de dwarsdoorsnede

23/05/2021
Hof de Bist
Bron/externe fotograaf

252 CC

🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Sinds een niet nader genoemd virus mijn – goed, iets te dure – gewoonte om in theehuizen te studeren stopzette, had ik nood aan een alternatief. STUDY360 van STAN bracht soelaas voor de examenperiode. 

Ik zakte af naar het Ekerse 252 CC, een cultuurcentrum in een waar kasteel. Met de studieboeken in de hand stond ik alvast klaar om me een heus prinsesje te voelen en hopelijk nog wat blokwerk voor elkaar te krijgen ook. Hof de Bist en het omliggende park zijn goed bereikbaar, wat de keuze grotendeels beïnvloedde, maar meer dan dat zijn ze werkelijk prachtig te noemen. Bij slecht weer valt het park enigszins tegen, maar op zonnige dagen is een wandeling doorheen de bloeiende natuur een goede blokpauze. 

De voorziene studeerruimte bevindt zich op de zolder – dat studeervolk moet toch wat worden weggemoffeld, merk ik. Goed verlicht, dat alvast als pluspunt, maar de ruimte is wat klein, waardoor er niet veel plaats is. Dat is dubbel: aan de ene kant werkt de rust goed om me te kunnen concentreren, maar aan de andere kant is het wel spurten om een tafel te bemachtigen. Bij deze editie van STUDY360 kan je namelijk niet op voorhand een tafel reserveren en moet je in feite maar op tijd aan de deur staan. Gelukkig maar dat het vroege opstaan nog wat loont: de tafels vormen een aangename studeerplek – comfortabele stoel, voldoende groot tafelblad, één stopcontact voor elk bureau. Pas op: er is ongeveer één luidruchtige stoel, dus probeer de juiste uit te kiezen. Als je goed kiest, ga je een prachtige dag tegemoet; als je pech hebt, dien je niet te bewegen, opdat je je medestudenten niet stoort. En nu we het er toch over hebben, wat is er mis met de akoestiek van 252 CC? Zo ongeveer elk geluid dat je maakt, voelt als een onrechtmatig lawaai. Wat is de kans dat de buur geĂ«rgerd opkeek om een lawaaierige ademhaal en niet om zijn wel erg dikke cursus? Of is dat de prijs die je betaalt voor een kasteelzolder? 

252 CC deelt met alle liefde gratis Nalu uit, wat een schrale troost is voor het gebrek aan water, koffie en thee. Mijn theehart bloedt; mijn ander hart bonst onderhand misschien net wat te hard. De bijkomende energie is fijn en een van de pluspunten van de locatie in vergelijking met de andere studieplekken. Maakt dat het gebrek aan andere dranken beter? Mijn precieze mening daarover verandert van dag tot dag, maar een conclusie uit die besluiteloosheid is een puntje af van de slotsom. Ik verdien mijn thee. 

De openingsuren van 252 CC vormen het grootste struikelblok. Ze zijn open van 8.30 u tot 16.30 u. Misschien goed voor vroege vogels, maar als nachtuil doet het pijn. Lange blokdagen in 252 CC zitten er daarom voor mij niet echt in. In het weekend sluit het Ekerse cultuurcentrum ook, wat al helemaal niet ideaal is te midden van de examenperiode. De blokkende student ontvlucht de slaapkamers van thuis juist om elders een degelijke routine op te bouwen – op die manier wordt het wel erg lastig. 

Hoeveel punten verdient deze locatie uiteindelijk? Studeren kan ik er goed, mits ik mezelf zo ver krijg dat ik al mijn principes verraad en rond half negen voor de ingang sta. Nalublikjes te over, nergens water of thee te bespeuren. Goede bloksfeer, nieuwe onzekerheid over luidruchtig ademen ontwikkeld. Hm. Een zes? 

  

Informatie over STUDY360 vind je op deze site. 252 CC bevindt zich in de Veltwijcklaan 252 in Ekeren. 



systematisch seksisme tegenover livestreamers

10/05/2021
🖋: 
Auteur

“I’m so happy I’m not a woman on Twitch”, verzucht streamer Ludwig Ahgren als hij net daarvoor unban-verzoeken van zijn vriendin heeft beoordeeld. Op haar streamkanaal QTCinderella (QT) wordt ze regelmatig door haar kijkers geslutshamed, geobjectiveerd en geseksualiseerd: wil ze even haar bh uitdoen? In Ludwigs unban-verzoeken vindt QT alleen maar trolls: kijkers die vragen om geband te worden of gewoon losse tekens spammen. Vrouwelijke Twitch-streamers hebben disproportioneel vaak met seksisme te maken. Toch wordt hen vreemd genoeg tegelijkertijd verweten dat ze het makkelijker zouden hebben op het platform. Als mannelijke gamer vroeg ik me af in hoeverre beide argumenten steek houden: een observatie over seksisme op Twitch.

Voor de niet-ingewijden: Twitch is met voorsprong de grootste streaming-service voor gamers. In het eerste kwartaal van dit jaar werd er meer dan een miljard uur aan content op het platform bekeken. Dagelijks zweeft het totale kijkersaantal rond de drie miljoen en zijn gemiddeld 100.000 mensen zelf aan het livestreamen. Alle livestreams zijn gratis toegankelijk, je hoeft zelfs geen account aan te maken om er bij een binnen te springen. Tenzij je de chatfunctie wil gebruiken, daarvoor moet je je wel registreren. Eenmaal geregistreerd kan je live met de streamer praten.  

 

waarom chat niet zo PogChamp is

Helaas laat juist die livechat frequent de schaduwkant van livestreaming zien: de anonimiteit van de gebruikers en de vrijblijvendheid waarmee je streams in en uit kan springen, leidt tot een lagere barriÚre om je gal te spuwen. Gelukkig heeft Twitch daaraan gedacht: streamers kunnen hun chat zelf modereren of laten modereren. Wanneer een kijker over de schreef gaat, kunnen moderators razendsnel de banhammer laten vallen. Dankzij de ban kunnen gebruikers geen berichten meer in de chat plaatsen, om zo te voorkomen dat denigrerende berichten de boventoon voeren.  

Je zou zeggen dat de bron van galspuwers na een paar bans al snel opdroogt, maar feit is dat bans zo vaak gebeuren dat grotere streamers minutenlange video’s op YouTube posten waar ze hun unban-requests reviewen. Kijkers kunnen namelijk in beroep gaan tegen hun ban, maar de streamer mag wel zelf kiezen of hij hun gelijk geeft, of ĂŒberhaupt reageert. Dat is waar we terugkomen bij het begin. Zowel mannen als vrouwen krijgen met vervelende commenters te maken, maar hoe toonaangevend is het seksisme waar QT mee kampte?

 

vrouwen zijn belangrijker dan de game pepoG

Of seksisme eerder de norm dan de uitzondering is, was de exacte vraag die onderzoekers aan Indiana University zichzelf stelden. In 2014 filterde het team een miljard tekstberichten uit Twitch-chats om te zien welke woorden het vaakst werden getypt. Doel was om de heersende consensus dat online gaming communities genderongelijkheid bevorderen op de proef te stellen. Daarvoor onderzochten ze tweehonderd Engelstalige mannelijke en vrouwelijke kanalen die ze selecteerden op basis van chatactiviteit. Hoe hoger, hoe beter. Naar de top 100 actiefste chats in beide categorieĂ«n verwezen ze verder als de populaire kanalen, de resterende honderd noemden ze de minder populaire. Wat bleek? Bij mannelijke streamers praatten kijkers graag over het videospel zelf – termen als 'point', 'winner' en 'star' prijkten bovenaan de frequentielijst. Vrouwelijke streamers werden daarentegen constant geobjectiveerd – woorden als 'marry', 'boobs' en 'tits' stonden bij de meest voorkomende woorden in hun chat.

 

Woorden als 'marry', 'boobs' en 'tits' stonden bij de meest voorkomende woorden in hun chat.

 

Interessant is dat de grafiek een duidelijk verschil laat zien tussen de populaire en minder populaire kanalen. Bij minder populaire vrouwelijke kanalen werden er significant minder opmerkingen gemaakt over het uiterlijk van de streamer. Net als de minder populaire mannen werden ze ook vaak in de tweede persoon aangesproken. Ze hadden dus vaker directe conversaties met kijkers. Bij vrouwen zochten kijkers wel duidelijk nog actiever de conversatie op. Twitch-emotes en alledaagse groeten als 'hello' kwamen daar tussen de frequentste berichten naar boven drijven, terwijl die bij mannen in de grafiek ontbraken. Populaire streamers hadden juist veel vaker chatters die vanuit de derde persoon over hen praatten. Naarmate de kijkersaantallen van streamers stegen, vonden ze dus minder tijd om met individuele kijkers te interageren, die op hun beurt snel afstandelijker werden.  

Ironisch is dat juist die objectivering als argument tegen vrouwen wordt gebruikt. Omdat ze vrouw zijn, zouden ze gemakkelijker kijkers aantrekken en gemiddeld sneller groeien dan mannelijke streamers. Ergens lijkt er een logische verklaring te zijn voor die groei: vrouwen zijn in de minderheid en vallen dus automatisch op. Slechts 35% van de streamers is vrouw. Maar hoewel vrouwen misschien meer clicks krijgen omdat ze vrouw zijn, lijkt het even moeilijk om die kijkers te behouden of om naar een echt gigantische viewer base door te stoten. Van de 100 grootste kanalen worden er op het moment maar twee gerund door een vrouw. Mannen zijn en blijven de kijkcijferkanonnen op Twitch. Waarom vrouwen zelden tot de top kunnen doordringen en of seksisme daarbij een rol speelt, blijft een raadsel.

 

live vanuit je bubbelbad Kappa

Dat gezegd hebbende zijn er evengoed stream formats die de stereotypen tegen vrouwen voeden. Hot tub streamers bijvoorbeeld. Zoals de naam al doet vermoeden, gaat het hier om een subsectie van streamers, bijna uitsluitend vrouwen, die in zwembroek of bikini live gaan vanuit een bubbelbad of binnenzwembad, vanwaaruit ze omringd door warme, gekleurde belichting met hun kijkers praten. De top-streamers in deze categorie trekken schijnbaar bovengemiddeld veel publiek, in het geval van Amouranth zelfs meer dan tienduizend, waarbij de kijkersaantallen van het gros van de Twitch-streamers verbleken. Veel streamers roepen gefrustreerd dat die streams te ver af staan van het gameplatform dat Twitch zou moeten zijn.  Een van de grootste Twitch-streamers, bekend onder het alias xQcCow, tweette zelfs dat hij de hot tub meta “pathetic” vond en dat Twitch die “trash” van de hoofdpagina moest halen.

 

Blijkbaar is het succesrecept voor hen om simpelweg zoveel mogelijk kleding uit te trekken.

 

Als hot tub streamers voor velen het heersende discours over vrouwelijke streamers weer bevestigen, wat blijft er dan over voor vrouwen? Blijkbaar is het succesrecept voor hen om simpelweg zoveel mogelijk kleding uit te trekken. Gelukkig zijn er nog genoeg tegenvoorbeelden van vrouwelijke streamers die met meerdere lagen kleding aan duizenden volgers binnenslepen. Jammer is dat objectiverende argumentatielijnen als deze absoluut niet voorbehouden zijn aan streamers met een bikini of diep decolleté. Gamer girls die in een hoodie achter het scherm zitten, zouden weer kijkers krijgen door hun knappe gezicht. Toen de eerdergenoemde onderzoekers de top 200 vrouwelijke streamers selecteerden, zaten daar juist vooral gamer girls in: vrouwen die de focus wilden leggen op hoe ze het videospel speelden en niet op hun uiterlijk. De hot tub rage bestond toen nog niet eens. Ook nu centreren verreweg de meeste populaire vrouwelijke kanalen, zoals die van Pokimane en Fuslie, zich gewoon rond gamen.  

Jaren na het onderzoek blijkt dus vooral dat er maar één conclusie kan worden getrokken: als het onderzoek in 2021 opnieuw uitgevoerd zou worden, is de kans groot dat er vergelijkbare resultaten uit de koker zouden rollen. De discussie is nog even springlevend als in 2014. Bovendien is er geen reden om aan te nemen dat het in 2014 gedetecteerde seksisme is afgenomen. Hebben vrouwen het dus gemakkelijker op Twitch? De statistieken zeggen van niet; hun chatlogs zeggen hetzelfde.  



tweedecarriĂšrestudent

10/05/2021
🖋: 

Tijd om de omerta te doorbreken. Iedereen weet wat er speelt, iedereen weet dat er slachtoffers vallen en dat er slachtoffers zullen blijven vallen zolang het stilzwijgen wordt bewaard. Hier staat wat iedereen al langer weet, maar wat niemand luidop durft te opperen: de samenvattingenmaffia houdt de universiteit stevig in haar greep. 

De angst om te spreken is groot. De tentakels van de samenvattingenmaffia in het hoger onderwijs reiken dieper dan die van Sihame El Kaouakibi in kleverige subsidiepotten. Een universiteit in een stad als Antwerpen ontspringt logischerwijs de dans niet. Na een lange discrete zoektocht wil een moedige student getuigen, zij het geheel anoniem.  

“Samenvattingen zijn oplichterij”, benadrukt de anonieme student onmiddellijk bij het begin van ons avondlijke gesprek in een loods op een afgelegen industrieterrein langs het Albertkanaal. “Het begon bij mij allemaal in mijn eerste Bachelor. Het was kerstvakantie, ik was moe en moedeloos van al het blokken en juist op dat moment zag ik online een aanbod passeren met de belofte 'Door alleen vlugvlug deze samenvatting te lezen, heb ik vorig jaar 14/20 behaald'. Dan moet je al verdomd sterk in je schoenen staan om aan de verleiding te kunnen weerstaan.” 

De samenvattingenmaffia slaat in al haar wreedheid toe op momenten dat studenten het kwetsbaarst zijn. De anonieme student vult aan: “Alleen de succesverhalen hoor je. Wie iets anders durft te beweren, wordt monddood gemaakt. Schaamte is ook een reden waarom alleen maar de positieve verhalen bovendrijven. Ik had een 6 voor dat examen. Een 6. Met de naar verluidt ideale samenvatting. Daar pak je niet mee uit natuurlijk.” 

Toch bleef de anonieme student nog lange tijd samenvattingen gebruiken. “In mijn ogen ontbrak elk alternatief. Zo gehersenspoeld was ik. Nu weet ik dat samenvattingen gemakzuchtige simplificaties van de werkelijkheid zijn, terwijl we als studenten net de complexiteit van de dingen leren omarmen. Het is niet omdat we soms een ledemaat of vitaal orgaan moeten achterlaten bij Universitas in ruil voor een handboek dat we voor meer of minder dan een tiende gebruiken, dat fortuin vergaren door andermans werk te debiliseren of te misvormen zonder diens medeweten plots geoorloofd is.” 

“Iedereen kent wel iemand die samenvattingen verhandelt of gebruikt”, zucht de anonieme student. “Samenvattingen zitten ingebakken in onze cultuur en daarom is het comfortabeler om te doen alsof het gebruik ervan volstrekt normaal is. Met alle gevolgen van dien weliswaar. Door te zwijgen houden we een pervers systeem in stand.” 

Intussen gaat alles goed met de anonieme student. “Ik haal nu zonder samenvattingen 16'en en 18'en bij de vleet. Ik hoop dat mijn verhaal vele anderen kan inspireren: je slaagt niet dankzij je op het internet gekochte samenvatting, maar ondanks.” 

Het relaas van deze anonieme doch bijzonder moedige student voor u samengevat: geloof nooit samenvattingen. 



Stefaan Walgraves reactie op de mediakritiek

10/05/2021
🖋: 
Auteur

Tijdens de pandemie zagen we Marc Van Ranst en zijn gekleurde truiencollectie op de twee grootste journaals vaker dan Alexander De Croo en Sophie WilmÚs samengeteld. Onderzoeksinstituut ENA telde 26.136 spreekseconden voor viroloog Marc Van Ranst tegenover 8346 en 5712 voor de federale premiers. Medische experten domineerden het nieuws tijdens corona, waar ze in normale omstandigheden in verhouding maar zelden gevraagd werden. Diezelfde Marc Van Ranst had over de laatste zestien jaar namelijk maar 6.263 spreekseconden. Mediareuzen VRT en VTM waren snel om te reageren dat ze wel degelijk de diversiteit probeerden te waarborgen, maar nog meer dan dat vielen ze over de vergelijking met Rusland en China die professor Stefaan Walgrave en onderzoeker Ine Kuypers in hun conclusie maakten. Enkele weken na de publicatie spraken we met eerstgenoemde over de reactie van de media op de Nieuwsmonitor. 

Het is laat in de voormiddag wanneer de professor bij de Zoomcall aanschuift. Wanneer ik laat vallen dat ik, aangezien het onderzoek al enkele weken online staat, vooral van plan ben om over de reactie van de media op zijn onderzoek te praten, gaat het gesprek al snel over de commotie rond de conclusie van de Nieuwsmonitor. “We hebben 21 pagina’s droge analyse zonder enige interpretatie, zonder enige evaluatie. Er is één paragraaf, de tweede paragraaf van de conclusie, die kritisch is. Alle reactie die we gehad hebben, gaat eigenlijk over die ene paragraaf, terwijl het onderzoek helemaal niet vooringenomen is gestart; we hebben die conclusie pas geschreven toen we gezien hebben wat er uit de data kwam. Bij nader toezien ben ik dan ook niet zo blij met de manier waarop daarop gereageerd is”, steekt de politicoloog van wal. Hij benadrukt dat hij het vooral over de reactie van de bekritiseerde VRT en VTM heeft, de meeste andere nieuwsoutlets boden gewoon een weergave van het rapport aan. 

 

omstreden metafoor 

Toen ik de dag voor het interview de reacties van onder andere De Standaard en de VRT las, viel me ook al op dat er grif werd ingegaan op de evaluatie die professor Walgrave aan het onderzoek verbond. De Standaard eindigde de inleiding in het artikel over de Nieuwsmonitor met de omstreden quote: “Voor even leek het Vlaamse nieuws op dat van Rusland of China.” Bij de VRT werd de uitspraak in de kop aangepast naar “Journaals coronajaar leken op nieuws in Rusland of China”. Walgrave haakt in wanneer ik aanhaal dat de uitlatingen in de nieuwsartikelen de aandacht van het onderzoek afleidden: “Misschien hadden we die uitspraak niet moeten doen, maar daar alles op toespitsen is het kind met het badwater weggooien. Dat zinnetje bevat ‘even’ en ‘leek’, twee kwalificaties die het afzwakken. Bovendien gaat het duidelijk om een metafoor. Als het je het hele onderzoek bekijkt, is het natuurlijk niet letterlijk.”  

 

Misschien hadden we die uitspraak niet moeten doen, maar daar alles op toespitsen is het kind met het badwater weggooien.

 

Walgrave geeft aan zijn les te hebben getrokken uit de commotie rond de uitspraak: “Ik vraag me af in welke mate wij die normatieve conclusie hadden moeten schrijven. De teneur van het rapport is helemaal niet fors. Door een iets te forse conclusie te trekken riskeer je dat het rapport niet het doel bereikt dat je wil bereiken. Maar we waren na de analyses zo geschrokken van onze resultaten dat we bijna onvermijdelijk daarbij uitkwamen.”  

 

maar er waren toch Pano-reportages? 

Toch was het niet zo dat de media met hun kritiek bleven steken bij die ene vergelijking. Een veelgehoord argument uit de mediahoek was dat Walgrave en Kuypers in hun onderzoek vooral spreektijd hadden geteld, waardoor ze bijvoorbeeld niets konden zeggen over de kritische toon van interviews. Andere journalisten wezen weer naar het scala aan Pano-documentaires en andere programma’s die wel een kritisch geluid tegenover de aanpak van de pandemie lieten horen. Walgrave volgt de kritiek, maar wijst erop dat dit vooral een journalistieke kijk op de zaak is: “Wij kijken naar de twee journalistieke programma’s met de meeste kijkers, met de grootste invloed: het minimum aan nieuws dat mensen consumeren. Uiteraard heb je Terzake, De zevende dag en nog een aantal andere programma’s waar je kan nuanceren, waar je andere stemmen aan bod kan laten komen. Maar de gemiddelde kijker kijkt vooral naar het journaal.” 

Als journalisten toch vaak verwijzen naar de kritische toon tijdens de interviews, moet het ENA in het vervolg dan ook maar op inhoud gaan coderen? Dat neutraliseert het argument niet, maar is ook gewoonweg niet haalbaar, zegt Walgrave: “Stel je voor dat we ook de inhoud van de vragen van de journalisten gecodeerd hadden gedurende een jaar, wat ons honderden uren jobstudenten en heel veel geld zou hebben gekost. Je zou daarna nog evengoed kunnen zeggen: 'Dat is alleen het journaal, je moet ook Terzake doen, daarin zit de nuance.' Zo kunnen we natuurlijk bezig blijven en heb je nooit genoeg data om uitspraken te doen.” Daarbovenop blijft het zo dat dit onderzoek al voldoende data geeft om uitspraken te doen over de manier waarop de media over corona hebben bericht. Walgrave: “Je kan al heel veel weten door gewoon te zien wie er spreekt. Wanneer een viroloog spreekt, zal dat automatisch in zeer grote mate vanuit een medische invalshoek zijn, want dat is zijn expertise, daar krijgt hij vragen over.”  

 

medische eenzijdigheid

Dat de berichtgeving vanuit het perspectief van die gemiddelde kijker toch relatief eenzijdig overkwam, juist omdat het nieuws zo sterk medisch gekleurd was, gaven de media gelukkig wel toe. Walgrave: “Ik denk dat we daarover gelijk hebben in onze kritiek, namelijk dat er vooral vanuit een medische invalshoek naar corona is gekeken. Dat terwijl corona uiteraard een enorm socio-economisch, psychologisch, pedagogisch probleem is.” De grafiek uit het onderzoek, die in de media breed uitgemeten werd, onderschrijft dat statement duidelijk. Zelfs de medische expert die op de derde plaats stond qua spreektijd, Pierre Van Damme, heeft met 9.379 seconden nog altijd meer spreekseconden gehad dan de meest gevraagde politicus. 

 

Je kan al heel veel weten door gewoon te zien wie er spreekt.

 

Dat gezegd hebbende is het zeker niet zo dat Walgrave journalisten per se verwijt de diversiteit van het nieuws niet te waarborgen: “Het was een uitzonderlijk jaar. De oppositie was weinig bereid om de nek uit te steken en verantwoordelijk te nemen: laat de regering de wind maar vangen.” Dat veel andere nieuwsthema’s veel minder aan bod kwamen, spreekt voor zich: “Uiteraard kreeg mobiliteit minder aandacht, want er waren geen files meer. Uiteraard kreeg migratie minder aandacht, want de grenzen waren gesloten. Dat sommige van die thema’s wegdeemsterden, lag aan de realiteit en aan de bereidheid van de bronnen om ze aan te kaarten.” Daarnaast is door corona de input van nieuwsitems opgedroogd: “Dan is het ook veel moeilijker voor een journalist om divers nieuws te brengen. Je moet meer actief op zoek gaan naar alternatieve verhalen, terwijl die normaal gewoon tot jou komen.” 

Voor Walgrave zijn die bedenkingen over de journalistieke kant van het verhaal, over het proces dat tot het nieuws leidt, achteraf zaken die misschien meer genoemd moesten worden in de evaluatie. Hij pauzeert even: “Als ik nu opnieuw zou beginnen denk ik dat we meer begrip zouden tonen voor waarom het nieuws was zoals het was.” Hoewel de reacties van de media op onze conclusie soms wat stekelig waren, maakt hij zich sterk dat de Nieuwsmonitor toch effect zal hebben: “Ik denk dat daar op redacties rekening mee gehouden zal worden.” Meer diversiteit, minder medische experten dus. Wanneer de spreektijd van die laatste groep weer daalt naar de cijfers van voor corona, blijft nog koffiedik kijken. 



van het middelbaar naar de universiteit

10/05/2021
🖋: 

 

van de regen ...

De middelbare school: de tijd waarin je wordt opgeleid tot volwassene. Een tijd van verschillende klassen, met de cool kids en de groepsidentiteit. We stappen na zes jaar de poort van de hel uit, het volwassen leven in. Een bevrijding, eigenlijk het begin van iets beters. Ik laat mijn 'rugzakje' achter.

Ik was eindelijk verlost van de klassenmaatschappij van de 21e eeuw: de laatste jaren van mijn middelbaar. De tijd waarin je gekraakt of gemaakt werd door hoe je eruitzag of wie je als persoon was. Het middelbaar ervaarde ik als een standenmaatschappij die bestond uit drie klassen: de elite, de burgerij en het plebs. De cool kids behoorden door hun blauw bloed tot de elite en iedereen wist dat je van hen niet zou kunnen winnen. Dat wilde niet zeggen dat ze allemaal gelukkig waren met hun erfelijke titel, maar ze vormden wel een standaard voor hun volgelingen. In de burgerij zaten zij die connecties hadden met de cool kids en die nog een kans maakten om zich op te werken tot de elite. Ze hadden de middelen wel, maar ze waren het nog net niet. In het plebs zaten de jongeren die niet meededen met de grote groep, maar liever dat tikkeltje anders waren. Zij bleven liever trouw aan zichzelf, ook als het niet aansloot op de opgelegde zijnswijze. Om die reden werden ze verstoten uit de maatschappij waarin onafhankelijkheid nog niet bejubeld werd.  

In het middelbaar was je als puber op zoek naar een identiteit, een identiteit die je invulde naargelang de gedachten en verwachtingen van de ander, in dit geval de elite. Je nam de groepsidentiteit over, zodat je jezelf wel terugvond in de rest. Je hoorde erbij. Je zou het wel redden. Ik hoorde er niet bij. Ik was het niet. Ik redde het niet. Ik had mezelf niet in een groepje geworteld, maar het voelde wel alsof ik tot een groep moest behoren. Ik kon mezelf niet vinden en zijn bij de rest. “Wanneer gaan we dan eindelijk streven naar een eigen identiteit, naar onafhankelijkheid?” dacht ik toen. Ik verlangde naar gelijkgezinden, maar ik moest wachten.  

Tot het moment dat ik eindelijk de grote poort verliet en alles kon achterlaten. Ik was blij dat ik eindelijk wat meer volwassenheid tegemoet ging, maar was dat wel zo? Waren mijn verwachtingen over later niet te groot? Maar voor het eerst voelde ik me niet meer zo onzichtbaar als voorheen, ik voelde me voor het eerst vrij van een klasse, vrij van een stempel op mijn identiteit. Maar zij die gewoon waren om tot een groep te behoren en de groepsidentiteit deelden, hadden misschien wel dezelfde verwachtingen van het middelbaar als van het hoger onderwijs. Misschien nog niet beseffend dat we na het verlaten van de grote poort, ineens allemaal vrije, individualistische, onafhankelijke ‘volwassenen’ horen te zijn. We worden anders, we worden iemand.  

Ook al mocht ik in mijn eerste jaar nauwelijks naar de campus, toch voelde ik dat ik mijn gelijkgezinden, mijn plekje, had gevonden. Geen druk meer om tot een groep te behoren. Ik kwam voor het eerst ergens thuis op een school. Ik had eindelijk het gevoel dat capaciteiten boven populariteit gaan. Misschien heb ik toch nog witte sneeuw gezien en gevonden. 

 

in de drup

De middelbare school: de tijd waarin je wordt opgeleid tot volwassene. Zes jaar lang collectief instuderen hoe het is om volwassen te zijn, om daar vervolgens ook echt aan te beginnen, helemaal in je eentje. Weinigen hebben die volwassenheid uiteindelijk gevonden.

Het is ondertussen al een hele tijd geleden dat ik 'verlost' werd van mijn middelbare school, een simpelere tijd waarin we nog op zoek waren naar onszelf. Iedereen zat zo in zijn eigen kliekje, maar van de klassenstrijd tussen schachten en studiebollen, treinstudenten en kotbewoners, of profknuffelaars en opnamekijkers was geen sprake. Tuurlijk, de cool kids zaten in de middagpauze echt niet bij de outcasts aan tafel, maar was dat nu zo erg? Het was nog helemaal niet belangrijk om de elitestudent uit te hangen die een goed sociaal leven, hoge cijfers en een vol CV naadloos weet te combineren. We zaten nog maar in het oefenrondje, waar niet meedoen met de grote groep, maar liever dat tikkeltje anders zijn nog geen consequenties had. Na een slechte dag op het middelbaar kon je je laven aan de gehaktballen van je moeder en een knuffel van je hondje. Is toch net even iets anders dan diepvriespizza en YouTube.  

In het middelbaar mag je als puber nog vrij op zoek naar een identiteit, een identiteit die je langzaamaan invult door te experimenteren met verschillende groepjes. Je neemt stukjes van een groepsidentiteit over, hoort even ergens bij, realiseert je dat het toch niet echt je ding is, en probeert weer iets anders. Je zou het wel redden. Zelfs als je echt buiten de boot viel kwam je uiteindelijk toch ergens op je pootjes terecht. Stukje bij beetje timmerden we voort aan onze identiteit, onze onafhankelijkheid. Zes jaar lang konden we op zoek gaan, om daarna vol hoop en dromen aan het ‘echte leven’ te beginnen. Althans, dat dachten we.  

Toen het moment kwam dat ik eindelijk de grote poort verliet en alles achter moest laten, kwam ik in een soort zwart gat terecht. Zeker, ik was blij dat ik eindelijk wat meer volwassenheid tegemoet ging, maar ik had me nogal verkeken op hoe dat proces zou verlopen. Ik voelde me minstens een jaar lang onzichtbaar, vogelvrij verklaard, zoekende naar een identiteit om me aan vast te binden. Ik heb dat jaar van alle ‘identiteiten’ geproefd: de feestende schachten, de kunstzinnige dromers, de permanente bibliotheekbewoners 
 om vervolgens te concluderen dat ik bij geen van allen aansluiting vond. Ik was inderdaad vrij, individualistisch en onafhankelijk, maar vooral eenzaam.

Langzamerhand ben ik uit dat zwarte gat gekropen, maar dat doet niet af aan het zware begin. Weg van mijn veilige plekje, verwijderd van mijn vangnet zat ik daar, alleen in een gigantische collegezaal. School had nog nooit zo weinig als thuis gevoeld. Dat jaar zag ik veel zwarte sneeuw, en het duurde nog even voordat de hemel opklaarde.



betweter

10/05/2021
🖋: 
Auteur

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Daar sta je dan in je badpak of zwembroek met een zwembril los in de hand en je hoofd onflatterend strak naar achteren getrokken door je badmuts. Je dompelt je voeten steeds dieper het water in tot je uiteindelijk meedeint met de golven die jouw lichaam in beweging zetten. Na enkele meters zijn je armen al verzuurd en juist op dat moment voel je het. Je vloekt. “Dju, ik had dan toch nog water in mij.” Het is te laat. Water doet water maken. Wat kan het kwaad? Je vult het zwembad gewoon nog wat aan. Het zonnetje mag ook in het water gaan schijnen.

Na een uurtje verlaten de sportieve zwemmers met roodomrande ogen het bad. “Dat verdomde chloor toch altijd, ze mogen er eens wat minder indoen.” Nee, dat hebben we deels fout. Chloor helpt juist om de bacteriĂ«n in het water te doden, maar door de liters urine, zweet en vuil in het zwembad breekt chloor eerst deze zaken af in plaats van de bacteriĂ«n. Als we dan per ongeluk water inslikken komen de bacteriĂ«n wel in ons terecht, vandaar dat we na het zwemmen wel eens last hebben van een lopende neus, hoesten en jeukende pippy-oogjes.  

Je zal wel denken: “Eeeiih, ik ga echt nooit meer zwemmen in een zwembad. Dat zit vol met pipi!” Niet alle zwembaden zijn onhygiĂ«nisch of pipimonsters. De zwembaden met de minste chloorgeur zijn het gezondst en het best onderhouden. Als er een felle geur hangt, blijf je best weg, want dat wijst op een slechte waterkwaliteit. Maar daar hebben wij ook onze bijdrage in te leveren: douchen voor het zwemmen, geen water inslikken, niet met last van spetterpoep het water in en vooral 'de traditie' van in het bad plassen stopzetten. Durf jij je nog wagen aan een gele zwembadduik?



Bierman

10/05/2021
🖋: 

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit!

Omdat Bierman op deze dichtgeplamuurde dagen veel tijd heeft om na te denken, brak bij hem totaal onverwacht maar glashelder het besef door dat bier eigenlijk een grote gelijkmaker is. In de eerste plaats natuurlijk omdat enkel de bellen van de vrouwelijke hopplant als smaakmaker en bewaarmiddel aan de meeste bieren worden toegevoegd. Daardoor vormt bier een belangrijke (om niet te zeggen de enige) bron van oestrogeen voor de gemiddelde man. Sommige wetenschappers wijzen er met een fijne glimlach op dat de klassieke bierbuik eigenlijk geen verband houdt met een te hoge calorie-inname maar met beginnende borstvorming. Hoe dan ook: het is een opmerkelijke vaststelling dat een paar eeuwen terug, in een tijd waarin vooral vrouwen de roerstok in de brouwerij hanteerden, het oestrogeen rijkelijk over de wereld is beginnen vloeien. 

“Ach, mĂ€nnlich, weiblich – das sind doch bĂŒrgerliche Kategorien”, leest Bierman nog bij een collega-blogger over parfum en gelijk hebben ze daar in reukland. Want zoals geuren zich mengen in de lucht die we allemaal inademen, zo raakt ons tijdsgewricht onherroepelijk vermengd in genderdivers leven en laten leven. Dus bedacht Bierman – die intussen ook lekker ruikt – dat zelfs een matige consumptie van pakweg Rochefort of Omer bewijst dat de keuze om naar bloemen of muskus te ruiken en al dan niet over gevoelens te praten eigenlijk het gevolg is van een overgestimuleerde prefrontale cortex, de plaats in ons hoofd waar mensen plannen maken en impulsen onderdrukken. Aangezien alcohol daar direct op inwerkt en hop naast al het bovenstaande ook nog een natuurlijk kalmeringsmiddel is, kan Bierman proefondervindelijk bevestigen dat bier een toverdrank is die mensen verzoent met de wereld en met elkaar. Het afgelopen jaar heeft ondertussen ook aangetoond dat het leven vooral iets is wat mensen overkomt terwijl ze plannen maken. 

Natuurlijk bestaan er ook biermensen van de strikte observantie die bieren liefst in een overzichtelijk aantal categorieĂ«n indelen, brouwerijen opdelen naar het aantal hectoliters dat ze jaarlijks produceren en zelfs de cafĂ©s rangschikken van voetbalkantine tot volkscafĂ©, van bruine kroeg tot droge knijp. Het is een troostrijke gedachte dat bier gewoon tussen al die harde bubbels door vloeit en moeiteloos en zonder onderscheid ieders dorst probeert te lessen. Er bestaat overigens ook Biervolk dat ongegeneerd een scheut grenadine bij de Rodenbach kapt of Westmalle dubbel met tripel mengt en deze TripTrap met gelukzalige glimlach achteroverslaat. Misschien zijn deze MĂ€ngelwesen wel de echte Bierliefhebbers. Of – om het met een boutade te zeggen – bier is queer omdat het vloeibaar is en de scherpte van de wereld slijt. 

De verzoenende queerheid van het bier gutste ook UAntwerpen binnen. Nog tot 1990 werd homoseksualiteit als geestesziekte aanzien. Sinds het WHO op 17 mei dat jaar tot inkeer kwam kennen we die dag als IDAHOT: de Internationale Dag Tegen Holebifobie en Transfobie, en UAntwerpen doet ook mee. Onze campusdichtster Esohe Weyden schrijft voor de drie bibliotheken een gedicht waarop studenten met raamstiften kunnen reageren. Verder kan je als student genderinclusief communiceren in teksten of onderzoek en ook je voorkeur voor voornaamwoorden aangeven in je e-mailhandtekening. Bierman nodigt iedereen alvast uit om samen met hem een frisse ‘mannelijke’ pint boordevol oestrogeen te drinken en zo onze verkrampte prefrontale cortex meteen wat welverdiende rust te gunnen.

 

Ondergetekend

Uw Bierman (hij/hem/zijn)



een gesprek met professor Herbert De Vriese

10/05/2021
🖋: 

“Ben ik gelukkig?” Minstens een keer per dag gaat die vraag door mijn hoofd. Het lijkt een simpele vraag, maar hoe dieper ik erover nadenk, hoe harder ik mijn hoofdje krenk. Want wat betekent geluk nu eigenlijk? Is geluk iets tijdelijks? Kan je de ene dag gelukkig zijn en de andere niet? Of is geluk een ultieme levensvervulling die je, eens ze gevonden is, nooit meer kunt verliezen? Iedereen heeft er iets anders over te vertellen. Ga ik online op zoek naar quotes, dan vind ik duizend verschillende antwoorden. TheorieĂ«n over geluk die mij op het net worden aangeprezen, hebben een semi-therapeutisch gehalte waaraan ik mij stoor. In de klassieke filosofische boeken zie ik te weinig raakpunten met de wereld van vandaag. Op de vraag wat geluk precies inhoudt, kon ik voorlopig nog geen antwoord vinden dat mij tevredenstelt.

In onze maatschappij domineert het idee dat geluk een kwestie van succes is. Sociale media houden ons voor dat het altijd beter kan. We moeten voor onszelf leren concrete doelen te stellen en zodra we zo’n doel halen, zullen we gelukkig zijn. Daarna verschijnt er weer een nieuw doel dat onze aandacht trekt. Bereiken we dat doel niet, dan voelt dat als een mislukking. Vaak laten we ons daardoor vangen. Is geluk dan alleen weggelegd voor wie succesvol is?

Het leek me een goed idee om raad te vragen aan een professor Wijsbegeerte, die weet er hopelijk meer van dan ik. Zo kwam ik terecht bij Herbert De Vriese, die ik leerde kennen tijdens de tweede Antwerpse Filosofienocturne. Hij is vooral met cultuurkritiek en een aantal duistere Duitse denkers bezig.

 

Volgens een oude filosofische opvatting is het ultieme geluk verbonden met kennis, inzicht en wijsheid. In het zuivere denken zullen we het ware geluk vinden. Kunnen we nog iets met die opvatting?

Neen, ik denk niet dat we daar vandaag nog veel aan hebben. Het klassieke, theoretische ideaal van geluk lijkt me al enkele eeuwen compleet achterhaald. Maar het is wel interessant om na te gaan hoe men tot deze opvatting van geluk is gekomen. Geluksopvattingen van de filosofische traditie zijn ook gecontamineerd, gekleurd door hoe mensen in zeer specifieke omstandigheden daarover nadachten. Dat mogen we niet vergeten. Onze hoogste filosofische idealen van geluk zijn uitgedacht door mensen die op een bevoorrechte of exclusieve positie in de samenleving stonden. Ze bleven buiten de greep van het arbeidsproces, met zijn zware verantwoordelijkheden en inspanningen, en hadden alles om goed en comfortabel te leven.

 

Onze hoogste filosofische idealen van geluk zijn uitgedacht door mensen die op een bevoorrechte of exclusieve positie in de samenleving stonden.

 

 

Ze hielden zich niet bezig met wat de gewone man of vrouw gelukkig kon maken?

Inderdaad, de idee dat ware kennis gelukkig maakt, is een elitair concept van geluk. Toch is het interessant om te onderzoeken hoe het tot stand is gekomen. We kunnen er namelijk een logica in ontwaren die ook voor ons aantrekkelijk blijft.

Wat is het cruciale punt van verschil? Vroeger geloofden veel mensen in een transcendente orde die garant stond voor het bestaan van eeuwige en onveranderlijke waarheid. Of juister: ze geloofden in een transcendente orde, in een bovenwereld of een goddelijke instantie, die niet alleen voor zichzelf een absolute waarheid bevatte, maar die waarheid ook voor de mensen hier op aarde openstelde. Die waarheid was dus objectief gegeven, als een bereikbare bestemming voor wie voldoende scherpzinnig was en er hard genoeg naar zou zoeken. Neem bijvoorbeeld de ideeënwereld van Plato. De ideeën zijn eeuwig en onveranderlijk, maar mensen kunnen er wel toegang toe krijgen door hun redelijke vermogens te gebruiken.

 

Je zegt dat we daar een logica in herkennen?

Wel, het gaat om een contrast. Door langdurige oefening en levenslange toewijding leert de klassieke denker een waarheid kennen die helemaal losstaat van het vergankelijke leven hier op aarde. Denken is de puurste act die wij kunnen stellen. Of je nu twee of vier ledematen hebt, gezond bent of ziek, lelijk of mooi, of je nu gezegend bent met alle wereldse genoegens en successen of al een leven lang getart wordt door het lot, voor het schouwen van de ideeën maakt het niets uit. Daarbij wordt abstractie gemaakt van ieders concrete levenssituatie.

Het punt is dat we in contact komen met iets wat ons eigen vergankelijke leven overstijgt. Daarin zie ik een logica waaruit we iets kunnen leren: geluk heeft te maken met een zoektocht naar iets wat groter is dan wijzelf, naar iets wat ons zal overleven. We vatten een waarheid die er ook zal zijn wanneer wij er niet meer zijn. Net omdat we het beperkte bereik van ons gewone leven hier op aarde grandioos overtreffen, vinden we het opperste geluk. Het is een soort bovenaardse prestatie, de absolute waarheid kennen.

 

Weinig mensen zullen nog zeggen: gelukkig zijn is de wijsheid hebben.

 

 

Maar dat theoretische ideaal van geluk vond je toch achterhaald?

Zeker, nu hebben we er niet veel meer aan. Je kan dat alleen verstaan tegen de achtergrond van mensen die geloven in zo’n verheven ideeĂ«nwereld, van mensen die ervan overtuigd zijn dat er een eeuwige en ware structuur van de dingen is waartoe ze met hun denken kunnen doordringen. Maar ik vind het wel een interessante dynamiek.

Een goede analogie vind je in de religieuze levenshouding. Gelovigen houden hun aandacht gericht op het heilige en het goddelijke, op elementen die niet van deze wereld zijn. Ze stellen zich in dienst van door God geopenbaarde geboden en verbinden zich zo met een absolute waarheid. Het mensenleven is eindig, maar God en de Waarheid zijn dat niet. Je herkent dezelfde dynamiek: mensen gebruiken hun beperkte tijd en vermogens om uit te komen bij iets wezenlijks en duurzaams. Iets wat er niet alleen vandaag, maar voor alle tijden toe doet. Sinds de negentiende eeuw is het in de westerse wereld nochtans steeds minder evident om in een religieuze of filosofische bovenwereld te geloven. Door het wegvallen van het geloof in een objectief gegeven waarheid, komt de theoretische opvatting van geluk onder druk te staan. Weinig mensen zullen nog zeggen: gelukkig zijn is de wijsheid hebben.

 

Betekent het dat we ertoe veroordeeld zijn om voortaan in deze wereld gelukkig te zijn, zonder contact met een hogere wereld?

'Veroordeeld' is wat sterk uitgedrukt, maar volgens mij is het zeer herkenbaar wat je zegt. Velen onder ons zullen een tastbaardere en ‘aardse’ vorm van geluk nastreven en omarmen, en zullen die in discussies fanatiek verdedigen. Mensen proberen nu om in dit eindige leven gelukkig te zijn, zonder andere middelen dan diegene die dat eindige leven aanreikt.  

 

Ik hoor een negatieve ondertoon.

Wellicht ben ik wat kritisch. Ik wil het geluksideaal van onze hedendaagse samenleving niet afkraken, maar ik vermoed wel dat het een aantal valkuilen verbergt waarin veel mensen, en vooral veel jongeren, vroeg of laat terechtkomen.

Laat ik het zo samenvatten: het doel van ons geluk ligt vandaag niet meer buiten, maar binnen het menselijke leven. Men zal nu zeggen: het meest volmaakte leven dat je kan leiden is er een dat geslaagd en vervuld is. Het is een leven dat alle haalbare mogelijkheden van het bestaan in zich heeft gesloten. Aan je geluk bouwen betekent dan: steeds meer resultaten toevoegen aan je cv van dromen en opmerkelijke prestaties. Zo hebben we van het hemelse geluk een nieuwe, aardse vorm van geluk gemaakt.

 

Vriendschap is heilig, wordt weleens beweerd.

 

Maar wat we vergeten, is dat we ons hebben losgekoppeld van een eeuwige en onveranderlijke orde. We hebben onze zoektocht naar geluk binnengebracht in een wereld van verandering en contingentie. Doorgaans beseffen we wel dat we daarin niets van blijvende en absolute waarde kunnen verwerven. Dat besef buigen we zelfs om tot iets positiefs: het heeft geen zin om in de zon te staren, we moeten binnen de horizon van onze overzienbare leefwereld alle kansen benutten om gelukkig te worden. Toch miskijken we ons vaak genoeg op de controle die we menen te hebben om zoveel mogelijk kleine dingen van relatieve waarde te verwerven. Zo hollen we niet alleen de waan van de dag, maar ook de waan van het compleet succesvolle leven achterna. Want wat we willen doen en bereiken om aan een geslaagd leven te werken ontsnapt ten dele aan onze beheersing. Bovendien is het patroon dat we voor ogen houden om van een vervuld of rijkelijk gevuld bestaan te spreken, zélf onophoudelijk in beweging. Het verandert zo snel dat we op een gegeven ogenblik vaststellen dat we niet meer mee zijn. We blikken terug op een rist verwezenlijkingen die ons geluk hadden moeten bepalen, maar die intussen veel van hun glans verloren hebben.  

 

Daar lijken oudere mensen toch meer last van te hebben dan jongere mensen?

Zonder twijfel. Maar je kan omgekeerd ook stellen dat jongere mensen, eens ze hier gevoelig voor worden, ouder worden. Let op, ik vind het niet verkeerd dat mensen in hun leven een ruime waaier aan activiteiten, verwezenlijkingen en belevenissen opzoeken. Wel vermoed ik dat ze bedrogen zullen uitkomen, zodra ze hierin de garantie voor hun persoonlijk geluk zien. 

De filosofische gedachte waar ik bij uitkom, is dat de ervaring van het waardevolle zelden berust op het unieke en uitzonderlijke karakter van wat we beleven en veel vaker op de herhaling ervan. Denk aan oprechte en diepe vriendschap. Vriendschap is heilig, wordt weleens beweerd. Ze heeft een betekenis op zich, ze staat boven de vriend of vriendin en boven alle afzonderlijke momenten van vriendschap. Maar zoiets komt pas tot stand door het veelvuldig aanhalen van de vriendschapsband. Stukje bij beetje groeit de vriendschap aan tot een vaste waarde. Kortom, het is door herhaling dat we iets bijzonders doen ontstaan. En om dat goed te doen, hebben we tijd nodig.  

 

Hier zijn de volwassenen weer in het voordeel?

Ik denk van wel. In ieder geval zie ik een verband tussen geluk en levenservaring. Gelukkig zijn heeft volgens mij namelijk te maken met het herkennen van iets intrinsiek waardevols in activiteiten die zich herhalen. In de vluchtige stroom van ons leven kristalliseert zich iets uit dat duurzaam en substantieel is. Zo beginnen we ons te verhouden tot een waarheid die losstaat van ons eigen leven. Natuurlijk herken je nu de logica waarop ik bij het begin van ons gesprek wees: vanuit het vergankelijke bestaan dat je hier op aarde hebt gekregen, op zoek gaan naar iets van een andere orde, connectie maken met iets dat jezelf overstijgt en je in zekere zin zal overleven.

 

Je kan in dat opzicht besluiten dat de jeugd niet de beste levensfase is om gelukkig te zijn.

 

 

Daarom blijft die oude filosofische opvatting van geluk belangrijk? 

Inderdaad, de oriëntatie op iets hogers blijft volgens mij betekenisvol. Er valt iets van waarde te ontdekken in dit leven wat groter is dan de optelsom van de afzonderlijke ervaringen ervan. En dan kan iemand met veel levenservaring getuigen: "Ik heb vriendschap gekend in mijn leven, ik heb liefde gekend. Trouw, respect, integriteit." Iets van een hogere orde die niet helemaal opgaat in het eigen kortstondige leven geeft voortaan waarde aan dat leven, maakt het de moeite waard. Maar om dat soort gelukservaring te kennen, is levenstijd nodig. Je kan in dat opzicht besluiten dat de jeugd niet de beste levensfase is om gelukkig te zijn.

 

Welke boodschap houdt dat in voor de jongere mensen van vandaag en voor onze medestudenten?

Misschien is de voornaamste boodschap dat niemand zich moet laten opjagen in de zoektocht naar geluk, dat ieders tijd nog komt. We worden gek gemaakt met flitsende beelden en slogans om elke dag weer een nieuwe unieke ervaring aan ons levensgeluk toe te voegen. Maar waarschijnlijk komt het ware geluk pas met de jaren, omdat het verwachting en herhaling vraagt en heel veel geduld. Geluk is een werk van lange adem. 



editoriaal

10/05/2021
🖋: 
Auteur

Bijna drie dwarsjaren later, waarvan twee in de hoofdredactie, begint mijn hand al aarzelend boven de virtuele papierbergen uit te steken. Bij afscheid hoort afzwaaien, toch? Ik voel het redenaarsbloed al borrelen wanneer ik het succesverhaal in mijn bovenkamer samenvoeg: lange nachten, diepe dalen, de maandelijkse tochten door de zeven ringen van de schrijffoutenhel – als ik nu nog één dt-fout zie ... Bloed, zweet en tranen vol inkt drupten op mijn toetsenbord terwijl ik het zoveelste last-minuteartikel net voor de deadline uittypte (fashionably late heet dat). Vergezeld van een bijna machinaal geratel vlogen er voor deze editie alweer drie uit. De bootstrap myth is er niets bij.

Misschien is het juist poëtisch om met de stille trom te vertrekken. Kalm richting de achterdeur lopen, bij het weggaan nog snel een handschoen tussen de kier gooien en niet meer kijken naar wie hem opraapt. Bij mijn laatste editoriaal gewoon als een schaatser langs het breekpunt klunen alsof er nooit een onderbreking was. Pas later te horen krijgen wie er aan de top staat wanneer de volgende generatie dwars weer met een doffe klap op de mat valt.  

Uiteindelijk is de titel toch gemaakt om snel doorgegeven te worden. Langzaam laat ik mijn hand dan ook weer zakken. “Alles is toch relatief”, schiet er door me heen. “Titels zijn maar opsmuk; ik ben nog nooit op straat herkend voor mijn hoofdredacteurschap.” Ik grinnik luidop wanneer ik terugdenk aan mijn klasgenoot die me een maand geleden vroeg of ik de hoofdredacteur van dwars misschien kende. “Niet dat ik bitter ben of iets dergelijks. Al die glamour zou toch niets voor me zijn”, zeg ik er wel maar snel achteraan.  

Toch zou ik liegen als ik zou zeggen dat ik met mijn laatste editie voor ons zwart-witte studentenblad de deur uit zou willen sluipen. Daarvoor zijn er te veel redactieweekenden, vergaderingen en last-minuteartikels overheen gegaan – schrijf ik, terwijl de deadline voor mij ook al gepasseerd is. Daarvoor denk ik nog te vaak terug aan de kans die ik had om de illustere oude Macintosh te redden van de vuilstort – sorry, oud-dwarsers. Ik denk niet dat ik, toen ik begon, alle kwaliteiten bezat voor de functie. Waarschijnlijk nu nog steeds niet, maar toch wel meer. Aan het eind van mijn rit schuif ik mijn laatste dwars dan ook nog trots in jullie handen en zwaai ik alvast naar de overkant van de zomervakantie, waar dwars gewoon doordendert.



het laatste woord

10/05/2021
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip 'loskop'. 

Ken je dat gevoel dat je ergens naartoe rent met een bepaald doel in je hoofd? En dat je er eenmaal aangekomen geen flauw benul van hebt wat je daar staat te doen? Als een bezeten topsporter loop je naar de plaats waar je vandaan kwam, als een echt kieken zonder kop. Speciaal teruggelopen om je herinnering weer op te halen. Zoeken was onbegonnen werk, want je had je bovenkamer nog niet opgeruimd.  

Mijn vergeetachtigheid uit zich vooral in huishoudelijke taakjes die me opgegeven worden. “Sofie, zou je om negen uur de was uit de droger willen halen? Sofie, neem je straks de wasmand even mee naar boven?” “Ja ja mama, komt in orde!” Om tien uur lig ik in mijn bed zorgeloos te slapen zonder dat de verse was uit de droger is gehaald en terwijl de wasmand nog steeds niet op de juiste plek is gezet. Het ene oor in, het andere oor uit. Het toppunt is wanneer mijn mama expliciet vraagt om iets niet te vergeten. “Sofie, vergeet je geen witloof mee te nemen van de Spar. Sofie, vergeet je de beestjes niet eten te geven wanneer ik weg ben?” Ondanks het lijstje in mijn handen en haar moederlijke stem in mijn hoofd vergeet ik alsnog de witloof mee te nemen. ‘s Avonds komt mijn mama thuis en vraagt ze aan mij of ik de beestjes eten heb gegeven. “Oh nee mama, ik heb dat vergeten ...” Mijn hoofd staat soms – eigenlijk altijd – los van mijn lichaam.  

Gelukkig gaat mijn vergeetachtigheid nog net niet te ver. Ik vergeet niet dat ik elke dag een verse onderbroek hoor aan te doen. Ik vergeet niet dat ik mijn huis niet kan verlaten zonder kleren, ik hoor iets aan te hebben. Ik vergeet niet dat ik als vrouw niet staand kan plassen (ik zou nogal nat worden). Ik vergeet niet dat ik tijdens mijn regels iets moet inbrengen of iedereen kan meegenieten van mijn Japanse vlag die buiten hangt. Dan zou ik pas een bloedserieus kutprobleem hebben. De ‘belangrijke’ dingen zijn belangrijk genoeg om te onthouden. Ik onthoud ze wel, omdat ik weet dat ik me diep zou schamen als ik me er niet aan zou houden.  

Voor mensen zoals jou en mij, die maar al te vaak hun hoofd eens vergeten, heeft het Afrikaans een prachtig woord uitgevonden: loskop. Laten we dat woord nou eens niet vergeten. Zo heeft onze handicap ook eindelijk een label gekregen. Â