen ze wel vragen stellen aan de sprekers. Dat gebeurt ook op hun andere lezingen. Voorzitter Edo Schoone vindt het erg belangrijk dat studenten daarmee aan de slag gaan. “Om ten volste te kunnen genieten van je vrijheid van meningsuiting, moet je in de eerste plaats je mening wel kunnen uiten. Als je serieus wit worden genomen, dan is debatteren een belangrijke vaardigheid.”

 

we kunnen beter

“Debatteren komt niet alleen van pas in de politiek”, verklaart Damian van PSW. “Door middel van debatten leer je je duidelijk, standvastig en overtuigend uit te spreken voor een bepaald standpunt. Dat is een eigenschap die in veel situaties van belang is en waar je de rest van je leven profijt bij hebt.”

Ook het PFK houdt zich bezig met de debating skills van studenten. Zo organiseerden ze in februari speeddate-discussies. Robin, ziet het nut van debatteren ook wel in: “Jezelf blootstellen aan andermans mening is altijd nuttig om een objectiever beeld van de samenleving te krijgen dat niet enkel vanuit je eigen perspectief is gevormd.”

Hoewel hij denkt dat we al goed op weg zijn, benadrukt ook rector Van Goethem het belang van debatteren. “Problemen komen als een pletwals in onze richting, studenten zijn politiek actiever, alert, luisterend, en zitten op de rand van hun stoel", zegt hij. “Wij leiden mensen op die op een intelligente wijze met de samenleving omgaan. De wereldwijde problemen zullen niet enkel worden opgelost door ingenieurs. De alfa-, bùta- en gammawetenschappen moeten interdisciplinair worden geclusterd. Interdisciplinariteit is een heel grote noodzaak.”

 

we moeten wel

De algemene conclusie: debating skills zijn belangrijk. Niet alleen op activiteiten of in de politiek, maar ook in de rest van je leven. Maar hoe creĂ«er je dan een plaats waar studenten kunnen experimenteren? “Misschien dat we meer op het aspect van zelfvertrouwen moeten focussen”, stelt Edo voor. “Een rustige omgeving en mensen tegenkomen die gewoon lekker rustig kunnen discussiĂ«ren zijn hier wel het beste voor. Het speeddiscussie-event van PFK was hiervoor eigenlijk echt perfect.”

Ver zoeken hoeft dus niet en dat is maar goed ook. Debatteren was al belangrijk, maar in een tijd waar problemen zich opstapelen en we het moeten opnemen voor onze toekomst zijn die skills zelfs essentieel. “Het zal jullie generatie zijn die de antwoorden geeft op de grote basisvragen van vandaag”, geeft Van Goethem ons mee. 



houden weblectures jou uit de aula?

11/03/2018

Haal jij de collegezaal niet altijd? Dan ben je niet alleen. Een te druk studentenleven, te veel schoolwerk of gewoon geen zin om uit bed te komen. Je kent dat wel. Het zijn allemaal uitvluchten die we regelmatig horen in de wandelgangen. Maar om hoeveel brossende studenten gaat het nu echt? En zijn videolessen de oplossing?

Om ons spijbelgedrag en onze studie-ernst in kaart te brengen, stuurden we een enquĂȘte uit. Uit alle faculteiten van onze universiteit kregen we respons: 638 bachelorstudenten gaven ons een kijkje in hun studieplanning.

 

genoteerde aanwezigheden

Zijn jullie nog aanwezig bij facultatieve lessen? Iets minder dan de helft van de deelnemende studenten (47%) zegt steevast alle lessen te volgen. En daarbovenop mist 16,6 procent enkel een college wanneer ze echt niet anders kunnen. Het merendeel van de bachelorstudenten zou je dus trouwe aanwezigen kunnen noemen.

Maar wie zijn die toegewijde aulabezoekers? Een verband tussen het bachelorjaar en aanwezigheid in de les vinden wij alvast niet in onze cijfers, maar Ann De Schepper, vicerector Onderwijs van Universiteit Antwerpen, vermoedt meer. “Er is alvast sprake van een verschil tussen generatiestudenten (studenten in het eerste jaar van hun studiecarriùre zitten, n.v.d.r.) en studenten die verschillende jaren combineren. Bij deze laatsten is er soms sprake van overlap tussen lessen, waardoor ze niet altijd in de aula kunnen zitten. Generatiestudenten zijn frequenter aanwezig en stellen ook de meeste vragen.” De grootste afwezigen blijken de studenten die een vak overdoen. “Maar net voor hen is het wel nodig om in de les te zitten, want ze kunnen de herhaling duidelijk gebruiken.”

 

onwetende afwijzing?

Gelukkig bestaan er tegenwoordig videolessen, die maken dat je een gemist college kan inhalen. Toch? Net iets meer dan de helft (50,7%) van onze deelnemers heeft inderdaad al toegang tot (een aantal) weblectures, maar er zijn grote verschillen merkbaar tussen de verschillende faculteiten. Rechten en Sociale Wetenschappen nemen duidelijk het voortouw in het aanbieden van videomateriaal, de faculteiten op de buitencampussen hinken vaker achterop.

De opmerkelijke facultaire verschillen worden niet ontkend. "Als je nagaat hoeveel lessen alle faculteiten op de Stadscampus laten opnemen, dan springt bijvoorbeeld de faculteit Letteren en Wijsbegeerte eruit door haar bijna-afwezigheid in de cijfers", zegt Roel, medewerker van de Nieuwe Mediadienst. Deze (on)beschikbaarheid van webcolleges kan gelinkt worden aan het conservatisme van bepaalde faculteiten. Ook de hoop dat studenten participeren in de les, in plaats van de discussies te volgen via opnamen, speelt mee. “En hoewel al sinds 2007 lessen opgenomen kunnen worden, krijgen we nog steeds te maken met docenten die nog nooit eerder hoorden van deze mogelijkheid”, vertelt Milou de Smet, domeincoördinator leeromgeving en onderwijsinnovatie.

 

Maar is de essentie van studeren niet het bewijzen van het beheersen van je leerstof? De manier waarop je die kennis vergaart, maakt toch niet uit.

 

Hoe is dit mogelijk? Zelfs in de beleidsverklaring van rector Herman Van Goethem werd er (in één zin) het statement gemaakt dat er verder ingezet moet worden op videolessen. “We zien al een vooruitgang ten opzichte van het vroegere beleid”, moet Roel toegeven. Dat beaamt vicerector De Schepper: “Er gebeurt inderdaad elk jaar een beetje meer, we hebben dan ook geĂŻnvesteerd in onderwijsinnovatieplannen, de zogenaamde UFOO-projecten." En jawel, elk academiejaar stijgt het aantal opgenomen lessen met veertig procent.

Dat verklaart het interfacultaire verschil natuurlijk nog niet. “Hoewel de beslissing om lessen op te nemen nog steeds bij de professoren ligt, wordt er vanuit sommige faculteiten wel op aangedrongen." Waarom gebeurt dit bij sommige faculteiten en bij andere beduidend minder? "Vooral binnen de richtingen waar een groot percentage werkstudenten ingeschreven zijn, probeert men hierop te hameren”, stelt vicerector De Schepper.

 

geen excuses

Op de Stadscampus zijn de videocolleges al meer ingeburgerd, op de buitencampussen is er nog werk aan de videowinkel. Waarom bewegen de verschillende campussen zich op verschillende snelheden? Het verschil ontstond na de UFOO-projecten waarmee blended learning gepromoot werd. Op de Stadscampus is daarbij vooral ingezet op de lesopnames, de faculteiten op de buitencampussen kozen vaker voor andere manieren om op blended learning in te zetten.

Dat wil niet zeggen dat er ondertussen stilgezeten wordt. Er worden nog steeds infosessies en workshops gegeven rond de videolessen voor professoren. “En dat is nodig, want zelfs proffen die zich engageren en zich inschrijven voor cursussen rond blended learning, weten soms nog te weinig van de mogelijkheden”, merkt Milou op. Ook Roel geeft toe dat er dus nog meer op ingezet kan worden: “Maar wanneer ga je dat doen? Er is nooit een geschikt moment voor docenten om wegwijs te raken. Aan het begin van het academiejaar hebben ze het te druk met het voorbereiden van hun lessen en in juni breekt de examenperiode alweer aan.”

Wanneer onze lesgevers echter besluiten om de camera te laten draaien tijdens hun les, moeten ze zelf quasi niets ondernemen. “Mij een mailtje sturen volstaat”, vertelt Roel. Via het automatische systeem start en stopt de opname zelf. Een kleine kanttekening: voorlopig kan dat enkel in de grootste aula’s en de meest recent vernieuwde lokalen.

 

gelijkheid van studenten

De interfacultaire verschillen wat betreft videomateriaal zorgen ervoor dat niet alle studenten beroep kunnen doen op opgenomen colleges. “Van een gelijkheid voor studenten over de hele universiteit kan je dus inderdaad niet spreken, maar de studenten binnen eenzelfde faculteit worden daarin wel gelijk behandeld”, beweert vicerector De Schepper.

Maar ook werk- en dagstudenten hebben niet altijd op dezelfde manier toegang tot videolessen. Vooral binnen de faculteit Rechten deed dit stof opwaaien. Daar zorgt een speciale regeling ervoor dat werkstudenten al vanaf het begin van het semester toegang krijgen tot de webcolleges. “Dagstudenten daarentegen worden verwacht in al de colleges aanwezig te zijn en krijgen pas toegang tot de videocolleges op 15 december (eerste semestervakken) en 15 mei (tweede semestervakken)”, licht Liesbeth Lecomte, faculteitsdirecteur Rechten, toe.

“Ik vind dit een totaal absurde regel. Het idee zou zijn dat men wil vermijden dat studenten niet meer naar de les zouden komen. Is dat nu net niet het concept van facultatieve aanwezigheid tijdens hoorcolleges?”, aldus een misnoegde deelnemer van onze enquĂȘte.

 

Ook al worden er weblectures online aangeboden, dan nog heeft een student drie Ă  vier uur nodig om een college van twee uur te verwerken.

 

Dat argument wordt gemakkelijk weerlegd. Mevrouw Lecomte stelt immers dat uit de gebruikersstatistieken blijkt dat de opnames voornamelijk gebruikt worden gedurende de herhalings- en examenperiode en er op deze manier een uniforme regeling geldt voor al de opleidingsonderdelen.

De Nieuwe Mediadienst had gevraagd om een uniforme regeling. Ze stelde voor om alle opnames, zoals bij de andere faculteiten, open te stellen voor alle studenten. De faculteit is hier niet op ingegaan en heeft dan zelf een andere beslissing genomen. 

 

gewonnen tijd

Is de beschikbaarheid van videolessen strikt noodzakelijk? “De video-opnames moet je bekijken als een bijkomende onderwijstool. Het is net als bij de PowerPoint, eerst was niemand voorstander en nu gebruikt iedereen het”, nuanceert Roel.

Toch mag het belang van webcolleges niet overschat worden. Tijd win je er als student alvast niet mee. “Ook al worden er weblectures online aangeboden, dan nog heeft een student drie à vier uur nodig om een college van twee uur te verwerken”, vertelt Roel. “We zien dan ook dat slechts 10 tot 15 procent van de studenten de volledige opname van een les bekijkt. Vaak zijn dat de werkstudenten, de overige studenten kijken gemiddeld 20 minuten per opname. En zo’n 20 procent van het aantal views halen we tijdens de blokperiode.”

“De meeste studenten gebruiken de opnames om hun lesnotities aan te vullen”, vult Milou aan. Dat vinden we eveneens in jullie antwoorden terug: maar liefst twee op drie zegt opnames te (zullen) gebruiken, ook al hebben ze de les bijgewoond. Desondanks vindt ook 48,3 procent van de bachelorstudenten de beschikbaarheid van zo’n webcollege een reden om een les te skippen. “Vooral de eerste- en tweedejaarsstudenten gaan niet naar de les wanneer ze weten dat de lessen online aangeboden worden”, kan Roel onze cijfers aanvullen.

 

leegloop aula's

Is de bezorgdheid die sommige professoren hebben omtrent een leeglopende aula dan toch op zijn plaats? Roel ziet er geen graten in: “Uiteraard vinden docenten het leuk als hun aula goed gevuld is. Maar is de essentie van studeren niet dat je bewijst dat je je leerstof beheerst? De manier waarop je die kennis vergaart, maakt toch niet uit.”

“Bovendien kan het aanbieden van videolessen ook een goede invloed hebben op de interactie tijdens de les”, vervolgt Roel. “De studenten die wegblijven wanneer er videocolleges aangeboden worden, zijn ook de studenten die anders achteraan in de les vooral op Facebook of YouTube bezig zijn. Hun afwezigheid maakt dus een positief verschil voor de stemming en interactie gedurende de colleges.”

 

Het gebrek aan videomateriaal wordt meermaals door studenten aangekaart. Toch blijken we de videolessen niet zo graag en veelvuldig te bingewatchen als we zelf beweren. Links en rechts wat gemiste minuutjes meepikken lijkt eerder de norm. En hoewel de grote meerderheid de les frequent bijwoont, is het nog maar de vraag hoe aandachtig de aula-uurtjes gevuld worden. Maar dat is dan weer stof voor een ander artikel.



en dat kan anders

11/03/2018
🖋: 

Het leven van een Erasmusstudent in Antwerpen lijkt soms een en al feest te zijn. Toch verloopt hun verblijf in ‘t Stad niet zo vlekkeloos als je zou verwachten. Tegen welke problemen lopen ze aan en wat doet de universiteit daaraan?

Van de problemen vang je hier en daar flarden op. Maar de studenten te pakken krijgen die ze hebben doorgemaakt, dat bleek moeilijk. Zijn het dan toch roddels? We spraken een paar Erasmussers, die ons een kijkje in hun wereld gunden. 

 

opblazen

Contact met Belgische studenten blijkt een groot pijnpunt te zijn. Buitenlandse studenten willen graag met locals spreken, maar dat gaat moeizaam. Dat is vooral zo in de les, waar de Belgische studenten wat afstandelijker zijn.

Het studiesysteem is ook een raadsel voor sommigen. Want wat verwachten proffen van een paper? Wat betekent het als je een twaalf haalt, is dat goed? Er zijn faculteiten die wel feedbackmomenten organiseren, vertelt Hacer, een Architectuur studente uit Turkije.

Ook worden Belgische studenten soms voorgetrokken, geeft een andere Erasmusstudent aan. Die student volgde een master, maar kreeg weinig kans om een thesisonderwerp te kiezen dat hem beviel. De professoren stonden niet bepaald te springen om met hem samen te werken. En als hij dan een aanbod voor een onderwerp kreeg, speelde dat specifiek in op het feit dat hij buitenlands was.

Praktische, kleine dingen kunnen ook een hindernis vormen. Azertyklavieren, in het buitenland een zeldzaam object, blijven buitenlandse studenten verbazen. Het lijkt misschien banaal, maar zo’n obstakel maakt het afleggen van een computerexamen wel meteen een nog grotere uitdaging. Maar zijn die problemen niet een beetje opgeblazen?

 

doorprikken

Door de universiteit wordt namelijk best veel georganiseerd. Zo doet Herlinde Van de Maele van de Dienst Internationale Samenwerking ons uit de doeken hoe de ontvangst van buitenlandse studenten verloopt. Een week voor de lessen beginnen, kunnen ze deelnemen aan een survivalcursus met lessen Nederlands en interculturele communicatie. Daarna vindt er een infomarkt plaats, waar ze kennis kunnen maken met de sportdienst, cultuurdienst en een aantal studentenorganisaties. Ze brengen ook een bezoekje aan GATE15 en kunnen mee op rondleiding door de universiteit en de stad.

Ook tijdens het semester kunnen Erasmussers proeven van de Antwerpse cultuur. In een speciale Facebookgroep worden allerlei activiteiten gedeeld. Om in contact te komen met Belgische studenten bestaan er trouwens ook een aantal initiatieven. Zo brengt ESN hen in contact met Belgische buddies.

Bij Belgische gezinnen of studenten eten, dat kan ook. De Belgian Dinner Circle is een initiatief waarbij gezinnen studenten uitnodigen om mee te eten. “Maar veel gebruik wordt daar niet van gemaakt”, zegt Herlinde. Het is vooral moeilijk om gezinnen te vinden, want de vraag is wel heel groot. Ook niet zo gek als je weet dat het initiatief online niet terug te vinden is. Met een mailtje naar de Dienst Internationale Samenwerking (incomingstudents@uantwerpen.be) kun je je wel opgeven en misschien eens een Erasmusser op kot ontvangen.

 

In al die officiële organen moet verplicht Nederlands worden gesproken, wat het voor buitenlandse studenten moeilijk maakt om daarin te participeren.

 

Veel studenten blijken in de Erasmusbel te leven. “Dat is ook wel begrijpelijk,” zegt Herlinde, “want andere Erasmussers maken hetzelfde mee als jij.” Je ziet vaak dat ze alleen met andere buitenlandse studenten omgaan. Ook studenten uit dezelfde landen zoeken elkaar vaak op.

“Voor problemen bestaat er geen centraal orgaan”, legt Herlinde uit. De universiteit wil dat buitenlandse studenten de normale weg gebruiken. “We verwijzen ze daarom aan het begin van het jaar al door naar het STIP, de ombudspersonen en de Studentenraad. We geven ze daarvoor een lijst met alle contactpersonen.” Mochten ze dan nog met problemen blijven zitten, kunnen ze wel altijd bij de Dienst Internationale Samenwerking terecht. 

En maken studenten dan gebruik van die ‘normale weg’? Geert de Hoon, voorzitter van de Studentenraad, zegt dat zij weinig vragen van buitenlandse studenten krijgen, “maar individuele stuvers krijgen soms wel vragen van hen.” Ze merken ook dat buitenlandse studenten minder snel de weg naar de Studentenraad vinden. “Daarom zetten we nu de meeste van onze berichten ook in het Engels op onze Facebookpagina en hebben we aan de Engelstalige Facebookpagina van UAntwerpen gevraagd om onze berichten te delen zodat we die buitenlandse studenten beter kunnen bereiken.”

Ook taal is een barriĂšre, want er is sprake van een strikte taalwetgeving. Erasmusstudenten kunnen dus niet zomaar deelnemen aan de Studentenraad. “In al die officiĂ«le organen moet verplicht Nederlands worden gesproken, wat het voor buitenlandse studenten uiteraard moeilijk maakt om daarin te participeren”, legt Geert uit. 

 

wegvliegen

Die inspanningen van de universiteit worden vaak ook erg gewaardeerd. Zulla, een Oostenrijkse studente, beaamt dat de universiteit erg behulpzaam is: “Ik voelde me enorm opgelucht dat de universiteit van Antwerpen echt wilde dat we ons welkom voelden. Het STIP was heel behulpzaam toen ik advies nodig had en het maakte daar ook geen verschil dat ik een uitwisselingsstudent ben.” Ze benadrukt daarbij het belang van ESN en de Dienst Internationale Samenwerking. “Het zijn zowel de studenten van UAntwerpen als de medewerkers die van de overweldigende ervaring van studeren in het buitenland een handelbaar avontuur maakten!”

Het kan dus anders. Alle wegen die wij bewandelen, zijn ook bereikbaar voor buitenlandse studenten, maar misschien kunnen de wegwijzers nog beter.Â