Over zwerfhonden en ander nobel gedierte

Bij Monde van Du Mon
17/09/2012
đź–‹: 

Er zijn zo van die ongelooflijk ijverige studenten die net van een andere planeet lijken te zijn gekomen en een bovenmenselijk gevoel voor timemanagement hebben. De studentus voluntaris is een ras apart en door middel van buitengewoon slechte schaduwtechnieken, heb ik het op mezelf genomen om de natuurlijke habitat van deze soort in de schijnwerpers te werpen. Vandaag ga ik op bezoek bij het dierenopvangcentrum VOC in Brasschaat.

Yolande is een ietwat oudere studente TFL aan de Universiteit van Antwerpen die al geruime tijd vrijwillig in een dierenopvangcentrum in Brasschaat werkt. En als er één ding is waaraan ik niet kan weerstaan zijn het wel wolzachte diertjes. We hebben ter plekke afgesproken. Aan het opvangcentrum merk ik dat het geen zoo is, maar een doodgewoon huis. Ik word meteen begroet door Yolande, Shauni (nog een studentus voluntaris) en Marcel Peeters, de eigenaar. Yolande, een schat van een vrouw, staat klaar in tenue: trots draagt ze een t-shirt van het opvangcentrum boven een joggingbroek, een schort en plastic ziekenhuishandschoentjes. Het kleine kamertje waarin ik inmiddels sta is gedecoreerd met schema’s van voedingstijden, naalden, scalpels, spuiten, meelwormen en kooien met zieke dieren. Hier wordt duidelijk veel, vuil en nauwkeurig werk verricht.

 

Lavendelolie verjaagt maden

In 2005 maakte Marcel van zijn passie zijn werk en richtte het centrum op samen met zijn vrouw Simonne. In een mum van tijd, zo weet hij me te vertellen, werd het centrum overstelpt. “Het groeide zeer snel. Vorig jaar hadden we zo’n 3.200 dieren bij ons, dit jaar was het rustiger, al is het jaar natuurlijk nog niet voorbij, en zitten we aan 2.700. Mijn vraag is dan steeds: waar gingen die dieren vóór 2005 heen? Er zijn in Antwerpen maar twee opvangcentra. Het ene bevindt zich in Herenthout, op het andere sta je nu te kijken.” De dieren die hier terechtkunnen zijn van alle soorten en maten: van de zachtste babykonijntjes, over inheemse slangen en extreem grote oehoes tot reeën en herten. Marcel en zijn team van ondertussen 48 vrijwilligers gaan die dieren ophalen of vangen en verzorgen ze tot ze weer vrijgelaten kunnen worden. Yolande voegt hier wel aan toe dat slechts de helft ervan ook werkelijk overleeft. De belangrijkste doodsoorzaak is stress, daarom laten ze normaal nooit bezoekers toe in het centrum. Ik voel me vereerd.

 

“We zijn enorm klein behuisd en dat zorgt al heel gauw voor vuil. We moeten hier echt heel gestructureerd te werk gaan…” Ze wordt onderbroken wanneer Shauni met een jonge meeuw komt aanhollen. De vogel heeft een wonde aan zijn poot. Vertederd neem ik een kijkje dichterbij om dan te beseffen dat de poot krioelt met maden. Een vlieg moet eitjes op de wonde hebben gelegd met als gevolg dat de opperhuid wriemelt van de ondingen. Mijn maag draait om. Ik blijf toch kijken hoe Marcel vakkundig de huid met een scalpel opensnijdt en de maden verwijdert. “Daar nog één”, voeg ik af en toe onbeholpen toe en wijs van ver. Ik leer: als je ooit last heb van maden onder je opperhuid, dan gebruik je best lavendelolie om ze te verjagen. Handig om weten.

 

Handen en konijnenpoten

Vanachter een blauw doek tovert Yolande een buizerd in een kooi tevoorschijn. Een prachtig beest, zo beaamt iedereen. “We zullen hem straks een kuiken voederen,” zegt Yolande. Waar ze die wollige schatten halen? Die worden ingevroren ingekocht en worden dan aan de roofvogels in het centrum gevoederd. Levende muizen kopen ze niet meer want die kosten wel twee euro per stuk. Marcel is een man van oplossingen en besloot dus om zelf een muizenkwekerij te beginnen. Hij knikt naar een tuinhok. Slik. “En nu ga jij die buizerd van me aanpakken. Zonder handschoenen”, grinnikt hij. Ik weet niet vanwaar ik de euforische moed haal maar ik schater zowaar, ietwat panisch, en zeg: “ja, natuurlijk! Dat wil ik doen!” Ik klem zijn vleugels en poten stevig in mijn rechterhand en kan nog net even lachen voor de camera.

 

Daarna gaan we over naar de orde van de dag en voeder ik een huiszwaluw meelwormen. Ik streel ook een babykonijn. Wist je dat je je hand altijd onder de poep van babykonijntjes moet houden? Anders kunnen hun ruggetjes breken. Yolande geeft me dan nog een rondleiding buiten in de tuin. Ik zie bosuilen; wel vijf stuks die als jonge ukkies binnenkwamen. Eén ervan heeft nog maar één oog. Ik sta bij twee grootse oehoes. “Als ze op je afvliegen, dan mag je er absoluut niet naar grijpen. Ze laten uiteindelijk wel weer los”, weet Marcel me weer te vertellen. Het begint zo langzamerhand bij me te dagen dat Marcel een nogal speciale manier heeft om je gerust te stellen, maar één ding is zeker: deze mensen riskeren zelfs hun eigen leven om zieke dieren te verzorgen. Na een periode van intense zorg laten ze de dieren vrij in de natuur waar ze horen. Daarenboven doen ze dit alles nog eens op eigen houtje. “We betalen het allemaal zelf. We worden door de haven van Antwerpen gesponsord omdat we regelmatig vogels uit schouwen moeten halen, maar dat is slechts een peulschil van wat alles kost.” En de gemeente? “Het is toch crisis?” antwoordt Marcel laconiek. “Binnenkort verhuizen we naar een nieuwe locatie waar we een educatief luik willen toevoegen. Zo hopen we toch een zekere bewustmaking te kunnen teweegbrengen, en hopelijk zijn de mensen dan ook meer geneigd ons te steunen. Het is niet gemakkelijk in deze branche. Gelukkig bestaan er bakkers die ons hun oud brood komen brengen.” Ik verlaat na 3 uur het centrum en ben gevuld met één gevoel: respect. Sommige mensen verdienen dat.