Limited edition Droomstudie

Slagen of sneuvelen voor de poort van Geneeskunde
19/04/2009

“Gefrustreerd.” “Ik kan me voor het hoofd slaan.” “Wat nu?” Elk jaar lopen zo'n 2000 kandidaat (tand)artsen hun droomberoep mis. Wie in België een witte jas wil dragen, moet immers slagen voor de bittere lakmoesproef: het toelatingsexamen. Eens je die succesvol hebt doorstaan, heb je zo’n 90 procent kans op een veelbelovende titel. Wie niet slaagt, probeert opnieuw – één, twee, drie keer, zoekt een omweg via Biomedische Wetenschappen of beproeft zijn geluk in een andere studierichting.

 

Ook in het buitenland mag niet iedereen zomaar Geneeskunde studeren, maar er is geen toelatingsexamen: Nederlanders trekken lotjes, Duitsers selecteren via eindexamencijfers. Wie daar uit de boot valt, zoekt zijn heil vaak in Vlaanderen. Al is een toelatingsexamen zeker geen cadeau.

Het Vlaams toelatingsexamen voor Geneeskunde werd in 1997 ingevoerd. Ook in Wallonië zijn de decanen Geneeskunde nu vragende partij voor een toelatingsexamen. De beperking of contingentering van het aantal artsen was – en is – in de eerste plaats een besparingsmaatregel om de stijgende kosten van de ziekteverzekering te drukken.

 

Als uitzondering op de vrije toegang tot het onderwijs strookte het toelatingsexamen in Vlaanderen echter niet helemaal met de wet. Er werd gemord dat het zou gaan om discriminatie, een selectie die sociaal vertekend is en geen inhaalbeweging mogelijk maakt, een contingentering op drijfzand gebouwd... Tien jaar na de invoering zijn het examen en de numerus clausus (NC) nog steeds een heet hangijzer. Dit academiejaar werden betogingen tegen de NC georganiseerd door de Waalse studentenkoepel FEF, gesteund door haar Vlaamse tegenhanger, de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS).

 

Gelijke kansen?

Eén contra-argument duikt telkens weer op in discussies allerhande: scholieren uit armere milieus kampen met een extra drempel voor de toelatingsproef – een achterstand in leerstof bijvoorbeeld, of financiële moeilijkheden. En die achterstand valt niet meer in te halen in de loop van de universitaire studies. Niet geslaagd voor het examen: pech.

 

Paul Van de Heyning, decaan van de faculteit Geneeskunde aan de UA, situeert het probleem niet bij het ingangsexamen: “De selectie gebeurt al vroeger, in het middelbaar, wanneer een student een al dan niet wetenschappelijke vooropleiding kiest. En ja, sociaal zwakkere studenten komen niet altijd uit een stimulerende omgeving om een voorbereidend traject te volgen.”

 

“Maar”, voegt Van de Heyning toe, “al in het middelbaar kunnen studenten deelnemen aan de toelatingsproef en kijken of ze genoeg kennis hebben. Er zijn heel wat scholen die studenten voorbereiden op het toelatingsexamen.” “Akkoord,” stelt Julie De Fraeye van VVS, “maar die voorbereidende stappen worden zo goed als uitsluitend genomen door de elitescholen, níet door stedelijke concentratiescholen.” Een studie van 2000 wees uit dat het aantal beursstudenten in de opleiding Geneeskunde erg afnam sinds de invoering van het ingangsexamen.

 

Volgens Dries Helsloot, student Geneeskunde en voorzitter van het VGSO (Vlaams Geneeskundig Studenten Overleg), is dat sociaal argument sterk overroepen: “Je kan je op heel wat manieren voorbereiden. Zelfs universiteiten organiseren vrijwillig extra lessen voor scholieren van het zesde middelbaar.” Een selectie vóór de studies is in Helsloots ogen de minst slechte optie. “Zoals Wallonië het enkele jaren deed, kan het ook: een selectie na het eerste jaar, met het risico dat studenten een jaar én veel geld verspillen. Niet bepaald verantwoord.”

 

Select clubje

Eens door de toelatingsproef, start iedereen wel op gelijke voet. De geslaagde studenten hebben dezelfde achtergrondkennis. En laat dat net het positieve zijn aan het toelatingsexamen, volgens decaan Van de Heyning: “Dankzij dit examen kunnen we al vanaf de eerste bachelor studenten tot echte artsen opleiden.” Vóór 1997 ging dat moeilijker: “Waar we nu in het eerste jaar al met stages beginnen, was dat vroeger onverantwoord; je wist immers niet welk studentenvlees je in de kuip had. Bovendien is een uitgedunde groep gemakkelijker om mee te werken.” Van de Heyning kan het niet genoeg herhalen: “De opleiding is door de selectie kwalitatiever geworden.”

 

Trop is te veel

Dit academiejaar mogen 454 Vlaamse artsen afstuderen met de beroepstitel, aan Franstalige zijde zijn dat er maximaal 303. Op voorhand wordt echter niet vastgelegd hoeveel studenten voor de toelatingsproef mogen slagen, waardoor de contingenten wel eens overschreden worden of niet ingevuld raken. “Een numerus fixus zou zeker geen slechte zaak zijn,” zo meent Van de Heyning, “op voorwaarde dat de vastgelegde selectiegraad gestoeld is op een kwalitatief niveau en een realistische behoeftestudie. In Nederland is men jaren te restrictief geweest, waardoor er zich een enorm tekort aan artsen opdrong.”

 

De Vlaamse studentenkoepel VVS stelt zich ernstige vragen bij het bepalen van deze federale contingenten. De langetermijnplanning zou onvoldoende rekening houden met maatschappelijke evoluties als de vergrijzing, de opgang van deeltijds werken en de groei van het aantal groepspraktijken.

 

Onkelinx wil nu de NC versoepelen op basis van een recent verschenen kadaster. Er zou een tekort zijn aan praktiserende huisartsen. "Een voorbarige beslissing, gezien er vragen zijn bij de gehanteerde criteria en het kadaster van de specialisten nog niet verschenen is", meent Helsloot. "Gevreesd wordt dat Onkelinx een politiek spel speelt om de overtallen aan Franstalige kant te kunnen compenseren. Wallonië heeft jarenlang de contingentie aan haar laars gelapt." VVS weerlegt dat het tekort uit de lucht is gegrepen: "Het kadaster over de actieve huisartsen toont aan dat er wel degelijk grote miskleunen zijn in de telling.” In elk geval ziet Helsloot in de uitbreiding van het contingent geen oplossing voor het huisartsentekort. "Het beroep moet aantrekkelijker gemaakt worden. Punt uit."

 

Ramp

Het moge duidelijk zijn: het mes snijdt aan twee kanten. Ook decaan Van de Heyning besluit: “Alles kan altijd beter. Selecteert het examen op de juiste criteria? En is wie niet slaagt per se een minder goede arts?” Een adequate motivatieproef is het examen volgens de decaan in elk geval wel. Bovendien garandeert het de kwaliteit vanaf het eerste bachelorjaar. “Het examen afschaffen zou een ramp zijn.”

 

De Belgen

Nathalie Renard, Lynn Verrelst en Olivier Verbruggen: drie UA-studenten die ervan droomden om arts te worden. Nathalie, studente eerste master Geneeskunde, slaagde in 2006 voor het toelatingsexamen. Lynn, studente eerste bachelor Biomedische Wetenschappen, heeft in 2008 twee maal tevergeefs deelgenomen aan het toelatingsexamen en wil deze zomer een nieuwe poging wagen. Olivier, ook student Biomedische Wetenschappen, heeft in 2006 en 2007 zonder succes deelgenomen aan het toelatingsexamen en dan besloten: drie keer buizen is genoeg, het hoeft niet meer.

 

Reddingsplan voor gesneuvelden

Wie Geneeskunde wil studeren, moet slagen voor het toelatingsexamen. Voor Nathalie ooit voldoende reden om uit te kijken naar een andere studie. Haar middelbare schoolopleiding, Latijn-Wiskunde, bevatte een karig wetenschappelijk vakkenpakket. “Ik zou toch niet slagen voor het toelatingsexamen en had Geneeskunde afgeschreven. Ik heb dan maar een andere opleiding gekozen: Ingenieur-architect.”

 

“Al na een maand wist ik dat die studie niets voor mij zou zijn. Toen begon het weer te kriebelen voor Geneeskunde.” Op dat moment was het te laat om deel te nemen aan het toelatingsexamen. Van vrienden had ze gehoord dat de vakkenpakketten van Biomedische Wetenschappen en Geneeskunde grotendeels overlappen. “Ik had al een sabbatjaar genomen na het middelbaar en wilde niet nog een jaar verliezen. In november ben ik daarom alsnog aan Biomedische Wetenschappen begonnen.”

 

Het jaar Biomedische Wetenschappen was voor Nathalie een goede voorbereiding op het toelatingsexamen: “De cursussen natuurkunde en chemie beginnen eigenlijk bij nul. Dat was ideaal.” Resultaat: in de zomer na haar eerste bachelor Biomedische Wetenschappen slaagde ze voor het toelatingsexamen.

 

Was dat jaar ook een goede voorbereiding op de overstap naar tweede bachelor Geneeskunde? “De instroom verliep heel vlot. Enkel de dissectiepractica en het vak Epidemiologie moest ik inhalen. Maar af en toe voel ik wel dat ik het eerste jaar gemist heb: het vak Anatomie in de eerste bachelor Biomedische Wetenschappen wordt minder uitgebreid gegeven dan in de eerste bachelor Geneeskunde. De inhoud komt wel terug in de loop van de studie.”

 

Haar nieuwe studiegenoten keken aanvankelijk sceptisch naar de ex-biomedici: “Wij kwamen erbij als indringers die specialisatieplaatsen zouden kunnen opeisen. Ondertussen is die vijandigheid gelukkig verdwenen.”

 

Nieuwe poging

Eerst een jaar Biomedische Wetenschappen studeren en dan overstappen naar Geneeskunde: dat is ook het plan van Lynn. Ondanks een niet-wetenschappelijke vooropleiding, Grieks-Wiskunde, slaagde Lynn toch voor het wetenschappelijke gedeelte, “al was het met de hakken over de sloot”. Het tweede, meer psychologische deel van het toelatingsexamen met vragen over het arts-patiënt-gesprek was twee keer de dooddoener.

 

In juli neemt Lynn opnieuw deel aan het toelatingsexamen. “Ik ben van plan om mij op een andere manier voor te bereiden, bijvoorbeeld door het toelatingsexamen van een geslaagde vriendin in te kijken.”

 

“Na een jaar Biomedische Wetenschappen zou de kans groter moeten zijn om te slagen. Maar ik zie er ook wel tegenop: de dag zelf is mentaal enorm vermoeiend. En er is ook de angst om weer teleurgesteld achter mijn computerscherm de resultaten te bekijken en weer aan iedereen te moeten vertellen dat ik er niet door ben.” En wat als ze inderdaad niet slaagt? “Ik denk niet dat ik verder Biomedische Wetenschappen zou studeren. Ik ben graag met mensen bezig en denk dat de beroepen voor een biomedicus niet bij me passen. Maar dat zijn zorgen voor later, nu ga ik ervan uit dat ik wél slaag.”

 

Ik wilde graag specialiseren als lijkschouwer. Als je dan buist op het arts-patiënt-gesprek, kan je jezelf wel voor het hoofd slaan.

 

Dooddoener arts-patiënt-gesprek

Met zijn vooropleiding Talen-Wetenschappen zou hij het ingangsexamen wel moeten halen, dacht Olivier. En inderdaad: het wetenschappelijk gedeelte van het toelatingsexamen was geen probleem. “Ik ging de mist in bij het arts-patiënt-gesprek. Ik vond het tweede onderdeel van het toelatingsexamen ongelooflijk nutteloos. Voor mij kon dat niet snel genoeg vooruit gaan. En dan maak je fouten.”

 

Pardon, “nutteloos”? Verwachten we van artsen niet dat zij met ons, patiënten, goed kunnen omgaan? “Ik wilde graag specialiseren als lijkschouwer. Als je dan buist op het arts-patiënt-gesprek, kan je jezelf wel voor het hoofd slaan.”

 

Nadat Olivier in 2006 gebuisd was op het toelatingsexamen, begon hij aan de studie Biomedische Wetenschappen. “Ik was ervan overtuigd dat ik het jaar erop naar de tweede bachelor Geneeskunde zou kunnen overstappen.” Dat mocht niet zijn: ook in 2007 slaagde Olivier niet voor het toelatingsexamen. “Toen was ik echt gefrustreerd. Helemaal op mijn gemak zat ik in de Biomedische Wetenschappen immers niet, ik wilde een andere studie volgen. Toch heb ik nog een jaar op mijn tanden gebeten.”

 

Begin dit academiejaar stapte Olivier over naar de Artesis Hogeschool om Architectuur te studeren. “Slechts anderhalve dag had ik nodig om te beseffen dat die richting niets voor mij was. Dus ben ik me met hangende pootjes weer gaan inschrijven in Biomedische Wetenschappen.”

 

Eind goed, al goed? “Uiteraard heb ik er nog steeds spijt van dat ik geen Geneeskunde mocht studeren. Maar zo is het nu eenmaal gegaan. Uiteindelijk ben ik wel blij dat ik Biomedische Wetenschappen studeer. Er is nog zoveel dat onderzocht en bestudeerd moet worden, en dat ligt allemaal wel in mijn interessegebied.”

 

Toelatingsexamen: ja Zoals het nu is: nee

Toegelaten voor Geneeskunde of niet, de drie studenten zijn het er over eens dat vóór de inschrijvingen best een selectie gemaakt wordt. Olivier: “Ik kan begrijpen dat er artsen in overvloed zijn en dat er vóór de inschrijvingen gefilterd wordt.” Lynn vindt dat de student zelf iets heeft aan het toelatingsexamen: “Het geeft je, vóór je aan een opleiding begint, feedback over je aanleg. Zo bespaar je tijd en geld door geen richting te kiezen die je eigenlijk niet ligt.”

 

Waarover ze het ook eens zijn: het toelatingsexamen is op dit moment niet optimaal. “Het is op sommige punten heel subjectief, zoals het onderdeel met het arts-patiënt-gesprek”, vindt Nathalie. Lynn beaamt: “Ik vind niet dat men van 18-jarigen kan verwachten dat zij weten hoe ze moeten omgaan met patiënten. De communicatie met patiënten is toch juist wat aan bod komt tijdens de opleiding Geneeskunde?”

 

De Duitser

Markus Hinskes heeft een charmant accent. Om Biochemie in Antwerpen te studeren, heeft hij Nederlands geleerd. “Ik zou nog steeds graag in mijn thuisland, Duitsland, studeren. Het is nu eenmaal gemakkelijker om lessen te volgen in je moedertaal.” De toeloop van studenten is voor de Duitse universiteiten echter veel te groot om alle geïnteresseerden te laten studeren. Sociologie, Psychologie, Geneeskunde en Economische Wetenschappen zijn enkele van de studierichtingen waarvoor geldt: te veel studenten voor te weinig studieplaatsen.

 

Duitsland: het vraag-en-aanbod-spel

Het aantal studenten wordt beperkt door een selectie op basis van de middelbare schoolcijfers. Het vereiste gemiddelde eindexamencijfer verschilt per studierichting en per universiteit: het aantal geïnteresseerden bepaalt hoe hoog de lat ligt om tot de besten te horen.

 

Op de Duitse cijferschaal van 1,0 (hoog) tot 6,0 (laag) belandde Markus na de middelbare school op 2,6. Te laag om Biochemie te studeren: voor de Universität Hamburg moet je eindexamencijfer gemiddeld 1,8 of beter zijn, voor de Freie Universität Berlin zelfs 1,1. Berlijn is toffer dan Hamburg, dus zijn er meer studenten die in Berlijn Biochemie willen studeren dan in Hamburg. En dus is de selectie in Berlijn strenger dan in Hamburg.

 

In Duitsland is onderwijs Sache der Länder: elk van de zestien bondslanden bepaalt zelf welke vakken in de eindexamenjaren verplicht zijn en hoe de scholieren gequoteerd worden. Terwijl in de deelstaat Hamburg een tamelijk zwaar wiskundepakket verplicht is, moeten scholieren in Nordrhein-Westfalen – zoals Markus – Geschiedenis volgen. “Dat vak heeft mijn gemiddelde omlaag getrokken”, vertelt hij. “Terwijl Geschiedenis weinig relevant is voor een vervolgopleiding als Biochemie, telt dat cijfer evenveel mee als mijn cijfer voor Biologie.”

 

Nog straffer: het is geweten dat scholieren in Beieren een stuk strenger beoordeeld worden dan scholieren in Hamburg en Bremen. De universiteiten houden geen rekening met de ongelijkheid van de cijfers. Oneerlijk, vindt u? Aber hallo.

 

De Nederlander

De Nederlandse Milou Herfkens is studente Diergeneeskunde in de tweede bachelor. Ze was liever in Utrecht dan in Antwerpen aan haar studie begonnen, “want in Nederland worden de examens over het hele academiejaar gespreid. En ik zou dichter bij mijn familie wonen.” Maar ze mocht niet: Milou was niet uitverkoren voor Diergeneeskunde aan een Nederlandse universiteit.

 

In Nederland zijn er voor een tiental universitaire opleidingen meer studenten dan beschikbare plaatsen. Geneeskunde, Diergeneeskunde, Psychologie en Rechten zijn de bekendste voorbeelden. Thijs de Wit, secretaris van de Landelijke Studenten Vakbond, de Nederlandse koepel van studentenvertegenwoordigers: “Wanneer meer mensen zich willen inschrijven dan er plaats is, moet de instelling de studie uitbreiden.”

 

In 2008 waren er 1001 geïnteresseerden voor de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hadden zij zich dan allemaal mogen inschrijven? “Voor enkele opleidingen moet het aantal studieplaatsen beperkt worden. Te weinig specialisatieplaatsen vinden wij een geldige reden. Alle studenten toelaten tot Geneeskunde zou tot studievertraging leiden, die elk jaar groter zou worden. Geneeskunde moet een uitzondering zijn!”

 

De meest gemotiveerde studenten moeten de kans krijgen om hun droomstudie te volgen.

 

Nederland: een loterij bepaalt je toekomst

Wie aan een studie met een beperkt aantal plaatsen mag beginnen en wie niet, wordt in Nederland bepaald door een centrale loting of via een sollicitatieprocedure waarvoor de universiteiten de spelregels zelf bepalen. Milou heeft enkel deelgenomen aan de loting. Wie deelneemt aan de decentrale selectie voor Diergeneeskunde en slaagt, verplicht zich om later de master Veterinaire volksgezondheid/Landbouwhuisdieren te kiezen. “Ik wilde me niet vastpinnen op deze afstudeerrichting”, vertelt Milou. Dan maar loten. “Mijn kans om ingeloot te worden was ongeveer 30 procent.” Omdat ze toch uitgeloot werd, kwam ze in Antwerpen studeren.

 

De kans om ingeloot te worden wordt bepaald door de eindexamencijfers. Wie zijn middelbare school afsluit met een gemiddeld cijfer van 8,0 op 10 of hoger, heeft vrije keuze. Wie lager heeft gescoord, kan deelnemen aan een gewogen loting: hoe hoger je cijfer, des te groter je kans om ingeloot te worden. Het fijne verschil met Duitsland: Nederland organiseert een centraal eindexamen. Twee Nederlandse middelbare schooldiploma’s zouden dus beter vergelijkbaar moeten zijn dan twee Duitse.

 

olgens Thijs de Wit zijn goede middelbare schoolcijfers geen belofte dat iemand geschikt is voor een bepaalde opleiding: “Goed kunnen lopen wil niet zeggen dat je ook goed kan zwemmen. Wanneer er toch een selectie gemaakt moet worden, vinden wij het beter om op basis van motivatie of voorkennis te selecteren. De meest gemotiveerde studenten moeten de kans krijgen om hun droomstudie te volgen.”

 

En hoe bepaal je dat dan? “Als er naast gesprekken ook een toelatingsexamen is, gericht op de vaardigheden die nodig zijn voor de studie, is dat een relatief acceptabele manier.” Milou is het daarmee eens: “Ik zou een toelatingsexamen zoals hier voor de richting Geneeskunde eerlijker vinden.”

 

Wie had dat gedacht: Nederlanders zijn jaloers op ons toelatingsexamen.