over coming-outs, ouders en representatie

11/03/2018
LGBT'ers rond de tafel (© Alex Noels | dwars)
📷
Bron/externe fotograaf

Stine Moons


Rector Herman Van Goethem viel volledig uit de lucht toen zijn zoon vijftien jaar geleden uit de kast kwam. Ondertussen is hij echter ambassadeur van Trotse Ouders, een organisatie van ouders van LGBT-kinderen die hun steun betuigen. Dat maakt van hem de ideale persoon om eens samen te zitten met zeven LGBT-studenten voor een openhartig gesprek.

“Ik had het nooit opgemerkt en dat is dan ook wat mij het meest van al raakte”, vertelt Van Goethem. “Joos speelde als kind met barbiepoppen dus ik dacht: hij valt op prinsessen, hij is dus hetero. Mijn vrouw had zich wel al eens afgevraagd of de realiteit niet anders was, maar dat geloofde ik toen niet. Uiteindelijk blijft hij wel dezelfde zoon, alleen hebben we nu een andere kijk op zijn identiteit.” Dries herkent zich ergens wel in het verhaal van Joos: “Ik speelde ook met barbiepoppen. Toen ik uit de kast kwam op mijn veertiende was mijn mama er snel oké mee. Mijn papa wist niet goed wat ermee te doen of hoe zich te gedragen. Later accepteerde hij het wel. Omdat ik zelf nog maar weinig homojongeren of coming-outs op tv had gezien, wist ik ook niet goed hoe ik mij moest gedragen. Ik had geen idee wat ik moest verwachten na de coming-out. De coming-out zelf was wel relatief makkelijk.” Eva’s verhaal is wat recenter: “In oktober heb ik tegen mijn ouders verteld dat ik biseksueel ben, nog maar een week geleden vertelde ik het tegen mijn centrale vriendengroep.”

 

Ik ben die dag huilend thuisgekomen, niet wetend wat te doen.

 

Niet alle coming-outs verliepen positief. Willem, die niet aanwezig kon zijn, deelde ook zijn ervaring: “In het begin was mijn coming-out hard en gepusht van buitenaf. Maar mijn ouders reageerden wel heel open en supportive. Ze waren wel bang voor de reactie van anderen. Ook toen ik een relatie had, was er totaal geen probleem, ik kon hem gewoon mee naar huis nemen. Op dit moment loopt alles heel vlot.” Soms reageren ouders er geschrokken op of begrijpen ze het niet, zoals bij Tom: “Toen ik het in 2013 aan mijn ouders vertelde, geloofden ze me niet. Dus toen ben ik weer in de kast gekropen en heb ik weer met meisjes gedatet. Dat heeft even geduurd, maar toen ik op Erasmus ging ben ik daar de juiste mensen tegengekomen.”

Niet iedereen maakte het al volledig openbaar. Arthur is al even uit de kast, maar koos ervoor geen ‘grote’ coming-out te hebben. “In het derde middelbaar besefte ik plots dat ik verliefd was op een jongen. Ik ben die dag huilend thuisgekomen, niet wetend wat te doen. Die avond kwam mijn mama toevallig iets ophalen en zag ze mijn rode ogen. Een paar dagen later heb ik het aan haar verteld, even daarna aan mijn papa. Sindsdien stapsgewijs, maar ik vertel het alleen als ik het relevant vind."

 

LGBT op tv

Na hun coming-out is het voor LGBT-jongeren nog niet gedaan, dan begint de zoektocht pas echt. Zo blijkt representatie in de media voor iedereen een belangrijk thema, met een grote impact. Tom vertelt dat zijn ouders bij zijn coming-out verwezen naar de homo’s op tv, die vaak erg vrouwelijk waren. "Ze wezen me er dan op dat ik helemaal niet zo was." Dit deed hem weer twijfelen, want zo voelde hij zich inderdaad niet. “Dat stereotiepe beeld kan hardnekkig zijn”, vertelt Dries. “Vroeger kreeg ik vaak te horen dat ik helemaal niet 'zo' homo was als de homo's op tv. Je moet dat dan accepteren als compliment, terwijl je wél even homo bent, want je valt op mannen. Dat vond ik toen heel moeilijk, en dat lag aan de representatie. De manier waarop LGBT-personen gerepresenteerd worden is erg belangrijk.” “Het is fijn om je te kunnen identificeren met iemand op tv. Als holebi is dat niet zo vanzelfsprekend. Er zijn veel minder personages om uit te kiezen en als ze ook nog eens zo stereotiep zijn, is dat zeker moeilijk. Op dat vlak is er wel al vooruitgang”, vindt Arthur.

 

dubbelzinnige Pride

Niet alleen in tv-programma’s kan LGBT anders gerepresenteerd worden. In juni, tijdens Pride, komt homoseksualiteit ook erg prominent in de media. Hier heerst echter veel discussie rond. “De Gay Pride is goed voor representatie, maar brengt ook wel uitspraken mee zoals: ‘Ben jij homo? Dan zal je ook wel graag met pluimen in je gat staan dansen'”, stelt Louis. “Dat komt doordat de media enkel de opvallendste mensen tonen, terwijl er veel meer ‘normale’ mensen wandelen in de stoet”, voegt Dries toe. “En dat beeld bevestigt dan weer het ‘extreme’ stereotype”, knikt Van Goethem. “Over het algemeen merk ik ook in de hele homogemeenschap een duidelijke afkeer voor die echt ‘nichterige’ homo, wat problematisch is, omdat je dan een soort homofobie hebt binnen de homogemeenschap”, zegt Dries.

“Toch blijft Pride belangrijk, het is hét moment om de overheid te wijzen op de problemen die er wereldwijd nog steeds zijn. Kijk naar IS die homo’s van gebouwen gooit. Net dat is het belang van Pride, en dat gaat verloren in de representatie”, vervolgt Dries. Ook Arthur gaat akkoord: “Daarom ben ik heel blij met Pride Month, los van de Pride-stoet, omdat we het echt nodig hebben. We zijn wereldwijd nog lang niet waar we moeten zijn. Ik word dan ook bijzonder kwaad van mensen die afkomen met ‘en Straight Pride Month dan?’, omdat zij het allesbehalve nodig hebben. Alle andere maanden van het jaar is het al Straight Pride Month. Dat geldt ook voor mannen die een mannendag nodig hebben.”

 

voetballende meisjes

Eva had het ook moeilijk met het stereotype: “Mensen knopen er voorspellende waarden aan vast. Een meisje dat geen rokken draagt, die zal wel lesbisch zijn. Dat stoort mij erg. Ik ken genoeg meisjes die liefst broeken dragen en hetero zijn.” "Toch zijn er onderzoeken die erop wijzen dat het speelgoed van kinderen een indicatie kan zijn", vertelt Van Goethem: “De hypothese is dan dat jongens van nature uit voetballen en meisjes met poppen spelen, en dat als een kind daarvan afwijkt, de kans op een andere geaardheid groter is.” Dries werpt tegen dat dat meer op genderrollen gebaseerd is dan op geaardheid: “Kan kloppen, maar als de volgende generatie haar kinderen anders opvoedt en minder verschil maakt tussen jongens- en meisjesspeelgoed of -hobby’s, kan dat wel betekenen dat die statistische kans verdwijnt.” Van Goethem stemt in, maar denkt toch dat jongens en meisjes andere karaktertrekken hebben en er dus altijd verschillen zullen blijven. “Antropologisch gezien is het namelijk logisch dat jongens stoere sporten willen doen.”

Eva: “Wat dan met degenen die passen binnen hun genderrol, maar wel homoseksueel zijn? Helemaal niet alle meisjes die op meisjes vallen willen voetballen of dragen mannelijke kleding. Dat is dan toch een groep uitzonderingen op die hypothese? Door seksualiteit af te leiden uit iemands uiterlijk, maak je het de mannelijke, stoere homo moeilijker om uit te komen voor zijn seksualiteit omdat hij niet binnen het stereotype past.”

 

biseksualiteit als fase

Dries vraagt zich af of ‘bi zijn’ soms lastig is. “Vrienden van me die bi zijn en thuiskomen met iemand van het andere geslacht krijgen soms de opmerking te horen dat ze dan toch hetero zijn. Ouders hebben het er blijkbaar moeilijk mee dat je ‘tussenin’ zit.” Eva bevestigt: “Ik ben nog niet officieel thuisgekomen met iemand, maar ik merkte in het begin wel dat mijn papa onbewust toch hoopte dat ik me vergiste, ‘omdat het nog niet bewezen is’. Ongewild stuurde hij me die boodschap door bijvoorbeeld knappe mannen aan te duiden, maar nooit knappe vrouwen. Om deze gedachtegang tegen te gaan heb ik heel erg beklemtoond dat de kans dat mijn toekomstig lief een meisje zou zijn erg groot is. Dan kon hij die optie moeilijker negeren. Op die manier is een coming-out als bi wel verschillend, denk ik, omdat je dat ‘dubbel’ deel geloofwaardig moet maken.”

 

Als ik bi was, kon ik nog altijd terug gaan naar de meisjes en waren de jongens gewoon een fase.

 

“Het idee dat een andere seksualiteit een fase is, is nog erg aanwezig. Dat je het niet kan weten als je het niet allebei geprobeerd hebt, heb ik vaak gehoord”, zegt Dries. Van Goethem vindt dat geen goede reactie: “Als je uit de kast komt, heb je er meestal wel goed over nagedacht en weet je wat je zegt. Volgens mij is het nooit aangewezen om een andere geaardheid weg te zetten als een fase.” “Ja, maar ik herken dat wel. Ik zei dat tegen mezelf in het begin, ‘je bent bi’. Als ik bi was, kon ik nog altijd terug gaan naar meisjes en waren de jongens gewoon een fase. Ik probeerde dat gevoel te onderdrukken, ik kon het niet accepteren”, legt Louis uit.

Als afsluiter wijst de rector de studenten op de toch al erg verbeterde situatie: “Ik denk dat jullie erg blij mogen zijn dat jullie nu opgroeien en niet vijftig jaar geleden. Bij sommigen ging het uit de kast komen bijna vanzelf, bij anderen hebben ouders meer tijd nodig gehad, maar al bij al … Ik denk wel dat de lastige aspecten niet zullen verdwijnen, omdat je niet de norm bent. Uiteindelijk is de samenleving geënt op een idee van voortplanting, dat is natuurlijk heteronormatief.” Laten we vooral onthouden dat het nog niet allemaal rooskleurig is, en dat ruimte voor gesprek essentieel is. Wij kregen alvast zin in meer!

 

Om het gesprek zo openhartig mogelijk te laten verlopen en om de anonimiteit van de studenten te respecteren zijn de namen in dit artikel niet de echte namen.

 

Wil jij meer weten over coming-outs of seksualiteit?

http://www.weljongniethetero.be/forum/

https://www.cavaria.be/groepen

https://holebifoon.be/



baanbrekers

11/03/2018
🖋: 

Geldwolven, cv-duizendpoten, sociale vlinders, luxebeesten, exotische trekvogels, verschillende species bewandelen het oerwoud der studentenjobs. Naast de platgetreden paden slaan jobstudenten soms een verrassend andere weg in. Elke maand zetten we zo’n baanbreker in de kijker.

Toen geschiedenisstudent Robbe op sollicitatiegesprek kwam, vroeg hij wat zijn taak als 'drager' precies zou inhouden. Al snel ontdekte hij dat het over kisten dragen ging. Niet veel later kwam hij erachter hoe een begrafenis in goede banen leiden precies in zijn werk ging. Het verdict? Een streng protocol, rechte ruggen en net iets minder stijf dan aanvankelijk gedacht.

Het klinkt meer morbide dan het is: het is vooral fysiek werk en er komt veel meer bij kijken dan het woord zelf doet vermoeden. Veel protocol bijvoorbeeld. “Een van de vele formaliteiten waarmee een kistdrager rekening moet houden, is het dragen van witte handschoenen. Soms weer aan, soms weer uit. Dat went wel, hoor.”

“Als kistdrager werk je mee aan een mooi afscheid voor de nabestaanden”, getuigt Robbe. “Daar help je met liefde aan mee. Als je ziet wat het voor die mensen betekent, geeft dat veel voldoening. Verder krijg je ook heel wat verantwoordelijkheid: problemen oplossen waar die zich voordoen behoort vanaf het begin tot het takenpakket.”

“De eerste dag was de lastigste”, vertelt Robbe. “Ik dacht dat ik enkel de kist zou moeten ‘dragen’, maar het bleek dat ik het lijk ook nog in de kist moest leggen. Daar verschoot ik toch wel van. De begrafenis zelf was ook niet doorsnee: veel volk, een vrouw kreeg een hartaanval (en kwam er later gelukkig weer bovenop) en toen mijn collega’s en ik de kist in het graf lieten zakken, bleek mijn koord een stuk korter dan dat van de rest. Door geleidelijk aan door mijn knieën te zakken kon ik dat probleem oplossen. Weliswaar met een rechte rug om toch een beetje plechtig over te komen.”

Naast het avontuur van zijn eerste dag heeft Robbe nog meer straffe verhalen. Eén daarvan vindt plaats op de begrafenis van een non zonder veel nabestaanden, uit een bijna uitgestorven congregatie. “Zoals mijn baas me die keer uitdrukkelijk opgedragen had, gaf ik elke bezoeker één doodsprentje, ook al vroegen ze er om meer. Wat bleek? Er zijn mensen die doodsprentjes verzamelen, net zoals Pokémonkaarten, en dan mag een exemplaar van een non uit een dunbevolkte kloostergemeenschap uiteraard niet ontbreken. Ieder zijn hobby, zeker?”



Vlaams muzikaal nationalisme

11/03/2018
🖋: 

Hedendaagse afspeellijsten worden vlijtig gevuld met nummers van Taylor Swift, Ed Sheeran, Sam Smith, Sia, Niall Horan enzovoort. Om nog maar te zwijgen over de grote variëteit aan dj’s die wereldwijd door menig boxen knallen. Kortom, de schijnbare muziekvoorkeur van de gemiddelde Vlaming is op z’n minst internationaal te noemen.

Tijden waarin menig tienermeisje flauwviel bij optredens van de gebroeders Wauters, ook wel Clouseau genoemd, lijken ver achter ons te liggen. Afgezien van Bazart kruipen we liever van ’s morgensvroeg al achter onze computer om peperdure tickets van onze meestal Amerikaanse en Britse idolen te bemachtigen. Wat is er gebeurd met ons Vlaams muzikaal nationalisme, met onze trots voor ‘eigen’ muziek? Hoog tijd om de Vlaamse music scene een welverdiende boost te geven, waardoor je Vlaams muzikaal nationalisme niet anders kan dan zegevieren.

Soul’Art

Je zou het bijna de meest ideale manier om je talen bij te schaven kunnen noemen. De Vlaamse hiphopgroep Soul’Art brengt namelijk rap en zang in het Nederlands, Frans en Engels. Het is een vijfkoppige groep waarvan M13, Jazzy Bench, Zed, Sparrow en Martha de meesterbreinen vormen. Filmliefhebbers herkennen hun naam ook wel uit de aftiteling van Black, de tweede film van Adil El Arbi en Bilall Fallah, waarvoor ze twee songs componeerden. Soul’Art brengt – nomen est omen – uitermate ritmische raps en pure soul, waarin ze geen enkel onderwerp schuwen. Hun debuut Granny’s Res EP is dan ook een must listen. De plaat bulkt van stevige beats, strakke en diepzinnige raps in diverse talen en een laidback vibe waardoor je bijna niet anders kan dan je ietwat bescheiden hiphopmoves boven te halen. Wie nu nog durft zeggen dat Vlaanderen geen straffe hiphopscene heeft, moet serieus gaan opletten: Soul’Art rapt je in alle talen onder tafel, vriend.

 

Brihang

Toegegeven, er wordt al genoeg gebasht op West-Vlamingen. Ze verdienen meer credits, zeker muzikale credits. Boudy Verleye, beter gekend als Brihang, is een rapper uit Knokke. In 2014 won hij de Nieuwe Lichting van Studio Brussel in een genre dat hij zelf omschrijft als ‘het braakland tussen muziek, kunst en poëzie’. Ongelijk kunnen we hem niet geven. Zijn nummers hangen aan elkaar van experimentele sounds, eerlijke songteksten vol introspectie en levenswijsheden maar ook boordevol grappig uitspraken. Om dan nog te zwijgen van het nog nooit zo graaf klinkend West-Vlaams accent. Zijn debuutalbum zolangmogelijk doet je nadenken, doet je verstommen, doet je over jezelf en je omgeving nadenken. Wa peij doar of? Joa wadde, w'ein buzze dat we dit muzikaal buitenbeentje hebben ontdekt.  

 

blackwave.

Vraag naar een meer dan geslaagd huwelijk tussen jazz-trompetten, funk-baslijntjes, strakke r&b-ritmes en Antwerpse woordenkunstenaars, en je komt vrij snel bij blackwave.. Naar eigen zeggen halen ze hun inspiratie uit ‘de alleronbekendste obscure soulmuziek van de jaren zestig, zeventig, tachtig’. Dat ze daarbij funk en soul stevig omarmen, kan je quasi letterlijk opmaken uit de lyrics hun laatste nieuwe single Elusive. Het Vlaams hiphopduo bestaat uit producer Willem Ardui en rapper Jean Atohoun, die zich live graag laten vergezellen door drie jazzmuzikanten. Dat het veelzijdige vakmannen zijn, wordt je meteen duidelijk bij het beluisteren van hun album Mic Check: diverse sounds van melancholische jazz naar feestachtige funk, van bescheiden introspectieve lyrics naar BIG Dreams. We zitten alvast op dezelfde golflengte.



over de Gentse Feesten, Extra Time en echte literatuur

10/03/2018
🖋: 
Auteur

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die ze zelf niet durven stellen. Steve Paulussen is hoofddocent media en journalistiek, lid van de onderzoeksgroep Media, Beleid en Cultuur (MBC) en de pionier van het digitale tijdperk: “Ik was de eerste die een enquête afnam bij de allereerste generatie online-journalisten”. Dat was in 2002, het jaar dat de euro zijn intrede deed in onze portefeuilles. 

De interesse in journalistiek, waar komt die vandaan?

Ik was een voetballertje en ik droomde ervan om sportjournalist te worden. Later droomde ik ervan om schrijver te worden, want taal interesseerde mij ook erg. Als tiener schreef ik veel: dagboeknotities, gedichten, verhalen. Maar een roman zat er toch niet meteen in. Daarvoor had ik te weinig verbeelding en te veel schroom. Ze zeggen wel eens dat journalisten schrijvers zijn die geen talent hebben voor fictie. Zo is ook mijn interesse in journalistiek gegroeid. Maar tijdens mijn studies Communicatiewetenschappen besefte ik al snel dat ook een job in de journalistiek allicht te hoog gegrepen was – veel van mijn medestudenten waren daar alleszins beter in dan ik.

Dan kreeg ik plots de kans om wetenschappelijk onderzoek te gaan doen in journalistiek. Die kans heb ik gegrepen. En kijk, nu zit ik hier, niet als schrijver, ook niet als journalist, maar als docent journalistiek. De derde beste optie, zeg maar.

 

Vorig jaar viel er in dwars te lezen dat journalistiek een van de beroepsgroepen is die robots binnen afzienbare tijd zullen overnemen. Kunt u de lezers op andere gedachten brengen?

Dat robots het zullen overnemen, is natuurlijk niet zo. Er is wel een opkomst van geautomatiseerd nieuws, maar journalistiek blijft in de eerste plaats mensenwerk. De creatieve aspecten kun je nooit zomaar aan robots of een computer overlaten. Ik denk dat we ons daar niet veel zorgen om moeten maken. Er zijn heel mooie voorbeelden bekend van hoe geautomatiseerd nieuws leidt tot betere onderzoeksjournalistiek.

Zelf haal ik vaak de LA Times aan, die moorden in kaart brengt met algoritmes als ondersteuning. Op basis van politiedatabanken gaan computers monitoren waar er allemaal moorden plaatsvonden en daar genereren ze automatisch artikels uit. De computers laten zo journalisten toe om te kijken naar bepaalde patronen die uit die data afgeleid kunnen worden. Technologie is zelden een rechtstreekse bedreiging en vaak een mogelijkheid voor nieuwe toepassingen.

 

Tijd voor de prof als mens. Waar houdt u zich mee bezig als u geen onderzoek doet of lesgeeft?

Veel van de tijd die overblijft, gaat naar mijn gezin. Ik ben intussen twaalf jaar getrouwd met Sofie, die ik op mijn achttiende in mijn allereerste week als student in Gent heb leren kennen. Samen hebben we twee kinderen – Leon is tien en Rosan is acht. We wonen in Herentals, mijn geboortestad. Ik ben daar dus naar teruggekeerd en heb daar mijn familie en nog enkele ‘oude’ vrienden. Elk weekend is er dan wel iets te doen. Echte hobby’s heb ik niet, maar ik lees heel graag. Voor mij is een boek een belangrijke bron van ontspanning. Zelfs in de drukste weken van het jaar probeer ik tijd te vinden voor wat literatuur.

 

Heeft een favoriete schrijver?

Mijn favoriete boek is The Road van Cormac McCarthy, dat trouwens ook prachtig verfilmd is. Een favoriete schrijver heb ik niet meteen. Als ik er dan toch twee moet noemen, ga ik voor Louis Paul Boon en voor de nog levende schrijvers, Dimitri Verhulst. Maar mijn literaire smaak is eigenlijk heel breed, dus ik laat mij dikwijls ook verrassen, of lees ik de literatuurbijlage en op basis daarvan maak ik mijn keuze. Ik heb graag de echte literatuur waarvan sommigen zeggen: ‘Daar zit geen verhaal in’. En dan denk ik: er zit altijd veel verhaal in.

 

Heeft u als brave literatuurverslinder ook een guilty pleasure die u moet bekennen?

Ik voel me zelden guilty als ik een bepaalde pleasure heb (lacht). Aan de andere kant, maar dat is geen guilty pleasure, ga ik graag op café en kan het zijn dat ik dan wel eens doorzak. Ik heb me al weleens de bedenking gemaakt dat er waarschijnlijk ook studenten rondlopen in Herentals. In Gent heb ik dat ook eens meegemaakt, dat ik me tijdens de Gentse Feesten iets te veel liet gaan en dan plotseling om vier uur ’s ochtends een student tegenkwam.

 

U gaf aan dat u vroeger voetbalde, volgt u dat nog altijd?

Naar Champions League-wedstrijden kijk ik wel regelmatig en de Rode Duivels volg ik ook van nabij. Vroeger was ik een fervent supporter van Anderlecht, maar dat is met de jaren sterk verminderd. En nu Marc Coucke de club heeft gekocht, denk ik dat ik toch maar eens op zoek moet naar een andere ploeg. Ik moet wel bekennen dat ik een trouwe kijker van Extra Time ben, misschien is dat mijn guilty pleasure. Een verschrikkelijk saai programma, waarbij ik soms in slaap val. Dat gaat meestal nergens over. In Nederland heb je dan nog kleurrijke figuren aan tafel zitten. Op Extra Time heb je allemaal van die nette analisten die het voetbal van het weekend ervoor bespreken. Maar toch kijk ik elke week. Ik kan het zelf niet goed verklaren.

 

Wat verwacht u van de Rode Duivels deze zomer?

Dat ze wereldkampioen worden. Voor minder mogen we niet gaan.



blikopener


Precies tien jaar geleden verruilde Hugo Claus het tijdelijke voor het eeuwige. Uit het oog, uit het hart? Zeker niet wat een van Vlaanderens grootste schrijvers betreft. Tien jaar na zijn dood leeft Claus meer dan ooit onder journalisten, schrijvers, liefhebbers en onderzoekers. Ook op onze eigen universiteit zit men niet stil. Aragorn Fuhrmann, vorig academiejaar afgestudeerd als master in de Taal- en Letterkunde, werkt samen met prof. Kris Humbeeck aan een nieuwe studie over hoe Hugo Claus zijn traumatiserende oorlogservaringen in zijn fictie heeft verwerkt.

Bij het horen van hun namen zal er bij sommigen misschien een belletje beginnen rinkelen, want Fuhrmann en Humbeeck hebben met hun voorpublicaties van hun studie naar Hugo Claus al heel wat belangstelling van verschillende media gekregen. Zo hebben ze onder meer in De Standaard en De Morgen meer uitleg bij hun onderzoek mogen geven, om maar een aantal van de grootste spelers binnen het perslandschap te noemen. Wat heeft dit duo ontdekt over een van Vlaanderens meest beschreven, belezen en onderzochte schrijvers dat nog niet eerder onder de aandacht was gebracht?

 

student en professor: een magische combinatie

We ontmoeten Aragorn Fuhrmann en Kris Humbeeck in het hart van de Clausstudie, namelijk het centrum voor de studie van het werk van L. P. Boon en Hugo Claus, dat zich op de Stadscampus bevindt. Een eerder onopvallend gebouw dat netjes opgaat in de rij huizen die de Lange Winkelstraat vormen. Een toevallige voorbijganger zal niet meteen opmerken dat er achter deze sobere gevel heel wat nieuwe ontdekkingen over Claus’ verleden en werk worden gedaan. Maar voordat we hier verder op ingaan, staan we ook even stil bij het toch wel opmerkelijke feit dat een student samen met een professor een boek schrijft. Aragorn Fuhrmann is via de colleges van professor Humbeeck en later ook met zijn bachelor- en masterscriptie als vanzelf helemaal in de wondere wereld van Hugo Claus gerold. Fuhrmann bleek helemaal op dezelfde lijn als prof. Humbeeck, zijn promotor, te zitten en toen hij tijdens zijn onderzoek een aantal interessante ontdekkingen deed, hebben de twee de handen in elkaar geslagen om flink te gaan spitten in het ‘collaboratieverleden’ van Claus.

“Af en toe gebeurt het dat je jonge talentvolle mensen spot die niet alleen talent hebben, intelligent zijn en over het nodige kritisch inzicht beschikken, maar ook meegaan in mijn benadering waarin ik Claus onderzoek”, aldus een enthousiaste professor Humbeeck. Voor hem is het belangrijk om Claus te beschouwen als iemand die in zijn werk worstelde met zijn ‘collaboratieverleden’ en al schrijvende de mechanismen van de totalitaire verleiding onderzocht, waarvan men eigenlijk altijd al wist dat Claus daar zelf op een zeer jonge leeftijd aan bezweken was en waar hij zelf later ook geen geheim van maakte. Alleen wist men niet, want dat is typisch Claus, wat er precies aan de hand was. Kan Claus echt hebben gecollaboreerd als we weten dat hij in 1929 geboren werd? Hij was zo jong dat het hooguit een collaboratie in korte broek kan geweest zijn, maar daar zijn natuurlijk ook gradaties van engagement in. Bovendien hoeft het schuldgevoel waarmee iemand worstelt – en het traumatiserende effect van zijn collaboratie – niet recht evenredig te zijn met zijn ‘objectieve’, juridische schuld. Dat vormt het uitgangspunt van Humbeecks benadering van Claus. Fuhrmann, die zich hier helemaal in kan vinden, ontdekte zo een aantal waardevolle biografische aanvullingen. Bovendien bevatten zijn bachelor- en masterproef aanzetten tot extra hoofdstukken van het boek waar prof. Humbeeck nu al een paar jaren aan werkt. Dan is het bijna logisch om dat boek samen te schrijven, samen aan artikels te werken en samen onderzoek te doen.

 

Claus tussen aanhalingstekens

In dit artikel zullen er wel meer termen tussen aanhalingstekens worden geplaatst, want als het over Claus’ collaboratie gaat, moet je voortdurend aanhalingstekens in de lucht schrijven, aldus prof. Humbeeck. De nationaalsocialistische sympathieën van Claus kunnen teruggevonden worden rond zijn dertiende levensjaar en zouden dus een jeugdzonde kunnen worden genoemd. Claus deed daar sporadisch ook uitspraken over – zo gaf hij toe lid te zijn geweest van de Nationaal Socialistische Jeugdvereniging oftewel de NSJV – , maar Humbeeck en Fuhrmann zijn verder gaan peuteren, iets waar Fuhrmann volgens de professor in uitmunt. Zo ontdekten ze via directe en indirecte getuigen dat Claus, voordat hij lid werd van de NSJV, ook al lid was geweest van een nog radicalere jeugdbeweging die maar zo’n drie maanden heeft bestaan, namelijk de Vlaamsche Jeugd. Die beweging was eigenlijk een poging om een soort Vlaamse Hitlerjeugd vorm te geven. Dat werpt een nieuw licht op Claus: hoe jong hij ook was, hij was wellicht een stuk fanatieker dan altijd wordt beweerd en hij zelf beweerde. Hij was doordrongen van antisemitisme en er zijn zelfs aanwijzingen dat hij ondanks zijn jonge leeftijd een poging ondernam om zelf ‘ten strijde te trekken’. Tot het eind van zijn leven worstelde hij in zijn fictie met dat jeugdige radicalisme en zijn politieke en ideologische ‘engagement’, wederom tussen aanhalingstekens.

 

een nieuwe lezing

Humbeeck en Fuhrmann willen dat nu ook verder uitwerken, niet door Claus’ werk autobiografisch te gaan lezen, maar door na te gaan hoe Claus door autobiografische elementen te fictionaliseren het discours van een Vlaamse variant van het nationaalsocialisme probeert te ontregelen. Zo benadrukken ze dat Claus zelf dwingend suggereert in Het verdriet van België dat het niet afgelopen was met die sympathie voor het nationaalsocialisme en voor radicale vormen van Vlaams nationalisme toen de bevrijding aanbrak. Hij bleef heel erg verstrikt zitten in allerlei netwerken die te maken hadden met de collaboratie. Er duiken dus regelmatig nieuwe elementen op die interessant zijn voor hun Clausstudie en die ook interessant zijn om te laten zien dat Claus in zijn werk nagaat hoe het naoorlogse Vlaanderen in feite maar heel moeizaam afstand neemt van een racistisch getint discours dat men allang overwonnen acht. Dat is ook wat Aragorn heeft gedaan in zijn nieuwste bijdrage over Claus' poëziebundel ‘de Oostakkerse gedichten’, die wordt beschouwd als het poëtische hoogtepunt van onze na-oorlogse literatuur. Deze experimentele poëzie blijkt meer met de historische realiteit verweven dan velen tot nu toe zagen: Claus gaat hier voor het eerst de confrontatie aan met een bepaald totalitair gedachtegoed én hij onderzoekt op een manier die geschiedwetenschappers en ideologiecritici kan inspireren hoe een bepaalde Christelijke mythologie de totalitaire verleiding kon stimuleren. Dat kan een antwoord bieden op de vraag hoe een keurig katholiek opgevoede jongen als Hugo Claus kon vallen voor een moderne heidense ideologie als het nationaalsocialisme.

Met deze vernieuwende benadering van Claus’ werk is het dan ook interessant om de periode tijdens de bezetting en de eerste naoorlogse jaren te bekijken, want daarin heeft Claus niet echt veel geschreven. Die periode moet nog grondiger biografisch gedocumenteerd worden.  Het zwaartepunt van het onderzoek komt te liggen op die teksten uit zijn oeuvre waarin hij heel erg nadrukkelijk de worsteling aangaat met die periode of dat juist niet doet. Wat Fuhrmann en Humbeeck dus willen laten zien met hun biografisch en tekst-analytisch onderzoek is hoe Claus een discours van politiek radicalisme in zijn fictie verwerkt. Wat doet hij bijvoorbeeld met de typische beeldspraak van het nationaalsocialisme? Voorbarig antwoord: hij speelt er allerlei rare spelletjes mee en ook dat willen Fuhrmann en prof. Humbeeck laten zien.

Er is dus nog wat werk voor de boeg, om het met een understatement te zeggen. Maar als alles volgens plan verloopt, zal het boek in het najaar van 2019 verschijnen. Nieuwe voorpublicaties komen eraan. 



verrassende soon-to-be scripties

09/03/2018
🖋: 

Het scriptieseizoen is weer volop bezig. De bib zit steeds voller met puffende, gestresseerde studenten die af en toe schoorvoetend een bron trachten op te sporen tussen de rekken. Die zware labeur kan echter in enorm verrassende scripties resulteren. Wij visten bij een aantal studenten naar hun originele scriptie-onderwerpen: van commerciële ruimtereizen tot een programma dat fake news registreert en van Belle en het Beest tot de begindagen van de supermarkt. 

Elise – Strategische Communicatie

“Ik onderzoek welke houding we hebben tegenover ingrijpende technologische innovatie in een winkelsetting. Staan we bijvoorbeeld open voor supermarkten zonder kassa's, of ligt dat nog ver buiten onze comfortzone?

 

Anna – Taal- en Letterkunde

“Ik vergelijk het originele verhaal van Belle en het Beest met de filmeditie uit 2017, om uit te zoeken welke elementen er zijn veranderd of een nieuwe functie hebben gekregen.” 

 

Kristof – Productontwikkeling

“Het aantal auto's stijgt wereldwijd en elektronisch afval wordt steeds vaker naar ontwikkelingslanden afgevoerd. Daardoor is in Sub-Saharisch Afrika een slecht gereguleerde, vervuilende industrie ontstaan voor het recycleren van autobatterijen. Ik zal de gebreken binnen deze industrie analyseren om vervolgens een oplossing te zoeken voor een van de gebreken, die ecologisch een meerwaarde heeft voor mens en milieu en toch economisch rendabel blijft voor de lokale industrie. "

 

Charissa – Productontwikkeling

“Ik ontwerp een slim systeem voor leerlingen dat hen helpt om te gaan met smartphone-afhankelijkheid. Het helpt hen grip te krijgen op hun gebruik om zo beter om te kunnen gaan met de vrijheid rond smartphonegebruik die ze zullen krijgen in het hoger onderwijs.”

 

Dries – Sociologie

"Mijn scriptie zal gaan over ‘niet-klassieke’ jeugdverenigingen voor jongeren met een migratieachtergrond. Waarom starten mensen ze op, en waarom worden jongeren er lid van? Via diepte-interviews probeer ik hier zicht op te krijgen.”

 

Alessandra – Geschiedenis

“Ik wil onderzoeken of empathie met slachtoffers in de 18de eeuw zo gangbaar was als vandaag, waar we bij elke ramp meteen willen weten of en wie de slachtoffers zijn. Het is erg boeiend om terug te grijpen naar het verleden en te kijken hoe men toen omging met rampen.

 

Leonie – Computationele Psycholinguïstiek

“Voor mijn scriptie maak ik, in samenwerking met VRT, aanpassingen aan een Engels programma dat fake news detecteert, zodat het ook zou werken voor het Nederlands.”

 

Arthur Van Den Bossche – Rechten

“Mijn thesis gaat over de hot topics rond economische activiteiten in de ruimte, zoals commerciële ruimtevaartreizen en ontginningen. Daarnaast zoek ik uit wat de mogelijke toekomstperspectieven zijn van het juridische ruimtevaartbeleid."

 

Ward – Geschiedenis

“Ik probeer te achterhalen hoe de Belgische voedseldistributeur en -producent Delhaize bijdroeg tot de creatie van een nieuwe consument, met de opening van supermarkten tussen 1957 en 1975. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de levensstijl van de bevolking in West-Europa heel erg. Een verhoogde levensstandaard veroorzaakte een consumptiecultuur. Voedseldistributeurs zoals Grand Bazar en Delhaize waren hierdoor genoodzaakt hun winkelsysteem aan te passen. Het antwoord op deze nieuwe consumptiecultuur was de supermarkt, gekenmerkt door een grotere winkeloppervlakte met meer en goedkopere producten en zelfbediening met winkelkarretjes."

 

Shana – Filmstudies en Visuele cultuur

“Voor mijn masterproef probeer ik via interviews met kunstenaars en media-experts na te gaan of sociale media de seksuele censuur in schilderkunst verhogen. Ik bestudeer hoe kunstenaars met die media omgaan vooraleer ze iets posten en of censuur effect heeft op hun werk. Ook achterhaal ik of we volgens hen kunnen spreken van een nieuwe preutsheid of verpreutsing in de kunst, al dan niet onder invloed van #metoo.”

 

Pieter – Bio- en Medische Fysica

“In mijn scriptie doe ik onderzoek naar hoe het kan dat kleine niet-zoogdierachtigen, zoals hagedissen, elkaar kunnen horen. Zij traceren geluiden op een heel andere manier dan zoogdieren. Het verschil is te vinden tussen de oren. Zoogdieren hebben volledig geïsoleerde middenoren en gebruiken enkel de uitwendige informatie van het geluid. De niet-zoogdierachtigen hebben echter bijna allemaal een interne verbinding tussen hun oren, vaak via de neus-mondholte. Met dit anatomische trucje zijn zij in staat om te achterhalen waar het geluid vandaan komt. Als het geluid een trommelvlies doet trillen, wekt deze een golf op die door de gang loopt en het andere trommelvlies 'hindert'. Hierdoor lijkt het alsof één oor dichter bij de bron is en kunnen ze geluid traceren. Ik bouwde met een 3D-model het middenoor van de bruine anole (hagedissoort) na, om kwantitatief na te gaan hoe goed de golven het andere trommelvlies beïnvloeden. Het zal het eerste volwaardige computermodel zijn dat deze gekoppelde oren onderzoekt."

 

Zoë – Productontwikkeling

"Ik wil een hulpmiddel ontwikkelen voor bariatrische patiënten tussen 18 en 60 jaar, waarbij digitale elementen worden gecombineerd met een fysiek product. Het doel is motivatie en ondersteuning te bieden om gewoontes te doorbreken, onmiddellijk na de ingreep. Het product zal zo zorgen voor een blijvende verbetering van de levensstijl. Dit is belangrijk omdat steeds meer zware obesen een chirurgische maagingreep overwegen om hun gewicht sterk en langdurig te verlagen. Veel van deze bariatrische patiënten hervallen echter na verloop van tijd terug in hun ongezonde eetgewoonten en komen zo terug gewicht bij." 



editoriaal

07/03/2018
🖋: 

Ik moet bekennen dat ik een krom pepertje ben. Zo eentje als op de cover van het boek Prettig perfect? dat onze universiteit afgelopen maand uitbracht. Diezelfde rode groente lokt je ook naar een online zelftest om je eigen perfectionisme te berekenen. Het helpt alvast niet dat je achteraf zelf je aantal ja'tjes optellen moet – de servers van onze universiteit hebben ook hun gebreken.

De frustraties die met het optellen gepaard gingen, voorspelden mijn uitslag. En zo'n groente zijnde, kook ik vaak. Van de imperfectie van de wereld. En vooral: van de imperfectie van mezelf. Een geblutst pepertje heeft vele kantjes om aan te werken en hoewel ik graag overal – zo snel mogelijk – zoveel mogelijk – vooruitgang wil boeken, is dat niet altijd haalbaar.

Met zo'n drang om overal het beste van te maken, ontbrak het me jarenlang aan durf om een (groter) engagement aan te gaan. “Je werk is nu nog niet eens foutloos”, fluisterde het bezorgd engeltje op mijn schouder. Hoe in godsnaam durfde ik dan te lonken naar het dwarse roer? En ja, we zijn nog steeds niet perfect, maar er ligt desalniettemin wél weer een nieuwe editie in je handen. We houden koers. 

Koers houden betekent ook stormen overwinnen. De moeilijkste zijn vaak degene die je zelf hebt geschapen. Je eigen tekortkomingen steeds op je kaart zien staan, is afmattend. Ze bakboord laten liggen, voelt dan weer als egoïstisch genegeer. Het schipperen tussen die twee uitersten wordt verzwaard wanneer de wind fluisterstemmen meedraagt die net je onzekerheden en imperfecties bevestigen. Maar zelfs met zo'n bries in de zeilen geraak je vooruit.  

Het leren inzien dat niet alles uitstekend hoeft te lopen, was een moeizame ontdekkingsreis. En hoewel ik nog steeds kan verdrinken in het nastreven van de pittige perfectie, weet ik intussen dat ik ook minder vurige kantjes smaken kan. Iedereen mist ergens wel een hoekje. Overal vind je wel een foutje – ongetwijfeld ook weer in deze dwars. Maar daarom presenteer ik haar niet minder trots.



de toogfilosoof

05/03/2018
🖋: 

Zijn brein half verkankerd van het vele zuipen en zijn tong getraind door al het pseudo-intellectuele getheoretiseer, heeft de zotgestudeerde student de vervelende gewoonte ontwikkeld om zichzelf te verliezen in eindeloze monologen. Verketterd en verstoten door zijn vrienden zoekt hij zijn toevlucht in een troosteloos bruin café. Daar vindt hij een luisterend oor voor zijn absurd gebral. Daar vervult hij zijn lot. Daar wordt hij: de toogfilosoof.

Even goede vrienden, beste waard, maar die Belgium van u, die drink ik niet. Ik ben misschien wel zat, maar daarom nog niet zot! Vrijwillig een Belgium drinken is gelijk met uw bakkes wijd open onder het balkon van ’t kasteel in Laken gaan staan en koning Filip vragen om te pissen in uw muil. Nee meneer, zwelgen in zo veel vaderlandsliefde is voor ons Belgen onnatuurlijk. Wij krijgen daar identitaire kortsluiting van.

In dit land drinken wij juist bier om te ontsnappen aan de hopeloos complexe puinhoop die onze nationale identiteit is en de permanente existentiële crisis die dat met zich meebrengt. Om dan ons meest geliefkoosde bier vervolgens tijdelijk de naam Belgium – in het Engelands dan nog wel – te geven is niet meer en niet minder dan een dikke vette majeur in ons gezicht.

En daarbij, die Rode Duivels, ik moet ze niet. Een geforceerd stelletje mediasletten, dik betaald door de monarchistische voetbalbond, om het land bij mekaar te houden. Tous ensemble, maar enkel zolang het uitkomt voor hun portemonnee. Ik word daar niet warm van.

Met voetbal krijgt men alles verkocht, zo zullen ze in Laken wel gedacht hebben. En ze hebben een punt. De enige reden waarom die gesmolten poembaksmoel van Tom Coninckx überhaupt nog op televisie komt, is omdat die man een voetbalprogramma presenteert. De bal rolt, de kijker slikt.

Voetbal is de kanker van onze samenleving. Neen, u heeft me niet verkeerd verstaan; de morele en psychologische degradatie van onze jeugd is al volop aan de gang. Hoe vraagt u? De meest wraakroepende wantoestanden, de meest verdorven praktijken, het minst verdedigbare wangedrag; in de context van voetbal wordt de verontwaardiging systematisch buitenspel gezet.

Als onder hypnose kijken ouders toe hoe de ene na de andere reclamespot voor bier en goksites op het netvlies van hun voetbalgeobsedeerde kinderen wordt gebrand. Of vinden we het ondertussen normaal dat er tijdens een uitzending van een Champions League-wedstrijd maar liefst zes reclames voor bier en dubbel zo veel voor goksites worden getoond?

En wat er op het veld zelf gebeurt, is ook niet van de poes. Op haast ceremoniële wijze zijn de heren voetballers, de rolmodellen van menig kind, voortdurend in de weer met het tegenspreken, beschimpen, ridiculiseren en bedotten van de enige vorm van absoluut gezag op het speelveld: de scheidsrechter.

De grown-ups schudden eens gelaten met het hoofd bij de zoveelste schwalbe van Neymar, voetbalgekke meisjes en jongens kijken in vervoering toe naar zoveel overgave: wát een winnaar!

Ondertussen hangen hun kamers vol met posters van Messi en Ronaldo, twee meesterfraudeurs van intergalactisch kaliber die bakken Spaans belastinggeld verduisteren – de zwaar verlieslatende topclubs in Spanje worden voor miljarden door de overheid gesubsidieerd – om er vervolgens dure wagens, privéjets en lelijke tatoeages mee te kopen. Kinderen die fraudeurs en valsspelers idoliseren, 't is proper.

Onthoud mijn woorden: binnen enkele WK’s is het zover. Onder het mom van voetbalplezier is dan heel de natie verworden tot een drank- en gokverslaafd proletariaat zonder enige zin voor rechtvaardigheid. 

Ons fiere Vlaamse volk, op lepe wijze geknecht door de van Saksen-Coburgs, die nu samen met een oligarchie van voetbalsterren, gokbaronnen en bierfabrikanten de macht stevig in handen hebben. De voetbalmanie heeft Walen en Vlamingen al even dom en afgestompt gemaakt als hun noorderburen en ook koning Filip laat als een ware despoot zijn naamdag vieren door de met liters Belgium verdoofde natie.

Neen. Belgium, ik drink het niet. Geeft mij maar ne goeien Duvel. En gjiene rooie hé, beste waard, nen echte! Want die rooi Duvels die mogen ze van mijn part allemaal op een vliegtuig zetten naar China!



het laatste woord

04/03/2018
malapropisme (© Annelies Belemans | dwars)
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘malapropisme’.

Ooit al eens een staande ovulatie gekregen? Een hartelijk koekje gegeten, dat je proefde met je smaakpupillen? Of heb je misschien al eens de flamingo gedanst? Het zou me ten zeerste verbazen. Je eisprong kan je misschien weleens al staande hebben gekregen (al wordt natuurlijk ‘staande ovatie’ bedoeld), maar tenzij dat koekje oprecht sympathiek was in plaats van hartig, en je het met je ogen verslonden hebt in plaats van met je smaakpapillen, spreken we hier van malapropismen. Mala-wat? Wikipedia, zeg het eens: “Een verhaspeling of malapropisme is het onjuiste gebruik van een woord, doordat het woord wordt verward met een ander woord dat er vormelijk op lijkt.” Hoed je voor dit taalfenomeen, want mensen die zich schuldig maken aan malapropismen komen vaak niet al te snugger, en zelfs een beetje komisch over. Want zeg nu zelf: houd jij je gezicht in plooi als iemand zegt dat hij de flamingo gaat dansen?

Een bekend ‘malapropist’ is Mrs. Malaprop uit het toneelstuk The Rivals van Richard Sheridan uit 1775. Zij gaf zelfs haar naam aan het begrip. Erg eloquent is ze niet, hoewel ze wel doet alsof. Ze verspreekt zich constant door woorden te gebruiken die lijken op de woorden die ze bedoelt. Zinnen als “He is the very pineapple of politeness!” (wat pinnacle hoort te zijn) of “She's as headstrong as an allegory on the banks of the Nile” (allegorieën op de Nijl? Eerder alligators, me dunkt) zijn haar niet vreemd. Richard haalde zijn inspiratie voor de naam van Mrs. Malaprop dan weer van het Franse mal à propos, wat ‘ongepast’ betekent. En ongepast wordt het, als men bij erg koud weer vraagt of opa wel terminaal ondergoed aanheeft (in plaats van de thermische variant).

Hopelijk hebben nog niet al te veel mensen dat malapropisme gebruikt. Nochtans zijn er enkele die vrij hardnekkig zijn. Mensen worden niet in kritische toestand naar het ziekenhuis gebracht, tenzij ze volop kritiek uiten op die verdomde ziekenhuizen terwijl ze in zorgelijke (kritieke) toestand zijn. In de zin ‘Aan je elleboog likken is fysisch onmogelijk’, bedoel je waarschijnlijk lichamelijk, fysiek dus, en geef je liever geen wetenschappelijke uitleg over de fysica. En laat de veroordeelde alsjeblieft niet naar het hof van castratie gaan, als je cassatie bedoelt. Al is het nog je aarsvijand. Ik bedoel, aartsvijand.



of Ivanka Trump het recht heeft om haar vader te geloven

04/03/2018
🖋: 
Auteur

De Olympische Winterspelen zijn achter de rug. Een internationaal evenement waar bijna ieder land zich laat vertegenwoordigen. In sportief opzicht, maar ook in politiek opzicht. Ivanka Trump was ook aanwezig. Ze is in Korea geïnterviewd door NBC News, over hele andere dingen dan sport: namelijk over de beschuldigingen aan haar vader, die zich seksueel zou hebben misdragen. Ze antwoordde dat het nogal ongepast is om een dochter deze vraag over haar vader te stellen en vond dat ze als dochter het recht heeft haar vader op zijn woord te vertrouwen.

Ik wil het niet hebben over of een dergelijke vraag ongepast is. Dat er een rollenconflict bestaat is niet te ontkennen, de dochter van de president zijn én een senior staffmember, is bijna vragen om problemen. Maar laten we een stapje terug nemen van wie Ivanka Trump is en wat dieper ingaan op wat ze nog meer zei, namelijk dat je als dochter het recht hebt om je vader te vertrouwen. Laten we het over rechten hebben.

Hebben we als mensen recht om iemand die we lief hebben of die dichtbij ons staat te vertrouwen? Dat het niet in de grondwet staat is zeker, en ook in het Europees verdrag voor de rechten van de mens zal je er niets over vinden. Een recht dat niet in een wet of verdrag is opgenomen, is geen recht. Althans, als we de filosoof Jeremy Bentham mogen geloven. Deze zogenaamde natuurlijke rechten zijn volgens hem onzinnig en er kan dus ook niet op beroepen worden. Toch maakt dat de uitspraak niet meteen tot een raar idee.

Stel nou dat we het omdraaien naar een plicht, een plicht om een geliefde of familielid te wantrouwen. Stel nou dat we Ivanka zouden verplichten haar vader níét op zijn woord te geloven. We stuiten meteen op een probleem: wantrouwen kan niet worden afgedwongen. Een ander probleem ligt al net zo voor de hand: als we onze geliefden en familie moeten wantrouwen, wat blijft er dan over van die zogenaamde ‘liefde’? Vertrouwen lijkt fundamenteel deel uit te maken van wat liefde en familie betekenen. De plicht om te wantrouwen heeft geen poot om op te staan.

Ondanks dat het recht om iemand te vertrouwen niet een recht is waar je je op kunt beroepen, is het wel een recht waar we als buitenstaanders rekening mee kunnen houden. Wanneer iemand aangeeft een ander te vertrouwen, júíst omdat het familie is, geeft dit een duidelijk signaal: het signaal van een subjectief oordeel. Het enige alternatief lijkt een subjectief oordeel verpakt in een feitelijke uitspraak. Een uitspraak als ‘mijn vader is onschuldig’ of ‘mijn vader zou nooit zo iets doen!’, alternatieven waar we allemaal nog meer afkeer voor voelen dan voor de status quo.

Om terug te komen op Ivanka Trump; is wat ze zegt dan wel relevant? Dat ze zich beroept op het natuurlijke recht om haar vader te geloven geeft het antwoord. Zolang het niet zeker is dat Donald Trump schuldig is, zal ze hem vertrouwen. Niet omdat hij te vertrouwen is, maar omdat ze zijn dochter is. Dat betekent voor ons dat we niets aan haar woorden hebben, maar vooral dat Ivanka Trump lef heeft. Het lef om toe te geven dat haar standpunt niet meer is, en niet meer kan zijn, dan een mening.