De opleiding Geneeskunde is een probleemkind in België. Tot 2011 waren we het enige Europese land waar de opleiding nog zeven jaar duurde. Uiteindelijk is België gezwicht voor de Europese Unie en in 2012 startten studenten de zesjarige opleiding. Deze ingreep is goed nieuws voor Europese uitwisselingen, omdat de curricula van de bestemmingen veel beter zullen matchen. Ook voor internationale samenwerkingen is dit een goede zaak. Keerzijde van de medaille is de crisis van de zogeheten dubbele cohorte die de geneeskunde in 2018 zal kennen. De studenten die in 2011 aan de zevenjarige opleiding begonnen zijn, zullen samen afstuderen met zij die in 2012 begonnen aan de zesjarige opleiding. Dat geeft een verdubbeling van het aantal afgestudeerden die de markt zullen overspoelen op zoek naar specialisatieplaatsen die nu al schaars zijn.
Geneeskunde is een gewaagde keuze. “We fuck up our lives to save yours.” Artsen zijn hedendaags suïcidale alcoholici, zo lijkt het toch. De ellende begint al bij de lange opleiding. Weet dat men na de basisopleiding geen huisarts is, want dit is ook een specialisatie. Dat masterdiploma Geneeskunde is weinig waard, maar staat best mooi op je cv als je bij Colruyt solliciteert. Om een medisch beroep uit te oefenen studeer je gemiddeld twaalf jaar. Zes jaar basisopleiding en dan, voor chirurg of huisarts, wacht nog een specialisatietraject. Om specialist te kunnen worden, moet je solliciteren voor je opleidingsplek. Het aanbod is hier echter wettelijk gelimiteerd door wat we het “contingent” noemen. Elk jaar mogen er maar een vast aantal artsen bijkomen in België. Deze restrictie op de uitstroom van artsen ligt vast in een Koninklijk Besluit en telt 738 specialisatieplekken waarvan minstens 240 in de huisartsgeneeskunde. Nu er in 2018 dubbel zoveel basisartsen vrijkomen, zijn deze administratieve cijfers verdubbeld. Dat de cijfers op papier staan, wil echter niet zeggen dat er ook daadwerkelijk plaats is. Nu al heerst er een schaarste aan opleidingsplekken, wat tot een overschot aan afgestudeerde studenten leidt.
Dat contingent klinkt heel vreemd, zeker omdat iedereen weet hoe lang je kan wachten op een afspraak bij een arts. dwars vroeg uitleg aan Steven Van Offel, voorzitter van Studenten Overleg Geneeskunde Antwerpen (SOGA). Zij organiseerden een symposium over deze kwestie. “Eigenlijk zijn er in België voldoende artsen per aantal inwoners, maar ze zijn helaas niet verdeeld over de verschillende disciplines volgens de maatschappelijke behoeften. Het is noodzakelijk dat een overaanbod aan artsen – de “plethora” – vermeden wordt.
Reden is het supplier induced demand: onderlinge concurrentie kan leiden tot een buitenmaats aanvragen van bijkomende onderzoeken en van onnodig veel controle-afspraken, om een inkomen bijeen te kunnen schrapen. Dat is onbetaalbaar voor de sociale zekerheid en voor de patiënt. Ten tweede zorgt een beperking van het aantal artsen ervoor dat ze een scala aan ziektebeelden zien, wat de kwaliteit waarborgt. Ook speelt echelonnering, de trapsgewijze doorloop in de geneeskunde, een rol. Mensen dienen eerst naar de huisarts te gaan, niet meteen naar een specialist. Zo vermijd je dat de wachtlijst van de specialist vol zit met mensen die perfect door de huisarts geholpen kunnen worden.
Maar wat dan met de studenten die geen plek vinden? “Het probleem is een overbelangstelling voor disciplines met beperkter aanbod, zoals chirurg, maar een onderaanbod voor disciplines waar nochtans maatschappelijke behoefte voor is, zoals geriater of psychiater”, verklaart professor Hubens, spreker op het symposium.
“De grote angst van de studenten is dat ze knelpuntberoepen in gedwongen zullen worden. Dat het overaanbod hen noodzaakt hun hart niet te kunnen volgen. Men wil die knelpunten allicht aantrekkelijker maken, maar er wordt ook gewerkt aan extra plaatsen. Het grote obstakel is geld. Niet-universitaire ziekenhuizen kennen hier bijvoorbeeld geen financiering voor en er is ook een tekort aan stagemeesters. Nochtans voldoen veel artsen aan de criteria, maar vaak weten zij dat niet.” Nieuwe organen werden opgericht om dit op te lossen, zoals het Instituut voor Specialistenopleiding (ISO). Zij zetten zich in voor stageplekken die kwalitatief niet onderdoen, maar er zijn nog niet veel plekken bijgekomen en 2018 nadert snel.
Veel studenten die geen plaats vinden, plachten met een 000-statuut ervaring op te doen. Daarmee mogen ze kleine taken uitvoeren voor een lager loon en kunnen ze het jaar erna een sterkere cv afgeven. Er moet absoluut vermeden worden dat we zo een geneeskunde met twee snelheden krijgen: enerzijds de reguliere artsen die een vervolgopleiding hebben voltooid (specialisten en huisartsen) en anderzijds basisartsen met het 000-statuut. Om de instroom aan studenten te beperken is er in Vlaanderen sinds 1997 een ingangsexamen. Dit kent geen numerus fixus, maar een numerus clausus. Haal 22/40 en je mag starten. Het idee om toch met een numerus fixus te werken, groeit en werd recent als een advies van de begeleidingscommissie voorgelegd aan minister van Onderwijs Hilde Crevits. In plaats van enkel te slagen, hoor je tevens bij de top te eindigen: zijn er x-aantal plaatsen, dan gaan de x-aantal besten door. De druk ligt dan al enorm hoog in de middelbare school. Geen afstudeerfeestje, maar studeren voor de enige kans om je droom waar te maken. Om daarna je jonge leven te verslijten aan medisch Latijn. Geen wonder dat je naar de drank grijpt.