De toelatingsproef voor de studies van burgerlijk ingenieur dateert uit de beginjaren van het universitair onderwijs in België. Een faculteit toegepaste wetenschappen bestond toen niet. Men sprak van speciale scholen. Na het volgen van een voorbereidende afdeling, de zogenaamde ‘prep’, en het slagen in een toelatingsproef kon men aan de studies van burgerlijk ingenieur beginnen.
Ook jongeren die geen diploma van secundair onderwijs op zak hadden, konden de ‘prep’ volgen of de toelatingsproef afleggen. Zo kregen zij alsnog de kans hogere technische studies aan te vatten. Een en ander had te maken met de behoefte van de staat aan hooggekwalificeerde technici. De traditie van de toelatingsproef is blijven bestaan, ook na de omnivalentie van de diploma’s secundair onderwijs zowat vijftig jaar geleden.
Niet onlogisch
Dat men nu toch overweegt om deze test af te schaffen is niet onlogisch, vermits ook de andere richtingen, met uitzondering van de geneeskunde, geen toelatingsproef kennen. Al heeft de maatregel andere dan onderwijskundige motieven: de arbeidsmarkt zou meer ingenieurs vragen – dezelfde reden dus waarom de toelatingsproef oorspronkelijk werd ingevoerd! Slechts tien jaar geleden dienden burgi’s echter gemiddeld zes maanden na afstuderen te solliciteren…
Verplichte oriënteringsproef
Onderwijskundigen uit alle Vlaamse universiteiten pleiten al jaren voor een verplichte oriënteringsproef voor alle laatstejaars secundair onderwijs. Niet om hen te beletten de studies van hun keuze aan te vatten, wel om hen te informeren over het al dan niet goed voorbereid zijn op die keuze. Zowel universiteiten als secundair onderwijs zijn echter tegen uit eigenbelang.
Inmiddels heeft het ‘verslappen’ van de toelatingsproef voor burgi’s zijn effect niet gemist. Het aantal nieuwe eerstejaars ingenieur, de ‘generatiestudenten’, is met 350 eenheden gestegen, dat van de generatiestudenten wetenschappen daalde met 150. (Cijfers per 31-10-2000 en 31-10-2001.)