deel 1

03/10/2022
🖋: 
Auteur

Toen de dieren nog spraken, begon de homo sapiens sapiens ermee. Taal bleek een nuttig instrument om allerlei dingen mee te regelen, dus de meme die ze uiteindelijk is, overleefde het om met de soort samen te vallen. Zo werden woorden de kroning van de menselijkheid, het ideale medium om zowel noodzakelijkheid als je eigen noden op te enten. Onze meandertaler hoopt daarom met zijn zwelmend gezwalm eindelijk toe te kunnen treden tot de hoogste klasse der mens: de pseudo-intellectueel. 

Net gehersenspoeld door mijn les filosofie besef ik dat ik doorweekt ben van angst. Het lijkt niet dat ik me hier even fris onderuit kan lullen. Ik gooi mijn achterkamer overhoop en dep de druppels van mijn voorhoofd. Na regen schijt de zon omhoog, bedenk ik me, en het rustige evenwicht van instabiliteit lijkt zich terug in mijn ruggenwerf te nestelen. Ik trek mijn boekenkast open, op zoek naar woorden om aan te trekken. Het daagt me dat mijn lot me goedgezind is: ik vind wat zin om me mee te kleden. Vooralsnog blijft m’n zijnsgat bedekt, de spiegel ligt niet aan diggelen, na elke rede volgt een punt. 

“Vergewis je niet, we zijn verder dan ooit gekomen”, weet ik mijn spiegelbeeld te overhalen. “De strepen die doorheen je zelfbeeld lopen zijn slechts schijn, klevers over een glasplaat.” Ik probeer in mijn ogen te speuren achter zelfverloochening. Uiteindelijk kan je steeds maar in één oog kijken en is de halve waarheid het hoogste goed. “Niet te veel verwachten”, hoor ik mezelf nog mompelen. Het geloof in de belofte dat ik voor de eeuwigheid mijn eigen beste vriend zou zijn, stilt mijn honger naar wraak om het leven. Ik lach mezelf toe. Even. 

En zo kruip ik dagelijks uit mijn angsten, door opnieuw te beginnen zeiken. Net als elk van ons bouw ik aan de leugen die zich onophoudelijk uit ons weet te uiten: dat het uitmaakt. Dat we iets te bieden hebben aan de chaos, behalve meer ervan; dat de onbezonnenheid van ons bestaan onbezonnen overwonnen kan worden. De stenen trappen van mijn nieuwe kot lopen zwaar, ik voel mijn gedachten treden. Welke keuze hebben we ook anders dan de maat der dingen te zijn? Als we, zoals ons universitairen betaamt, blindelings in ons wetenschappelijke paradigma geloven, zijn we uiteindelijk niet veel anders dan een zichzelf voortstuwende papzak bloed en kalk. Die op tijd en stond, weet ik als ik eenmaal in de keuken aangekomen een vaal uitslaand smeermes vind, een boterham met kersenconfituur tot zich neemt. 

We meten om te weten hoe we de kosmische grap weer een dag kunnen volhouden. Zo stellen de vragen zichzelf: wat is de beste alcoholefficiëntie per euro die ik in dit café kan consumeren? Hoeveel uren moet ik blokken om een veilige 11 te halen? Hoeveel penislengtes kabel heeft een ingenieur nodig om de brug niet te laten instorten? Dit brood is duidelijk oudbakken; wat ga ik vanavond eten? Veel groter of kleiner denken leidt tot onbespreekbare waanzin, waarbij we abstracte termen postuleren als waarheid. 

Half aangekleed en nog minder gevoed bedenk ik me dat welk pad we ook met dat tellen willen bewandelen ongeveer even duidelijk is als de opzet van mijn nieuwe columnreeks. Betekenis moet in het breed uitgesmeerd worden op de oudbakken korst van verleden generaties. Als kersenconfituur, en daarna tegen de muur. We zijn alweer het ‘nieuwe jaar’ in; ook studenten zijn in die zin ‘matig’, dat is al lang en lang bekend, neurie ik, mijn jas aantrekkend. 

Dus misschien is het vage midden wel beter. Geruststellend wat woordjes in volgorde denken terwijl je naar de winkel gaat om aardappelen en worst. Willekeurige associaties zijn het enige wat ik vertrouw. Het maakt niet uit welke richting je zinnen doelen, richting zelf ruikt naar taalmisbruik. Terwijl de woorden moeten vloeien. Bloeien. Het is het kloppend nulpunt van de ijkloze mens dat ons van het ene moment in het andere stuit. Een refentietje hier, een dubbelzinnigheid daar... alles overrelationeel gekoppeld aan weer wat anders, dansend als elkaar de hand gevende parachutespringers in vrije val. Een onophoudelijke leugen, waarvoor we elke dag met liefde moeten kiezen. 



stuvers aan het woord

03/10/2022
🖋: 

Waar is de Studentenraad zoal mee bezig? Hun roze logo verschijnt te pas en te onpas in de mailbox, maar wat doen ze naast mailen? Achter welke nieuwe initiatieven aan de universiteit schuilt stiekem de Studentenraad, op welke manieren beïnvloeden ze het dagelijks leven van de student? Om daarachter te komen neust dwars in de projecten van de Studentenraad. Deze maand val ik bij Maarten Van Wesemael, masterstudent Chemie en Coördinator Participatie van het Bureau (de leden die de dagelijkse werking van de Studentenraad verzorgen, n.v.d.r.), met de deur in huis met de vraag. 

Maarten timmert aan een inclusievere universiteit voor internationale studenten. “Als Coördinator Participatie vind ik het belangrijk om de focus te leggen op de inclusie van internationale studenten, ook binnen de opleiding en de faculteit. Op die manier raken zij duidelijk en gemakkelijk aan de nodige informatie en worden ze betrokken bij de universiteit en haar activiteiten”, vertelt Maarten. “In de praktijk zijn er regelmatig problemen met de cursussen zelf: internationale studenten hebben niet altijd dezelfde voorkennis als studenten van hier, die de bacheloropleiding aan dezelfde universiteit hebben gevolgd.” Aangezien die studenten zulke voorkennis vaak als vanzelfsprekend zien, kan zulk gebrek aan voorkennis voor internationale studenten een grote barrière vormen om aan te geven dat ze hulp nodig hebben. 

In de praktijk is Maarten medeorganisator van enkele activiteiten, zodat de internationale studenten beter ontvangen worden. Een voorbeeld daarvan is een aparte Openingsdag, speciaal voor hen. “Op die manier kunnen we hen in contact brengen met een groepje studenten”, stipt hij aan. “Dan hebben ze alvast informele contacten kunnen leggen met andere studenten. Zo kunnen ze iets gemakkelijker met de groep mee.” In een nieuw land contact leggen met studenten in een groep van wie het merendeel elkaar al kent, is tenslotte niet zo evident. Dat zag Maarten al binnen zijn eigen opleiding: “Ik merkte dat men internationale studenten enigszins links liet liggen. Ik heb toen samen met enkele andere studenten een gids geschreven vol informatie die internationale studenten nodig hebben. Aanvankelijk was die gids vooral bedoeld voor de opleiding Chemie, maar toen duidelijk werd dat dat probleem ook elders bestond, heb ik de gids herschreven voor de gehele faculteit Wetenschappen.” 

Tussen opleidingen bestaan er enkele afwijkingen die er ook specifiek in staan. Als je voor de ene opleiding een bepaald programma nodig hebt en voor de andere niet, zal dat bijvoorbeeld duidelijk vermeld worden. Op termijn zou de gids naar de volledige universiteit uitgebreid moeten worden zodat het vol algemene informatie staat die internationale studenten als houvast kunnen hanteren. 

“Er wordt meer en meer ingezet op voldoende informatie en voorkennis voor internationale studenten”, aldus de stuver. Bij de introductiemomenten wordt er bijvoorbeeld expliciet vermeld dat je zeker met je medestudenten en/of met je docenten moet praten, mocht je problemen ondervinden. “Een belangrijk aspect is dat internationale studenten de professoren niet helemaal kunnen inschatten”, vertelt Maarten. “Stel, je begint aan je masteropleiding. Heb je de bacheloropleiding in dezelfde faculteit en universiteit afgerond? De kans is groot dat je een behoorlijk aantal van je professoren in de masteropleiding al een keer hebt gehad. Dan weet je hoe zij lesgeven, wat voor vragen ze stellen op examens, hoe ze hun cursussen structureren… Maar heb je die bacheloropleiding in een ander land gevolgd? Dan kom je bij wijze van spreken blind in de master. Dat aspect vergeten we dikwijls, terwijl dat voor internationale studenten wel een grote barrière kan vormen.”  

Een andere mogelijke barrière is het sociale aspect. “Dan heb ik het niet per se over de talenkennis: zowat iedereen heeft wel een basiskennis Engels”, zegt Maarten. Het is in de praktijk niet altijd even gemakkelijk om binnen de vriendengroep van Nederlands naar Engels te switchen, maar een kleine moeite betekent veel voor een student die geen Nederlands spreekt. Om het sociale isolement te doorbreken zijn er ondertussen projecten zoals MONDO, dat maandelijkse activiteiten organiseert om internationale studenten, personeelsleden, doctorandi enzovoort samen te brengen. Deze activiteiten zijn erop gericht om de Belgische cultuur te leren kennen. Zo staan een boottocht, een brouwerijbezoek en een kerstmarkt allemaal op de planning. “Maar het kan ook kleiner”, zegt Maarten. “De meeste activiteiten onder studenten gaan door in het Nederlands, wat vaak niet evident is voor internationale studenten. Als alternatief kan je de internationale studenten in de lesgroep uitnodigen om samen te lunchen. Zulke inclusie is er nog niet direct. Je kan mensen natuurlijk niet verplichten, maar je merkt dat zulke inspanningen ontzettend gewaardeerd worden.” 

Op veel manieren kunnen studenten dus een rol vervullen in de internationalisering. “Uiteraard moet het redelijk blijven: we hoeven internationale studenten niet bij het handje nemen en hun examens voor hen gaan maken, maar we kunnen wel basisondersteuning aanbieden.” Die basisondersteuning kan vele vormen aannemen: van een internationale student betrekken in sociale activiteiten tot pointers geven over professoren. “Daarnaast geloof ik dat er enige verantwoordelijkheid ligt bij de docenten zelf. Daarmee wil ik zeggen dat docenten bijvoorbeeld een moment zouden moeten plannen om met de internationale studenten in hun vak te spreken. Bij Chemie wordt dat bijvoorbeeld na de lessen gedaan. Als stuver vind ik dat we de taak hebben om zulke ervaringen door te communiceren naar andere faculteiten wanneer ze gelijkaardige problemen ondervinden”, besluit Maarten. “Zo kan de internationalisering van de universiteit door studenten vooruitgeholpen worden.”



kennismaken met de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit

03/10/2022
🖋: 

In dwars valt nu en dan het begrip ‘wetenschappelijke integriteit’. Maar wat verstaan we daaronder? Wie bewaakt de wetenschappelijke integriteit? En waar kan ik terecht als ik ‘wetenschappelijk niet zo integer’ gedrag vaststel? Vragen genoeg voor Gert Storms en Bert Seghers, respectievelijk de voorzitter en de secretaris van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit.  

De Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit (verder VCWI) werd in 2013 door de universiteiten, het FWO en twee academies opgericht als Vlaams observatorium voor wetenschappelijke integriteit. De VCWI bestaat uit negen hoogleraren uit de universiteiten in Vlaanderen, met daarbij Bert Seghers als secretaris en een juridisch adviseur. Seghers legt uit: “Onze taak is tweeledig. Enerzijds verstrekken wij algemene adviezen over wetenschappelijke integriteit en anderzijds adviseren wij over concrete klachtendossiers die al behandeld zijn door de CWI van een instelling die aangesloten is bij ons. Dus gesteld dat je niet akkoord bent met het oordeel van de CWI van UAntwerpen, kan je aan ons een tweede advies vragen.”  

Een advies klinkt vrijblijvend. Seghers nuanceert: “Het klopt dat de adviezen in principe niet bindend zijn, maar onze adviezen hebben wel een morele autoriteit. De universiteiten en instellingen hebben ons erkend.” Voorzitter van de VCWI Gert Storms vult aan: “Het is zo dat je bij ons nooit rechtstreeks kunt aankloppen. Je zult eerst bij de CWI van je eigen instelling te rade moeten gaan. Wij kunnen geen disciplinaire sancties opleggen. De Orde der Artsen kan iemand schrappen als arts, een Orde der Wetenschappers bestaat vooralsnog niet.” 

Zoals de naam al laat raden, houdt de VCWI zich bezig met wetenschappelijke integriteit. Maar hoe dit begrip af te bakenen? Storms verwijst naar de ALLEA-code, de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit die ook UAntwerpen onderschrijft. “Het is onmogelijk om in een code alles netjes vast te leggen wat wel en wat niet wetenschappelijk integer is. Vandaar dat de CWI’s aan de verschillende universiteiten en de VCWI bestaan. Er kan veel op ons bord belanden waar je met behulp van de ALLEA-code geen sluitende uitspraak over kunt doen. Dan is het aan de interdisciplinair samengestelde commissies om te oordelen of iets wetenschappelijk integer is of niet. Een schending van wetenschappelijke integriteit zou ik zelf omschrijven als gedrag dat de vooruitgang van de wetenschap belemmert.” 

Allemaal mooi en wel, maar om een schending van wetenschappelijke integriteit boven water te krijgen heb je mensen nodig die uit de biecht klappen. Waarom zou ik als personeelslid of student de klok luiden over wetenschappelijk niet-integer gedrag aan de instelling die mijn broodheer is of waar ik wil afstuderen? Het is een bekommernis die Seghers erg bezighoudt. “Ik droom van een wereld waarin universiteiten een dermate open cultuur hebben dat klokkenluiders die onregelmatigheden aan de kaak stellen worden gevierd. In die wereld leven we vandaag niet. Het is door wetenschappelijk onderzoek voldoende gedocumenteerd dat wie uit idealisme een vermeende wantoestand meldt, vaak moet afrekenen met negatieve gevolgen. Denk aan tegenwerkingen in je carrière, zeker als jonge onderzoeker. Daarnaast is er nog veel werk aan de bescherming van klokkenluiders.” 

Storms vult aan: “De ontoereikende bescherming en de negatieve gevolgen maken het een netelige zaak om het melden van wantoestanden te verplichten. Iets waarbinnen de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad) wel animo is. De enige reden die ik kan bedenken om misstanden te melden, is dat je zo in elkaar zit en er niet mee kunt leven ze zomaar te laten passeren. Wetenschap die wetenschappelijk wangedrag toelaat, is geen wetenschap. Dat is misschien de beste reden om wangedrag te melden, de mogelijke negatieve gevolgen ten spijt.” 

Schendingen van wetenschappelijke integriteit bestaan er in vele soorten en gewichten. Wie een jaarverslag van de CWI van UAntwerpen erbij neemt, zou mogelijk denken dat het zich beperkt tot plagiaat, zelfplagiaat en onderzoekers die zichzelf als voornaamste auteur zien van een publicatie waarin ze nauwelijks twee komma’s hebben verplaatst. Maar ook belangenvermenging en vervalsing van de onderzoeksresultaten behoren hiertoe, kortom alles wat de wetenschappelijke geloofwaardigheid ondermijnt. 

Seghers benadrukt de ernst van je mogelijke belangenconflicten aangeven als wetenschapper. “Het moet zelfs niet draaien om een werkelijke belangenverstrengeling, als je in je eigen werk iets tegenkomt wat iemand anders kan interpreteren als mogelijke belangenverstrengeling moet je dat al vermelden. Dat is ook wat de ALLEA-code gebiedt. Op dat vlak is er nog werk aan de winkel, zeker nu er steeds meer samenwerkingen zijn tussen industrie en wetenschappers. Als bepaald onderzoek door een bedrijf is gefinancierd, is het belangrijk dat de financier wordt vermeld. Dat wil niet zeggen dat er iets mis is met het onderzoek, maar de lezer moet wel de kans krijgen om zelf in te schatten hoe betrouwbaar de publicatie is.” 

Storms pleit ervoor om alle onderzoek te publiceren. “Als je een contract ondertekent met een externe financier mag die geen clausule bevatten die zegt dat je toestemming moet krijgen als wetenschapper om het onderzoek te publiceren. In Amerika keek onderzoeker Turner naar 74 geregistreerde onderzoeken over antidepressiva waarbij de helft positieve resultaten vond en de andere helft geen effecten. Maar welke onderzoeken verschijnen in de literatuur? Op eentje na worden alle onderzoeken met een positief resultaat gepubliceerd. Van de onderzoeken waarin geen effect werd vastgesteld wordt een derde gepubliceerd alsof het een positief resultaat betreft. De overige studies werden niet gepubliceerd, op een drietal na. Artsen die de literatuur raadplegen zullen denken dat er een overweldigende meerderheid aan studies is met positieve resultaten, terwijl het beeld er een stuk anders uitziet als je naar de originele bronnen kijkt. Dat is een mooie illustratie van hoe belangrijk het is om niet pas te mogen publiceren na toestemming van een financier.” 

Commissie Wetenschappelijke Integriteit UAntwerpen 

Belangrijk om te onthouden: alvorens terecht te kunnen bij de VCWI, zal wie meent weet te hebben van een schending van wetenschappelijke integriteit moeten aankloppen bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van UAntwerpen, die in 2010 in het leven is geroepen. Ik sprak met voorzitster Em. Professor Diana Phillips en secretaris Marianne De Voecht.  

Gesteld, een docent heeft stukken van het internet klakkeloos en zonder bronvermelding in zijn syllabus opgenomen. Ik kan dit natuurlijk niet laten gebeuren en wil rechtvaardigheid doen geschieden. Hoe kan de CWI in deze casus nuttig zijn? “Allereerst is er het onafhankelijk meldpunt in de persoon van professor Willem Lemmens”, vertelt De Voecht. “Hij bekijkt de zaak en oordeelt of de CWI de beste instantie is om het dossier te behandelen. Indien dat het geval is, houdt zijn rol daar ook op. Hij maakt geen deel uit van de CWI.” 

“Je moet je als melder goed bewust zijn van het feit dat dit een stevige procedure is”, voegt Phillips toe. “Je ergens kwaad over maken en dit melden is onvoldoende. Je moet een ernstig dossier samenstellen waarop een grondig onderzoek volgt. Een normale case bij ons duurt enkele maanden, er staat dan ook heel wat op het spel. Het is voor een onderzoeker toch wel een zware klap om een blaam te krijgen vanwege een schending van wetenschappelijke integriteit.” 

Niet de enige drempel mijns inziens. Ik mag dan dapper een klacht indienen, het is natuurlijk mogelijk dat ik van deze docent later nog les krijg. Dus ja, waarom zou ik me de moeite en de risico’s getroosten hiervan melding te maken? Bert Seghers wees er al op dat klokkenluiders vaak op negatieve persoonlijke gevolgen kunnen rekenen. “Je kunt geen volledig anonieme melding doen”, vertelt De Voecht. “Wat wel kan, is dat je aan het onafhankelijk meldpunt vraagt om anoniem te blijven ten aanzien van de CWI of dat je wel bekend bent voor ons en anoniem blijft voor de persoon tegen wie je dossier is gericht. Het is niet altijd evident om anonimiteit te waarborgen. Soms is het bijvoorbeeld duidelijk dat de melding maar van een handvol personen kan komen, denk aan auteurskwesties.” 

Ik laat me in de denkbeeldige case door niets of niemand afschrikken en heb een lijvig dossier ingediend dat na maanden grondig onderzoek een eindpunt kent. Ik ben benieuwd naar de sanctie die de docent in kwestie krijgt. “Net zoals de VCWI zijn we geen tuchtorgaan”, verbetert De Voecht me. “Het is geen juridische procedure. De CWI doet vaststellingen en op basis hiervan formuleert de CWI een advies waarin we ook al vervolgstappen aanbevelen en dat advies maken we over aan de rector. Soms geven we ook een algemeen advies wanneer we binnen een specifieke case ondervinden dat bestaande regels of richtlijnen te onduidelijk zijn. De melder en de betrokkene ontvangen een omstandig rapport van ons advies en kunnen binnen de maand ook nog reageren.” 

Ik vraag me ten slotte af of de CWI bekend genoeg is. “Ik zie het aantal cases groeien,” zegt Phillips, “maar we moeten daar zeker aan blijven werken, net zoals we het als onze taak zien om de bewustwording rond wetenschappelijke integriteit aan te wakkeren. Onderzoekers zijn zich niet altijd bewust van wat tot problemen kan leiden. We willen ook een proactieve rol vervullen. Denk aan infosessies en de doctorandidagen waar uitleg over wetenschappelijke integriteit een vaste component is.” 

 

Meer informatie over wetenschappelijke integriteit op UAntwerpen vind je hier.



het laatste woord

03/10/2022
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie piept dwars naar rubber ducking.

Ken je dat, wanneer je je kop aan het breken bent over een probleem; je hebt al duizend-en-een mogelijke oplossingen bekeken, die allemaal samenkomen in hun gemeenschappelijk falen. Je weet steeds minder wat je met je probleem moet en dan komt er iemand van de fucking Studentenraad binnen om te vragen of je een met hun logo bedrukte roze badeend moet hebben? Wellicht was dat laatste iets te specifiek om met regelmaat in het leven van de gemiddelde lezer te laten opduiken. En dat is best jammer.

Badeendjes zijn namelijk fantastische probleemoplossers, al zullen ze zelf nooit zulke onzin uitkwaken en zichzelf bescheiden facilitators noemen. Rubber ducking is een techniek waarbij je aan een willekeurig object in gewone mensentaal je probleem vertelt. De hoop is dat je in het uitleggen van je probleem zelf de oplossing uitvogelt. Het concept is afkomstig uit de wereld van de software development, specifiek het debuggen van code. Die code wordt lijn per lijn uitgelegd tot op natuurlijke wijze op het probleem wordt gestoten. Het fenomeen heeft dan ook vele verschillende namen, naargelang welk object wordt gebruikt. Sommigen vinden het geanimeerd spreken tegen iets als een badeend wat vreemd en verkiezen bijvoorbeeld hun huisdier.

Eigenlijk is het dus niet zo’n vreemd concept: de meeste mensen zijn bekend met zowel het in hun hoofd formuleren van een probleem als de ervaring dat ze in het midden van een uitleg erachter komen dat er met een eenvoudige ingreep een net nog ingewikkeld overkomend probleem opgelost kan worden. “Ah nee, laat maar hangen”, klinkt het dan wel eens. Rubber ducking blijkt dus ook in het dagelijkse leven een nuttig instrument, zo nuttig zelfs dat er nogal wat psychologisch onderzoek naar het effect gebeurt en het ook in andere disciplines steeds meer als ernstige techniek komt aandrijven.

Het gaat bij rubber ducking vooral om het probleem te verkruimelen en handje per handje in de gedachtenvijver te strooien tot je opnieuw het overzicht krijgt van welk brood je nu eigenlijk op je bord hebt. Door het uitleggen herschik je de informatie in een talige structuur waardoor een aha-erlebnis tot stand kan komen. Sommigen schatten het effect dusdanig sterk in dat het hen ertoe leidt de conclusie te trekken dat ook een aanzienlijk deel van gesprekstherapie eigenlijk berust op het vrij en veilig uitspreken van de moeilijkheden die de patiënt ondervindt en dat therapeuten vooral badeendjes moeten zijn die niet al te veel zeggen. Al gokken we dat de meeste psychologen daar anders over piepen. 



editoriaal

03/10/2022
🖋: 

“Oei”, beseften we laattijdig, er moet ook nog een editoriaal geschreven worden. Aan alles was gedacht, elke pagina vakkundig gevuld met hoogwaardige lectuur over de toekomst en integriteit en de Melkweg, met puzzels en humoristische prentjes en de cultuur die niet kan ontbreken. Zelfs een katje heeft de weg naar dwars gevonden. Maar dat editoriaal? Glad vergeten. Hoofdredacteurs onder elkaar keken schaapachtig, voerden de dans der “oh, ik vind het niet erg om te doen, hoor, tenzij jij wil?” uit naar hun beste vermogen en trokken uiteindelijk maar strootjes. Ondergetekende won, of verloor. Niet wéér over het begin van het academiejaar schrijven, waarschuwde mijn eerwaarde collega me. Wel. Wat blijft er over?

Het weer misschien. Wat een pestweer, hè? Mijn gemiddeld gemoed is drie graden gedaald, al was het maar uit solidariteit. Goed voor de plantjes, dat wel. De voedselprijzen zijn schandalig, gas- en energie zijn nog erger, en wat gaat dat alles betekenen voor de prijs van het bier? De politiek baart me zorgen, maar geen zorgen, ik zal zuchten en een spitsvondige oneliner verzinnen die mijn politieke voorkeur verraadt, zodat we ook dat onderwerp snel kunnen afsluiten. En al die wegenwerken, God, het is net alsof ze willen dat we overal te laat aankomen. Wat is er nog zoal? We gaan het niet over het begin van het academiejaar hebben, maar… 

Iets persoonlijks, laten we het over mijn persoonlijke leven hebben, is dat niet wat voor een editoriaal? Laten we beginnen met de eeuwige twijfel of mijn leven wel relatable genoeg is voor de modale dwarslezer. Ben ik niet de vreemdste eend in de bijt? Het type persoon dat op het internet als psychopaat zou worden aangewezen om nietsvermoedende gewoontes? Ach, vast niet. Onder jullie is er vast iemand die zich in mijn vakkundig opgepoetste editorialen herkent. Iemand van jullie lijkt op mij, denkt dat ik verwoord wat elk ander voelt. Statistisch gezien moet dat wel zijn. Nu ja, op statistiek was ik er maar op het nippertje door, zullen we daarover even leuteren? We gaan het niet over het begin van het academiejaar hebben, maar… 

Die universiteit, de ene rode draad doorheen dit maandblad, hoe moet zo’n kennisinstituut functioneren? Wat kan beter, wat kan erger? Het chronische gebrek aan warme maaltijden bij de komida, dat kan beter. Het vervoer tussen campussen ook – ’t is erg gesteld met de wereld als de Antwerpse fietspaden de beste optie zijn. De huidige werkcultuur binnen UAntwerpen, die kan ook beter. Ja, goed, onze eerwaarde managers – sorry – rector en vicerectoren krijgen vast een cum laude op de beurs, maar helpt dat de kennisvergaring echt vooruit? Ah, weet ik veel, ik ben nog niet afgestudeerd. We gaan het niet over het begin van het academiejaar hebben.



doorbraken

03/10/2022
🖋: 

In opdracht van UAntwerpen bestudeerden onderzoekers van UAntwerpen wetenschappelijke onderzoeken die gevoerd zijn aan UGent, KU Leuven, UHasselt, VUB en UAntwerpen. De resultaten zijn zonneklaar: wetenschappelijk onderzoek aan UAntwerpen wordt het onafhankelijkst gevoerd. 

“We hebben geaarzeld of we de resultaten van onze studie nu al naar buiten moesten brengen, maar onze universiteit (UAntwerpen) moedigde ons aan er niet mee te talmen. Dat vertrouwen heeft ons over de streep getrokken”, aldus onderzoekers aan UAntwerpen Timothy Frans en Lenny Silvers.  

“Dat vertrouwen was er bij het begin al”, erkennen ze. “UAntwerpen gaf ons een flink budget om dit onderzoek te doen. Dat laat zien hoeveel waarde UAntwerpen hecht aan onafhankelijk onderzoek.” 

In hun onderzoek gaan Frans en Silvers na of wetenschappers aan de verschillende instellingen worden blootgesteld aan wensen van externe financiers, pogingen om onderzoeksresultaten te beïnvloeden en belangenvermenging op welk niveau of welke manier dan ook. Aan UAntwerpen blijkt dat nooit het geval.  

“Het onderzoek is met de grootste omzichtigheid gevoerd”, weet rector Herman Van Goethem. “Ik heb het zelf kunnen nalezen en heb her en der nog wat suggesties gedaan. Zo stond er eerst dat “aan UAntwerpen – in zoverre dat wij dat kunnen vaststellen – wetenschappers altijd onafhankelijk hun werk kunnen doen”. Ik vroeg: “Herlees die zin nog eens, wat voegt zo’n zin tussen gedachtestreepjes toe?” En de onderzoekers hebben de kritiek onmiddellijk ter harte genomen. Om maar te zeggen dat ze uiterst doordacht te werk zijn gegaan en open stonden voor andere visies.” 

De rector belooft extra middelen vrij te maken voor een vervolgonderzoek, deze keer om UAntwerpen te vergelijken met Oxford, Harvard en Cambridge. Toch moet ook gezegd dat het onderzoek vertraging heeft opgelopen. De rector bevestigt: “Dit onderzoek werd eerst gevoerd door twee onderzoekers van UAntwerpen die ook werkzaam zijn aan KULeuven en dat heeft hun blik wat vertroebeld. In het belang van het onderzoek hebben we hen snel vervangen.” 

Aan andere universiteiten weerklinken er vragen over de betrouwbaarheid van dit onderzoek. Kritiek die Frans en Silvers niet vatten. “Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt klaar en duidelijk dat studies aan UAntwerpen het onafhankelijkst zijn. Als universiteiten wetenschappelijk onderzoek al niet meer geloofwaardig vinden louter omdat de resultaten niet bevallen, wie dan nog wel?”  



Humans of UAntwerpen

03/10/2022
🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker. 

In één woord omschrijft Kurt Vervloet (50) zich als een speler. Een theaterspeler, om precies te zijn. Daarnaast is hij ook bouwer van een woonboot, ex-leraar in de gevangenis, liefhebber van melkchocolade en sinds dit academiejaar weer student aan UAntwerpen. 

“Ik ben een speler. Dat wist ik al toen ik achttien was, maar ik ben dat uit het oog verloren tot mijn vijfenveertigste”, zegt hij over die lijst aan opmerkelijke tijdsbestedingen. Meer dan vijfentwintig jaar lang was hij op zoek naar zichzelf, wat blijkt uit zijn studiekeuze. Op zijn achttiende koos hij namelijk niet voor een theateropleiding, maar voor Germaanse Filologie in Antwerpen, wat hij niet afmaakte. Zonder diploma belandde hij in het sociaal werk, met als taak lessen Nederlands te geven aan anderstaligen en laaggeletterden beter te leren lezen en schrijven. “Ik heb ook veel les gegeven in de gevangenissen in Hoogstraten en Turnhout. Er is veel van dat soort werk in de Kempen”, vervolgt hij. Dan volgt een bijzondere toevoeging: “Ik heb ook een woonboot gebouwd. Aan de zwaaikom in mijn geboortedorp waar die woonboot in lag, zette ik een spiegeltent van rond 1900, die ik volledig restaureerde. Dat werd een ongelooflijk mooi beeld: het was het eerste kunstwerk dat ik gemaakt heb, en eigenlijk had ik dat als kunstwerk moeten laten bestaan. Ik ben vijfentwintig jaar lang op zoek geweest naar mezelf en heb dat vijfentwintig jaar lang op een foute manier gedaan, met veel drank en drugs in allerlei vormen en maten. Als je op zoek bent, dan doe je heel veel verschillende dingen. Als je er niet achter komt wie je bent, wel wíl diep in je binnenste, maar het er niet durft laten uitkomen, dan doe je heel veel om daar rond te wandelen. Zo heb ik ook zes maanden alleen in een bos gewoond.”  

Op zijn vijfenveertigste besloot Kurt om met alles te stoppen en in therapie te gaan om af te kicken. Toen heeft hij besloten om te gaan doen wat hij op achttienjarige leeftijd al wou: spelen. “Ik heb de kans gekregen om te spelen in diverse theatervoorstellingen in verscheidene culturele centra. Het is op die manier aan de weg timmeren: mensen uitnodigen, programmatoren proberen te overtuigen ter plekke komen kijken en hopen dat zij daarop inpikken, maar ik geef niet op.” Die kansen zoekt hij ook buiten de muren van een theaterzaal, bijvoorbeeld in het café waar ik hem na de voorstelling spreek. Een voorkeur voor locatietheater of een zaal heeft hij niet, volgens hem hangt het meer van zijn prestatie en het publiek af dan van de plek. “Of je nu in een schitterend cultureel centrum in een rode pluche met een fantastische belichting bij een geluid dat 200 procent correct is, of je zit in een achterafkroeg, als het verhaal sterk is en het goed wordt gebracht, kan je mensen boeien. Al is dat makkelijker met een publiek dat de codes kent en niet door de zaal roept, natuurlijk.” Acteren lijkt zijn ding wel te zijn. In 2017-2018 keerde hij terug naar UAntwerpen, ditmaal om enkele vakken van Theater-, Film- en Literatuurwetenschappen te volgen. Hij werd verliefd op film en speelde een rolletje in Torpedo, een film van Sven Huybrechts die in 2019 uitkwam. “Theater is een makkelijker medium, zeker als soloartiest, maar het is een stiekeme droom nog eens in een film te spelen”, vertrouwt Kurt me toe. 

Of het nu op de planken, op locatie of op het scherm is, Kurt speelt en laat daarbij zijn alcoholverleden achter zich. “Dat is de keuze die ik toen gemaakt heb, al is het nog elke dag een gevecht.” De moeilijkste momenten zijn die tussen optredens door, wanneer cafébazen hem een pintje aanbieden. “Nee, ik moet geen pintje hebben en ze accepteren dat dan vaak ook wel, maar dat blijft een oeps-reactie. En na drie voorstellingen op een dag schiet het wel eens door mijn kop dat een tripel deugd zou doen.” Hoewel hij het achter zich wil laten, doet zijn moeilijk verleden wel nog dienst als inspiratiebron voor zijn creaties. “Alles wat ik meemaak, meegemaakt heb, hoor of zie, is inspiratie. Dat heb ik geleerd door de jaren heen. Een woord, een flard, een beeld, een situatie waar ik zelf deel van uitmaak of die ik zie op een terras, zeker wel.” Momenteel werkt hij niet alleen aan theatervoorstellingen, maar geeft hij ook deeltijds opleidingen aan huishoudhulpen. “De mensen die onze maatschappij vaak hierheen haalt en aan een heel laag loon heel zwaar werk laat doen, geef ik veiligheid en productkennis en leer ik omgaan en communiceren met klanten. Ook daar haal ik soms wel inspiratie uit voor personages en situaties.” 

Inmiddels is het eerste theaterstuk uit Kurts eigen pen een feit. Beter dan Elvis?! kwam tot stand in samenwerking met Hans Van Cauwenberghe, die instond voor de regie en coaching. Nieuwsgierig vraag ik Kurt naar de oorsprong van het stuk. “Ik was zes jaar en ik had één goede vriend, en dat was Elvis, hoe raar dat ook mag klinken. Ik ben een kind van de jaren ‘70 en ik zat thuis voor het lp-meubel en daar lag een plaat op. Ik zat ernaar te kijken en ik kan niet zeggen wat het was, maar ik voelde dat het juist was. Het was een aanvoelen, een verbinding die daar gemaakt is en er heel mijn leven bleef. Ik heb bijvoorbeeld in dat bos drie maanden aan een stuk niks anders gedaan dan Elvisdocumentaires kijken. Terwijl de voorstellingen van Beter dan Elvis?! nog lopen, werkt Kurt momenteel ook aan een nieuw theaterstuk met de werktitel Pakje voor u. Hij licht al een tipje van de sluier op: “Het gaat over de moderne tijd waarin we allemaal pakjes willen. Het wordt Romeo en Julia in het pakjessorteerbedrijf, tussen een vluchteling die naar hier komt voor een hongerloon en iemand die afgestudeerd is aan de kunstacademie.” Voor deze voorstelling werkt hij opnieuw samen met Hans Van Cauwenberghe. Maar zelfs als je niet tot in een theaterzaal geraakt, loop je Kurt komend jaar misschien tegen het lijf. Negenentwintig jaar na zijn eerste inschrijving aan UAntwerpen spendeert hij namelijk opnieuw een dag per week in een aula. Hij zal wederom enkele vakken van Theater-, film- en literatuurwetenschappen volgen, met een kunstenaarsstatuut. 



close-up

03/10/2022
🖋: 
Auteur

Studenten en alcohol, dat is een verhaal dat teruggaat tot ver in de geschiedenis. Meestal drinken professoren en leerkrachten niet mee, maar dit is wél het geval in Thomas Vinterbergs Druk (Another Round) uit 2020. Wie van Scandinavische tragikomedies met een realistische feel houdt, moet niet verder zoeken. Als een Oscar voor beste niet-Engelstalige film niet genoeg is, dan zal het feit dat Mads Mikkelsen de hoofdrol vertolkt je misschien kunnen overhalen om Druk te zien.

Een publiek dat de films Doctor Strange of Casino Royale of de tv-serie Hannibal heeft gezien, zal allicht de Deense Mikkelsen herkennen. In tegenstelling tot zijn reputatie om in Engelstalige media schurken van de bovenste (of is het eerder onderste?) plank te spelen, vertolkt hij in zijn Deense films meer alledaagse figuren. In Druk is hij een van de vier leerkrachten op een Deense middelbare school die beslissen om de hypothese van de psychiater Finn Skårderud te toetsen: dat de mens met een te laag alcoholpromillage geboren zou worden. Volgens de psychiater zou een constant gehalte van 0,5 promille creativiteit en ontspanning optimaal bevorderen. De leden van de groep beginnen daarom hun dag met een glas wijn bij het ontbijt (stijlvol) of met een shot sterke drank in de wc’s van de lerarenkamer (minder stijlvol). 

Het experiment levert aanvankelijk positieve resultaten op. Het personage van Mikkelsen, een leerkracht geschiedenis wiens lessen vóór het experiment slaapverwekkend zijn voor de studenten én de kijker, vindt dé manier om de aandacht van zijn leerlingen bij te houden: hij bespreekt het curriculum door de lens van alcohol en beschrijft belangrijke historische figuren op basis van wat ze dronken. Daarnaast probeert hij terug leven in zijn huwelijk te blazen. De drie andere leerkrachten vinden gelijkaardige ingedronken moed om op school studenten warm te maken voor hun eigen vak. Allemaal goed en wel, maar overmoed neemt snel de overhand en uiteindelijk valt de situatie als een kaartenhuis in elkaar. 

Deze film is beslist geen moraalverhaal over alcoholmisbruik, hoewel Vinterberg de Deense drinkcultuur ook zeker niet verheerlijkt. Druk gaat immers niet zozeer over alcohol, maar raakt eerder thema’s aan zoals het schijnbare verlies van je jeugd op middelbare leeftijd en het verlangen om te ontsnappen aan het zwarte gat van de monotonie. Dat is de echte boodschap van de film: jaag je geromantiseerde jeugd niet na, maar leef in het heden (en dat mag best met een pintje erbij). De film verklapt dit eigenlijk al in de openingsscène met een wijze quote van de Deense filosoof Kierkegaard: “Wat is jeugd? Een droom.” Is er dan eigenlijk een houdbaarheidsdatum op iemands jeugd? 

Het is daarom passend dat de laatste scène een bijna dromerige sfeer krijgt – de jonge studenten studeren af en de leerkrachten vieren mee op de kaaien van de stad. Enkele momenten lang voelen zij zich weer jong. Er heerst een roes van overwinning, champagne vloeit rijkelijk en er speelt een liedje af waarvan de kijker niet zeker weet of het binnen het narratief effectief afgespeeld wordt. Het feit dat Mikkelsen vervolgens op het ritme begint te dansen op de kasseien draagt alleen maar bij aan de droomachtige ambiance. Geniet van je jeugd, lijkt Druk te zeggen, maar geniet ook van wat er daarna komt. 

Noot van de auteur: Hoewel het aantrekkelijk lijkt om Mikkelsens moves na te bootsen op de gelijkaardige keien van Antwerpen kan ik het alleen maar afraden, zeker in het geval dat je al boven 0,5 promille zit. 



poëzie

03/10/2022
🖋: 

Pioentje van me
Zoentje
Grien toch niet
Ik koos je
knuffel lief

Gibber je geil
Giechel ik trien
Bestal je hartje
Dief

Partje nemen
Met je delen
Stukje van
Mijn dromen

Binnen komen
Kruip je, krioel me

Heet je koppig
Blijf ik noemen

Hou ik van
Zoveel ik kan
Mijn pioentje
Zeme zoentje



nieuw humortheaterfestivalcongres in Antwerpen

01/10/2022
poster van het evenement 'Food for Laughs'
Bron/externe fotograaf

Food for Laughs

🖋: 

Mag er nog gelachen worden? De kans is klein dat iemand volmondig nee antwoordt op die vraag, maar de nuances van enig mogelijk antwoord liggen wat lastiger. Ook binnen theater is het een vraag die volop speelt en een waarop netwerkorganisatie OPENDOEK naar antwoorden wil zoeken. Dat doet ze met Food for Laughs, een mengvorm van een theaterfestival en een congres. Ook enkele professoren aan UAntwerpen werken mee.

Don Verboven van OPENDOEK vertaalt Food for Laughs als “festival slash congres slash ontmoeting tussen theatermakers en iedereen die met theater en humor bezig is.” Het aanvankelijke idee voor een humorfestival bestond twee jaar geleden al. “Toen de vraag naar een humorfestival gesteld werd, was ik eigenlijk niet zeker of we daarmee moesten beginnen. Moesten we niet eens nadenken over humor voor we een festival organiseren?” vertelt Verboven. “Aanvankelijk stelde ik een congres voor, maar dat is uiteindelijk geëvolueerd naar de festival-congreshybride die we nu hebben. Ik vind dat ook niet slecht: het zou raar zijn om te praten over humor zonder een keer te kunnen lachen, niet?” Zo’n opvatting past ook goed binnen het doel van OPENDOEK. Als netwerkorganisatie is het hun taak om hun dertigduizend leden te ondersteunen en te begeleiden in hun amateurtheater, opdat ze kunnen groeien, maar ook om speelkansen te bieden aan al die gezelschappen. 

“We willen al die mensen samenbrengen, want er bestaan veel vragen over humor. Denk maar aan de discussie rond FC De Kampioenen”, stipt Verboven aan. “Spelen we die afleveringen nog af of niet? Dat is een fundamentele discussie die je op een gegeven moment als maatschappij moet voeren: hij gaat tenslotte over de grenzen van humor. Wanneer kwets je, waar leg je de grens? Als maatschappij bouw je daar een kader voor. Nu, die grens staat nooit echt vast en verschuift steeds. Wij vinden dat we daarover in discussie moeten gaan.”  

Zo een discussie wordt bijvoorbeeld in Let’s Laugh Together gevoerd, de late-nightvoorstelling. Johan Petit keek in zijn platen- en boekenkast naar alles waarmee hij vroeger moest lachen. Die selectie zal hij voorleggen aan een kritisch panel, dat bestaat uit Damiaan De Schrijver en Gorges Ocloo, en aan het publiek. Verboven: “Kunnen we daar nu nog mee lachen? Humor evolueert. Tegelijkertijd organiseren we Food for Laughs ook om de gezelschappen nieuwe teksten te laten ontdekken. Veel groepen zijn tenslotte constant op zoek naar een goed, nieuw repertoire, teksten die én actueel en modern én humoristisch zijn.” Met workshops en masterclasses wil Food for Laughs de theatergezelschappen nieuwe teksten en technieken aanreiken. Ook dat is deel van de ontmoeting die ze willen bewerkstelligen. 

De ontmoeting willen faciliteren betekent niet dat Food for Laughs ambieert elke vraag die ze stellen op te lossen. “Als we ze opgelost krijgen, des te beter”, lacht Verboven. “Maar we willen vooral horen wat er leeft. Op zaterdagavond zetten we Lectrr, huiscartoonist van De Standaard, en Dick Zijp, professor aan Universiteit Utrecht, samen. Lectrr stelt dat grenzen aan humor niet nodig zijn: met zijn cartoons wil hij zelfs voor een stuk provoceren.” Lectrrs visie wordt deels bepaald door zijn werk bij Cartoonists Rights Network International, een organisatie die wereldwijd cartoonisten opvangt die vanuit regimes te maken krijgen met censuur. Ook werd Lectrr al met de dood bedreigd om zijn cartoons en kreeg hij daarvoor politiebescherming. “Zijp denkt vanuit academische hoek na over waar de grenzen van humor liggen. Door zo’n ontmoeting en door vragen te stellen zullen er nieuwe vragen opkomen.” Aan het einde van Food for Laughs wordt alles samengebracht in De Grote Revue, gebracht door Ruud Gielens. “Misschien trekken we zelfs al enige conclusies!” 

Niet alle grenzen aan humor liggen op dezelfde plek: er zijn ontzettend verschillende soorten humor. Slapstick werkt anders dan sarcasme bijvoorbeeld. Verboven knikt. “Daar starten we het festival mee: we hebben aan Karel Vanhaesebrouck, professor aan ULB en RITCS, gevraagd om een kader te schetsen. Samen met anderen reflecteren we over dat kader. Toch is het goed om een startkader te hebben, dan heb je een lexicon om na te denken over al die vragen. De rode draad doorheen alle soorten humor is dat komische en de humor die daaruit vloeit. Lachen kan heel louterend werken: door humor kan je soms dingen zeggen die anders niet gezegd kunnen worden.” 
 

Food for Laughs gaat door van 7 tot en met 9 oktober in Antwerpen. Meer informatie vind je op hun site. Werd jouw interesse geprikkeld door dit artikel? Houd onze sociale media goed in de gaten en maak kans om gratis congrespassen voor Food for Laughs te winnen!