het laatste woord

29/04/2018
vademen (© [Annelies Belemans | dwars)
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘vademen’.

Iemand heeft het hoogstwaarschijnlijk ooit al bij jou gedaan. En jij doet het hopelijk af en toe ook terug. Het zijn je vrienden, je familie en je lief, die regelmatig vademen zonder het woord ooit in de mond te nemen. Het doet je geliefd voelen. Een soort stilzwijgende, verborgen liefde, zou je bijna denken. Maar nee. Vademen, dat woord kennen de meeste mensen simpelweg niet.

Iemand met uitgestrekte armen omvatten. Iemand in de armen nemen. Iemand vademen. Zeg nu zelf: “Ik wil dat je me vademt”, dat klinkt toch niet zo romantisch? Een vadem is eigenlijk de afstand van je linker- tot je rechtervingertoppen als je armen zijwaarts uitgestrekt zijn. Een beetje zoals 'voet' nog steeds een meeteenheid is in Engeland. Maar dan met wat meer romantiek.

Hoewel de 'voet' nog steeds veel gebruikt wordt, vind je 'vadem' tegenwoordig terug bij de zogeheten 'vergeten woorden'. Volgens Taaldacht, waar je deze woorden terugvindt, is 'vademen' toch nog niet helemaal vergeten. Het zou ook een West-Vlaams woord zijn. En ook in de binnenvaart zou een vadem nog steeds gebruikt worden om de diepte van het water te meten. Minder gebruikt dus, maar vergeten? 

Een vreemd woord is het wel. Alhoewel, spreek eens een paar keer het woord 'knuffel' uit. Of 'omhelzing'. Zijn dat nu veel betere opties? Gelukkig hoef je die woorden niet uit te spreken tijdens het vademen. “Kom hier, geef me een knuffel”, dat kan nog. Maar “kom hier, geef me een vadem”? Dan verdwijnt die romantiek en klinkt het al snel alsof je vraagt om een keelsnoepje. 

Hoe lelijk het ook mag klinken, een vadem is en blijft toch echt de ultieme meetbare liefdesverklaring. Van het ene vingertopje naar het andere, zoveel geef ik om je. To the vingertopje and back. Een beetje zoals kleine kindjes “zoveel” kunnen zeggen, met hun armen enthousiast uitgestrekt. En binnen die armspanne vindt de ander dan een veilige plaats. Een knuffel, een vadem, om te ontsnappen van de wereld. Om naar thuis te komen. Om gelukzalig naartoe te rennen.

Dus voordat je je armen spreidt als vleugels en de zomer invliegt, vadem je het best je kotgenoot nog eens in de strijd tegen de herexamens. Of vadem je studievrienden voordat je gaat werken en ze minder ziet. Of vadem mensen als herinnering dat je ze zal blijven zien, omdat je ze niet kwijt wilt. Deze vadem hoeft niet de laatste te zijn. 



opinie

29/04/2018
🖋: 
Auteur

1 april 2018. De Ronde van Vlaanderen start zoals gebruikelijk in Antwerpen. 175 renners brachten hun stalen ros in galop, en deden daarmee allen een poging om een overwinning in Vlaanderens Mooiste op hun cv bij te schrijven. Dit was echter maar voor één persoon weggelegd: Niki Terpstra. Ne Hollander die zegeviert op Vlaamse bodem. Bij de vrouwen was het Anna van der Breggen. Een Hollandse! Laten we nu eerlijk zijn. Het voetbalverstand in de Lage Landen zit dit jaar overduidelijk in België. Gaat het echter om fietsen, dan maken Nederlanders de dienst uit. Daarom is de glansrijke taak om het Antwerpse fietsbeleid onder de loep te nemen aan een kaaskop toebedeeld.

Ondanks de superioriteit van mijn landgenoten op de fiets, laat ik de kennis van iemand die zich al decennialang op een tweewieler door het Antwerpse verkeer begeeft niet liggen. Ik sprak met Renaat van Hoof, voorzitter van de Antwerpse Fietsersbond. Het stadsbestuur biedt verre van een luisterend oor als de bond zijn ideeën wil voorleggen. 

“Er is bij het stadsbestuur gewoon te weinig bereidheid om belangenorganisaties te laten meebeslissen”, begint Van Hoof. “Daarin zou de Stad een voorbeeld kunnen nemen aan de manier waarop het in Nederland geregeld is. Dat is echt een wereld van verschil. Daar wordt bij de aanleg van wegen ook rekening gehouden met fietsers. Nederland is natuurlijk een fietsland bij uitstek, maar ook in Antwerpen wordt er ontzettend veel gefietst.”

De Afdeling Mobiliteit van de gemeente verkondigt op haar website “bij de (her)aanleg van straten en pleinen zoveel mogelijk rekening te houden met de noden van alle weggebruikers”. Lekker geloofwaardig. Een telefoontje naar de betreffende afdeling bood mij weinig vruchtbaarheid. De medewerkster die ik aan de lijn kreeg, kon enkel mijn vragen over het parkeerbeleid beantwoorden, mocht ik die hebben. Ik schakelde snel, maar er kwam zo gauw geen vraag over parkeren in mij op. De vraag of ze mij dan kon doorverbinden, werd negatief beantwoord. Ik moest maar een mail sturen. Ik had er al vier gestuurd. 

Spijtig of niet, er vloeit geen digitale inkt die de inbreng van de gemeente aan dit artikel associeert. Mijn eigen inbreng begint, zodra ik in de Prinsstraat zelf op de fiets stap richting de Ossenmarkt. Halverwege de Kortewinkelstraat sla ik rechtsaf de Molenbergstraat in. Mijn hart slaat op hol en ik schiet rechts de stoep op. Een vrachtwagen nadert snel en neemt de volledige breedte van de weg in. Als een woeste stier komt hij op me af. Voor even nam ik de rol van rode lap in. Op tijd werd ik weggetrokken. 

 

verstoten door de kudde

Aan het einde van dezelfde straat sla ik linksaf. Meteen word ik als fietser geconfronteerd met de werken aan de leien, en dan heb ik het niet over het geluid dat de werkmannen en machines produceren. Er is een fietspad voorzien waar fietsers elkaar van twee kanten passeren. Eén meter hebben ze om niet tegen elkaar te botsen, of om geen voetgangers aan te rijden. Mijn alertheid zij geprezen, ik ontwijk er twee.  

“Daar hebben we al veel klachten over binnengekregen. Concrete ongevallen zijn bij ons nog niet bekend, maar opnieuw zien we dat er te weinig aandacht is voor de zwakke weggebruiker. Dat is overigens niet alleen zo bij de huidige werken aan de leien. Dat zie je bij alle werken waarbij het verkeer omgeleid moet worden”, vertelt Van Hoof.

Rechts van mij wringt een tram zich met een hoge pieptoon door de bocht. Ik houd mijn handen aan het stuur, al wil ik mijn oren ermee bedekken. Ik tracht rechtsaf de Van Ertbornstraat inslaan. Zachtjes knijp ik in de handrem en zet mijn voeten aan de grond om mij te oriënteren op het oversteken. Na enkele seconden springt het verkeerslicht op groen. Onvoldoende georiënteerd stap ik weer op mijn fiets.

Op het geasfalteerde wegdek ontdek ik al fietsend gele krijtstrepen die voor fietsers zijn aangebracht. Ik begeef me op de baan, en voel hoe de voorbijrijdende auto’s mij als fietser richting de zijkant duwen. Als een kudde runderen die het pasgeboren, mismaakte kalf buiten de groep probeert te houden. Verstoten of niet, fiets ik over de Van Ertbornstraat. Aan weerszijden van de weg is een breed fietspad aangelegd met voldoende schuwafstand – daarover later meer. In het midden bevinden zich twee doorgetrokken strepen. 

 

koude rillingen

“Nog altijd zijn er veel straten zonder fietspad. Ook hebben auto’s nog steeds te gemakkelijk toegang tot de binnenstad. Daarbij moet ik wel opmerken dat er rondom het centrum veel 30-kilometerzones zijn ingesteld, maar de politie schiet tekort in de handhaving daarvan. Auto’s rijden veel te hard zonder dat de bestuurders beboet worden”, gaat de voorzitter verder.

Wachtend voor het rode verkeerslicht droom ik langzaam weg. De zon op mijn gezicht. Windstil en …  groen! Ik zet weer spanning op de ketting en vervolg de weg die overgaat in de Quellinstraat. De verwarmende zonnestralen op mijn gezicht veranderen in een klap als ik de weg voor mij zie. Een brede baan voor de auto’s. Aan weerszijden twee brede stroken voor bussen. De geluiden van verscheidene dieselmotoren razen langs me heen. De fietsers zijn over het hoofd gezien bij de aanleg van deze weg. Het laat de andere weggebruikers koud. De rillingen lopen mij over de rug.

 

schuwafstand

De schuwafstand is de afstand tussen het fietspad en hoge of lage obstakels. “Ik moet zeggen dat daarvoor wel meer aandacht is dan 10 à 20 jaar geleden, al is het nu nog altijd minimaal”, beoordeelt de voorzitter. “Kijk, op sommige plaatsen is de baan voor auto’s heel breed. Genoeg ruimte voor brede fietspaden zou je zeggen. Maar dan worden er fietsstroken van 1,5 meter aangelegd. Dat is simpelweg te smal om voldoende ruimte te bieden voor de fietsers.”

De Groenplaats heb ik aan mijn rechterhand en ik sla linksaf de Nationalestraat in. Plots schuift er een skateboard over de baan! De fietser voor mij kan dit object op wielen nog net ontwijken. Hij moet hiervoor wel in de remmen knijpen. Enkele meters achter hem heb ik de vaart er nog goed in zitten. Ik fiets bij hem weg als Niki Terpstra en fiets over de eerdergenoemde straat. Ondanks deze stijlvolle demarrage, rijdt een grote auto mij links voorbij. Ik heb geen ruimte om hoge snelheden aan te meten. Ik moet oppassen dat ik niet met mijn voorwiel tussen de tramrails kom.

 

Hollandsche nuchterheid

Via de Mercatorstraat zet ik koers richting de Oostenstraat, Grotehondstraat en de Pretoriastraat. Het fietspad langs deze straat is breed en goed gescheiden van de baan. Chapeau Stad Antwerpen. Om in de Oostenstraat te komen, moet ik oversteken. Ik sla een kruisje en sper mijn ogen open. De verkeerslichten zijn enkel voor voetgangers. Ik fiets door rood en kom veilig aan de overkant. Eén minuut later kom ik bij de Antwerpse synagoge uit. 

Verkeerslichten zijn überhaupt niet de grootste vrienden van de Antwerpse fietser. Er gebeuren zelfs ongevallen door. “Dan gaat het om grote verkeersongevallen waarbij ook doden vielen. Fietsers die rechtdoor reden en dan van de zijkant geschept worden door een auto. Dat probleem ligt bij de verkeerslichten en het systeem dat daarachter zit. Dat moet echt verbeterd worden”, bepleit Van Hoof.

Vervolgens fiets ik door de Oostenstraat. Hier voorzie ik geen problemen voor de fietsveiligheid. Het fietspad is redelijk breed en van de baan gescheiden door betonblokken. Ik pak mijn gsm erbij om de website van de fietsersbond te openen. Het fietspad waarop ik stilsta zou te smal zijn. Met mijn Nederlandse nuchterheid oordeel ik dat het fietspad niet te smal is. Fietspaden van dergelijke omvang kennen we over de grens ook. Ik breng de banden weer aan het rollen en kom uit in de Grotehondstraat.

De fietsersbond heeft daar wel een punt met zijn kritiek. Er staan auto’s aan weerszijden geparkeerd. En hoewel dit een belangrijke doorvoerroute voor fietsers is, is er niets aangebracht voor fietsers. Niets op de weg, geen verkeersborden. Ik val dan ook bijna van mijn fiets als ik aan het einde van de straat kom. Van verbazing. De stad claimt met markering op de weg dat de Grotehondstraat een 'fietsstraat' is. 

In de Pretoriastraat is het zowaar nog erger gesteld met de fietsveiligheid. Er is een fietspad aangelegd, maar daarmee is ook alles gezegd. Het fietspad is erg smal, terwijl fietsers uit beide richtingen komen. De baan voor auto’s is juist erg breed. Ook kunnen automobilisten hun bolides met gemak aan de zijkant parkeren. Deze straat maakt pijnlijk duidelijk hoeveel belang het stadsbestuur hecht aan fietsers.

 

verdict

Ik keer terug in de Prinsstraat. Met de nodige frustratie zet ik mijn weer op zijn oorspronkelijke plek. Fietsen door Antwerpen activeert je overlevingsmechanisme als nooit te voren. Red Bull is er niks bij. Maar is dat waar je naar op zoek bent als fietser in 2018? Zachtjes schud ik mijn hoofd. 

Trekt het fietsbeleid van de Stad Antwerpen dan helemaal op niks? Dat is niet helemaal waar. Fietsers die behoefte hebben om eens het gevoel van een stalen ros onder hun zitvlak te ervaren, begeven zich op het fietspad dat parallel aan de Schelde loopt. Het fietspad is breed en door een brede berm, bomen en zelfs een hek van de baan gescheiden. Gaat het echter over de binnenstad, dan is de fietsveiligheid op zijn minst zorgwekkend te noemen. Het is te hopen dat de Antwerpse fietser op meer aandacht kan rekenen als de wegenwerken gedaan zijn. Met de werken aan de leien in het bijzonder.



betweter

29/04/2018
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

"Voor mij een pizza Canada alstublieft!" Nee, het is geen pizza met maple syrup (gelukkig maar). De pizza Canada is de minder goed klinkende, maar eigenlijk accuratere naam van de omstreden pizza Hawaï. Die werd namelijk niet in Honolulu uitgevonden, maar in de Canadese provincie Ontario. Daar komt nog bij dat de gastronomische vader van een van de meest omstreden gerechten ter wereld geen Canadees is, maar een Griek. Sotirios Panopoulos ('Sam' voor de vrienden) emigreerde in 1954 van de Griekse Peloponnesos naar de andere kant van de oceaan. 

Al tijdens die lange reis kreeg hij de smaak van pizza te pakken. Zijn boot maakte immers een tussenstop in het Mekka van deeg en tomatensaus, bella Napoli. Was hij daar wat langer gebleven, hadden de Italiaanse pizzagoden hem misschien kunnen vertellen dat hij de pizza prosciutto met rust moest laten en al zeker niet met ananas mocht ontheiligen. Maar helaas hebben de Amerikanen hem gauw genoeg kunnen bekeren. Toppings troef, dus waarom ook geen ananas? Of was het misschien zijn ervaring met de Chinese keuken die hem tot die combinatie van hartig en zoet dreef? 

Hoe het ook zij, het valt niet te ontkennen dat de pizza Hawaï – of Canada, Greca, Americana of zelfs Chinesa – de wereld veroverd heeft. Of u nu fan bent of niet, op de kaart van zowat elke zichzelf respecterende pizzeria kun je de variant vinden. Zelfs in moederland Italië, al moet je daar soms zoeken onder de schuilnaam 'Tropicana'. Het is namelijk niet zozeer de toevoeging van ananas die de Italianen stoort, maar eerder de implicatie dat een klein Amerikaans eilandje ook maar iets te maken had met hét Italiaanse gerecht bij uitstek. 

Wist je trouwens dat ook de ananas eigenlijk helemaal niet uit Hawaï, maar uit Zuid-Amerika komt? De associatie met Hawaï hebben we aan de marketing van ananasgigant Dole te danken, die rond het jaar 1900 samen met andere ananasproducenten Hawaï als thuisbasis koos. 

Maar wat is dan wél de meest Italiaanse pizza die je kan bestellen? Daarvoor moeten we terug naar de beginjaren van de Italiaanse staat. Toen koning Umberto I in 1889 de stad Napels bezocht, wilde zijn vrouw graag de plaatselijke specialiteit proeven. Kok Raffaele Esposito schoot meteen in actie en schoof snel een pizza in de oven met tomatensaus, mozzarella en basilicum. Rood, wit en groen, net als de Italiaanse vlag. De koningin was zo gecharmeerd met zijn patriottistische pizza, dat ze hem een bedankbrief schreef, waarop Esposito de pizza prompt naar haar vernoemde. Haar naam? U raadt het al: Margherita (nee, niet marg-á-rita, ugh).



een vergelijking tussen twee generaties van studenten

29/04/2018
🖋: 

Tot voor kort maakte ons Vlaams onderwijs geen gebruik van verplichte gestandaardiseerde testen en had het bijgevolg geen weet van het kennisniveau van scholieren. De PISA-test daarentegen legt wel de vinger op de wonde. Uit deze internationale toetsing blijkt dat de kennis van Vlaamse leerlingen tijdens de voorbije vijftien jaar achteruitging. Vertoont deze daling zich ook op de universiteit? Merken professoren en docenten een verschil op tussen de oudere en jongere generaties van studenten?

De PISA-test brengt de leesvaardigheid en wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid van vijftienjarigen van OESO-landen in kaart. Uit de resultaten blijkt dat de wetenschappelijke geletterdheid van Vlaamse leerlingen significant daalde tussen 2006 en 2015. Ook de scores op de leesvaardigheidstest zakten. Dit resultaat is nog opmerkelijker omdat het gemiddelde cijfer over de OESO-landen voor zowel wetenschappen als leesvaardigheid wel onveranderd bleef. Ook voor wiskunde stelde men een significante negatieve trend vast bij de Vlaamse vijftienjarigen. Samen met Finland en Australië vertoont Vlaanderen de grootste daling in wiskundeprestaties.

 

wat is het probleem?

Professor Sijbers geeft al jaren het vak ‘Fysica m.i.v. Wiskunde’ aan 400 eerstejaars Biomedische en Farmaceutische Wetenschappen, en weet dus als geen ander hoe het gesteld is met hun kennis. Problematische tekorten merkt hij vooral bij de wiskundekennis van zijn studenten de afgelopen tien jaar. “Een langzaam toenemend aantal studenten blijkt elementaire wiskundige vaardigheden niet meer te beheersen", legt hij uit. "Voorbeelden daarvan zijn het optellen van breuken, afgeleiden of de stelling van Pythagoras”. Professor Thijssen, die statistiek geeft aan de faculteit Sociale Wetenschappen, merkt vooral een daling in de kennis van wiskundige bewijzen.

 

De huidige generatie van studenten is beter in het vlug schrijven van een kort artikel, maar minder goed in het maken van een uitgebreide analyse. – professor Vanheeswijck

 

Een andere frappante evolutie die docenten ervaren, is de stijging van het aantal taalfouten bij studenten. “Vroeger trok ik punten af voor spellingsfouten, maar nu is dat niet meer mogelijk omdat het er wat veel zijn”, vertelt professor Sijbers. Hij merkt ook dat de studenten vandaag van een ‘snellere generatie’ zijn. Ze kunnen vliegensvlug info opzoeken via smartphone of computer, maar daardoor kiezen ze voor een (te) snelle oplossing eerder dan een tragere, correcte uitwerking. “Bij het vak Fysica bijvoorbeeld zie ik dat studenten snel een formule uit de cursus plukken en die direct invullen in plaats van eerst even na te denken over de juiste betekenis en achtergrond ervan.” Ook filosoof en professor Vanheeswijck benoemt deze 'snelheid van handelen': “De huidige generatie van studenten is beter in het vlug schrijven van een kort artikel, maar minder goed in het maken van een uitgebreide, diepgaande en genuanceerde analyse.”

 

wat is de oorzaak?

De veranderde kennis van studenten valt volgens professor Vanheeswijck te wijten aan de nieuwe manier van lesgeven in het secundair onderwijs: “Sinds de laatste twintig jaar wordt in het middelbaar meer nadruk gelegd op praktijkvaardigheden en wordt er minder literaire, culturele en historische leerstof aangeboden.” Een voorbeeld daarvan zijn de talenvakken, waarbij men leerlingen voornamelijk leert om te communiceren in een vreemde taal, terwijl er vroeger meer literatuur werd gegeven. Ook bij andere vakken wordt er meer lesgegeven om leerlingen praktische vaardigheden bij te brengen als voorbereiding op de arbeidsmarkt.

 

Ik zou liever voor een betere selectie en bewustmaking kiezen dan mijn leerstof of examen gemakkelijker te moeten maken. – professor Sijbers

 

Een andere oorzaak voor de daling van het niveau is de veranderende instroom van studenten. Vandaag starten jongeren veel sneller aan de universiteit dan pakweg twintig jaar geleden, toen alleen de goed presterende ASO-student zich daaraan waagde. Volgens cijfers van UAntwerpen blijkt dat dit academiejaar 71,9 procent van de studenten binnenstroomde uit een ASO-studie. Dat betekent dat meer dan één op vier als vooropleiding TSO, BSO of KSO volgde. Een andere reden voor de gewijzigde samenstelling van de studentenpopulatie zijn de schakelstudenten die erbij komen. Die stromen na hun professionele bachelor door naar de universiteit en scoren zwakker bij instaptoetsen wiskunde dan de studenten die rechtstreeks uit het secundair onderwijs komen.

 

hoe lossen we dit op?

Veel studenten maken een verkeerde keuze en komen terecht in een richting die te moeilijk is. Volgens professor Sijbers zou een verplichte en/of bindende ingangsproef dit probleem kunnen oplossen: “Ik zou liever voor een betere selectie en bewustmaking kiezen dan mijn leerstof of examen gemakkelijker te moeten maken.” Om toch nog bij te benen, kunnen studenten met een kennisachterstand gebruik maken van een monitoraat dat hen bijschoolt. Met het online platform Aan de slag kunnen middelbare scholieren testen of hun kennis voldoende is voor de richting die ze verkiezen. Op deze manier probeert de universiteit hen voor te bereiden en te informeren over hun toekomstige studies. Tot slot wordt er momenteel vanuit de overheid gewerkt aan verplichte ijkingstoetsen voor het middelbaar en het lager onderwijs die in de toekomst zullen worden ingevoerd.

 

Vroeger trok ik punten af voor spellingsfouten, maar nu is dat niet meer mogelijk omdat het er wat veel zijn. – professor Sijbers

 

Hoewel de professoren die verschillen tussen de generaties aangaven, benadrukten ze allemaal dat de huidige studenten zeker niet dommer zijn geworden. Ze zijn ook getalenteerd en bovendien communicatiever, sneller en beter in omgang met technologie. Wees als middelbare scholier dus vooral niet bang om je kans te wagen aan de universiteit.



Ten Prinsenhove, publiek of privaat?

29/04/2018
🖋: 
Auteur

Ten Prinsenhove, de peda van de Stadscampus, heeft in 2016 haar deuren gesloten. Er zijn genoeg koten in Antwerpen om de 149 studenten die een nieuw onderkomen nodig hadden een dak boven het hoofd te bieden. Maar hoe zit het met de studenten die financieel minder sterk staan? En wat zijn de toekomstplannen voor de peda nu?

dat doet de deur dicht

Toen de brandveiligheid van Ten Prinsenhove werd onderzocht, werd het al snel duidelijk dat de renovatie van het pand geen kleine ingreep zou worden. Volgens Bart Heijnen, algemeen beheerder, heeft de raad van bestuur na wikken en wegen beslist dat renovatie geen optie is. De zoektocht naar een private partij die Ten Prinsenhove in erfpacht wil nemen is daarom in volle gang.

 

Wij vinden betaalbare koten heel belangrijk, dat houdt de universiteit toegankelijk voor iedereen. – Lola Laenen (Comac)

 

Veel studenten maken zich echter ongerust over het sluiten van de peda. Het was immers een locatie die het mogelijk maakte om betaalbaar op kot te kunnen, een luxe waar gretig gebruik van werd gemaakt. Waar de buitencampussen nog grote peda’s hebben, blijft de Stadscampus nu met lege handen achter. Vanuit Comac is een actiegroep de grond uit gestampt: Red ten Prinsenhove. Lola Laenen is een van de stuwers van de actie. “Het is een hele som geld natuurlijk, maar wij denken dat het haalbaar is. Onze eis is dan ook dat, als het echt te moeilijk is voor de universiteit om het te betalen, de overheid of ’t Stad garant zou moeten staan voor een lening.” De actiegroep heeft nog andere eisen: Ten Prinsenhove moet gerenoveerd worden, weer beschikbaar worden gesteld voor de financieel zwakkere student en dat alles voor een betaalbare huurprijs van maximaal 283 euro per maand. "Wij vinden betaalbare koten heel belangrijk, dat houdt de universiteit toegankelijk voor iedereen", laat Laenen weten.

 
verhoogde drempels

Bruno de Loght, departementshoofd Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten, vertelt waar de beslissing van UAntwerpen vandaan komt. “Studentenvoorzieningen vallen onder een apart budget", legt hij uit. "Het gaat om enkele miljoenen voor alle sociale voorzieningen, zoals financiële ondersteuning van studenten, psychologische begeleiding, catering en sport. Het is een vastgelegd budget dat bepaald wordt door de overheid.” De investering, of deze nu centraal vanuit UAntwerpen wordt voorzien of wordt geleend, zou uiteindelijk toch verhaald moeten worden op de studentenvoorzieningen. “Dit zou tot gevolg hebben dat de sociale diensten financieel zwaar belast worden en dat je het geld niet meer kan gebruiken waar het echt nodig is, studenten die het financieel moeilijk hebben bijvoorbeeld, de individuele dossiers”, brengt De Loght naar voren.

Ook bij de noodzaak van betaalbare koten die actiegroep Red Ten Prinsenhove aanhaalt, heeft De Loght zijn twijfels. “Wat voor ons belangrijk is, is dat studenten die het financieel moeilijk hebben de kans krijgen om aan onze universiteit te studeren, maar we stellen vast dat het grootste deel van die studenten niet op kot gaat. Wij hebben een analyse gemaakt bij de aanvragen van het studentenhome en de meerderheid die daar zit, heeft het financieel niet nodig.” Om de studenten die het wel nodig hebben tegemoet te komen, zijn er in samenwerking met de privésector gesubsidieerde koten. Dat zullen er volgend jaar 44 zijn, met prijzen vanaf 350 euro. Een kleine stap, maar wel een in de goede richting, want Laenen merkt terecht op dat die gesubsidieerde koten momenteel duurder, kleiner en weinig beschikbaar zijn.

 

De voordelige kotprijzen én de betrouwbare universiteit als kotbaas, verlagen de drempel om te gaan studeren. – Jonas (oud-bewoner)

 

De Loght werpt tegen dat minder gegoede studenten niet op kot gaan. Laenen wijt dat dan weer aan het feit dat de mogelijkheden tot gesubsidieerde koten te beperkt zijn. Misschien kunnen de oud-bewoners van Ten Prinsenhove nog een nieuw licht op de situatie werpen. Sebastiaan woonde vier jaar lang in de peda. Voor hem was de prijs geen vereiste, maar wel de voordelige deal. Ook voor oud-bewoner Andreas, die het laatste jaar voor de sluiting in Ten Prinsenhove woonde, was de betaalbaarheid doorslaggevend. “Mijn vader was op dat moment werkloos en mijn moeder werkte deeltijds”. Oud-bewoner Jonas zou in de nieuwe situatie dan weer tussen wal en schip kunnen zijn gevallen. Hij vertelt dat de voordelige kotprijzen én de betrouwbare universiteit als kotbaas, de drempel om te gaan studeren hebben verlaagd. De studenten die ondanks economische problemen (nog) niet op de bureaucratische draaimolen voor financiële steun zijn gestapt, maar wel gaan studeren, hebben baat bij een concept als de peda.

 

de deur intrappen?

Actiegroep Red ten Prinsenhove is een petitie gestart en heeft meer dan duizend handtekeningen verzameld voor het openhouden en renoveren van het pand. Eind maart is deze petitie overhandigd aan rector Herman Van Goethem. Amusant, noemde de rector het toen nog. Een ruime maand later is daar veel in veranderd. De rector heeft een brief verspreid die één ding duidelijk maakt: hij is not amused. Hij beschrijft de tekst bij de petitie als iets dat iedereen wel wil ondertekenen. “Indien ik niet beter geïnformeerd was, dan zette ook ik dadelijk mijn handtekening.” Maar de tekst is misleidend, waarschuwt de rector. “Comac negeert in zijn petitietekst alles wat we hen eerder, als antwoord op hun vragen, hebben meegedeeld.” 

De cijfers liegen er niet om. In de brief wordt een duidelijk plaatje geschetst van de kosten en baten van de renovatie. Om de inwonende studenten 164 euro voordeel te geven ten opzichte van de gemiddelde Antwerpse kotprijs, zal zo'n tien miljoen euro moeten worden geïnvesteerd in de renovatie. Daarbij zal het aantal koten moeten dalen van 149 naar 115. Om het voordeel dat de studenten hier hebben weg te strepen tegen de investering, mag de universiteit dus rekenen op meer dan 30 jaar (met de surrealistische hoop dat er in die dertig jaar geen nieuwe investeringen nodig zijn). Een simpelweg onverstandige keuze.

 

Om elitevorming te voorkomen hebben de meeste universiteiten en hogescholen eigen residenties. – David Danssaert (Comac)

 

Is daarmee alles gezegd? Niet bepaald. David Danssaert, voorzitter van Comac Antwerpen, springt voor de actiegroep in de bres. "Om elitevorming te voorkomen hebben de meeste universiteiten en hogescholen eigen residenties met kamers waarvan de huurprijs afhankelijk is van het inkomen van de ouders. Om dan te zeggen dat er geen studentenkamers door de universiteit voorzien kunnen worden omdat het een grote investering is met weinig financiële opbrengst, is bedrijfslogica." Danssaert merkt terecht op dat hoewel de investering vanuit financieel oogpunt geen goede keuze lijkt, ze wel de prijzen voor de toekomstige studenten waarborgt. Iets wat het private aanbod niet kan garanderen.

De focus van de universiteit lijkt echter eerder te zijn verschoven naar individueel niveau, dan echt te zijn verdwenen. "Alle studenten die het financieel moeilijk hebben, kunnen via de sociale dienst op basis van een individueel dossier financiële bijstand krijgen", benadrukt rector Van Goethem in zijn brief.
 

de deur op een kier

Is het private aanbod voor betaalbare koten dan echt niet toereikend? Op studentkotweb.be ziet het er nochtans vrij rooskleurig uit. Een op de drie koten die voor het aankomende academiejaar in Antwerpen wordt aangeboden, kost minder dan 300 euro. Bijna twee derde van die koten beslaat meer dan 15 m². Zolang er een overaanbod aan koten in Antwerpen is, lijkt de gesloten peda dus geen groot probleem voor de studenten te vormen.

De raad van bestuur lijkt zich hier niet nogmaals over te willen buigen. Is er hoop voor Ten Prinsenhove? “Ik denk dat de kans groot is dat het studentenkamers blijven. Die ruimte is nu door de stad Antwerpen vergund als studentenkamers. Als de erfpachter er iets anders mee wil doen, dan moet hij die bestemming ook laten wijzigen. Het is het gemakkelijkst voor de erfpachter om de huidige functie van het pand te behouden", laat Heijnen weten. Komt het dan toch nog goed met onze geliefde peda?



baanbrekers

29/04/2018
🖋: 
Auteur

Geldwolven, cv-duizendpoten, sociale vlinders, luxebeesten, exotische trekvogels, verschillende species bewandelen het oerwoud der studentenjobs. Naast de platgetreden paden slaan jobstudenten soms een verrassend andere weg in. Elke maand zetten we zo’n baanbreker in de kijker.

Bij de meeste studentenjobs staat meer geld gelijk aan meer vrijheid, maar wat als je in de gevangenis werkt? Filosofiestudente Ulrike (24) organiseert al vijf jaar animatie bij het kinderbezoek voor gevangenen. Bij zo’n job achter de tralies komen wel heel andere zaken kijken dan een bijbaantje achter de kassa.

 

gemengde gevoelens

Geen scherpe voorwerpen, geen gsm’s en niet spreken over ‘gevangenis’. Het huis van bewaring laat weinig aan het toeval over. Ondanks de vrijwilligersstatus is de nodige screening vereist. Onder de achttien jaar is dit werk geen optie, laat staan met een strafblad. Het klinkt niet echt warm, maar het doel is zeker wel hartverwarmend: de band tussen het kind en zijn vader of moeder bewaken en versterken. Of het lukt om de band tussen ouder en kind te versterken hangt veel meer van het individu af. “Als de ouders geen aandacht aan de kinderen geven, wordt daar een sanctie op voorzien, dan mogen de kinderbezoeken niet meer worden aangevraagd. Maar meestal zie je dat mama's en papa's superblij zijn als ze hun kindjes terug zien.”

 

niet zomaar animatie

Vaak wordt er tijdens de kinderbezoeken geknutseld, maar wat buiten de poorten normaal is voor zo’n activiteit, is hier niet vanzelfsprekend. “Je mag geen draad gebruiken langer dan een polslengte, geen klei of plasticine, en bij het gebruik van krantenpapier moet je artikels controleren. Ook scherpe voorwerpen of vloeibare stoffen zijn verboden”.

Ook het organiseren van de bezoeken op zich brengt veel meer met zich mee. “Er kan zoveel niet in orde zijn: als je pas niet in orde is, als degene die je bezoekt zich heeft misdragen, of als de animator niet komt opdagen, worden de bezoeken afgezegd. Ik heb al zo vaak gezien dat mensen naar huis worden gestuurd. Dan zien ze elkaar een extra maand niet. Vaak zijn dat moeders met vijf kinderen die met de bus komen van over heel Vlaanderen” vertelt Ulrike. 

 

de mooie kant

Ulrike benadrukt dat ondanks het verdriet waar ze soms mee geconfronteerd wordt, de job haar ontzettend veel voldoening geeft. Het werk heeft ook hele leuke kanten: “Laatst hebben we de ouders met hun kinderen kussenhoezen laten versieren met textielstiften. Iets bruikbaars wordt minder snel weggegooid dan bijvoorbeeld een tekening. Nu hebben dus veel van de gedetineerden een kleurrijk versierde kussenhoes in hun cel!”



film en engagement op MOOOV 2018

28/04/2018
[MOOOV filmfestival] (© [Natasja Van Looveren] | dwars)
Bron/externe fotograaf

MOOOV Filmfestival

🖋: 
Auteur

"Turkije is ziek. Mijn land heeft een posttraumatische stressstoornis. Ja, net als het hoofdpersonage uit mijn film". Het zijn heftige woorden; zie daar als moderator van de Q & A maar eens kalm mee om te springen. Even kun je een speld in de zaal horen vallen. Dan wordt de draad weer opgepakt. Met een vraag in rustiger vaarwater. Dat een conflict of een weerwoord uitblijft, wil niet zeggen dat er niet gereflecteerd wordt. Dat er niet gereflecteerd mág worden. Dit is de kern van cinema als een bron van engagement: Welkom op het MOOOV Film Festival.

Pakweg vijfentwintig studenten van de UAntwerpen zijn uitgenodigd om in Turnhout een tweedaags programma bij te wonen. Ik ben een van hen, en maak zo kennis met een festival dat prikkelt, relevantie ademt: vertoningen zijn hier minstens even belangrijk als de verhalen die de filmwerelden ontstijgen. Zo’n plaats van samenkomst ontstaat echter niet uit het niets. Hoe zag MOOOV in België het levenslicht? Festivaldirecteur Marc Boonen opent het programma met een korte toelichting.

Tot 2013 kende Vlaanderen twee belangrijke filmfestivals voor wereldcinema: Cinema Novo in Brugge en Open Doek in Turnhout. Wereldcinema is volgens Boonen een wat dubbele term: enerzijds is ze erg complex en onnoemelijk breed, anderzijds weet iedereen wat je ermee bedoelt. ‘Open Doek’ correspondeerde in de meest letterlijke zin met een populaire conceptie van wereldcinema: Boonen en consorten spannen zich ervoor in om filmmakers wereldwijd een stem en een publiek te geven. De focus ligt daarbij op cinema die bijdraagt aan politieke en cultureel-maatschappelijke debatten. Door geëngageerde filmmakers aan te trekken en ook concreet op het festival uit te nodigen, hoopt Boonen een zo breed en groot mogelijk publiek kennis te laten nemen van de (wereld)filmcultuur.

Samen sta je altijd sterker. Cinema Novo en Open Doek werden MOOOV: de fusie was nodig om de zichtbaarheid en toegankelijkheid van wereldcinema naar een hoger plan te trekken. Het lokale karakter is gehandhaafd gebleven – verwacht geen MOOOV in Brussel of Antwerpen – maar de verspreiding van het festival over zeven stedelijke locaties zorgt ervoor dat meer Vlamingen logo’s en flyers in hun eigen regio aantreffen. MOOOV is nu Brugge, Roeselare, Sint-Niklaas, Turnhout, Lier, Koersel-Beringen en Genk ineen. In de festivalloze maanden brengt de distributietak wereldcinema naar het reguliere Vlaamse arthousecircuit. Ook Nederland kan meegenieten. Met zorgvuldig samengestelde educatieprogramma’s sluit MOOOV aan op de visies van scholen in de regio.
 

Vertoningen zijn hier minstens zo belangrijk als de verhalen die de filmwerelden ontstijgen.

Natuurlijk kan een festival zonder publiek niet bestaan. Er dient een zorgvuldige balans gevonden te worden tussen  cinema ‘met een boodschap’ en cinema die prikkelt in stijl, genre of amusementswaarde. Het liefst brengt Boonen het beste van beide criteria samen. ‘’Maar komedies zul je hier toch niet zo snel vinden’’, sluit hij voorzichtig af. Misschien bewijst de slotfilm van MOOOV 2018 op een dubieuze manier wel zijn ongelijk. Op het IFFR (Internationaal Filmfestival van Rotterdam, nvdr.) zag ik zelf Good Manners al, een onnavolgbare genremix waarvoor de term ‘maatschappijkritische, lesbisch-feministische weerwolfmusical’ nog uitgevonden moet worden. Met de keuze voor een film die vooral stilistisch enorm opvalt waken de programmeurs voor een eenduidige stroom aan politieke drama’s. Juist door die beoogde diversiteit zit er muziek in het festival, en is MOOOV meer dan het afvoerputje van Cannes. Ook Boonen is in zijn selectie immers sterk afhankelijk van ’s werelds meest prestigieuze filmfestival.

 

Good Manners

 

Na twee dagen Turnhout loopt het hoofd over van de impressies. We zagen een Turkse klassieker, een Chileens coming of age drama, een verstilde sfeertrip over een politiek trauma. Afgelopen zondag sloot het festival af met Good Manners, maar niet getreurd: ook volgend jaar brengt MOOOV in Turnhout en haar zes vlaggenschepen een programma van uitersten. Tot die tijd is het woord aan de arthousecinema’s. Gelukkig is Antwerpen daarvoor wél een place to be.



één academiejaar verder

27/04/2018

In de dwars van oktober gaven we jullie, beste studenten, het woord in onze enquête Raad voor de Studentenraad en in het daaropvolgende artikel 'Het rapport van de Studentenraad'. Tegelijkertijd beloofden we jullie plechtig om op het einde van het academiejaar met dezelfde vragen bij jullie terug te komen, zodat er hopelijk een evolutie te schetsen viel. De examens komen in zicht, de thesisdeadlines staan al voor de deur, dus bij deze: dwars houdt zich aan haar woord.

Laat ons, voor we onze kritische/liefhebbende blik op de Studentenraad richten, eerst de hand in eigen boezem steken. In het begin van dit academiejaar kregen we slechts 216 medestudenten zover om hun mening met ons te delen. Nu het kwik weer stijgt en er een 'blokvakantie' gepasseerd is, bleek deze queeste nog moeilijker te zijn. Slechts 85 studenten slaagden in deze missie. Aan allen die de finish gehaald hebben: proficiat. Aan allen die de finish niet gehaald hebben: ahum, spijtig?

 

naamsbekendheid

Een grotere naamsbekendheid behalen was voor de Studentenraad een van de streefpunten. Zijn ze hierin ook geslaagd? Evolutie is er zeker te zien in ons beperkt cijfermateriaal: 23,5% van de deelnemers wist Geert de Hoons naam tevoorschijn te toveren op de vraag wie onze voorzitter is, in vergelijking tot 13,9% in oktober. Studenten weten bovendien steeds meer wie hun eigen facultaire vertegenwoordiger is. Een schamele 5% die deze naam kon geven (dwars 112) werd opgetrokken naar 23,5%. Dit is vooral te danken aan de studentenvertegenwoordigers onder onze respondenten, waarvan 7 op 8 slaagt in deze test. De gewone student schommelt rond de 17,3%. In vergelijking tot de 1,1% aan het begin van dit jaar is dit best een sterke evolutie. Verbetering blijft natuurlijk altijd mogelijk. Geert de Hoon laat ons weten dat een eventuele statutenwijziging hierin raad kan brengen. Op deze manier wordt de rol van de facultaire vertegenwoordiger beter in de Studentenraad verankerd. Een sterkere link tussen het centrale en facultaire niveau zou zo ook tot een snellere terugkoppeling naar de achterban leiden, wat een nog betere verspreiding van de nodige informatie tot gevolg heeft.

 

Ik vind de stijging van het aantal likes op Facebook belangrijker dan dat iedereen mijn naam kent. – Geert de Hoon (voorzitter studentenraad)

 

Naamsbekendheid dient niet alleen in strikte zin opgevat te worden, maar ruimer doorgetrokken te worden naar het hele orgaan van de Studentenraad. Zo vindt Geert de stijging van 20% van het aantal likes op Facebook belangrijker dan dat alle studenten zijn naam kennen. Toch antwoordde slechts 7,1% van de deelnemende studenten volmondig ‘ja’ op de vraag of ze wisten waar de Studentenraad zich de laatste maanden mee bezig had gehouden. 22,4% dacht er wel een notie van meegekregen te hebben. Terugkerende antwoorden waren “de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de Studentenraad zelf”, “de vervroegde publicatie van examenroosters”, infrastructuurwerken, de OER-week en de Komida-acties. Iemand merkte (duidelijk opgelucht) op dat hij of zij bijgeleerd had dat je een examen meer dan zes keer mag doen! Dankjewel Studentenraad, juni ziet er ineens een stuk minder stresserend uit.

voorstelling stuvers

Stuvers vormen een belangrijke spil in het proces van vertegenwoordiging en de daarop volgende informatieverspreiding. Zij werden tussen 16 februari en 7 maart via posters op Facebook plechtig voorgesteld. Hoewel 32,9% van de studenten dit te laat vond, had het meerderdeel (44,7%) gewoonweg geen mening. Geert verklaart de vertraagde verschijning van de posters op Facebook door de uitgestelde verkiezing van de coördinator Participatie & Communicatie. De dienst Taakomschrijving is namelijk verantwoordelijk voor het voorzien van deze posters. Voor de ‘persoonlijke touch’ wou men bovendien foto’s van de desbetreffende stuvers erbij kunnen publiceren. Dit bleek een hele onderneming te zijn. Zelf had de Studentenraad de posters ook liever vroeger zien verschijnen (en stappen worden ondernomen om dit volgend jaar wel te verwezenlijken). Voor de student in nood was er wel nog steeds het stuveroverzicht op de website van UAntwerpen. Nu niet bepaald moeilijk te vinden, toch?

 

campagne

Ondertussen hield de Studentenraad een uitgebreide campagne voor de verkiezingen van het aankomend academiejaar. Onder onze bereidwillige respondenten telden we 16 gekleurde ‘ja’-bolletjes op de vraag of hij of zij interesse heeft om studentenvertegenwoordiger te worden, goed voor een kleine 20%. Antwoorden op de open vraag naar de motivatie hierachter nemen uiteenlopende vormen aan. Een nukkige respondent typt neer: “Dan verandert er misschien eens iets.” (vergeet niet om het uitroepteken er zelf bij te denken.) Antwoorden als: “Ik vind communicatie tussen het onderwijzend personeel en de studenten belangrijk”, “Omdat het belangrijk is dat de mening van studenten gehoord wordt” en “Ik ben overtuigd van het belang en de meerwaarde van participatie op alle niveau's in het onderwijs”, laten meer ambitie doorklinken.

De respondenten die voor de optie ‘nee’ gingen, zijn vooral bang dat ze niet voldoende tijd hebben. Een andere opvallende motivatie was: “Ik ben zelf niet voldoende op de hoogte van mijn studies.” En omdat zelfs wij soms woorden tegenkomen die nog niet zijn opgeslagen in ons cognitieve mechanisme, ook nog even deze: “Ik heb reeds voldoende extracurriculaire activiteiten.”

 

visie

Bij de achterban is het geloof in de stuvers over het academiejaar heen met 3,8 op 5 constant gebleven. Dat bij het associatiespelletje met het woord ‘Studentenraad’ naast 'cute voorzitter' vooral woorden als ‘vertegenwoordiging’ en ‘vergadering’ naar voor komen, zegt iets over het belang dat door de studenten aan deze raad wordt gegeven. De respondenten gaven in vergelijking tot oktober net iets meer punten aan de Studentenraad op het vlak van professionaliteit en communicatie. Beide zijn immers van 2,8 naar 3 op 5 opgeklommen.

 

Het gesloten kliekje dat ik heb leren kennen is veranderd in een samenkomst van studenten die meer naar de buitenwereld communiceert waar ze mee bezig zijn. – Beau

 

Wanneer direct gevraagd wordt naar de motivatie voor het gegeven cijfer aan de Studentenraad, halen nog steeds drie studenten een voorval van vorig jaar aan. De agressieve communicatie van ex-voorzitster Anaïs Walraven op een open lezersbrief van een medestudente staat hen nog helder voor de geest. Daartegenover staat dat slechts drie studenten expliciet vermelden van mening te zijn dat de Studentenraad er qua profilering en communicatie duidelijk op vooruit is gegaan. Beau De Clercq, een student die zijn mening bereidwillig geeft, verwoordt dit als volgt: "Het gesloten kliekje dat ik heb leren kennen is veranderd in een samenkomst van studenten waar niet alleen iedereen zijn of haar mening durft te geven, maar ook meer naar de buitenwereld communiceert waar ze mee bezig is." 

Toch vindt 17,65% dat ze nog steeds te weinig horen en niet op de hoogte zijn van de realisaties van hun vertegenwoordigend orgaan. Geert wijst erop dat dit ook te wijten is aan enkele grote dossiers die dit jaar op de bureau van de Studentenraad beland zijn, zoals de herindeling van het academiejaar. Dit zijn werken van lange adem, waarover moeilijk te communiceren valt zolang deze dossiers nog lopende zijn.

Daarnaast blijft de Studentenraad de zichtbaarheid van hun activiteiten zelf ook als een werkpunt opvatten. Dit leidt tot ideeën om met een standje op de infodag present te zijn, alsook bij de inschrijvingen van nieuwe studenten in de Lange Sint-Annastraat. Ook over gadgets met leuke woordspelingen om de aandacht te trekken wordt nagedacht (wij zijn alvast benieuwd!). Toch is het duidelijk dat niet alle studenten zomaar bereikt kunnen/willen worden. De relatie Studentenraad-studenten mag evenwel geen eenrichtingsverkeer worden. Ook voor de gewone student(e) geldt immers het motto: ‘wie zoekt, die vindt’.



een econoom, een filosoof, een socioloog en een historicus aan het woord

27/04/2018
🖋: 

Naast de examens staat straks ook het WK voetbal voor de deur. Een feest, ongetwijfeld. Maar wat is nu eigenlijk de maatschappelijke bijdrage van zo'n opgeblazen voetbaltornooi? We legden de vraag voor aan een panel van vier menswetenschappers: een econoom, een filosoof, een socioloog en een historicus.

de historicus

Het WK voetbal illustreert de paradoxen van de massademocratie: door het topvoetbal te aanbidden, bieden miljoenen mensen een democratische legitimatie aan een plutocratische, oligarchische, patriarchale, meritocratische en nationalistische wereld. Daarom het WK boycotten zou elitair en ondemocratisch zijn. Voetballiefhebbers kunnen beter reageren door het inclusieve potentieel van de sport uit te bouwen en door van de lokale voetbalvelden plaatsen te maken waar jongens én meisjes, arm én rijk, wit én zwart, met én zonder handicap, elkaar vinden in hun liefde voor een fascinerende sport.

— Marnix Beyen

 

de econoom

De Wereldbeker Voetbal is een fantastisch sporttornooi waar miljoenen mensen over heel de wereld plezier aan beleven. Jammer dat het georganiseerd wordt door de hopeloos corrupte FIFA, die er ook voor verantwoordelijk is dat de organisatie van de wereldbeker een financiële aderlating is voor het gastland omwille van de torenhoge eisen inzake de stadions. De belastingbetaler betaalt het gelag. Ondertussen rijgt de FIFA de miljarden opbrengsten binnen van ticketverkoop, televisierechten en sponsoring, zonder er zelfs maar belastingen op te betalen in het gastland. Degelijke kosten-batenanalyses spreken de onzin tegen die vele economische impactstudies hierover verkopen.

— Stefan Kesenne

 

de socioloog

Het mag een schandaal heten dat een toernooi georganiseerd door de FIFA, één van de meest corrupte wereldorganisaties, in Rusland, één van de meest corrupte regimes, gesponsord door partnerbedrijven zoals Gazprom en Wanda Group, die behoren tot de machtigste en corruptste bedrijven ter wereld, of die, zoals Adidas, recent nog genoemd werden in omkoopschandalen in de sport, desondanks zoveel mensen in de ban houdt. Of een wonder. Want wat voor een spel moet voetbal zijn als het ondanks dat alles zoveel mensen in vervoering brengt.

— Walter Weyns

 

de filosoof

De mens is geen homo economicus, maar een homo ludens. Zonder spel, geen levensvreugde, of het nu voetbal is of iets anders. In die zin heeft voetbal een zekere maatschappelijke functie. Voetbal draait om macht en geld. Is dat wenselijk? Het is eerder onvermijdelijk. De vraag is of we niet te gemakkelijk vergeten hoezeer door die verwevenheid met macht en geld dit mondiale voetbalfeest ook een soort ‘opium voor het volk’ is.

— Willem Lemmens



opinie

23/04/2018
🖋: 
Auteur

Het is bijna tien jaar geleden dat Iron Man in de cinemazalen terechtkwam, de film die het Marvel Cinematic Universe (MCU) in gang zette. Er waren daarvoor al succesvolle superheldenfilms. De X Men- en Spider-manfranchise brachten al heel wat geld binnen en de Batmantrilogie van Christopher Nolan viel in de prijzen. Buiten de X Men-films bestonden deze franchises uit een trilogie, één held en een wereld die niet verder ging dan de stad waarin deze held woont. Het MCU veranderde dit. 

Marvel Studios creëerde een wereld van door elkaar lopende verhalen. Ze maakten zo een universum waarin verschillende personages en verhalen zaten die elkaar beïnvloedden. Het idee dat mijn favoriete superhelden het scherm zouden delen, was tien jaar geleden iets om naar uit te kijken. Enkele jaren verder, nadat het MCU de meest succesvolle filmfranchise ooit was geworden, konden deze films mij geen hol meer schelen, ondanks dat ik nog altijd een liefhebber ben van het genre.

Iron Man was een experiment. Er was amper een script, dus er was veel improvisatie. Wanneer acteurs als Robert Downey jr. een vrije kaart krijgen, heeft dit interessante gevolgen. De personages hadden diepgang en de karakterontwikkeling van het hoofdpersonage was ietwat geloofwaardig. Later volgden de eerste Captain America, Hulk en Thor-films die allemaal iets bijbrachten aan het universum. Al deze personages kwamen voor de eerste keer samen in Avengers. Dit werd een van de meest succesvolle films ooit en de toekomst van het MCU zag er rooskleurig uit. Een universum waarin alle verhalen door elkaar lopen en elk vorige verhaal het volgende beïnvloedt, was een concept dat aansloeg bij het grote publiek. Het was de moeite waard om elke film uit de franchise te gaan zien omdat die bijdroegen aan het grote verhaal.

Het MCU had veel gemeen met de oude Griekse mythen: bovennatuurlijke helden die elk aparte avonturen beleven maar toch met elkaar verbonden zijn. Iron man is nu niet meteen Oedipus, maar de vergelijking kan gemaakt worden. De superhelden hadden het potentieel om de moderne Griekse held te worden. Helaas worden de verhalen van het MCU niet geschreven door schrijvers uit het oude Griekenland, maar door een miljardenbedrijf. Waar de Griekse helden complexe personages zijn, zijn de superhelden vooral gespierde blanke mannen die geregeld grapjes maken. Zelfs na de meest traumatische gebeurtenissen is er meer ruimte voor een grap dan voor een emotionele reactie. Dit betekent niet dat superhelden aan zelfmoord en incest moeten doen, maar een beetje emotie kan geen kwaad. Waarom zou een belangrijke gebeurtenis, zoals de dood van een personage, enige impact hebben op het publiek als de held even later terug mopjes ligt te maken alsof er niets is gebeurd?

De verhalen van de Marvelfilms hebben hetzelfde probleem. De films die vooraf gingen aan de eerste Avengers bouwden verder op elkaar. Tegenwoordig zijn er zoveel verschillende personages met hun eigen franchise dat dit bijna niet meer kan. In een Thor-film kan de wereld bijna vergaan, terwijl Captain America in zijn eigen film rustig loopt te joggen. Het gedeelde universum dat het MCU zo succesvol maakte is, buiten de vaak niet zo subtiele referenties naar andere personages, bijna niet meer samenhangend. 

De grootste zonde van het MCU is ongetwijfeld dat ze niets meer durven. Ze hebben een succesformule waardoor elke nieuwe bijdrage aan het universum puur invulwerk is geworden. Hierdoor gebeurt het veel te vaak dat ze een goede film hadden kunnen maken, maar omdat ze op veilig wilden spelen uiteindelijk gewoon de zoveelste Marvelprent afleveren. Toen Edgar Wright Ant-Man wilde regisseren, stapte hij uiteindelijk op omdat hij niet mocht doen wat hij wilde doen. Wright is een enorm creatieve regisseur die nog geen echt slechte films heeft gemaakt. Desondanks weigerde Marvel hem zijn gang te laten gaan, waardoor Ant-Man de zoveelste te vergeten superheldenfilm werd. Doctor Strange is visueel zeer spectaculair en kan zich daardoor onderscheiden van de rest van het MCU, maar door het flinterdunne plot is ook deze film het niet waard om onthouden te worden. 

 

 

MCU-films betekenen niets. Een superheldenfilm hoeft geen filosofisch meesterwerk te zijn, maar het is zonde om iets wat wereldwijd geliefd is uiteindelijk niets meer te laten zijn dan niets. The Dark Knight is een adaptatie van een strippersonage, maar het is ook een metafoor over hoe we als moderne samenleving naar iets als terrorisme kijken en hoe moreel juist de bestrijding daarvan is of moet zijn. De laatste keer dat Hugh Jackman het personage Wolverine speelde in Logan, toonde hij een superheld die suïcidaal was door de trauma's die hij heeft opgelopen als held. Het doelpubliek van Marvel is natuurlijk niet de groep mensen die zich met zulke thema's bezighoudt, maar Marvel kan nuttige onderwerpen wel in zijn films steken. Hun meest recente werk, Black Panther, toont aan dat maatschappelijke thema's als kolonialisme en de onderdrukking van Afro-Amerikanen behandeld kunnen worden in een MCU-film, die nog steeds succesvol kan zijn. De personages in Black Panther zijn ook heel wat complexer dan "ik wil de wereld veroveren omdat dat in het script staat." Het standaard goed-tegen-slecht-verhaaltje maakt plaats voor een verhaal met personages die niet rechtlijnig goed of slecht zijn, maar die een perspectief hebben en die naarmate het verhaal vordert van perspectief kunnen wisselen. Hopelijk leert Marvel dat het ook zo kan. Dat entertainment niet breinloos hoeft te zijn om succesvol te zijn. 

Misschien heb ik A Brave New World van Aldous Huxley iets te enthousiast gelezen. Marvelfilms zullen niet het einde van creatief denken worden, maar iets wat over heel de wereld wordt bekeken niets meer te laten zijn dan, zoals Huxley het noemt, een aangename sensatie zonder enige creatieve of kritische ondertoon, is gewoon een doodzonde. Zeker nu blijkt dat het beter kan. Black Panther werd bijna gezien als een revolutionair werk door de Afro-Amerikanen. Dit is misschien iets te overdreven, maar het laat wel de impact van een Marvelfilm zien. Als wordt verder gebouwd op wat ze met Black Panther deden (en hun diversiteitsprobleem verder oplossen), kan Marvel een positieve invloed hebben op de wereld. Dit gaat echter niet als ze op veilig blijven spelen en alles oplossen door nog een mopje te maken.