24/09/2020
🖋: 
Auteur

De golf breekt het semesteriële krijsen

van hoogvliegers en pedante pelikanen

ze panikeerden vooreerst als kind

elke windvlaag de vlucht vooruit

 

Maar nu, dit laat september

brullen ze twijfelachtig weg

op doofgestormde stranden

 

Ontkom niet aan de stortvloed ongewervelden

kinderlijke ambities en gewassen verschilligheid

Ze vieren hoogtij in onze zandkastelen

maar stranden bij bewolkt weer

 

voel schuim, tussen de tenen

wandel over de ontblote dijken

gebouwd uit drenkelingen

 

Maar agendeert algoed het leer

vervang zelf je verrekte veters

met hun onverhoopte knopen uitgerokken

functioneel instrument van sterke schoenen

 

Schoorvoetend verblijven we,

diplomatisch zoals waterpas

ondertekenden van nat papier



de dwarsdoorsnede

26/06/2020
🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Het moet niet steeds het nieuwste van het nieuwste zijn, dat geldt voor films maar ook voor games. Mount & Blade II: Bannerlord, het spel dat vandaag in de kijker staat is tot nu toe de populairste release van het jaar op het game-platform Steam. Wordt het een kortstondige hype of is het waar voor je geld?

Uitgavedatum: 30 maart 2020
Ontwikkelaar: TaleWorlds Entertainment
Uitgever: TaleWorlds Entertainment
Prijs: € 49,99

Tien jaar na de release van zijn voorganger Mount & Blade: Warband heeft TaleWorlds Entertainment Bannerlord aan het grote publiek voorgesteld. Weliswaar nog in early access, een concept waarbij de ontwikkelaar het spel uitbrengt voordat het geperfectioneerd is, opdat ze met het advies van spelers de plooien in het spel kunnen gladstrijken voordat een afgewerkte versie op de markt wordt gebracht. Er waren dan ook hoge verwachtingen van de opvolger van Warband, dat door de jaren heen was uitgegroeid tot een cultspel dat maandelijks nog op duizenden spelers kon rekenen.

In het spel werk je je op van legerleider tot kasteelheer en uiteindelijk keizer van je eigen landen. De gameplay heeft veel elementen die vergelijkbaar zijn met andere strategy games. De wereldkaart in Bannerlord heeft bijvoorbeeld veel weg van de 3D lay-out die kenmerkend is voor de Total War-serie van Creative Assembly, maar in plaats van epische massagevechten in vogelperspectief zit je hier midden in de actie als aanvoerder en strijder in veldslagen van maximaal vijfhonderd man op de normale instellingen. Het leger dat je aanvoert bouw je op door soldaten in te huren in dorpen of steden en hen individueel te ontwikkelen. Je kan aan politiek doen via dialoogvensters die recht uit een pure RPG (Role-Playing Game, nvdr.) als Fallout geplukt lijken. De game houdt namelijk wel weer bij wat ieder individueel karakter van je vindt, maar al bij al blijft dat deel bij de speelervaring vaak ondergeschikt aan het handelen en vechten.

Naast een sterk leger is een goede economie belangrijk: een leger onderhouden kost geld en moet je dagelijks betalen. Dat verdien je bijvoorbeeld door belastingen te heffen in de dorpen en steden waarover jij toezicht houdt of door simpelweg goederen goedkoop in te kopen en duur te verkopen. Voor wie niet de moeite wil nemen om zelf goederen te verslepen, kan een van zijn kompanen aan het hoofd van een handelskaravaan zetten en achteroverleunen terwijl hij het geld binnensleept. Deze kompanen zijn speciale karakters die niet alleen goed zijn om te vechten, maar die je ook een eigen leger kan laten aanvoeren. Net als in Battle Brothers kan hun uitrusting volledig naar je voorkeur worden aangepast. Helaas hebben ze er wel een handje van om gevangengenomen te worden door de vijand als je even niet op hen let en moet je hen na hun vrijlating zelf ophalen.

 

optimalisatie en stagnatie

Als fervente Warband-speler was ik er als de kippen bij toen Bannerlord werd aangekondigd. Met zo veel tijd tussen de twee delen moest de nieuweling haast wel de eigenschappen van de oude man geoptimaliseerd en zijn kinderziektes genezen hebben. Ik werd niet teleurgesteld. Op visueel vlak is Bannerlord een duidelijke upgrade van de houterige Warband-designs, maar loopt het achter op zijn tijdgenoten. Het detail in de schaduwen en steden zijn desondanks een streling voor het oog en karakters zien er levendiger uit. Bij de interface zijn veel onnodige klikken weggehaald. Bij belegeringen ben je nu verplicht om een belegeringskamp te maken waar je eerst meteen je belegeringswapens kon maken. Omdat je langer moet wachten, is het managen van je voedsel belangrijker geworden en zal een leger langzaam soldaten verliezen die uithongeren door de voedselschaarste. Een vloek en een zegen is de hogere moeilijkheidsgraad. Waar je in Warband vaak nog wegkwam met een gevecht van een tegen twintig zolang je maar achteruitliep, is dat hier vrijwel onmogelijk. Rondreizende bandieten zijn daarnaast beter bewapend en maken je eerste stappen in de game aanzienlijk frustrerender.

Maar ten spijt van alle positieve punten stoot Bannerlord zich toch vaak voor de tweede keer aan dezelfde steen. Zoals bij Warband ontbreekt een goede tutorial voor beginners. Het enige wat je in het begin wordt aangeleerd, is hoe je personage kan bewegen en vechten. Er wordt niet verteld hoe je troepen moet commanderen of hoe je het beste geld kan verdienen. Daardoor werpt het spel een grote barrière op voor nieuwelingen in het genre die op eigen houtje een paar van de belangrijkste onderdelen van het spel moeten uitvinden. Als bittere kers op de taart is er een equivalent van de in Warband beruchte cattle quest. Dat was een opdracht die je best nooit of te nimmer aannam omdat ze de moeite niet waard was. Hier is het een opdracht van een dorpeling om zijn troepen te trainen door ze mee te nemen in je leger. Alleen, als er maar één tegen een speer loopt, kan je ze niet meer terugsturen en faalt de quest. Toch is er een groter kritiekpunt op het vlak van quests: ze zijn net als bij Warband de moeite niet waard, het is te veel werk voor te weinig geld. En hoe goed de visuals ook zijn, soms lijkt TaleWorlds wel iets teveel hooi op de vork genomen te hebben. Bij grote gevechten is het spel gewoon ronduit traag, zeker bij belegeringen.

 

 

nieuwe snufjes

Toch – en dat is de grote troef van de nieuwe editie – is deze versie op veel vlakken niet simpelweg een grafische update van zijn voorganger. Verschillende kernelementen van het spel zijn grondig gereviseerd. De verschillende typen soldaten krijgen nu ervaring op basis van hun acties in een gevecht; de pot ervaring die in Warband na elke overwinning over iedereen werd verdeeld, is verdwenen. Dat zorgt er wel voor dat het upgraden van troepen slaapverwekkend traag gaat.

Het handelssysteem is ook sterk geüpgraded. In Warband gebruikte je het eenvoudigweg niet omdat de potentiële opbrengst ervan verbleekte bij de oorlogsbuit die je van een specifieke groep bandieten, sea raiders, kon halen. In Bannerlord, daarentegen, is het een van de beste manieren om spaargeld op te bouwen, misschien zelfs een te goede manier, en ook veel uitgebreider. In het handelsmenu kan je via een kleurensysteem in één oogopslag zien welke goederen goedkoper zijn dan gemiddeld en onthoudt de game de prijzen in elke stad waar je langsgekomen bent. Let wel, die prijzen blijven veranderen naarmate de tijd verstrijkt. De eerder genoemde handelskaravaan strijkt echter beduidend meer op in minder tijd, wat automatisch gebeurt.

Daarnaast hebben de ontwikkelaars veel nieuwe snufjes in de game gezet, zoals de optie om je eigen wapen te smeden en een voor elke cultuur unieke minigame. Je kan de game-ervaring intenser maken door de optie aan te vinken dat je kompanen daadwerkelijk dood kunnen gaan. Voor spelers die graag hun gevechtsvaardigheden tegen andere spelers testen, zijn er nieuwe multiplayer-modes, waar je met andere spelers een belegering kan naspelen of vlaggen op de tegenstanders moet veroveren.

Uiteindelijk kan dan ook wel veilig gesteld worden dat de Mount & Blade-serie er met deze aanwinst op vooruitgaat. Dat komt ook door de community, die alles wat Taleworlds niet uitlegt, verwoordt op Reddit-threads of in volwaardige artikelen, hoewel de kans groot is dat de ontwikkelaar net als bij Warband weer een uitgebreide wiki zal maken. Diezelfde community heeft er inmiddels ook al voor gezorgd dat spelers nu al de game kunnen aanpassen aan hun voorkeur met mods, een van de grote redenen dat Warband nog lang relevant is gebleven. Al met al ziet het ernaar uit dat Bannerlord voorlopig niet van het toneel verdwijnt, maar dat de coulissen met elke nieuwe update een stukje wijder worden opengetrokken, zolang er maar naar de spelers geluisterd wordt.



kunst op de campus

19/06/2020
🖋: 

Soms kan kunst bevreemdend werken. Meer dan eens kunnen we ons afvragen wat een kunstwerk nu eigenlijk is, wat het moet voorstellen en of het zelfs kunst is. Welk verhaal moeten we erin lezen? De campussen van UAntwerpen staan vol kunstwerken, maar of er veel studenten zijn die ze goed bekijken, valt te betwijfelen. Nu we zelfs geen poging tot museumbezoek meer kunnen wagen, komt het erop aan om maar braaf in ons kot te blijven en daar op queeste te gaan, op zoek naar veel te lang over het hoofd geziene kunstwerken. Nu ja. Als ze tegen het einde van de lockdown ons strot niet uitkomen dan.

Sinds kort pronkt Edgar Degas’ Danseuse basculant aan mijn slaapkamermuur. Weliswaar een replica, maar het hangt er, over mijn slapende foetushouding heen kijkend als een benevolente surveillant. Haar linkerhand reikt zelfs naar me, alsof ze naar me wuift. De ster van het podium begroet haar fan, beschermt het wicht dat haar zo misogyn kocht, immer vergevingsgezind. Op de slavenmarkt van Bol.com dan nog. Dat heeft toch geen stijl? Maar het gehele gebrek aan fatsoen houdt haar niet tegen. Ze hangt er nog altijd, de engelachtige glimlach siert haar bleke gezicht en zij siert mijn wand. Een transactie van de apathische soort, zij het evengoed ontroerender dan ik vermoeden kon.

Haar schepper Edgar Degas was een Franse schilder en beeldhouwer, geboren in 1834 en ter ziele gegaan in 1917. Als een van haar meest prominente leden vertegenwoordigde hij het impressionisme, een kunststroming die de vluchtigheid van de moderne wereld vastlegt in haastig ogende penseelstreken en levendige kleuren. Het hedendaagse stereotypebeeld van de ernstige schilder met zijn ezel in de hei vloeit voort uit de stroming: ateliers kwamen niet aan bod als de impressies op het canvas dienden te verschijnen zoals beelden op ons netvlies. Degas zelf staat bekend om balletscènes en zijn composities vol beweging zonder veel aandacht voor de achtergrond. De heer zou het zelf nooit zo cru verwoorden, maar uiteindelijk is de voorgrond het enige wat de toeschouwer hoeft te zien. Je richten op de achtergrond, het hele plaatje willen zien is voor de zielenpoten die in het verleden leven. Het impressionisme draait om het hier en nu, om momenten schetsen en daarmee meer over de échte wereld zeggen dan alle gestileerde stillevens ooit zouden kunnen doen.

Van alle impressionisten zat Degas het meest dwars. Niemand anders bokte zo veel als hij tegen de hem opgelegde verwachtingen, hem met tegenzin toegeworpen na één pietluttige expositie met Monets Impression, soleil levant in de zaal. Zo schilderden veel impressionisten met korte penseelstreken, vingen ze hun beelden in snelle strepen, terwijl Degas zeker in zijn balletschilderijen zijn penseel langer uitstrekt. Danseuse basculant uit 1883 is daar een goed voorbeeld van. De danseres begint nét te dansen en de lange penseelstreken aan de tutu accentueren die beweging. Ook zijn werkwijze was anders: hoewel hij zijn schetsen wél en plein air tekende, schilderde hij zijn eindresultaat nog altijd in een atelier. Bijgevolg weigerde Degas zichzelf de geuzennaam van zijn tijdgenoten toe te kennen. Heilig hield hij vast aan de classicistische stroming. De zuiverheid van de klassieke meesters was het hoogste goed: geen betere afgoden dan eenvoud en symmetrie.

En toch, nu is Degas een van de grote impressionisten. Wie je zelf wil zijn, heeft weinig te maken met wie je in werkelijkheid bent. Mijn danseres kan ervan meespreken. Want wat wil zij? Wil zij naar me kijken terwijl ik slaap, wil ze ooggetuige zijn van alle menselijke rites in de eenentwintigste eeuw? Van de klachten om niets tot de traantjes om alles? Van het gewoel tot diep in de nacht, van de onbewuste lachjes om ochtendlijke sms’jes, van de masturbeerideeën en de kortstondige openbaringen in profetische dromen die me later nooit bijblijven? De bezoekers die komen en gaan, de duizenden projecten en testen en examens die belangrijk zijn voor een week of twee om daarna weer geheel vergeten te worden? Is dat wat ze van haar leven verwacht, die vergankelijkheid van elke prioriteit? Of is de continue beweging die Degas haar gaf nu eenmaal het lot waarmee ze zich tevreden moet stellen? Haar verstilde perpetuum mobile aan mijn slaapkamerwand, is dat een vloek of een zegen?

Ik stel de vragen wel, maar niet aan haar. Zij mag zich genegeerd voelen, door haar schepper en door haar toeschouwers. Wie zij is, wat zij wil, komt niet aan bod. Degas’ pastelkleuren schilderden een beeld van haar en haar publiek schetst in elke lijn een karikatuur van de danseres, eenvoudigweg omdat elke gegadigde zich de ersatz-god waant die haar identiteit mag uittekenen, zwart op wit. Wie de lieftallige ballerina ook in werkelijkheid was, ze verkocht haar ziel toen ze Degas toestond haar te vereeuwigen. Haar individualiteit is de impressie die nieuwsgierige aagjes van haar hebben. De prijs van in het hier en nu leven is de slotsom die de toekomst opstelt. De vraagt dreigt ons nooit te verlaten. Wat is de correcte respons: de glorie van de eeuwigheid met het risico op een ongewenste vertolking, of de oneindige vergetelheid van de naamloze doden? Bestaat er een juist antwoord? Ik kijk naar mijn danseres. Ze glimlacht in dezelfde adem weg.



opinie

19/06/2020
🖋: 

Overal om ons heen wordt er met dure woorden gezwierd alsof het confetti is. Opiniestukken zijn naar het schijnt niet compleet zonder een verklarende woordenlijst te moeten opstellen; liefst van al doorspekken we ons Nederlands met wat potjeslatijn, hier en daar een Franse mot en een (on)gezonde dosis Engelse buzzwords. Eentaligen zijn tenslotte ongecultiveerde wezens die geen gesprekken willen meevolgen. De neiging om alles zo ingewikkeld, alleszins complex klinkend, te willen maken is een ware plaag op deze aardbol. Maar waarom doen we onszelf dat aan? Niemand weet alles. Doen alsof is jezelf oneer aandoen.

Tegenwoordig is het de bon ton om intelligent te zijn. Om iedereen mee te krijgen hebben we zelfs verschillende soorten intelligentie bedacht. Ja, ja, je kan zoetjesaan niet meer goed zijn in iets zonder het etiket ‘intelligent’ op je voorhoofd geplakt te krijgen. Succesvol aanvoelen wat je beste vriend nodig heeft, wat je zoal zeggen kan, valt onder de emotionele intelligentie. Je weg kunnen vinden zonder beroep te moeten doen op Google Maps is dan weer ruimtelijke intelligentie. Kan je net iets meer dan Wonderwall op je gitaar? O, kijk eens aan, we hebben het toonbeeld van muzikale intelligentie gevonden! Of nog beter, ben je niet het type om over je eigen voeten te vallen? Dan ben je lichamelijk-kinesthetisch intelligent. Je kan jezelf godbetert niet meer ‘dom’ noemen zonder te horen dat je wel erg intrapersoonlijk intelligent bent.

De benamingen op zich zijn het probleem niet. Het probleem zit wél in de contemporaine behoefte om allemaal de scherpste persoon in de kamer te zijn. Moet dat echt? Wees eens eerlijk. Moeten we aula’s overspoelen met onze schrandere hersenspinsels, in de volle overtuiging dat de professor nooit eerder zulk intellect heeft mogen waarnemen? Moeten we in elke krant onze mening kwijt, gezien het eenvoudige feit dat de wereld niet zonder onze visie kan? Of zijn we op zoek naar de bevestiging dat we niet slechts de zoveelste zijn in de zee van veelbelovende jeugd?

‘Intelligent’ lijkt gedefinieerd te worden als iets statisch, iets wat je nu eenmaal bent of niet. Daarnaast is het een bron van schaamte om het vooral niet te zijn: de clou missen is een grotere grap dan de initiële spitsvondigheid. Het lijkt bijna alsof men een mea culpa dient te slaan zodra de grove fout begaan wordt om een seconde lang niet mee te zijn. Waar bevindt de eigenwaarde zich indien niet in een hoge plaats op de intelligentieranglijst? O, gelukzalig zijn zij die alles weten! God zegene hen die al Zijn vragen kunnen beantwoorden! Zeker in deze alom gevreesde examenperiode duikt het op. Niet onlogisch: als je op de dag des oordeels allemaal niet weet, houdt de universiteit je in haar greep tot augustus – maar toch!

Gelukzalig zijn zij die het juist niet weten! Zij kunnen er immers nog achterkomen. Welke idioot memoriseert feitjes, Bijbelverzen en onuitstaanbare wist-je-datjes als je alles meteen opzoeken kan? Helaas: omdat kennis zo goed als vrij is, heeft het idee zich gerijpt dat er geen excuus meer bestaat om dom te zijn. Maar kijk, dom bestaat niet, dom is een verzonnen constructie om een superioriteitscomplex te rechtvaardigen. Zijn dat werkelijk de ketenen waaraan we ons laten vastbinden? Laat het los! Wil je écht mensen in je leven die meesmuilend gniffelen als je eerlijk bent over de reikwijdte van je reeds verworven kennis?

Nu ja, zo zeker weet ik het niet, hoor. Ik ben redelijk getalenteerd in absoluut geen enkele gedachte doorheen mijn hersenen te laten dwalen. Een mentale avondklok. Maar dan op eender welk moment van de dag. Wil je het echt allemaal van mij aannemen? Over een ding ben ik wel uitermate zeker: het valt me verre van zwaar om me geen zorgen te maken over het vraagstuk of anderen me nu al dan niet dom vinden. Indruk proberen te maken op je medemens met je intelligentie slaat uiteindelijk nergens op; andermans perceptie van wie jij bent is een vreselijk onbetrouwbare graadmeter voor de kwaliteit van je wezen, en daarmee ook van je hersencellen. Waarom zouden we het nog proberen? Leve het niet weten. Leve het vragen stellen. Leve het gebrek aan schaamte betreffende de eigen onwetendheid. Met een onbegrijpende blik staren zou het nieuwe schoonheidsideaal moeten zijn. Of weet jij het soms beter?



de terugkeer naar mijn wortels

19/06/2020
🖋: 

Overlaatst liet ik iemand mijn nabije toekomst voorspellen aan de hand van tarotkaarten. Ik zou de komende maanden achtervolgd moeten worden door de spoken uit mijn verre en niet zo verre verleden. Die zouden me volgens de profetie langzaam richting afgrond drijven. De meeste dromen en beproevingen zouden eindigen in teleurstellingen, zo niet calamiteit. Nu, de achtervolgingswaanzin en doemdenkerij laten nog even op zich wachten, al kan ik me wel iets voorstellen bij wat er in mijn nabije toekomst faliekant kan aflopen. Toch, er toonden enkele oude euvels andermaal hun gezicht. Daartussen dook ook een oude vriend op: de horticultuur. 

Een slordige tien jaar geleden hoorde ik voor het eerst de sirenen zingen in de tuin. Wat mij toen de wildernis in dreef, was het pure, harde labeur. De tienjarige ik koesterde het verlangen om mij voor een keer geen nummer te voelen in een administratief verstikkende, kafkaëske bureaucratie. Ik wilde de fundamenten van de Belgenmens gaan ontdekken, de grond waaruit hij geboren was onder mijn voeten wanhopig voelen worstelen tegen de imperialistische economie die haar mensen de adem ontnam. In feite wilde ik een centje bijverdienen – in het zwart – omdat mijn vader hulp nodig had met het versnipperen van snoeihout, het maaien van het gras en ook wel een werkkameraad kon gebruiken.

Maar toen werd de echte establishmenthatende natuurmens in me geboren. Dat gevoel zou alleen maar escaleren in de jaren die wachtten. Voor mijn verjaardag die zomer kreeg ik immers een artisanale miniserre. U raadt de uitkomst: ik toverde mijn veranda om tot een hoogrenderende landbouwonderneming, één plantje per keer (want dat vond ik schattig). Mijn business breidde zich uit naar het drogen van kruiden. Achter de speeltuigen, in de donkere uithoeken van het lokale parkje verkocht ik mijn ‘gewassen’ voor dikke flappen harde cash. Ik opereerde uitsluitend in de schaduw van de markteconomie en herinvesteerde mijn zuurverdiende briefgeld in nieuwe miniserres en zaadzakjes. Maar de apotheose was van korte duur: de overheid…. De overheid.

Nu zijn we zo’n tien jaar na dato en jawel, de zucht keert weder. En niet zomaar. Voor een wetenschappelijk verantwoord project was het de bedoeling dat we een historische stadstuin zouden nabootsen op een lap grond op de campus. Wat houdt dat in? Gewassen en variëteiten uit een bepaalde periode telen met de middelen die toen ook beschikbaar waren. De keuze voor een laat-middeleeuwse, vroegmoderne of post-industriële tuin had logische consequenties. Voor de eerste twee waren kunstmest en pesticiden uit den boze. Ook specifieke gewassen en variëteiten horen thuis in hun eigen periode: wortelen waren niet steeds oranje, aardappelen en maïs werden in de middeleeuwen nog niet geteeld in onze streken. Verder moesten we ons ook behelpen met ‘historische’ technieken. Glasklokken fungeerden als vroegmoderne UV-lampen in de koude voorjaarsmaanden. Wie post-industrieel ging boeren, kon dan weer genieten van onder meer plastieken materiaal. De huidige crisis stak echter een stokje voor het project en daarom werd ons gevraagd om indien mogelijk het project thuis verder te zetten. 

Hoewel ik dankzij mijn agrarische verleden duidelijk over veel ervaring beschik, was het toch de aanleiding om me opnieuw in de materie te verdiepen en jawel, ik leerde veel bij. Niet alleen moest ik me voor bepaalde dingen noodgedwongen beroepen op huis-, tuin- en keukenmiddeltjes. Neem vooral nota’s voor in je eigen tuintje: tegen bladluizen werkt een afkooksel van look, azijn of sterk verdunde zeep. Slakken? Opstaan rond middernacht. Blijkt ook dat bepaalde plantensoorten ofwel slecht ofwel goed staan naast andere – een heus leuk gepuzzel dat nu niet meer nodig is. 

Ik ben niet van plan om er opnieuw munt uit te slaan (officieel dan toch niet), maar werd er wel aan herinnerd dat tuinieren een fijne bezigheid is die helemaal niet veel tijd hoeft in te nemen. Ik besefte ook dat het niet complex hoeft te zijn en dat een grote tuin of een tuin hebben tout court geen condicio sine qua non hoeft te zijn. Op een balkon of voor het raam… Hang ook eens de kapitalist uit.



pottenkijkers

11/06/2020
🖋: 

Haal je fat pants uit de kast en dij uit met dwars in deze online vreet- en zuiprubriek voor mensen die het nét even anders doen. Mensen die houden van empirisch experimenteren, eetbaar exploreren en extravagant exposeren met een beperkt budget doch calorierijke fantasie.

Gezond notenbrood met een krokant korstje? Dat is maar een kwestie van de juiste ingrediënten samenvoegen. En zeg nu zelf: dat kan iedereen, toch? Lekker als ontbijt, als tussendoortje of als dessert bij een kaasplank. Voedzaam en verzadigend, exact wat een student nodig heeft tijdens de blokperiode.

 

ingrediënten

voor één notenbrood

  • voorverpakte notenmengeling (200 gram)
    (bijvoorbeeld: amandelnoten, cashewnoten, walnoten en hazelnoten)
  • een handjevol pompoenpitten
  • een handjevol zonnebloempitten
  • een handjevol lijnzaad
  • een handvol havermoutvlokken
  • een handvol rozijnen
  • 4 eieren
  • een scheut melk
  • een scheut maïsolie
  • 1 theelepel bakpoeder
  • een snufje kaneel
  • een snufje zeezout
  • een theelepel honing

 

bereiding

  1. Verwarm de oven voor op 180 graden.
  2. Mix of hak de notenmengeling fijn.
  3. Doe de gemixte notenmengeling samen met een handvol havermoutvlokken in een mengkom.
  4. Voeg een handvol rozijnen en een handvol van de overige zaden toe in de mengkom.
  5. Doe er een scheut melk, een scheut maïsolie en de vier eieren bij.
  6. Meng de ingrediënten onder elkaar.
  7. Voeg het bakpoeder toe, alsook een snufje kaneel.
  8. Voeg een theelepel honing toe en een snufje zeezout.
  9. Meng al de ingrediënten goed onder elkaar.
  10. Doe het mengsel in een cake- of broodvorm, bij voorkeur een siliconen exemplaar. Indien je geen siliconen bakvorm hebt, is een gewone bakvorm ook perfect indien je die invet met een beetje boter en bloem. De bakvorm bekleden met bakpapier is ook een optie.
  11. Bak het notenbrood gedurende 30 minuten en laat het nadien afkoelen.

Je kan het notenbrood eten met een stukje kaas, bestrijken met wat yoghurt of plattekaas, combineren met vers fruit of gewoon puur. Smakelijk!



liefde voor een week

11/06/2020
🖋: 

Elk jaar opnieuw staat ze aan mijn bed als een volleerd exhibitioniste. Eenzaamheid, mijn oude vriendin. Verjaren doet zij twee keer per jaar en iedere student mag wekenlang meevieren – met haar alleen, lekker knus in januari en samen zweten in juni. Tijdens de examens ben ik eens zo eenzaam als in de dagen die daaraan voorafgingen. De dodelijke, existentiële dwalingen tijdens het studeren – u kent ze wel. Maar dit jaar ben ik gewapend: de coronacrisis heeft een laagje eelt aangebracht op mijn spitsvondigheid. Gezelschap is te koop en dit jaar goedkoper dan ooit als je maar weet in welke gang te zoeken – de appelsienenprijs is gecrasht, allen daarheen! 

Ik spoel even voor u terug. Verveling maakt mij creatief en toen ik op een dag doorheen de supermarktgangen dwaalde – maar dan heel haastig, want dertig minuten en zo – lag daar voor mij de koelafdeling, burgerlijk gezapig, als de man van Emma Bovary. Een tijdje daarvoor had iemand me een heel relaas gedaan over de therapeutische werking van appelsienen en ik dacht op dat moment: ik moet me er ook zo eentje kopen. Nadat ik verschillende appelsienen van naderbij bestudeerd had en zowat drie vierde bepoteld – met handschoenen uiteraard – wist ik het: deze zou het worden. Dus ik ging naar de kassa met mijn ene appelsien – goedkoop dat die hier zijn. Ik wilde de mijne haast een fooi geven, maar had helaas geen cash op zak.

De week die volgde was magisch. Thuisgekomen douchten we samen – voor de veiligheid, alle pesticiden eraf. Met haar testte ik alle standen van mijn douchekop uit. En jawel, ik gaf haar een verlegen eerste kus, daar en dan. Ik moet zeggen, voor een allereerste kus was het niet mis. De koelte van haar inborst in de stomend warme douche deed me huiveren – op de goede manier. Ze morste op mijn kin, enthousiast als ze was. Ik morste terug. Het water zou die zorg alvast wegspoelen. Het enige waaraan wij nog wilden denken, was de nakende nacht.

Al op onze eerste avond samen legde ik Appelsien – zo had ik haar teder genoemd – naast mij te bed op dat extra kussen dat ik altijd op voorraad heb ingeval er ooit iemand met mij naar huis zou durven gaan. Appelsien en ik beleefden de beste nacht die ik me kon inbeelden. Ik plaatste mijn armen voorzichtig om haar heen en zo sliepen we alle zorgen weg. En ik glimlachte terwijl ik sliep, naar de eenzaamheid en zij glimlachte niet terug en ik glimlachte nog harder. En toen werd ik wakker. Een nieuwe werkdag was aangebroken. Appelsien keek op me toe vanop de rand van mijn bureau terwijl ik meer leerstof in me opnam dan ooit tevoren. Zo verging het me elke dag van de hele week. Voorwaar, ik was gelukkig. 

Tegen het einde van de week was ons hoogtepunt voorbij. Al wat er Appelsien restte, was een papperig, rottend hart. Mijn bijzijn had haar gecorrumpeerd, dat kon niet anders. Was ik geen relatiemens? De wens die ze me vertelde op haar sterfbed verraste me: ze wilde uitgekleed worden. En nee, vervolgens niet gecremeerd. Mijn hele familie keek toe hoe ik haar van haar prachtige schil ontdeed. Ze wilde vliegen, dat deed haar denken aan haar jeugd. Dus ze vloog. Ik gooide haar vanop mijn balkon zo hoog en ver als ik kon. Oh, mijn Icaraatje. Ik ging haar missen. Ze was die 41 cent ten volle waard geweest. Morgen ga ik terug naar de supermarkt en ik koop ik mezelf een nieuwe. Een verse sinaasappel.



obserberen zonder filter

11/06/2020
🖋: 
Auteur

Omdat we binnen vast zitten, kijken we met andere ogen door het raam, terwijl we alleen letterlijk de bloemetjes buiten kunnen zetten. Berenjacht. Met kleine kraaloogjes wordt elke voorbijganger gekeurd. De blik verstart als ze voor de zoveelste keer ongewild worden gefotografeerd. Wie langsloopt, merkt ze even op, totdat alleen een vreemde eend in de bijt hun gedachtegangen nog verstoort. Dan wordt het weer zwart voor hun ogen, tot ze de volgende tijdscyclus als etalagepop verslijten. Als stille herauten van de tijdsgeest. dwars licht er een paar uit, om deze reflectie van de werkelijkheid onder woorden te brengen.

subject no. 1 – de zelfgemaakte beer

 

berenreflectie

 

Lage, plompe vorm, behaarde draden over zijn lijf. Binnen de teddyberencultuur kunnen we hem gerust als subcultuur definiëren. Verdrietig, bijna melancholisch staart de beer naar de camera.  Armen wijd open, denkend aan de dag dat een kartonnen bord met “free hugs” erop zijn dagelijkse behoeftes nog kon vervullen. Waar hij voor de welwillende passanten juist niet anders genoeg kon zijn. Waar hij met trots in zijn volle harigheid over de straten paradeerde. Tussen de teruggehouden tranen lijkt al een sprankje hoop te vinden nu iemand hem ziet. Een vraag komt in hem op, zijn mondhoeken krullen onbewust wat naar boven. Glinstert daar al hetzelfde verlangen in het oog van de fotograaf? Nee, dat was alleen de lens. Misschien nu, de gestalte komt dichterbij, een flits. Een snelle blik, nog een flits, een korte blik van goedkeuring. Dan, teleurstelling. Vandaag nog niet. De schaduw verdwijnt, de leegte blijft.

 

subject no. 2 – de gefabriceerde beer

 

berenreflectie

 

Een vormloos hoopje met rondingen. Het gezicht is het berenequivalent van Hide the Pain-Harold. Pessimisme kan de beer niet meer verbergen. Maar de wil is er nog, voor zover er mensen zijn om een glimlach tegen te forceren. Wie passeert, kijkt wat vreemd. Is de gekozen houding te suggestief? Is dat heuvellandschap al genoeg om de internetgeschiedenis aan het einde van de dag te wissen? Geen idee. De lach is wel vriendelijk, lijken de passanten te denken, maar de gedachten blijven rondspoken. Zou de beer aan vroeger terugdenken, toen de wereld niet alleen bestond uit de ruimte tussen het gordijn en de vensterbank, toen zijn baasje af en toe een knuffel gaf? Waarom heeft de beer zich zo gemakkelijk bij zijn nieuwe lot neergelegd? Kan hier geen voordeel uit gehaald worden? Wat als de redenering met dat heuvellandschap niet eens zo vergezocht was? Fotorechten moeten toch wel ergens te regelen zijn. Maar nee, foei. De lockdown gaat langzaam over, callgirls hebben sowieso al genoeg werk. Furries hebben het concept toch allang gestolen, misschien moet het onschuldige van dit beeld koste wat het kost eraan blijven plakken. Tot de beer er niet meer hoeft te liggen. 

 

subject no. 3 – de verloren jeugd

 

berenreflectie

 

Gedachteloos in het rond zwabberende ledematen. Geketend aan hun thuisbasis. Beperkte ruimte. Zo veel leven in een beeld, jeugdige durf om ertussenuit te springen, maar niet verder dan tussen wal en schip. Verloren levenslust door een ongeplande derde die als een blok aan hun been hun stappen vertraagt. Of is het onschuldiger? Zijn de connecties meer familiaal? De act meer spontaan? Het sippe gezicht van de groene beer lijkt druk uit te beelden. De lasten op zijn schoot lijken steeds zwaarder te wegen. Of hebben we ze gewoon op het verkeerde moment van de opvoering vereeuwigd? Een beeld zegt meer dan duizend woorden, maar elk beeld heeft eindeloze variaties op het narratief. Het hoofd van de onderste beer staat er alleszins niet naar. Gelukkig blijft zijn voet nog boven water als zijn kop wegzinkt. Zolang je maar beweegt, blijf je niet in het verleden hangen, lijkt hij te denken.

 

subject no. 4 – big brother bear

 

berenreflectie

 

Als een kat lijkt hij voor het raam gekropen. Zoekend naar afwisseling, naar ook maar een hint van onstuimigheid in de ledigheid die zich voor hem opvult. Hij gaat zijn soortgenoten in de ramen langs; elk afwezig draadje, elke knipoog wordt geregistreerd. Gemoedstoestanden worden gecategoriseerd, risicofactoren worden vastgesteld. De data-analyse legt hij bij de andere in de ordner, hij leest hem nog snel door. Dan weer terug, is er al iets veranderd? Bespeurt hij een millimeter beweging bij de armen aan de overkant? Toch niet, Big Brother Bear moet nog even geduld hebben. Variatie is ver te zoeken, stilstand is de naam van vooruitgang. Dagen hebben al geen namen en nummers meer, zelf is hij verdwenen, uit het zicht. De felbegeerde anonimiteit heeft hij voor nu nog even. Maar in een flits kan alles verdwijnen.

 

subject no.5 – Karen

 

berenreflectie

 

Werkloos, maar herinneringen naar de kantoorpaden kruipen al snel naar boven. Voor wie dacht dat Karen alleen leefde in shitposts op sociale media, is het slecht nieuws. De over elkaar geslagen armen spreken boekdelen, de keurende blik drukt ze uit. Snel doorlopen lijkt het devies, maar de blik blijft branden. Een tuinstoel ertegenover zetten dan maar, vijf minuutjes en weg. Zo veel zal ze toch niet te vertellen hebben, zoveel leuks kan er toch niet achter de gordijnen gebeuren. Zo veel, wat is zo veel, hebben we überhaupt veel, is weinig veel geworden? In de achtergrond ratelt een monotoon geluid door, namen van onbekende collega’s rijgen zich aaneen. Af en toe maak je instemmende geluiden, blijkbaar is het genoeg. Genoeg? Nemen we nu met minder genoegen? Meer dan genoeg tijd om jezelf te ontleden is er in ieder geval wel. Had ze maar een klavertje vier op haar wang, maar geluk is schaars.

 

subject no. 6 – beerlijn

 

berenreflectie

 

Beerlijn, de grote dronken tovenaar die op de vierhoekige Skype-vergaderingsoproep er af en toe eens een levenswijsheid uit laat glippen. Wijsheden waarvan hij de uitvoering aan iemand anders overlaat. Geen enkele ervaring is voor niets, maar met alcohol kan je je er wel niets van herinneren, aldus de grote redenaar. Tijdens zo een openbaring schieten zijn oogleden heel kort naar de top, om weer half terug te zakken. Timing en presentatie is alles, kennis moet je doseren, het gedijt niet op de rotsgrond van ongemotiveerde liever-vuurwerk-dan-huiswerk studenten. Nee, het onkruid moet gewied worden voordat er gezaaid en geoogst kan worden. Maar daar is geduld voor nodig. Hij kan alleen het zaadje planten, de grond omspitten, zijn concentratie niet verliezen. Maar de veer heeft die illusie al doorbroken.

 

subject no. 7 – Winnie

 

berenreflectie

 

De lockdown doorbrengen weegt ook zwaar op sommige sterren. Zijn land van melk en honing is vooralsnog fictief. Vrienden zijn voorlopig nog een luxe, het scherm een uitvlucht voor de contactdroogte. Zijn werk ligt al even stil, beroemdheid kan vluchtig zijn. Zijn hand streelt de spijlen nog eens, is dit het dan? Komt er niet nog een vervolg? Moet aan alles een einde komen? Tijgertje stond van het idee alvast niet te springen, helaas. Iejoor hield zijn zeldzame lachjes nog achter gesloten deuren. Knorretje wist het niet, zoals altijd. Dus ziet hij het maar voor zich, op het canvas dat hij zorgvuldig in elkaar heeft gezet. Een onafgemaakt kunstwerk, door de tijd heen afgebroken en opgevuld. Plottend over de toekomst, hoe lokt hij publiek naar de honing? Hij steekt zijn hoofd door de tralies in de hoop dat de aanraking een geniale ingeving opwekt. Nee, weer niet, nog niet, ooit?

Ooit, waarschijnlijk heel snel, zijn deze symptomen van solidariteit weer ondergesneeuwd door de dikke laag stof die de toekomst achterlaat. Tot die tijd steken ze hun hoofd nog even om de hoek. Opnieuw als kindervriend in het leven geroepen, toen de nood aan de man was. 



poëzie

11/06/2020
🖋: 

verstoken van het kostbare

groeide het verlangen scheef

in de richting van het tastbare

terwijl helderheid op afstand bleef

 

het gemis naar binnen geslopen

met open ogen in de klem

de milt langzaam ineengekropen

vastgezet – op de handrem

 

in smalle cirkels in het rond

de waardering voor de stilstand

geen achteruitgang – slechts een mond

die alleen eet uit eigen hand

 

vooruitgelopen op de fantasie

het werkelijke achterhaald

aan heldere nachthemel vol steelpandemie

twinklinken zelfs de sterren niet



overpeinzing bij een foto

04/06/2020
🖋: 

De rust van de natuur werd al vaak bezongen. Tussen de bomen vind ieder zijn innerlijke Boeddha. Zelden hoor je hetzelfde over het woud van baksteen en beton. Kan je in de stad dan enkel rust vinden onder gedwongen quarantaine?

De voldoening van noeste landarbeid is een oud Vlaams cliché. De boer leeft in harmonie. Wij stedelingen daarentegen zijn vervloekt met een eeuwig verhoogde hartslag. Toch heb ik altijd rust kunnen vinden in de achterkant van de steden. Mijn grootmoeder had een diep gelegen stadstuin. Ingesloten door hoge muren, even wit gekalkt als de huizen uit een landelijke idylle, met een even groen bemoste koer. Is het dan toch de rustieke esthetiek die de storm in ons hoofd bedaart? Vermoedelijk wordt mijn herinnering verschemerd door jeugdnostalgie, eerder voelde ik mij daar simpelweg veilig. Toch lijkt mij veiligheid niet de sleutel tot innerlijke rust. Een verlaten fabriek, bouwvallig. Een smal steegje bij de ochtendschemering. Oorden van rust, met gevaar in kleine hoekjes.

Misschien is het wel de eenzaamheid.

Zoals de monnik die zich afzondert op een berg of de kluizenaar in het woud; de omgeving mag dan wondermooi zijn, de echte reden dat zij urenlang kunnen mediteren is dat de buren niet komen aankloppen om een ei te lenen. Wij mensen gaan massaal in steden wonen omdat we zo veel aan elkaar hebben. Na je onverstoorde meditatie heb je zelf weleens trek in een spiegelei. Winkels, hobby's, werk, ontspanning, we zoeken medemensen op om talloze redenen. In de stad is een overdosis stimulatie dan snel in zicht en krijgen we de reputatie geen voeling meer te hebben met de natuur. Maar zijn het stedelingen die de laatste stukjes natuur verkavelen? De villa van de buitenmens staat liefst aan de rand van het bos om die heerlijke rust te vinden. Weg van het geraas van de stad en toch hoeft hij het stadsleven niet te missen, met de auto ben je er zo. Al is het toch wel jammer dat die stad zo naar auto's stinkt...

Ach, geeft mij maar een kamertje in de binnenstad, de wereld onder handbereik. Mijn innerlijke rust vind ik wel in de vergeten straatjes, waar de enige beweging een oude man is, die om een ei vraagt bij de buren.