bij proffen op de koffie

03/10/2022
futuristische mannetjes in de stoelen van de M aula op de stadscampus (© Amber Peeters & Fien Pauwels | dwars)
Bron/externe fotograaf

Amber Peeters & Fien Pauwels

🖋: 

Afgelopen academiejaar heb ik mezelf uitgenodigd voor een praatje bij enkele tientallen professoren aan UAntwerpen die ondanks hun nakende burn-out ruim de tijd namen mij in te wijden in het leven achter de universiteitsmuren. Zonder hun inzichten en ervaringen zou ik nooit dit stuk, waarin ik zo pretentieus ben de universiteit enkele aanbevelingen te doen, hebben kunnen schrijven. 

Om te beginnen een soort van verantwoording. Als student loop je wel door de gangen van de universiteitsgebouwen, maar gaandeweg daagde het me dat ik maar weinig notie heb van wat er zich achter de muren van de talloze kantoortjes en lokalen afspeelt. Oké, ik hoorde en las weleens iets over publicatiedruk, maar nooit vond ik het de moeite waard om me er iets concreets bij proberen voor te stellen, laat staan dat ik vertrouwd was met de mechanismen erachter. Ik kon opiniestukken, nieuwsberichten en rapporten blijven lezen, maar om echt meer te weten te komen over het universitaire leven moest ik de visie en indrukken horen van mensen die dag na dag de universiteit bevolken. Men noemt ze ook wel eens proffen. ‘t Is te zeggen, tegenwoordig moet ik het hebben over ‘zelfstandig academisch personeel’, maar ik houd het in dit stuk bij proffen. En dus besloot ik zoveel mogelijk proffen te mailen uit alle faculteiten en vakgebieden. En jawel, een mooi aantal proffen stond erop flink de tijd te nemen mij te woord te staan en me een blik te verschaffen onder de motorkap van de universiteit. Dankzij hun openheid kan ik me nu een stukje meer voorstellen bij het universitaire leven. Niet alles wat verteld is, kan hier aan bod komen: sommige ideeën zullen in een afzonderlijk artikel de revue passeren, andere waardevolle inzichten vallen buiten de boot. Deze gesprekken zijn voornamelijk een inspiratiebron voor dit stuk waarin ik zo pretentieus ben om verschillende persoonlijke aanbevelingen te doen voor de universiteit van de toekomst, die evenwel stuk voor stuk niet los gezien kunnen worden van de concluderende slotaanbeveling. Instellingen als universiteiten die kritisch naar de wereld kijken, kunnen het zich niet veroorloven niet kritisch naar zichzelf te kijken. Voor wie is de universiteit er? Laat dit stuk een bescheiden aanzet zijn om het debat hierover aan te zwengelen. Niet in de cenakels van de universiteit, maar een krachtige publieke discussie. Als het ergens moet kunnen, dan wel aan een universiteit. 

 

1. zet extra in op niet-competitieve funding  

Als student sta je er niet dagelijks bij stil dat academici behalve naar briljante theorieën en revolutionaire inzichten ook voortdurend op zoek zijn naar geld. Er zijn verschillende kanalen om fondsen te verwerven. Denk aan het FWO (financiering door de Vlaamse regering), maar er zijn ook interne (zoals het Bijzonder Onderzoeksfonds), federale en Europese financieringsprogramma’s. Mogelijk ziet u nu de geldbriefjes uit de lucht dwarrelen, de realiteit is een stuk prozaïscher. Het uitschrijven van onderzoeksprojecten is in de regel een fulltimekarweitje van enkele weken tot maanden. De voldoening is dan toch des te groter wanneer de aanvraag wordt ingewilligd? Zo eenvoudig is het niet. Afhankelijk van het soort financieringsprogramma varieert de kans tot afwijzing van reëel tot vrijwel honderd procent. Het is maar de vraag of deze wijze van werken in verhouding staat tot de kosten. Er gaat heel wat tijd verloren die niet te besteden valt aan onderwijs of onderzoek, toch geen onbelangrijke pijlers van een universiteit, aangezien proffen het leeuwendeel van dit werk voor hun rekening moeten nemen. Als de prijs van geld zo hoog ligt, hoeft het niet te verwonderen dat er tussen de verschillende departementen wrevel ontstaat over de financiering en ondersteuning door de universiteit zelf. Aan de kant van de humane wetenschappen hoorde ik dat de criteria voor de verdeling van onderzoeksgelden afgestemd zijn op de exacte wetenschappen. Publicaties in nationale bladen worden veel minder gewaardeerd, hetzelfde geldt voor het schrijven van boeken. Aan de kant van de exacte wetenschappen luidt de kritiek dat zij binnen de universiteit voor de meeste externe financiering zorgen en dat hier wat tegenover mag staan, te meer omdat onderzoek er per definitie een stevig prijskaartje heeft, denk aan het draaiende houden van laboratoria.  

Ook het aanstippen waard is dat beter presteren als faculteit dan het jaar voordien geen garantie is op meer middelen verwerven. Presteert een faculteit beter, maar doet een andere faculteit het nog beter, dan zal de eerste faculteit de broeksriem moeten aanhalen. Onder beter presteren valt te verstaan: o.a. meer publiceren, meer studenten aantrekken, meer doctoraten, meer diploma’s uitreiken en meer externe financiering verwerven. Ontegenzeggelijk criteria van kwantitatieve aard, hierover meer in puntje 5, maar ook binnen de faculteiten zelf moet het geld worden verdeeld en heerst er onherroepelijk een soort van competitie waarvan het maar de vraag is of ze kwalitatief voor veel heil zorgt. Onderzoeksgroepen stellen alles in het werk om hun financiering rond te krijgen, alleen is het twijfelachtig of de rekker nog veel flexibiliteit vertoont. Hoe kun je als onderzoeksgroep én onderzoek doen én publiceren én financiering binnenrijven én dit tempo jaar na jaar blijven opvoeren aangezien de middelen almaar schaarser worden en de eisen alleen maar verhogen?  Het zal vast niet raar klinken dat proffen meermaals de woorden ‘stress’, ‘ratrace’ en ‘druk’ lieten vallen. 

Enkele van hen begonnen spontaan over basisfinanciering. Onder basisfinanciering wordt verstaan dat elke onderzoeker middelen krijgt zonder hiervoor projectaanvragen uit te moeten schrijven. De proffen die ik sprak laten het idee van competitieve funding niet varen, maar stellen voor om deels te werken met basisfinanciering en deels te werken met competitieve funding. Dat zou meerdere voordelen opleveren. Er is meer ademruimte om aan onderzoek te doen, terwijl er minder tijd, energie en dus ook geld moet gaan naar het schrijven van onderzoeksprojecten om geld te verwerven om überhaupt onderzoek te kunnen doen. Ook kan zo innoverend wetenschappelijk onderzoek worden gestimuleerd. In het huidige systeem is het verleidelijk het ingeslagen pad te blijven bewandelen, daar je kunt terugvallen op je eerder opgebouwde expertise en publicaties, wat de publicatiebereidheid verhoogt. Basisfinanciering kan ervoor zorgen dat academici sneller de sprong wagen om onderzoek te doen waarvan de resultaten onzeker zijn, nu ze hun geldbronnen niet automatisch zien verdampen. In het algemeen kan basisfinanciering onderzoekers ook houvast geven wanneer een jaar vol pech hen treft. 

 

2. bouw een middenkader uit 

Wie aan een prof denkt, denkt mogelijk aan verstrooide types die zo opgeslokt zijn door hun onderzoek dat ze hun les uit het oog verliezen en net binnen het academisch kwartiertje de aula komen binnengewaaid of -gestrompeld, afhankelijk van hun persoonlijke fitheid, hun les doceren en de rest van de dag en nacht zich toeleggen op hun onderzoek. Op papier klinkt het dat proffen hun dagen vullen met het vervullen van drie basisopdrachten: onderwijs, onderzoek en dienstverlening. De vierde doch niet de geringste taak wordt gemakkelijk over het hoofd gezien: administratieve rompslomp. Klachten over het papierwerk kwamen in vele vormen, maten en kleuren terug, waarbij volgens de proffen die ik sprak de continue stroom aan mails, evaluaties en zaken die afleiden van daadwerkelijk onderzoek voeren alleen maar toeneemt. Een prof die een tijd aan een buitenlandse universiteit werkte, zegt dat het niet noodzakelijk zo hoeft te gaan en dat universiteiten er het hun rol achten om ervoor te zorgen dat proffen geen excuus hebben om niet aan onderzoek te doen en dat proffen er al hun administratieve besognes kunnen doorschuiven naar de universiteit. De prof voegde eraan toe dat UAntwerpen een mijlenstap vooruit zou zetten, mocht dit aan onze universiteit de basishouding worden. Een andere prof pleit ervoor om de administratie af te bouwen: “De centrale administratie schuift werk naar ons door, eerder dan dat zij het werk doen. Ik heb ook de indruk dat ze met te veel zijn en dat men van alles en nog wat uitvindt om de administratie levendig te houden. De afbouw van de administratie kan zorgen voor de groei van het middenkader, wat absoluut nodig is om de taken van professoren te ondersteunen.”  

Om het stijgend aantal studenten, de publicatiedruk en de versplintering van onderzoek het hoofd te bieden, zou het voor proffen een nuttige steun zijn om meer postdoctorale medewerkers te hebben die een deel van de onderwijs- en onderzoekstaken op zich kunnen nemen, net zoals extra administratieve krachten nuttig zijn. Het zou niet alleen de werkdruk verlichten (zodat professoren de tijd hebben om door mij te worden geïnterviewd), het zou hun ook de ademruimte geven om creatief te denken en tijd te nemen om de gedachten de vrije loop te laten, wat noodzakelijk is om kwalitatief hoogstaand onderzoek te verrichten. Het ontbreken van een goed gestoffeerd middenkader versterkt ook de concurrentie op de werkvloer. De plaatsjes zijn duur en veel doctoraatsstudenten moeten het schip verlaten. Doodzonde voor een kennisinstituut als de universiteit. De opgebouwde expertise mag dan te voet komen, ze verdwijnt te paard.  

 

3. vergeet het onderwijs niet 

In een interne welzijnsenquête (2014) bij proffen aan UAntwerpen werd gevraagd naar de belangrijkste stressbron. Niet tijdsdruk, werkbelasting of lesgeven blijkt op de eerste plaats te staan in het lijstje van 47 potentiële stressbronnen, wel het vinden van financiële bronnen voor onderzoek. Het valt nog te zien wat de meest recente welzijnsenquête zal zeggen, maar de gesprekken die ik voerde met proffen laten verstaan dat de zoektocht naar financiële middelen niet aan belang heeft verloren, veeleer integendeel. Dat leidt ertoe dat het verleidelijk is strategisch te denken in plaats van ten bate van de publieke zaak. De vraag verschuift van hoe nuttig en maatschappelijk relevant onderzoek voeren naar hoe zoveel mogelijk middelen verwerven om onderzoek te kunnen doen. Maar ook de balans onderzoek-onderwijs-dienstverlening raakt verstoord. Door de financiële belangen die aan onderzoek verbonden zijn, dreigt het onderwijs het kind van de rekening te worden. Verschillende proffen uitten hierover hun zorgen. Waarom zou je als academicus nog uren investeren in de voorbereiding van je colleges als je nagenoeg wordt afgerekend op de financiële middelen die je al dan niet verwerft? Proffen die een rist vakken doceren, weigeren om cursusvoorleesuurtjes te houden en werk maken van een kwalitatieve syllabus, hebben logischerwijs minder tijd te besteden aan onderzoek. Maar doen zij minder nuttig werk dan proffen die onderwijs als nevenzaak beschouwen, maar door hun vorige publicaties te herkauwen financiële middelen vergaren?  

Sommige proffen suggereerden om onderwijs en onderzoek te ontkoppelen van elkaar. Het principe van onderzoeksprofessoren, professoren die een beperkte tijd vrijgesteld zijn van onderwijs en dienstverlening om zich volledig toe te leggen op hun onderzoek, bestaat nu al. Naar analogie van onderzoeksprofessoren bestaan onderwijsprofessoren (nog?) niet. Een prof opperde het idee om in de bachelorjaren proffen aan te stellen die zich weinig tot niet moeten bezighouden met onderzoek en in de masterjaren onderzoeksgericht onderwijs te geven. Andere proffen huiveren bij dit idee en wijzen op de complementariteit van onderwijs  en onderzoek. Hoe het ook zij, de zorg dat het onderwijs een centrale plaats kan behouden aan de universiteit is breed gedeeld. 

 

4. laat noch bedrijven noch overheden bepalen of onderzoek gepubliceerd mag worden 

De gepast trouwe dwars-lezer weet inmiddels dat academisch onderzoek niet alleen via publieke middelen wordt gefinancierd, maar dat ook bedrijven en overheden hun gul hart kunnen tonen. Wanneer de middelen almaar schaarser worden, worden deze externe financiers met almaar meer egards ontvangen. Of anders gezegd: universiteiten worden afhankelijker van externe financiers. De Nederlandse krant NRC hield in 2018 een bevraging onder 2651 academici. 62% van hen duidden de groeiende afhankelijkheid van externe financiers als een slechte ontwikkeling aan. 555 respondenten erkenden al te maken hebben gehad met ongewenste beïnvloeding van externe financiers. Dat gaat dan over externe financiers die de opzet of de resultaten van het onderzoek willen veranderen, maar ook over externe financiers die eisen dat onderzoeksresultaten niet of pas later gepubliceerd worden. Uit mijn gesprekken met proffen blijkt dat laatste geen zeldzame praktijk. Voorafgaand aan het onderzoek wordt een onderzoekscontract opgesteld waarin de externe financier en de onderzoekers voorwaarden vastleggen. De externe financier kan contractueel eisen dat de onderzoekers toestemming moeten vragen om resultaten te mogen publiceren. Niet alleen wanneer het om kwesties van intellectueel eigendom gaat, maar ook wanneer bedrijven of zelfs overheden de resultaten liever aan het daglicht onttrekken.  

Gert Storms, voorzitter van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit, voert verderop in deze dwars een pleidooi om zulke contracten niet te ondertekenen. De ALLEA-code, de Europese Gedragscode voor Wetenschappelijke Integriteit, die UAntwerpen, net als de andere Vlaamse universiteiten, heeft onderschreven, meldt dat praktijken die de rapportage van de resultaten in gevaar brengen de integriteit van het onderzoeksproces en het onderzoek aantasten. Je kunt je in die optiek afvragen of contracten die stipuleren dat de toestemming van externe financiers vereist is om resultaten te mogen publiceren überhaupt conform de ALLEA-code zijn. De verspreiding van kennis en de particuliere belangen van bedrijven en overheden botsen hier met elkaar. De groeiende afhankelijkheid van externe financiers zorgt ervoor dat onderzoekers moeilijker ‘nee’ kunnen zeggen tegen de wensen van externe financiers. Een onderzoekscontract niet ondertekenen omdat de externe financier de verspreiding van onderzoeksresultaten wil tegenhouden zal niet worden beloond. Integendeel, door wetenschappelijk integer te willen handelen zetten onderzoekers hun academische toekomst op het spel omdat ze worden afgerekend op de financiële middelen die ze binnenrijven.  

Het beste middel om academici te beschermen tegen dergelijke afhankelijkheid is radicale openheid. Nu zijn onderzoekers alleen nog maar verplicht in hun publicaties de financiers te vermelden. Op de site van UAntwerpen hebben proffen een eigen pagina die chronologisch de onderzoeken weergeeft die ze voeren. Vermeld ook hier publiekelijk wie de financiers zijn bij elk onderzoek. Er zijn vast uitzonderlijke situaties te bedenken waarin niet publiceren verdedigbaar kan zijn. Verantwoord in deze gevallen waarom dit onmogelijk is. Mogelijk brengt het externe financiers ertoe om onderzoekers minder vlug publicatierestricties op te leggen en iedereen kan zich op de hoogte stellen van niet-gepubliceerde onderzoeken en de redenen hiervoor. Een universiteit kan elk extra beetje wetenschappelijke transparantie alleen maar toejuichen. 

 

5. laat de filosofie achter de universiteitsrankings de filosofie van de universiteit niet bepalen 

Tenzij u een managementfunctie bekleedt aan een universiteit, is de kans klein dat u wakker ligt van universiteitsrankings. De ShanghaiRanking is wellicht de meest prestigieuze. Ergens in augustus berichten nieuwssites jaarlijks hoeveel plaatsen de Belgische universiteiten in deze ranking zijn gezakt of gestegen. De rectoren van de verschillende universiteiten krijgen dan de kans om toe te lichten waarom hun eigen universiteit zo goed bezig is. Toch handig dat de kwaliteit van universiteiten gewoon in een lekker overzichtelijke ranking te vatten valt. Zou het? Tal van stemmen aan onze universiteit waarschuwen ervoor dat de filosofie achter deze rankings doorwerkt in de dagelijkse werking van de universiteit en dat universiteiten denken in functie van deze rankings. De meeste van deze rankings focussen zich op kwantitatief meetbare output zoals het aantal publicaties, het aantal doctoraatsstudenten en de reputatie bij collega’s van buitenlandse universiteiten waarbij academici aan elkaar een hoge score geven in ruil voor een hoge score. Hoe meet je de kwaliteit van onderwijs? Hoe meet je de maatschappelijke inbedding van een universiteit in een stad? Het aantal studenten tellen is eenvoudig, maar hoe meet je hoe er met studenten wordt omgegaan? En is een universiteit met een sterke onderwijstraditie en enkele sterke faculteiten in de geesteswetenschappen een slechte universiteit, niettegenstaande ze op deze rankings geen hoge positie zal bekleden? Een groot stuk over universiteitsrankings verschijnt in de volgende dwars. Dit is een cliffhanger.     

 

5+1. bewaak en versterk je onafhankelijkheid 

De grootste misvatting over wetenschappelijke integriteit moet zijn dat het een individuele verantwoordelijkheid is. Hoe meer mensen ik sprak, hoe meer ik las, hoe zekerder ik werd dat wetenschappelijke integriteit geen zaak van individuen is. Sterker nog, ik ben inmiddels overtuigd dat door wetenschappelijke integriteit als een individuele verantwoordelijkheid voor te stellen universiteiten aan wetenschappelijke integriteit inboeten. Het is misschien gemakkelijk gezegd om geen onderzoekscontract te ondertekenen met een clausule die de verspreiding van wetenschappelijke kennis in de weg zit, maar zo loop je middelen mis om onderzoek te voeren en zet je de job van mensen die afhankelijk zijn van dit onderzoek op de helling. Onderzoekers zouden nooit voor dit dilemma mogen komen te staan. De focus leggen op de verantwoordelijkheid van het individu is een excuus om de omstandigheden ongemoeid te laten waardoor mensen zich gedwongen voelen te handelen tegen hun morele waarden.  

De rode draad in deze aanbevelingen is niet voor niets wetenschappelijke onafhankelijkheid. Door extra in te zetten op non-competitieve funding zullen onderzoekers minder afhankelijk zijn van de wil en verwachtingen van externe geldschieters. Een stevig middenkader zal professoren meer zeggenschap geven over hun tijdsbesteding. Door het belang van het verwerven van externe middelen te verkleinen, kan het onderwijs weer ten volle bloeien. Deze grotere onafhankelijkheid zal wetenschappers in staat stellen makkelijker ‘nee’ te zeggen tegen externe agenda’s en hen beschermen tegen situaties van belangenverstrengeling, wat belangrijke academische waarden als openheid en kennisdeling ten goede komt. In plaats van betalers te laten bepalen wat wordt onderzocht, en dus ook wat niet wordt onderzocht, kunnen wetenschappers onderzoeken wat ze zelf maatschappelijk relevant vinden, maar nu niet onderzoeken omdat externe financiers er geen interesse in hebben. En door niet te worden beoordeeld op output die nu eenmaal kwantitatief lekker meetbaar is, herwinnen academici de vrijheid om zich te richten op de kwaliteit van hun onderzoek én onderwijs.

 

wetenschappelijke (niet zo) onafhankelijkheid in de praktijk: vicerector duikt op in INEOS-advertentie

Het debat rond wetenschappelijke onafhankelijkheid kende aan onze universiteit eind vorig academiejaar een opstoot toen vicerector Silvia Lenaerts figureerde in een advertentie van INEOS waarin de chemiereus reclame maakte voor Project One, de nieuwe omstreden fabriek in de haven van Antwerpen. Het duurde een tweetal weken eer drie UAntwerpen-academici een opiniestuk in De Standaard publiceerden waarin ze niet alleen de advertentie hekelden, maar ook de band tussen de chemiesector en vicerector Lenaerts. Ook werd er een petitie gelanceerd voor meer wetenschappelijke onafhankelijkheid, die enerzijds de vicerector opriep om zich ondubbelzinnig te distantiëren van deze advertentie en anderzijds transparantiemechanismen op poten te zetten om belangenverstrengeling in de toekomst aan het licht te brengen en te vermijden.  

Rector Herman Van Goethem vond dit een goede gelegenheid om de volgende dag een opiniestuk in De Standaard te publiceren onder de titel ‘Waar de universiteit en de industrie elkaar vinden’ waarin hij stelt veel meer op te hebben gekeken van het opiniestuk van de drie academici dan van de advertentie zelf, om vervolgens in de rest van zijn opiniestuk de lof te zingen van de Vlaamse chemiesector. De rector weet ook te melden dat vicerector Lenaerts is misleid door een journalist. Van academici die gecontacteerd worden door een reclamebureau dat in opdracht van INEOS de advertentie maakte met de naam Ads & Data mag extra alertheid worden verwacht. Over het feit dat INEOS de wetenschappelijke onafhankelijkheid van een vicerector door het slijk haalt geen kwaad woord. In het opiniestuk vermelden de drie academici dat Lenaerts bestuurslid is van Catalisti, ‘de speerpuntcluster Chemie en Kunststoffen die in de eerste plaats de bedrijven zal dienen en vanuit deze visie partnerschappen zal aangaan met kennisinstellingen, federaties en overheden’, aldus de website van Catalisti. Ze vergeten erbij te melden dat Lenaerts houdster is van een leerstoel gefinancierd door Mensura en Essenscia. Het gaat hier over de Master Veiligheidswetenschappen die wordt ingericht als leerstoel en dus wordt betaald door de voornoemde externe financiers. Mensura is het externe orgaan dat UAntwerpen inschakelt in gevallen van grensoverschrijdend gedrag. Opmerkelijker in deze context is de financiering van Lenaerts’ leerstoel door Essenscia. Essenscia is de belangenorganisatie van de Belgische chemische bedrijven en omschrijft zichzelf als spreekbuis voor de sector in de media en belangenbehartiger op alle politieke niveaus. De voorzitter van Essenscia is toevalligerwijs een CEO van INEOS. 

Hoewel leerstoelen idealiter drieledig worden ingevuld (onderwijs, onderzoek en dienstverlening, zie dwars 139 over leerstoelen), richt de Master Veiligheidswetenschappen zich volledig op onderwijs en worden de docenten betaald door externe financiers. Een van de proffen die in deze door Essenscia gesponsorde master twee vakken doceert en er in drie commissies zetelt, is een werknemer van Essenscia. De pagina van deze prof op de UAntwerpen-site meldt niets over zijn werk aldaar. Dat brengt onherroepelijk een rist vragen voort over wetenschappelijke onafhankelijkheid. In hoeverre kunnen bedrijven zich aan een universiteit inkopen? Voor wiens kar rijden mensen die betaald worden door hun werkgever om aan universiteiten academisch werk te verrichten? Gaan ze publieke belangen altijd zwaarder laten doorwegen dan de belangen van hun broodheer? En is het net niet de taak van een universiteit om de wetenschappelijke onafhankelijkheid van academici te garanderen? Nu zijn academici verplicht om jaarlijks aan te geven aan de universiteit wat hun betaalde nevenactiviteiten zijn. Er is daartoe geen inzage mogelijk. Is dat voldoende? Het getuigt van een gezonde academische hygiëne dat proffen hun bezoldigde nevenactiviteiten publiek kenbaar maken, een niet minder noodzakelijke eis is dat ze transparant zijn over wie hen betaalt voor hun werk aan de universiteit. Transparantie over potentiële persoonlijke belangen is onontbeerlijk om iemands onafhankelijkheid te kunnen beoordelen. Daar is nog flink wat marge tot verbetering, zowel op het vlak van de financiële stromen als op het vlak van nevenfuncties van proffen. 



Humans of UAntwerpen

03/10/2022
🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker. 

In één woord omschrijft Kurt Vervloet (50) zich als een speler. Een theaterspeler, om precies te zijn. Daarnaast is hij ook bouwer van een woonboot, ex-leraar in de gevangenis, liefhebber van melkchocolade en sinds dit academiejaar weer student aan UAntwerpen. 

“Ik ben een speler. Dat wist ik al toen ik achttien was, maar ik ben dat uit het oog verloren tot mijn vijfenveertigste”, zegt hij over die lijst aan opmerkelijke tijdsbestedingen. Meer dan vijfentwintig jaar lang was hij op zoek naar zichzelf, wat blijkt uit zijn studiekeuze. Op zijn achttiende koos hij namelijk niet voor een theateropleiding, maar voor Germaanse Filologie in Antwerpen, wat hij niet afmaakte. Zonder diploma belandde hij in het sociaal werk, met als taak lessen Nederlands te geven aan anderstaligen en laaggeletterden beter te leren lezen en schrijven. “Ik heb ook veel les gegeven in de gevangenissen in Hoogstraten en Turnhout. Er is veel van dat soort werk in de Kempen”, vervolgt hij. Dan volgt een bijzondere toevoeging: “Ik heb ook een woonboot gebouwd. Aan de zwaaikom in mijn geboortedorp waar die woonboot in lag, zette ik een spiegeltent van rond 1900, die ik volledig restaureerde. Dat werd een ongelooflijk mooi beeld: het was het eerste kunstwerk dat ik gemaakt heb, en eigenlijk had ik dat als kunstwerk moeten laten bestaan. Ik ben vijfentwintig jaar lang op zoek geweest naar mezelf en heb dat vijfentwintig jaar lang op een foute manier gedaan, met veel drank en drugs in allerlei vormen en maten. Als je op zoek bent, dan doe je heel veel verschillende dingen. Als je er niet achter komt wie je bent, wel wíl diep in je binnenste, maar het er niet durft laten uitkomen, dan doe je heel veel om daar rond te wandelen. Zo heb ik ook zes maanden alleen in een bos gewoond.”  

Op zijn vijfenveertigste besloot Kurt om met alles te stoppen en in therapie te gaan om af te kicken. Toen heeft hij besloten om te gaan doen wat hij op achttienjarige leeftijd al wou: spelen. “Ik heb de kans gekregen om te spelen in diverse theatervoorstellingen in verscheidene culturele centra. Het is op die manier aan de weg timmeren: mensen uitnodigen, programmatoren proberen te overtuigen ter plekke komen kijken en hopen dat zij daarop inpikken, maar ik geef niet op.” Die kansen zoekt hij ook buiten de muren van een theaterzaal, bijvoorbeeld in het café waar ik hem na de voorstelling spreek. Een voorkeur voor locatietheater of een zaal heeft hij niet, volgens hem hangt het meer van zijn prestatie en het publiek af dan van de plek. “Of je nu in een schitterend cultureel centrum in een rode pluche met een fantastische belichting bij een geluid dat 200 procent correct is, of je zit in een achterafkroeg, als het verhaal sterk is en het goed wordt gebracht, kan je mensen boeien. Al is dat makkelijker met een publiek dat de codes kent en niet door de zaal roept, natuurlijk.” Acteren lijkt zijn ding wel te zijn. In 2017-2018 keerde hij terug naar UAntwerpen, ditmaal om enkele vakken van Theater-, Film- en Literatuurwetenschappen te volgen. Hij werd verliefd op film en speelde een rolletje in Torpedo, een film van Sven Huybrechts die in 2019 uitkwam. “Theater is een makkelijker medium, zeker als soloartiest, maar het is een stiekeme droom nog eens in een film te spelen”, vertrouwt Kurt me toe. 

Of het nu op de planken, op locatie of op het scherm is, Kurt speelt en laat daarbij zijn alcoholverleden achter zich. “Dat is de keuze die ik toen gemaakt heb, al is het nog elke dag een gevecht.” De moeilijkste momenten zijn die tussen optredens door, wanneer cafébazen hem een pintje aanbieden. “Nee, ik moet geen pintje hebben en ze accepteren dat dan vaak ook wel, maar dat blijft een oeps-reactie. En na drie voorstellingen op een dag schiet het wel eens door mijn kop dat een tripel deugd zou doen.” Hoewel hij het achter zich wil laten, doet zijn moeilijk verleden wel nog dienst als inspiratiebron voor zijn creaties. “Alles wat ik meemaak, meegemaakt heb, hoor of zie, is inspiratie. Dat heb ik geleerd door de jaren heen. Een woord, een flard, een beeld, een situatie waar ik zelf deel van uitmaak of die ik zie op een terras, zeker wel.” Momenteel werkt hij niet alleen aan theatervoorstellingen, maar geeft hij ook deeltijds opleidingen aan huishoudhulpen. “De mensen die onze maatschappij vaak hierheen haalt en aan een heel laag loon heel zwaar werk laat doen, geef ik veiligheid en productkennis en leer ik omgaan en communiceren met klanten. Ook daar haal ik soms wel inspiratie uit voor personages en situaties.” 

Inmiddels is het eerste theaterstuk uit Kurts eigen pen een feit. Beter dan Elvis?! kwam tot stand in samenwerking met Hans Van Cauwenberghe, die instond voor de regie en coaching. Nieuwsgierig vraag ik Kurt naar de oorsprong van het stuk. “Ik was zes jaar en ik had één goede vriend, en dat was Elvis, hoe raar dat ook mag klinken. Ik ben een kind van de jaren ‘70 en ik zat thuis voor het lp-meubel en daar lag een plaat op. Ik zat ernaar te kijken en ik kan niet zeggen wat het was, maar ik voelde dat het juist was. Het was een aanvoelen, een verbinding die daar gemaakt is en er heel mijn leven bleef. Ik heb bijvoorbeeld in dat bos drie maanden aan een stuk niks anders gedaan dan Elvisdocumentaires kijken. Terwijl de voorstellingen van Beter dan Elvis?! nog lopen, werkt Kurt momenteel ook aan een nieuw theaterstuk met de werktitel Pakje voor u. Hij licht al een tipje van de sluier op: “Het gaat over de moderne tijd waarin we allemaal pakjes willen. Het wordt Romeo en Julia in het pakjessorteerbedrijf, tussen een vluchteling die naar hier komt voor een hongerloon en iemand die afgestudeerd is aan de kunstacademie.” Voor deze voorstelling werkt hij opnieuw samen met Hans Van Cauwenberghe. Maar zelfs als je niet tot in een theaterzaal geraakt, loop je Kurt komend jaar misschien tegen het lijf. Negenentwintig jaar na zijn eerste inschrijving aan UAntwerpen spendeert hij namelijk opnieuw een dag per week in een aula. Hij zal wederom enkele vakken van Theater-, film- en literatuurwetenschappen volgen, met een kunstenaarsstatuut. 



kennismaken met de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit

03/10/2022
🖋: 

In dwars valt nu en dan het begrip ‘wetenschappelijke integriteit’. Maar wat verstaan we daaronder? Wie bewaakt de wetenschappelijke integriteit? En waar kan ik terecht als ik ‘wetenschappelijk niet zo integer’ gedrag vaststel? Vragen genoeg voor Gert Storms en Bert Seghers, respectievelijk de voorzitter en de secretaris van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit.  

De Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit (verder VCWI) werd in 2013 door de universiteiten, het FWO en twee academies opgericht als Vlaams observatorium voor wetenschappelijke integriteit. De VCWI bestaat uit negen hoogleraren uit de universiteiten in Vlaanderen, met daarbij Bert Seghers als secretaris en een juridisch adviseur. Seghers legt uit: “Onze taak is tweeledig. Enerzijds verstrekken wij algemene adviezen over wetenschappelijke integriteit en anderzijds adviseren wij over concrete klachtendossiers die al behandeld zijn door de CWI van een instelling die aangesloten is bij ons. Dus gesteld dat je niet akkoord bent met het oordeel van de CWI van UAntwerpen, kan je aan ons een tweede advies vragen.”  

Een advies klinkt vrijblijvend. Seghers nuanceert: “Het klopt dat de adviezen in principe niet bindend zijn, maar onze adviezen hebben wel een morele autoriteit. De universiteiten en instellingen hebben ons erkend.” Voorzitter van de VCWI Gert Storms vult aan: “Het is zo dat je bij ons nooit rechtstreeks kunt aankloppen. Je zult eerst bij de CWI van je eigen instelling te rade moeten gaan. Wij kunnen geen disciplinaire sancties opleggen. De Orde der Artsen kan iemand schrappen als arts, een Orde der Wetenschappers bestaat vooralsnog niet.” 

Zoals de naam al laat raden, houdt de VCWI zich bezig met wetenschappelijke integriteit. Maar hoe dit begrip af te bakenen? Storms verwijst naar de ALLEA-code, de Europese gedragscode voor wetenschappelijke integriteit die ook UAntwerpen onderschrijft. “Het is onmogelijk om in een code alles netjes vast te leggen wat wel en wat niet wetenschappelijk integer is. Vandaar dat de CWI’s aan de verschillende universiteiten en de VCWI bestaan. Er kan veel op ons bord belanden waar je met behulp van de ALLEA-code geen sluitende uitspraak over kunt doen. Dan is het aan de interdisciplinair samengestelde commissies om te oordelen of iets wetenschappelijk integer is of niet. Een schending van wetenschappelijke integriteit zou ik zelf omschrijven als gedrag dat de vooruitgang van de wetenschap belemmert.” 

Allemaal mooi en wel, maar om een schending van wetenschappelijke integriteit boven water te krijgen heb je mensen nodig die uit de biecht klappen. Waarom zou ik als personeelslid of student de klok luiden over wetenschappelijk niet-integer gedrag aan de instelling die mijn broodheer is of waar ik wil afstuderen? Het is een bekommernis die Seghers erg bezighoudt. “Ik droom van een wereld waarin universiteiten een dermate open cultuur hebben dat klokkenluiders die onregelmatigheden aan de kaak stellen worden gevierd. In die wereld leven we vandaag niet. Het is door wetenschappelijk onderzoek voldoende gedocumenteerd dat wie uit idealisme een vermeende wantoestand meldt, vaak moet afrekenen met negatieve gevolgen. Denk aan tegenwerkingen in je carrière, zeker als jonge onderzoeker. Daarnaast is er nog veel werk aan de bescherming van klokkenluiders.” 

Storms vult aan: “De ontoereikende bescherming en de negatieve gevolgen maken het een netelige zaak om het melden van wantoestanden te verplichten. Iets waarbinnen de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad) wel animo is. De enige reden die ik kan bedenken om misstanden te melden, is dat je zo in elkaar zit en er niet mee kunt leven ze zomaar te laten passeren. Wetenschap die wetenschappelijk wangedrag toelaat, is geen wetenschap. Dat is misschien de beste reden om wangedrag te melden, de mogelijke negatieve gevolgen ten spijt.” 

Schendingen van wetenschappelijke integriteit bestaan er in vele soorten en gewichten. Wie een jaarverslag van de CWI van UAntwerpen erbij neemt, zou mogelijk denken dat het zich beperkt tot plagiaat, zelfplagiaat en onderzoekers die zichzelf als voornaamste auteur zien van een publicatie waarin ze nauwelijks twee komma’s hebben verplaatst. Maar ook belangenvermenging en vervalsing van de onderzoeksresultaten behoren hiertoe, kortom alles wat de wetenschappelijke geloofwaardigheid ondermijnt. 

Seghers benadrukt de ernst van je mogelijke belangenconflicten aangeven als wetenschapper. “Het moet zelfs niet draaien om een werkelijke belangenverstrengeling, als je in je eigen werk iets tegenkomt wat iemand anders kan interpreteren als mogelijke belangenverstrengeling moet je dat al vermelden. Dat is ook wat de ALLEA-code gebiedt. Op dat vlak is er nog werk aan de winkel, zeker nu er steeds meer samenwerkingen zijn tussen industrie en wetenschappers. Als bepaald onderzoek door een bedrijf is gefinancierd, is het belangrijk dat de financier wordt vermeld. Dat wil niet zeggen dat er iets mis is met het onderzoek, maar de lezer moet wel de kans krijgen om zelf in te schatten hoe betrouwbaar de publicatie is.” 

Storms pleit ervoor om alle onderzoek te publiceren. “Als je een contract ondertekent met een externe financier mag die geen clausule bevatten die zegt dat je toestemming moet krijgen als wetenschapper om het onderzoek te publiceren. In Amerika keek onderzoeker Turner naar 74 geregistreerde onderzoeken over antidepressiva waarbij de helft positieve resultaten vond en de andere helft geen effecten. Maar welke onderzoeken verschijnen in de literatuur? Op eentje na worden alle onderzoeken met een positief resultaat gepubliceerd. Van de onderzoeken waarin geen effect werd vastgesteld wordt een derde gepubliceerd alsof het een positief resultaat betreft. De overige studies werden niet gepubliceerd, op een drietal na. Artsen die de literatuur raadplegen zullen denken dat er een overweldigende meerderheid aan studies is met positieve resultaten, terwijl het beeld er een stuk anders uitziet als je naar de originele bronnen kijkt. Dat is een mooie illustratie van hoe belangrijk het is om niet pas te mogen publiceren na toestemming van een financier.” 

Commissie Wetenschappelijke Integriteit UAntwerpen 

Belangrijk om te onthouden: alvorens terecht te kunnen bij de VCWI, zal wie meent weet te hebben van een schending van wetenschappelijke integriteit moeten aankloppen bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van UAntwerpen, die in 2010 in het leven is geroepen. Ik sprak met voorzitster Em. Professor Diana Phillips en secretaris Marianne De Voecht.  

Gesteld, een docent heeft stukken van het internet klakkeloos en zonder bronvermelding in zijn syllabus opgenomen. Ik kan dit natuurlijk niet laten gebeuren en wil rechtvaardigheid doen geschieden. Hoe kan de CWI in deze casus nuttig zijn? “Allereerst is er het onafhankelijk meldpunt in de persoon van professor Willem Lemmens”, vertelt De Voecht. “Hij bekijkt de zaak en oordeelt of de CWI de beste instantie is om het dossier te behandelen. Indien dat het geval is, houdt zijn rol daar ook op. Hij maakt geen deel uit van de CWI.” 

“Je moet je als melder goed bewust zijn van het feit dat dit een stevige procedure is”, voegt Phillips toe. “Je ergens kwaad over maken en dit melden is onvoldoende. Je moet een ernstig dossier samenstellen waarop een grondig onderzoek volgt. Een normale case bij ons duurt enkele maanden, er staat dan ook heel wat op het spel. Het is voor een onderzoeker toch wel een zware klap om een blaam te krijgen vanwege een schending van wetenschappelijke integriteit.” 

Niet de enige drempel mijns inziens. Ik mag dan dapper een klacht indienen, het is natuurlijk mogelijk dat ik van deze docent later nog les krijg. Dus ja, waarom zou ik me de moeite en de risico’s getroosten hiervan melding te maken? Bert Seghers wees er al op dat klokkenluiders vaak op negatieve persoonlijke gevolgen kunnen rekenen. “Je kunt geen volledig anonieme melding doen”, vertelt De Voecht. “Wat wel kan, is dat je aan het onafhankelijk meldpunt vraagt om anoniem te blijven ten aanzien van de CWI of dat je wel bekend bent voor ons en anoniem blijft voor de persoon tegen wie je dossier is gericht. Het is niet altijd evident om anonimiteit te waarborgen. Soms is het bijvoorbeeld duidelijk dat de melding maar van een handvol personen kan komen, denk aan auteurskwesties.” 

Ik laat me in de denkbeeldige case door niets of niemand afschrikken en heb een lijvig dossier ingediend dat na maanden grondig onderzoek een eindpunt kent. Ik ben benieuwd naar de sanctie die de docent in kwestie krijgt. “Net zoals de VCWI zijn we geen tuchtorgaan”, verbetert De Voecht me. “Het is geen juridische procedure. De CWI doet vaststellingen en op basis hiervan formuleert de CWI een advies waarin we ook al vervolgstappen aanbevelen en dat advies maken we over aan de rector. Soms geven we ook een algemeen advies wanneer we binnen een specifieke case ondervinden dat bestaande regels of richtlijnen te onduidelijk zijn. De melder en de betrokkene ontvangen een omstandig rapport van ons advies en kunnen binnen de maand ook nog reageren.” 

Ik vraag me ten slotte af of de CWI bekend genoeg is. “Ik zie het aantal cases groeien,” zegt Phillips, “maar we moeten daar zeker aan blijven werken, net zoals we het als onze taak zien om de bewustwording rond wetenschappelijke integriteit aan te wakkeren. Onderzoekers zijn zich niet altijd bewust van wat tot problemen kan leiden. We willen ook een proactieve rol vervullen. Denk aan infosessies en de doctorandidagen waar uitleg over wetenschappelijke integriteit een vaste component is.” 

 

Meer informatie over wetenschappelijke integriteit op UAntwerpen vind je hier.



poëzie

03/10/2022
🖋: 

Pioentje van me
Zoentje
Grien toch niet
Ik koos je
knuffel lief

Gibber je geil
Giechel ik trien
Bestal je hartje
Dief

Partje nemen
Met je delen
Stukje van
Mijn dromen

Binnen komen
Kruip je, krioel me

Heet je koppig
Blijf ik noemen

Hou ik van
Zoveel ik kan
Mijn pioentje
Zeme zoentje



nieuw humortheaterfestivalcongres in Antwerpen

01/10/2022
poster van het evenement 'Food for Laughs'
Bron/externe fotograaf

Food for Laughs

🖋: 

Mag er nog gelachen worden? De kans is klein dat iemand volmondig nee antwoordt op die vraag, maar de nuances van enig mogelijk antwoord liggen wat lastiger. Ook binnen theater is het een vraag die volop speelt en een waarop netwerkorganisatie OPENDOEK naar antwoorden wil zoeken. Dat doet ze met Food for Laughs, een mengvorm van een theaterfestival en een congres. Ook enkele professoren aan UAntwerpen werken mee.

Don Verboven van OPENDOEK vertaalt Food for Laughs als “festival slash congres slash ontmoeting tussen theatermakers en iedereen die met theater en humor bezig is.” Het aanvankelijke idee voor een humorfestival bestond twee jaar geleden al. “Toen de vraag naar een humorfestival gesteld werd, was ik eigenlijk niet zeker of we daarmee moesten beginnen. Moesten we niet eens nadenken over humor voor we een festival organiseren?” vertelt Verboven. “Aanvankelijk stelde ik een congres voor, maar dat is uiteindelijk geëvolueerd naar de festival-congreshybride die we nu hebben. Ik vind dat ook niet slecht: het zou raar zijn om te praten over humor zonder een keer te kunnen lachen, niet?” Zo’n opvatting past ook goed binnen het doel van OPENDOEK. Als netwerkorganisatie is het hun taak om hun dertigduizend leden te ondersteunen en te begeleiden in hun amateurtheater, opdat ze kunnen groeien, maar ook om speelkansen te bieden aan al die gezelschappen. 

“We willen al die mensen samenbrengen, want er bestaan veel vragen over humor. Denk maar aan de discussie rond FC De Kampioenen”, stipt Verboven aan. “Spelen we die afleveringen nog af of niet? Dat is een fundamentele discussie die je op een gegeven moment als maatschappij moet voeren: hij gaat tenslotte over de grenzen van humor. Wanneer kwets je, waar leg je de grens? Als maatschappij bouw je daar een kader voor. Nu, die grens staat nooit echt vast en verschuift steeds. Wij vinden dat we daarover in discussie moeten gaan.”  

Zo een discussie wordt bijvoorbeeld in Let’s Laugh Together gevoerd, de late-nightvoorstelling. Johan Petit keek in zijn platen- en boekenkast naar alles waarmee hij vroeger moest lachen. Die selectie zal hij voorleggen aan een kritisch panel, dat bestaat uit Damiaan De Schrijver en Gorges Ocloo, en aan het publiek. Verboven: “Kunnen we daar nu nog mee lachen? Humor evolueert. Tegelijkertijd organiseren we Food for Laughs ook om de gezelschappen nieuwe teksten te laten ontdekken. Veel groepen zijn tenslotte constant op zoek naar een goed, nieuw repertoire, teksten die én actueel en modern én humoristisch zijn.” Met workshops en masterclasses wil Food for Laughs de theatergezelschappen nieuwe teksten en technieken aanreiken. Ook dat is deel van de ontmoeting die ze willen bewerkstelligen. 

De ontmoeting willen faciliteren betekent niet dat Food for Laughs ambieert elke vraag die ze stellen op te lossen. “Als we ze opgelost krijgen, des te beter”, lacht Verboven. “Maar we willen vooral horen wat er leeft. Op zaterdagavond zetten we Lectrr, huiscartoonist van De Standaard, en Dick Zijp, professor aan Universiteit Utrecht, samen. Lectrr stelt dat grenzen aan humor niet nodig zijn: met zijn cartoons wil hij zelfs voor een stuk provoceren.” Lectrrs visie wordt deels bepaald door zijn werk bij Cartoonists Rights Network International, een organisatie die wereldwijd cartoonisten opvangt die vanuit regimes te maken krijgen met censuur. Ook werd Lectrr al met de dood bedreigd om zijn cartoons en kreeg hij daarvoor politiebescherming. “Zijp denkt vanuit academische hoek na over waar de grenzen van humor liggen. Door zo’n ontmoeting en door vragen te stellen zullen er nieuwe vragen opkomen.” Aan het einde van Food for Laughs wordt alles samengebracht in De Grote Revue, gebracht door Ruud Gielens. “Misschien trekken we zelfs al enige conclusies!” 

Niet alle grenzen aan humor liggen op dezelfde plek: er zijn ontzettend verschillende soorten humor. Slapstick werkt anders dan sarcasme bijvoorbeeld. Verboven knikt. “Daar starten we het festival mee: we hebben aan Karel Vanhaesebrouck, professor aan ULB en RITCS, gevraagd om een kader te schetsen. Samen met anderen reflecteren we over dat kader. Toch is het goed om een startkader te hebben, dan heb je een lexicon om na te denken over al die vragen. De rode draad doorheen alle soorten humor is dat komische en de humor die daaruit vloeit. Lachen kan heel louterend werken: door humor kan je soms dingen zeggen die anders niet gezegd kunnen worden.” 
 

Food for Laughs gaat door van 7 tot en met 9 oktober in Antwerpen. Meer informatie vind je op hun site. Werd jouw interesse geprikkeld door dit artikel? Houd onze sociale media goed in de gaten en maak kans om gratis congrespassen voor Food for Laughs te winnen! 



de dwarsdoorsnede

01/10/2022
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer lezen we het meeslepende boek Ik ben er niet van de jonge Vlaamse schrijfster Lize Spit. 

De naam Lize Spit is nog niet tot ieders oren doorgedrongen. Toch kan je die niet zomaar laten passeren: ze mag dan misschien nog niet de ervaring hebben van Stefan Brijs of Bart Moeyaert, maar talent is haar zeker niet ontzegd. Lize Spit is nog maar amper 34 jaar oud en is opgegroeid in de “zo geliefde” Antwerpse Kempen. In 2005 is ze naar Brussel verhuisd. Ondanks dat het boek Ik ben er niet nog maar haar tweede roman is, is er al een hele taalkundige geschiedenis aan voorafgegaan. Tijdens haar studies behaalde ze een master Scenarioschrijven aan het RITCS. Haar debuutroman Het smelt, die in 2015 verscheen, won verschillende prijzen. Ook werd het boek vertaald in maar liefst 12 verschillende talen en werd het verfilmd. 

Ik ben er niet leest erg vlot, maar het even tussendoor lezen is niet voor iedereen weggelegd. In totaal telt het boek maar liefst 580 pagina’s, al was daar geen pagina te veel aan! Lize Spit bewees zich een meester te zijn in het uitkiezen van details. Ik ben er niet is daarom een zeer gedetailleerd, maar wel uniek boek. Hoewel je dat misschien zou verwachten, betekent gedetailleerd in dit geval echter niet saai. Lize Spit slaagt erin om in te zoomen op prachtige details en emoties. Dat kan gaan van de nauwkeurigheid in het opsommen van enkele woorden, tot het checken van het kleinste detail achter een grote complottheorie. Dat talent is niet iedereen gegeven. 

Met het kleinste detail bedoel ik echt het kleinste detail. In het boek wordt er bijvoorbeeld verteld dat Leo en Simon samen een bepaalde avocadolepel hebben. Deze hebben ze met een plakbandje rond de steel gemarkeerd zodat ze niet zouden vergeten dat die lepel enkel en alleen gebruikt mag worden om de pit uit de avocado te halen. Een ander voorbeeld hiervan is hoe Leo met Google Maps berekende hoe ver je kan schrijven met duizend pennen, dat is in één lijn ongeveer van Brussel tot Rusland. Je moet er maar opkomen. 

In vergelijking met Het smelt is Ik ben er niet een stuk realistischer. Waar ik bij Het smelt persoonlijk de verhaallijn erg drastisch en onrealistisch vond, is de verhaallijn van Ik ben er niet een heel stuk logischer. Het verhaal gaat over hoe Simon een psychose ontwikkelt, meer specifiek een bipolaire stoornis. De meest frequente kenmerken van een bipolaire stoornis komen duidelijk aan bod in dit boek. Simon is bijvoorbeeld veel opgewekter en enthousiaster dan normaal. Daarnaast geeft hij ook veel meer geld uit en is hij veel impulsiever. Zijn grote stemmingswisselingen zijn dan ook erg goed merkbaar doorheen het verhaal. Hoe zijn vrouw Leo hiermee omgaat is tot in detail beschreven.  Het boek geeft een goede inkijk in het leven van iemand met een psychose en het effect ervan op de leefomgeving. Zo is Leo bijvoorbeeld heel de tijd ongerust. Het meest duidelijke voorbeeld hiervan is dat Leo niet kan slapen en dat ze Simon heel de tijd in het oog probeert te houden. Daarnaast zien we ook dat Leo, vanaf het moment dat de psychose vastgesteld is, er alles aan doet om het Simon zo comfortabel mogelijk te maken. Door dit te doen, cijfert ze zichzelf weg. 

De sublieme spanningsopbouw is gedurende het hele verhaal te voelen. Dat ik daardoor op het puntje van mijn stoel zat, is geen vraag maar een feit. Het gebruik van flashbacks en flashforwards steunt die spanningsopbouw, al maken die het verhaal niet ingewikkeld. Zelf ben ik iemand die enorm vaak struikelt over flashbacks, vaak duurt het een hele tijd voor ik doorheb waar en wanneer een bepaald hoofdstuk zich afspeelt. Bij de roman Ik ben er niet was dat echter niet het geval.  

Of het boek Ik ben er niet een aanrader is? Daar bestaat echt geen twijfel over. Dat er naast een realistische verhaallijn ook nog een prachtige schrijfstijl in verweven zit maakt het boek echt af. Ook de unieke details en de sublieme spanningsopbouw maken het verhaal tot een fantastisch boek. Dat daarbij het boek nog eens niet moeilijk te volgen is, betekent maar één ding: dit boek moet gelezen worden. 



🖋: 
Auteur extern

redactie dwars


Zoals je hebt kunnen lezen is er in en rond de universiteit genoeg voorhanden om je de grauwe collegezalen te doen vergeten. Wil je de kat nog even uit de boom kijken, voel je niets voor al dat studentikoze gedoe óf heb je simpelweg meer vrije tijd dan je lief is? Goed nieuws: je studeert nu in ‘t Stad! Niet voor niets zeggen de dikke nekken die hier wonen dat alles erbuiten parking is: ook buiten de universiteit valt hier meer dan genoeg te beleven. Speciaal voor de student die nog niet weet waar te beginnen, geven onze redactieleden hun lievelingsplekjes prijs.

Hanne - de Scheldekaaien

Mijn mooiste herinneringen in Antwerpen spelen zich af aan de kaaien: picknicken met vriendinnen, een eerste kus bij het kijken naar de lichtjes van de Schelde, een sneeuwman bouwen naast Het Steen of rustig een boek lezen bij de zonsopkomst. De mogelijkheden zijn eindeloos en wat je ook kiest, het wordt tien keer beter dankzij het prachtige uitzicht en de rustgevende golfjes. De kaaien zijn waarschijnlijk de enige plek in Antwerpen waar je een open zicht hebt zonder daarvoor naar het topje van een gebouw te moeten gaan. Als je als student de hele dag binnen zit achter boeken of schermen is het cruciaal om af en toe van een mooi uitzicht te gaan genieten. Zeker bij zonsondergang met een lekker drankje erbij is het voor mij het toppunt van Antwerpse sfeer.

 

Tim - Hendrik Conscienceplein

Weinig plekken zijn zo zelfbewust als ‘t Consiäansplain. Nogal wat sinjoren, waaronder ondertekende, vinden het een van de schoonste pleintjes van Antwerpen. Het zijn vooral zij die overdag de barok in al haar vanzelfsprekendheid laten zijn en de weinige gapende toeristen een bedenkelijk oog toewerpen. ’s Nachts transformeert het plein in een mooie maar evengoed typische ontmoetingsplaats voor niet-al-te-stiekeme jointjesrokers en carahijsers. Als je het pleinhangen ontgroeid bent, kan je terecht in onder meer De Zwaan, een van de zeldzame cafés waar je studentenkorting krijgt op zowel de heerlijke tapbieren als de matige cocktails. De smalle, kronkelende straatjes rond Hendrik Consience’s standbeeld zijn eigenlijk nog gezelliger dan het plein zelf. In de Wijngaardstraat vind je onder meer Dogma, kandidaat voor beste cocktailbar van Antwerpen, terwijl je in de Hoofdkerkstraat dan weer The Playground, een vaste waarde voor boardgameliefhebbers, vindt.

 

Pebbles - de Bolivarplaats

Wil je de kans om die ene ambetante medestudent tegen het lijf te lopen verkleinen? Maak dan eens een tripje naar de Bolivarplaats op Het Zuid! In de schaduw van het Vlinderpaleis, tussen tal van andere cafeetjes en eetplekjes, vind je mijn favoriet: Café Boekowski. Ik ontdekte het buurtcafé met muren vol boeken pas deze zomer en ben er nu al niet meer weg te krijgen. Genietend van één van de vele alcoholvrije opties komt mijn innerlijke Belle naar boven en droom ik weg bij alle titels in de kast. Het hoeft zelfs niet bij dromen te blijven! Café Boekowski is namelijk een boekenruilcafé. Niet zo’n hart voor boeken? Haal op vijf minuutjes wandelen een heerlijk bolletje ijs bij Gelato Factory en smul het, zittend op de trappen van het nieuwe justitiepaleis, op. Want dat ijs het superieure voedsel is, daar is geen rechtszaak voor nodig.

Café Boekowski
Bolivarplaats 4
open do-vrij 16:00-00:00, za 13:00-00:00, zo 13:00-23:00

 

Edith - de hedendaagse kunststrook in (Nieuw-) Zuid

Begrijp jij iets van moderne kunst? Als de drang om jezelf in de kunstwereld onder te dompelen een feit wordt, verdient de rij musea en galerijen, gewijd aan min of meer hedendaagse kunstenaars en te vinden in het stuk Antwerpen waar Zuid en kaaien elkaar ontmoeten, zeker je aandacht. Het is een uitstekende plek voor een uitstap met vrienden waarbij je samen een kunstwerk bewondert, “Snap jij het?” tegen elkaar fluistert en de ogen wijd openspert bij het zien van een prijskaartje. Wie weet bak je er nadien toch iets van! Liever bewegend beeld? Voor de filmliefhebbers ligt Cinéma Lumière in buurt, in het gebouw van fotomuseum FOMU. Mocht de hedendaagse kunstwereld je allemaal te veel worden, kan je van iets fris en het uitzicht genieten op het dak van het gebouw.

FOMU Antwerpen
Waalsekaai 47
Open van di-zo 10:00-18:00

 

Margaux - Viggo's

Iets buiten de studentenbuurt vind je het De Coninckplein, een plein waarvan de reputatie zelden het bruisende volksleven omvat. Zo zijn er regelmatig buurtfestivals met livemuziek. Elke derde zondag van de maand vindt er ook het Strip- en Boekenplein plaats, een boekenmarkt met een berg aan tweedehands boeken die je om een nieuwe thuis smeken. Ook stadsbibliotheek Permeke verkoopt hun afgevoerde boeken en strips daar aan een spotprijsje. Toch is het plein ook de moeite waard wanneer enkel de onvermoeibare basketbalspelers het plein bewaken: De Coninckplein 21 huist koffiebar Viggo’s. Tim, de eigenaar, heeft een hart voor koffie en voor de buurt, wat voor een knus plekje in Antwerpen-Noord heeft gezorgd waar iedereen een tijdelijk thuis kan vinden in de kabbelende gesprekken en de gemoedelijke atmosfeer. Zelf drink ik geen koffie, iets waardoor ik op het eerste gezicht niet naar een specialty coffeebar zou moeten gaan, maar kijk, de barista’s doen niet aan uitsluiting en zetten een thee voor me met evenveel zorg als de ellenlange lijst aan koffies die Viggo’s in zijn oeuvre heeft.

Viggo’s
De Coninckplein 21
open van ma-vrij 08:30-18:00, za-zo 10:00-18:00

 

Jana - Den Botaniek

In een wereldstad als Antwerpen kan het soms zeer druk worden: niet gek dus, dat je soms even een rustig onderkomen wil vinden. De niet zo heel geheime parel van Antwerpen is de botanische tuin: de ideale plek om even de drukte van de stad achter je te laten, een goed boek te lezen of even rond te wandelen tussen de koele schaduw van de bomen en planten. Dat zijn niet je doorsnee eiken die je in het plaatselijke bos vindt trouwens: het wemelt er van de exotische bloemen, struiken en kruiden. In de serre staat bijvoorbeeld een verzameling aan cactussen en uitheemse planten. Helaas is deze momenteel gesloten voor het publiek, maar dankzij de grote ramen kan je toch eens binnenkijken. Ook de meer dan tweeduizend kruiden hebben een eigen verhaal: aanvankelijk werd deze tuin gebruikt door het nabijgelegen ziekenhuis voor de kweek van geneeskrachtige planten. Al deze wildvreemde planten, kruiden en bomen geven je het gevoel dat je even op vakantie bent in eigen land.

Plantentuin Den Botaniek
Leopoldstraat 24
Open in de zomertijd van 08:00 tot 20:00, in de wintertijd van 08:00 tot 17:30

 

Amber - de Voetgangerstunnel

Ik vraag me af of Antwerpenaren zulke dikke nekken hebben omdat ze continu naar boven kijken om al het moois van de stad in zich op te nemen. De gevels op de Grote Markt, de imposante toren van de kathedraal, al de hijskranen die dingen aan het afbreken en opbouwen zijn... er valt altijd wel iets te zien. Jammer dat dat je afleidt van een van de leukste plekjes van de hele stad, dat zich onder de grond bevindt: de Voetgangerstunnel. Die verbindt de twee oevers van de Schelde: het oude centrum en Linkeroever. Het is niet alleen een fantastisch plekje om eens ouderwets mensen te kijken, het is ook een van mijn favoriete fotolocaties. Ik vind het heerlijk om de monumentale houten roltrappen af te dalen en te genieten van vijfhonderd meter aan blauwe en witte tegeltjes. Probeer eens een stuk of dertig rondjes te draaien als je het midden hebt bereikt; je weet nooit waar je uitkomt!

Je vindt de ingangen van de Voetgangerstunnel aan de stadscentrum- kant aan het Sint-Jansvliet, aan de linkeroever op het Frederik van Eedenplein.
Elke dag geopend, 24/7, 365 dagen per jaar (de roltrappen staan ‘s nachts wel uit!)

 

Dominique - De Muze

Ahh, de universiteit. De plek waar het wemelt van de toekomstige advocaten, chirurgen, wereldleiders en onderzoekers, de crème de la crème van de gegoede burgerij, de culturele fijnproevers. Zou je denken. Nee, je hebt het mis: de culturele vorming van de Vlaamse student bestaat toch vooral uit twerken op Traag van Bizzey in een willekeurig brak café in de universiteitsbuurt. Niets mis mee natuurlijk: op het juiste moment, op de juiste plaats is een diepvriespizza oneindig veel beter dan een sterrendiner en na acht pinten heb ook ik meer behoefte aan Laat de zon in je hart dan aan de Matthaüs-Passion. Als ik dan toch eens mooie muziek wil horen, een fijn decor wil bewonderen óf aanstellerig verfijnd wil lopen doen, zou je me best eens op een dinsdagavond in De Muze kunnen terugvinden. Dan staat er namelijk elke week steevast een jazzband het bijna zestig jaar oude café volledig plat te improviseren. Ga zeker eens op een hete zomeravond op de tweede verdieping aan een tafeltje bij het raam zitten; even waan je je ergens halverwege de vorige eeuw.

Jazzcafé De Muze
Melkmarkt 15
open zo-do 11:30 tot 01:00, vrij-zat tot 03:00



11/09/2022
🖋: 
Auteur extern

Sander Pouliart


In het jaar 2000 trokken twee Antwerpse studenten naar Bulgarije om deel te nemen aan het wereldkampioenschap studentenschaken. Ze studeerden aan het RUCA, één van de voorlopers van onze universiteit. Ze waren zeker niet de sterkste spelers op het toernooi en uiteindelijk kwam geen van beide in de buurt van de wereldtitel. Je vraagt je dan allicht ook af waarom je over de uitstap van twee schakende studenten leest. Het antwoord is vrij simpel: deze studenten gingen schaken met de steun van de toenmalige rector en de universiteit.

Het begin van het academiejaar 2022-2023 is een symbolisch moment om terug te kijken op dat WK. Dit jaar gaat het wereldkampioenschap studentenschaken immers door op onze universiteit! De kans is aanzienlijk dat op het moment dat jij dit leest de best schakende studenten ter wereld hun tegenstanders elkaar schaakmat proberen te zetten in de gebouwen waar jij binnenkort je eerste lessen zal volgen. Al zijn het lang niet de enige spelletjes schaak die dit jaar op onze universiteit zullen gespeeld worden.

Vorig jaar nog schreef ik in dwars dat we met De Rode Loper eindelijk een schaakclub hadden opgericht. We zouden schaken in de breedst mogelijke zin tot bij de studenten brengen en hiermee mensen van alle hoeken van de universiteit samenbrengen. Het waren grootse voornemens die we een jaar later vol trots geslaagd kunnen noemen.

Week na week konden we rekenen op enthousiaste schakers. Samen met hen deden we doorheen het jaar elke mogelijke schaakactiviteit die we konden bedenken, van lezingen tot simultaans door schaakmeesters en van echte toernooien tot gewone clubavonden waar je tegen een paar vrienden of medestudenten kon schaken. Elke week kwamen er nieuwe spelers en zoals we hoopten kwamen studenten uit alle hoeken van de universiteit samen. Hiermee bereikten we precies wat we voor ogen hadden: schaken kreeg terug een vast plekje op deze universiteit. Net zoals rector Decleir 20 jaar geleden een paar schakers samenbracht, kunnen spelers nu bij De Rode Loper terecht.

Ook dit jaar mikken we weer hoog. Als het jongste lid van de Belgische schaakbond zullen we het dit jaar opnemen tegen andere Belgische clubs. We zullen zelfs naar toernooien trekken met zij die altijd al eens in een schaaktoernooi wilden spelen. Daarnaast zullen we uiteraard elke week weer van de partij zijn op de campus, waar we jullie graag verwelkomen. Daarbovenop zie je elke maand onze schaakpuzzels hier, in dwars!



11/09/2022
🖋: 
Auteur

Zelfs nadat de overheid het mes heeft gezet in de subsidies van de culturele sector blijf je als Antwerpse student niet op je culturele honger zitten, maar wat als je nu zélf wat wil doen? Aline, Pieter, Bernt en Wannes sloegen de creatieve handen (en voeten) bij elkaar en lanceerden met @ Fundum een ambitieus project om met niets anders dan een stel studenten een musical te schrijven, componeren en choreograferen. Een combinatie van sponsors, subsidieaanvragen bij Stad Antwerpen en een grote crowdfunding moesten het kostenplaatje dekken, de rest was aan hen. Het eerste weekend van het aankomende academiejaar is het zover.

Het is hoogzomer en de schijnbaar nooit eindigende hittegolf dringt tot diep in de normaal relatief koele tweede verdieping van Prinses16, die de 24-koppige cast van @ Fundum al bijna een jaar regelmatig als repetitieruimte in bruikleen neemt. Na twee verdiepingen traplopen ben ik al bezweet en als ik het bestuur ontmoet vraag ik me af hoe zij straks vier uur lang de verzengende hitte zullen trotseren. Terwijl Wannes binnenkomt hebben we het net over hoe hoog de lat ligt. Aline glimlacht verlegen en verontschuldigend naar zowel mij als haar medebestuur: “Ik heb deze getalenteerde mensen verzameld en ze gek genoeg gekregen om mee op de kar te springen. Ik schrijf de muziek en verzorg samen met Bernt de regie en het script.”

Pieter heeft een immer aanwezige présence, maar wacht geduldig tot hij zeker weet dat Aline uitgesproken is, waarna hij zelfzeker het woord neemt: “Ik ben mee in het project gesprongen met de vraag of ik het PR-gedeelte op mij wou nemen, omdat ik de PR toch al deed binnen Lingua. Nadien kwam de vraag of ik ook de choreografie wou verzorgen. Voor de rest regel ik de financiën en speel ik ook een rol in de musical zelf.”

Na Pieters waslijst neemt Bernt een voor hem typisch gemoedelijke aanloop naar wat hij te vertellen heeft: “Ik ben via Wannes bij deze twee pipo’s terechtgekomen en heb net als Pieter gaandeweg meer en meer dingen opgenomen. Ik ben begonnen met het script van Aline, dat al in een zeer ver stadium was, mee af te werken en help haar mee in het wat er op scène staat te regisseren. Ik speel zelf ook mee – I’m the bad guy, baby – wat wel cool is. Doe ik nog dingen?”

“We springen allemaal wel in op elkaar”, vervolledigt Aline.

De bestuursleden knikken en alle hoofden draaien naar Wannes, die ondanks de lo-gische beurtrol toch wat verschrikt lijkt te kijken dat hij al aan de beurt is. “Ik ben dus ook hierin gesukkeld dankzij Aline…”, begint Wannes plagerig, maar hij corrigeert zichzelf snel. “Aline heeft mij deze práchtige kans aangeboden om deel te nemen aan dit fantástische project en dat meen ik! Ik sta een beetje in voor alles wat niet te maken heeft met zang, dans en andere creatieve processen; dat komt in praktijk neer op dingen zoals een kabel halen. En ja, ook ik speel mee.”

Zo spelen alle bestuursleden zelf een rol in de musical: “We merkten dat bij de cast dusdanig weinig mannen zaten dat we de facto allemaal mee moesten spelen om het genderevenwicht in de musical wat op peil te houden”, grinnikt Bernt.

 

Aline, het idee is duidelijk bij jou ontstaan. Had je enige ervaring met dit soort projecten?

Aline: “Toen ik zestien was schreef ik al een soort van musical met mijn beste vriendin, maar dat was veel kleinschaliger en zonder zelf te componeren; broadwaymuziek waarvan we de tekst hadden veranderd. Ik houd sowieso van musicals – logisch – en bedacht me dat je studententijd hét moment is om zoiets te proberen. Als ik nog vier jaar zou hebben gewacht, zou het vast een heel ander project zijn geworden dan wat er nu staat. Ik wou een groep jongeren met elkaar verbinden via een musical, maar ook het studententhema is iets dat me aan het hart ligt.”

 

Tot hiertoe zijn jullie redelijk stil geweest over de verhaallijn van jullie musical. We weten dat het iets te maken heeft met het studentenleven, maar wat kunnen jullie er meer over kwijt?

Bernt: “Ik vertaal het als een stuk dat gaat over een groep studenten die toevallig vaak naar hetzelfde café gaan. Het hele verhaal speelt zich af op zo’n avond waar van alles fout loopt en wordt op niet-chronologische wijze gebracht, met een focus op de mentale toestand van elk personage. Het is geen zwart-wit verhaal: verwacht dus niet dat het ene goede meisje dat alle tienen krijgt slachtoffer wordt van een slechterik. Elk van de personages heeft goede en slechte kanten, dat vind ik enorm sterk aan hoe Aline het geschreven heeft.”

Aline: “Ik vond het belangrijk om ook in dat studentenleven voorbij de oppervlakte te gaan, daarom ook de term ad fundum; tot de bodem. We willen eigenlijk ook een soort van bewustwording op gang trekken.”

Wannes: “Musicals zijn vooral bekend om hun spektakel. Dat zal er zeker inzitten, maar het verhaal is zeer realistisch geënt. Het kan werkelijk gebeuren in eender welk studentencafé. ‘Het studentenleven’, zegt men continu, ‘dat is de mooiste tijd van je leven.’ En ja, aan de ene kant zijn er dingen waar je honderd procent van moet genieten, maar er zijn toch ook kanten die onderbelicht zijn en die we ook een spotlight geven. Aan de andere kant, het is ook gewoon een leuke musical hè!”

 

Sober, realistisch en toch een spektakelmusical: hoe heb je dat choreografisch allemaal aan elkaar kunnen lijmen, Pieter?

Bernt: “Ik snap dat ook niet, die mens is twee uur weg en komt terug met een hele groepsdans.”

Pieter: “Ik heb lange tijd competitief gebreakdancet, waar ik een bepaalde mentaliteit heb meegekregen. In breakdance krijg je geen dans aangeleerd; je pakt je boekje vast, ziet wat je kan en je maakt van daaruit sets. Het grote verschil hier is dat ik niet elke student op zijn hoofd kan laten draaien (lacht). Je wil dat je cast iets van hun niveau goed kan brengen, maar we hebben ervoor gekozen het niet té makkelijk te maken zodat ze zichzelf kunnen pushen naar iets waar ze trots op kunnen zijn. Daarnaast wil je met je choreografie ook een verhaal vertellen. Ik heb ontdekt dat het toch allemaal wat meer tijd vraagt dan dat ik aanvankelijk dacht.”

Aline: “Het is vooral veel communiceren, maar dat lukt ons goed. Omdat ik zowel de muziek als het meeste van het script schreef, nam ik ook de muziektekst voor mijn rekening, maar ik zat niet op een eiland. Bernt heeft bijvoorbeeld ook een raptekst geschreven. Er was meestal wel een soort van brainstorm. Toch?”

Bernt: “Ik heb een specifieke stijl die misschien wat te shakespeareaans is voor een musical. Ik voelde me meer op mijn gemak door mee te sleutelen.”

 

Alles is ook in het Nederlands geschreven, heb ik begrepen?

Aline knikt met enige trots.

Bernt: “Behalve dan wat slang dat we ertussen hebben gegooid en die ondertussen waarschijnlijk alweer outdated is.”

Aline (sarcastisch): “Écht een kei neige musical!”

Bernt: “Zeggen mensen nog swag? Ja hè?”

De andere bestuursleden kijken Bernt twijfelend aan.

 

Hetgeen de meeste indruk op mij nalaat, is dat jullie de muziek zelf gecomponeerd hebben. Aline, hoe lang ben jij daar al mee bezig?

Aline: “Ik speel al veertien jaar accordeon, maar in componeren had ik eigenlijk geen ervaring. Iets voor de lockdown ben ik daar een beetje mee begonnen, al was ik toen vooral andere mensen aan het zoeken. Gewoon aan mensen van het conservatorium vragen of ze me konden helpen met die eerste stappen, maar toen kwam de lockdown en dacht ik: ik ga het zelf proberen. Toen ik mijn eerste stukjes liet horen reageerden mensen soms wel wat meh, maar de lockdown heeft lang geduurd en nu ben ik wel beter, denk ik.” Alom geknik. “Ik heb gewoon nooit schrik gehad om slechte dingen te laten horen.”

Bernt: “En terecht, want steeds toen er in het begin iets wat minder goed was, kwam de bedoeling die erachter zat wel over. De musicalkennis van de rest van ons is op zijn zachtst gezegd redelijk beperkt, maar hoe vaag onze opmerkingen ook waren, je stond er altijd binnen het half uur met iets nieuws.”

Pieter: “De snelheid waarmee je feedback verwerkt is inderdaad indrukwekkend.”

Bernt: “En dat bouwt dan op tot je uiteindelijk bij iets als Alle Remmen Los komt. Een feestnummer van acht minuten. Echt wauw...” Er schiet Bernt plots een gedachte binnen. “Wisten jullie trouwens dat mijn vader tegenwoordig vaak ‘alle remmen los’ zegt?”

Aline: “Oei?”

 

Komt er een album?

Allen tegelijk: “Dat zouden we graag willen ja!”

 

En een volgende musical?

Wannes: “Het is een ambitieus en groot project geweest. We stapten hierin om te leren, niet enkel voor onszelf, maar ook voor de cast. Als zij op het podium staan is het misschien zelfs nog meer hún musical dan die van ‘ons’. En ja, zelfs als dit een succes wordt, zou ik blijven kijken naar wat nóg beter kan. Nu we zoveel hebben geleerd, zou ik daarvoor wel te vinden zijn.”

Bernt: “Ik kan enkel voor mezelf spreken natuurlijk, maar dit soort vage projecten wil ik blijven doen. Maar ja, mevrouw en mijnheer studeren af.”

Pieter: “Ik kan altijd nog van Maastricht naar hier komen hoor.”

Aline: “En ik studeer nog wel iets bij!”

Pieter: “Misschien eerst dit project afmaken jongens? Wie weet komt er niemand kijken!”

Aline: “Jawel! Mijn mama komt kijken!”



11/09/2022
De Bromvlieg (© De Bromvlieg | dwars)
Bron/externe fotograaf

De Bromvlieg

🖋: 
Auteur

Vlak voor de examenperiode van het tweede semester vielen vorig academiejaar twee theaterstukken gespeeld én geregisseerd door studenten van UAntwerpen te bewonderen. Toen een succesvoorstelling van Zwanemans me een kopstoot op mijn eerder kritische omhooggetrokken wenkbrauw gaf, had ik best spijt dat ik de week erop had volgeboekt en niet naar Extreem pittoresk kon gaan kijken. Het amateurtheater van studentengezelschap De Bromvlieg verdient in ieder geval aandacht.

Zwanemans werd geregisseerd door Marthe Engelen. Echt nieuw in de theaterwereld is ze niet: “Ik doe al amateurtheater sinds ik klein ben en heb al met veel verschillende regisseurs samengewerkt.” Toch was dit het eerste grote project voor de studente Engels-TFL (Theater-, film- en literatuurwetenschappen, n.v.d.r.). “Ik had al wel eens een klein projectje gedaan met een poëziegroep en voor corona speelde ik ook al een stuk bij De Bromvlieg als acteur, maar zo veel verantwoordelijkheid was nieuw voor me. Ik zie mezelf niet als groot leiderstype, maar gelukkig ging het supervlot.”

Het Zwanemans dat we te zien kregen was een stuk van Koen De Graeve. “Ik heb niet veel aan de tekst zelf aangepast, vooral ingekort en waar nodig wat aan elkaar geschreven.” Daarnaast moest Marthe als regisseur de acteurs selecteren. “Ik heb de acteurs eigenlijk redelijk hard getypecast,” geeft ze toe, “maar toch heeft iedereen zich de rol eigen gemaakt. Ik ben blij dat ik iedereen zo veel mogelijk heb laten doen en maar zag wat er zou gebeuren, want dat heeft gewerkt.” Hoe goed dat had gewerkt kwam Marthe te weten bij de première. “In de generale was ik echt blij hoe goed iedereen in hun rol zat, maar de moment dat er een werkelijk publiek bij zat, speelde iedereen beter dan ooit. Het klinkt cliché, maar dat contact met het publiek heeft echt iets magisch.”

Marthe beaamt nog een ander cliché: dat elke voorstelling een ander stuk is. “De ene keer vergat iemand een jas; de andere keer brak een van de houten zwaarden in de vechtscène. Er komt elke voorstelling ook een ander publiek kijken dat altijd op een eigen manier reageert. Als je publiek in een deuk ligt bij een bepaalde scène, trek je die misschien net wat langer door.” Dat het een stuk met veel humor betrof, hielp volgens Marthe veel om het stuk in goede aarde te laten vallen. “Als je een avond hebt gelachen, ben je sowieso tevreden. Het was wat dubbel om die lovende kritiek te krijgen, uiteindelijk speel je voor medestudenten en familie. Die gaan niet komen zeggen dat ze het barslecht vonden, hè.”

Hoe dan ook is het een prestatie om driemaal een volle zaal te trekken. Ik vraag Marthe hoe zo’n succes tot stand komt. “In het officiële draaiboek staat dat het bestuur eerst een regisseur kiest die een project voorstelt. Degene die gekozen wordt doet vervolgens audities voor acteurs. In mijn geval ging het na corona iets informeler, maar nu er meer interesse is, zal ik ook opnieuw moeten kandideren, ik hoop echt dat ik het opnieuw mag doen. Op zich vind ik het te officieel om met audities te werken, maar je wil natuurlijk geen mensen die halverwege uitvallen uit desinteresse. Ervaring is daarom minder een vereiste dan passie, voor twee van onze vijf acteurs was het nu ook de eerste keer dat ze op een podium stonden.”

Daarna is het werken geblazen, al blijft er bij De Bromvlieg ook genoeg tijd voor ontspanning. “Ik vind dat er weinig meer verbindend is dan theater, iedereen stelt zich kwetsbaar op. Het heeft me in mijn eerste jaar zelf enorm geholpen om terecht te komen in een groep mensen waarin ik me echt thuis voelde. Samen met je medestudenten theater maken is echt een unieke ervaring.”