Een pedagogisch verantwoorde stoomcursus
01/03/2002
🖋: 
Auteur extern
Tom Smits

Sommigen vinden het aantrekkelijk: een heel leven aan de unief. Toekomstig vorser en/of docent, men start sowieso eerst als assistent. Vaak impliceert dit ook al een onderwijstaak, waarbij de eerste onderwijservaringen worden opgedaan. Een gloednieuwe UA-opleiding voor beginnende assistenten wil deze ervaringen in goede banen leiden. Want niet iedereen is een assistent-natuurtalent.

Leerkrachten hebben vandaag heel wat redenen om misnoegd te zijn. Wel, hier is er nog één: waarom moeten enkel zij een lerarenopleiding volgen en niet ook diegenen uit het hoger onderwijs? Moeten proffen dan niet kunnen lesgeven? Een goeie vraag, die menig student zich ook wel eens stelt tijdens de les...

 

Doorbraak in Vlaanderen

De UA moet ook met deze vraag zijn bezig geweest, want sinds 2000 wordt haar docenten een “jaaropleiding voor (beginnende) docenten” aangeboden. Een kleine doorbraak voor Vlaanderen; dat doen niet velen ons na. Maar nog beter, natuurlijk, is starten aan de bron: de assistenten. Zij waren meteen geïnteresseerd en zo komt het dat einde maart de eerste lichting van zo’n 20 cursisten afzwaait.

 

Hoe stel ik een examen op?

De opleiding richt zich op de onderwijspraktijk van jonge assistenten en tracht hun voornaamste vragen te beantwoorden. Behandeld worden o.a. de thema’s “studentenbegeleiding”, “evaluatiemethoden” en alle mogelijke facetten van onderwijsvormgeving. Het is echter meer dan de titel van dit artikel doet vermoeden. De assistenten moeten vooral van achter hun schoolbanken uitkomen en actief meewerken en -denken. Er wordt zelfs voor elkaar lesgegeven. En niets zo veeleisend als een klas vol assistenten!

 

Moeten proffen en assistenten dan niet kunnen lesgeven?”

 

Toch is de cursus ook een prettige gelegenheid om lotgenoten uit andere disciplines te ontmoeten en gedachten uit te wisselen. Er valt namelijk niet enkel van het enthousiaste begeleidersteam veel te leren, maar ook wat van elkaar. Of hoe de mijmerende filosoof, de berekenende econoom, de frivole germaniste en de droge wiskundige het best met elkaar wisten te vinden...



brief uit de VS
01/03/2002
🖋: 
Auteur extern
Wim Vanroose

Dag allemaal,

toen ik vanmiddag over de Berkeley-campus naar mijn afspraak met de kapper wandelde, was er opnieuw protest op Sproul Plaza. Deze keer protesteerden de Israëlitische studenten tegen de zelfmoordacties en bomaanslagen van de Palestijnen. Gisteren protesteerden de Palestijnen, maar dan tegen de bommen en de sluikse raketaanvallen van Israël.

 

Sproul Plaza heeft een lange traditie van protest. Het begon in de jaren ‘60 met de Free Speech Beweging en de protesten tegen de oorlog in Vietnam. Toen werden er betogingen en “teach-ins” (al dan niet politieke debatten in universiteit) georganiseerd. Het was de crazy hippie tijd en Berkeley en San Francisco, aan de andere kant van de baai, hadden een enorme aantrekking. Remember “If you’re going to San Francisco, put some flowers in your hair....”

 

Ondertussen is die tijd voorbij. De meeste hippies zijn, net als in Europa, aan een succesvolle carriĂšre begonnen in bijvoorbeeld het nabijgelegen Silicon Valley. Toch zijn er vele dingen die aan die gekke tijd herinneren. Zo wordt Telegraph Avenue, net tegenover Sproul Plaza, nog steeds bevolkt door oude hippies. Je hebt er de Shambhala boekhandel waar je met een boek over boeddhisme je geest kan verruimen. Maar je kan natuurlijk ook, voor nog meer efficiĂ«ntie, in “Smoke Shop”, next door, een pijpje kopen. Daarna kan je je op straat een bumpersticker aanschaffen om je protest tegen vanalles en nog wat uit te drukken.

 

Onlangs kende Berkeley nog even internationale belangstelling. De gemeenteraad, die bevolkt wordt door veteranen van de vredesbeweging en waarin geen enkele democraat – laat staan republikein – te vinden is, had een resolutie tegen de oorlog in Afghanistan aangenomen. Ook op Sproul Plaza protesteerde men tegen de oorlog. Een unicum dezer dagen in de VS. Maar na drie weken was er nog maar 25 man, spijtig. De tijd eist zijn tol.

 

Sproul plaza lijkt nu meer op Hyde park, waar iedere idioot zijn samenzweringstheorie komt verkondigen. Berkeley is ondertussen ook zo duur geworden – zo’n $900/maand voor een simpel kot met douche op de gang – dat alle kunstenaars, levensgenieters en salonrevolutionairen vertrokken zijn. In de plaats is er een nieuwe generatie ambitieuze professionals die hun protest beperken tot het zo Europees mogelijk zijn. Ze drinken Illy espresso, zuipen Stella Artois en staan met hun Volvo in de file.

 

Toen ik daarnet over Sproul Plaza terugwandelde was het protest van de IsraĂ«lieten afgelopen. Het was beginnen regenen. Het voelt wel goed, mijn haar zo netjes geknipt. Het lange haar was samen met de volle baard te gevaarlijk, want vorige week nog, toen ik in mijn eentje op Sproul Plaza protesteerde tegen het eredoctoraat voor prins Filip, hadden twee Japanners een foto getrokken. “De laatste hippie”, zeiden ze tegen elkaar.

 

Groetjes,

 

Wim

 

 

Wim Vanroose was student en doctoraatsstudent natuurkunde aan de UA. Nu doodt hij zijn tijd als post-doc onderzoeker in het zonnige San Fransisco, waar hij experimenten doet op de krachtigste niet militaire supercomputer ter wereld.



column
01/03/2002
🖋: 

Ik ben een Nederlander. Zo, het is eruit, al in de eerste zin. In de zelfhulpgroep hebben ze me geleerd gewoon uit te komen voor mijn eigenaardigheid.

Het heeft lang geduurd voordat ik mijn oorsprong heb geaccepteerd en ik ben eigenlijk nog altijd in het proces van verwerking. Het is ook een moeilijk te verbergen afwijking, de mensen horen het direct zodra je iets bestelt in de winkel, een vraag stelt, aangesproken wordt door verdwaalde reizigers. Na zeventien jaar beschermd wonen met mijn soortgenoten, ben ik op mezelf gaan wonen in Antwerpen en begonnen met studeren. Geneeskunde zeker? Inderdaad, wij houden het eenvoudig.

 

Inmiddels ben ik zover dat ik volledig in het reine ben met mijn afkomst en er zelf allang geen probleem meer van maak. Ik heb het geaccepteerd. In het begin voelden wij Nederlanders ons wat op vakantie hier, moesten wij nog wat wennen aan vanalles en waren wij veel bezig met de eventuele verschillen tussen jullie en ons. Het verschil in gewoonten, aard, taalgebruik was een interessant gespreksonderwerp. Wat waren wij gewend daar waar we vandaan kwamen en wat was er dan allemaal anders hier? Maar in de tijd die ik gebruikt heb om op een volwassen wijze om te leren gaan met mijn andersheid ben ik een beetje gewend geraakt aan jullie. Het klinkt wellicht bizar, maar ik voel me bijna een van jullie en als ik terug in de plaats ben waar ik vandaan kom, voel ik me ontheemd, ontwend en op vakantie. Volgens de therapeut mag ik mijn probleem niet ontkennen, maar hoewel je het aan mijn spraak nog hoort, voel ik me geen Nederlander meer. Ik weet het, ik ben er een, maar ik leef al zo lang als een van jullie dat ik mijn excentriciteit bijna vergeten ben. Ontkennen is een teken van herval en daarom vecht ik ertegen om me voortdurend te verdedigen tegenover jullie met het afzwakken van de dingen. Ik weerhoud mij ervan mijn kennis van jullie cultuur, mijn vriendschappen met jullie en mijn acceptatie door sommigen van jullie als argumenten op te voeren in die verdediging. Ik betracht deemoed.

 

Maar stilaan, na acht jaren, raakt het vervelend om keer op keer weer op mijn geboorteafwijking te worden aangesproken. Ik ben er een, dat geef ik toe, maar ik ben meer dan alleen mijn handicap. Joost de Nederlander. Iedere nieuwe mens die ik van jullie tref, hoor ik vanbinnen denken: ‘een Nederlander’, en achter ieder adjectief dat men mij toedicht hoor ik een onuitgesproken ‘voor een Nederlander.’ Toegegeven, ik heb jullie op gelijke wijze benaderd toen ik nog maar juist mijn lotgenoten achter me gelaten had, maar ik heb het afgeleerd. En haast dagelijks met deze etikettering te maken krijgen, is niet eerlijk.

 

Zelf zou ik mijn defect al jaren vergeten zijn als ik er niet regelmatig mee geconfronteerd werd door goedbedoelende mensen die het vaak niet eens een ‘nadeel’ voor me vinden. Ook ‘Hij is een van ons in alles behalve zijn accent’, valt niet in goede aarde. Net zomin als de onintelligente aanname dat ik over ieder gespreksonderwerp zou weten ‘hoe dat soort dingen er in Nederland aan toegaan.’ Ik woon al sinds voordat ik stemrecht heb onder jullie, ken jullie gebruiken beter, jullie regels, jullie ideeĂ«n. Dat was alles, ik hou erover op. Ik voeg me weer in de grijze massa. Ich bin ein Belgier.



Een bewuste keuze
01/03/2002
🖋: 

Tijdens de awareness-week op UFSIA wordt dit jaar de problematiek van het onderwijs in de wereld onder de spotlights geplaatst.

Begrijp het echter niet verkeerd: het is geenszins de bedoeling telramen te gaan inzamelen voor de ongelukkige kindjes in het land van Mugabe zodat deze stakkers de fraude bij de presidentsverkiezingen naar ware grootte kunnen inschatten of zoiets. Het zou meer een prikkel tot reflectie moeten zijn over de plaats van het onderwijs, toch het meest primordiale element van ontwikkeling in het actuele debat rond globalisatie. Hoe verandert men best de culturele en economische omstandigheden die ervoor zorgen dat kinderen niet naar school maar naar de fabriek gaan? Hoe maakt men een voor haar eigen positie vrezende elite duidelijk dat onderwijs voor iedereen, en dus ook voor hen, het welvaartspeil op stabiele wijze versterkt? Hoewel in vergelijking met 1950 het percentage analfabeten drastisch is geslonken, voorspelt de UNESCO dat het aantal ongeletterde mensen in de ontwikkelingsgebieden in de toekomst zal stagneren of zelfs nog toenemen. Eén en ander zal uiteraard bijdragen tot een nog meer duale wereld. Laat het allemaal maar eens stevig gisten in uw grijze massa, terwijl u in het agoragebouw op UFSIA uw persoonlijke Ronde van Vlaanderen op rolletjes rijdt ten voordele van het goede doel.



Stemrecht derdelanders onder vuur
01/03/2002
🖋: 
Auteur extern
Stein Pée

Radio 1 toert door Vlaanderen. De komende weken zullen verschillende universiteiten gastheer zijn voor de debatcyclus van de trots van het Vlaamse oor. De Universiteit Antwerpen beet op 18 februari 2002 de spits af met een praatje over migrantenstemrecht. Vier politici en een academica in de arena van de Jan Fabre-zaal op het RUCA.

De nulmeridiaan loopt door het gat van elke Antwerpenaar. Niets nieuws natuurlijk, maar duidelijk bepalend voor problematiek, invalshoek en panelkeuze. Aan ladies geen gebrek op dit avondje uit. Sp.a, Agalev en CD&V vaardigden Kathleen Van Brempt, Fanzaya Talhaoui en Nahima Lanjri af. Een vrouwelijk front dat zonder omwegen pro zegt, mits een aantal verblijfsvoorwaarden. Het partijstandpunt van de CD&V balanceert op een dunne rand en voegt het begrip integratie toe, waarbij taal, verblijf en veiligheid de regel zijn. VLD’er Hugo Coveliers vormde het tegen- en overgewicht. Stemrecht: ja en op alle niveaus, maar enkel voor mensen met de Belgische nationaliteit. Even rekenen leert ons dat derdelanders in dat geval geen derdelanders meer zijn en er dus geen sprake is van stemrecht voor migranten. U merkt het ook al: geen blokkers in het panel, wel in de zaal. Voor even toch.

 

Integratie bevorderen

Thuisspeelster en professor Chris Timmerman houdt van de kern van de zaak: het doel moet het beter functioneren van de samenleving zijn. Vijf, zes of zeven Europese landen – daar werden ze het niet over eens – gaven het voorbeeld. De Ieren zetten de trend in 1963. Het is in ons aller belang zoveel mogelijk burgers in de Belgische samenleving in te sluiten. Het is een manier om de integratie te bevorderen. Negatieve gevolgen werden nergens vastgesteld.

 

Over de nabije toekomst van het stemrecht valt niets met zekerheid te zeggen. De volgende gemeenteraadsverkiezingen zijn voor 2006. Niemand vond dan ook dat er echt haast bij is. Wel of niet in het regeerakkoord, het blijft een discussiepunt. De volgende legislatuur kan beter voorbereid zijn. En nu de PRL van Michel bevestigt dat ze geen crisis wensen en daarnaar ook zullen stemmen, is de kans klein dat er nog een meerderheid wordt gevonden. Een kleine slotopmerking over een andere minderheid: de studenten stuurden hun kat, of misschien twee. Is er dan echt een gebrek aan debatcultuur en politieke interesse zoals dat ons zo vaak wordt verweten?



01/03/2002
🖋: 

In ons vorige nummer verscheen een artikel dat het gebrek aan initiatief vanuit de universiteit met betrekking tot fietsherstellingen hekelde. We kregen daarop een reactie van en spraken vervolgens met de heer Hubert Pype van de dienst Preventie, Bescherming en Milieu (PB&M) op het RUCA en vroegen hem hoe hopeloos we achterhinken in Antwerpen.

Hij verzekerde ons dat het voor de verdeelde en verspreide UA-campussen een onmogelijke opdracht is om iets als een fietsherstelplaats te organiseren zoals in Gent of Leuven. Hubert Pype is mét de redacteur van mening dat kleine reparaties als banden plakken en lampjes vervangen door iedere zichzelf respecterende fietser zelf uitgevoerd zouden moeten worden. Ook grote fietspathologieën zijn volgens hem eigenlijk niet een zaak voor de universiteit. Toch laat de unief ons niet helemaal in de winterkou staan met ons dagelijks geteisterde stalen ros. Met een beetje geluk en vooral een beetje weekhartigheid van derden mogen we voor de zuidelijke campussen namelijk een regeling met een lokale fietsenverkoper verwachten.

 

Fraaie borden

Een Wilrijkse detaillist in velocipedes is er volgens het hoofd van PB&M in geĂŻnteresseerd om zich te verbinden onze fietsen ten allen tijde te repareren. In geval van een kapotte fiets komt hij het ding ophalen, geeft hij tijdelijk een vervangfiets, herstelt hij uw fiets en komt hij hem weer terugruilen. De universiteit komt niet tussen in het contact tussen u en uw redder en alle kosten zijn aan u. Een fraai bord in de fietsenstalling zal u aanmoedigen bovenstaande fietsenspecialist te contacteren. Voorts valt te melden dat men van zin is om nog dit jaar de fietsenstallingen voor studenten te voorzien van een slot dat met uw studentenkaart geopend kan worden. Uw lekke fiets zal veilig staan.



Overpeinzing: wat met dat extra jaar?
01/03/2002
🖋: 
Auteur extern
Johan Martens

Het is u ongetwijfeld al ter ore gekomen: er zijn veranderingen op til in het Vlaamse hoger onderwijs. Onder de noemer “Bologna” wil iedereen zijn grieven uiten en verlanglijstjes bovenhalen, en één van de discussiepunten is de duur van de opleidingen die nu na vier jaar leiden tot een licentiaatdiploma. Een aantal decanen hebben onlangs gepleit voor een verlenging van die richtingen tot vijf jaar. De meeste buitenlandse tegenhangers ervan vergen immers zo lang, en zij vrezen dat de Vlaamse opleidingen te licht uitvallen om de concurrentie aan te gaan.

Eigenlijk zou die vraag vreemd in de oren moeten klinken: u bent ook wel eens een obscuur individu tegengekomen dat er in geslaagd was te blijven hangen voor een mysterieus “extra jaar”. Hoewel onbekend bestaat de mogelijkheid tot een vijfde jaar universiteit vandaag dus al. In Vlaanderen Ă©n WalloniĂ« is het er gekomen in navolging van Frankrijk, waar men enkele decennia geleden had vastgesteld dat het maĂźtrise-diploma, de evenknie van onze licentiaat, niet meer volstond als einddiploma. Er werd een vijfde studiejaar opgericht dat in twee smaken kwam: het diplĂŽme d’études approfondi (DEA) en het diplĂŽme d’études spĂ©cifiques spĂ©cialisĂ©s (DESS). Beide vonden snel ingang en genieten in de ganse francofonie alom bekendheid en respect. Enerzijds kan men in het extra jaar een brug te slagen naar de praktijk, en profiterend van de basis die tijdens de eerste vier jaren is gelegd studenten klaarstomen voor de “echte wereld”. Anderzijds biedt het doctorandi de mogelijkheid om de steeds groeiende kloof tussen de basisopleiding en de grens van het onderzoek te overbruggen; bij onze zuiderburen werd het een verplichting om de DEA te voltooien alvorens aan ‘la thĂšse’ te beginnen.

 

Op het eerste zicht een gezonde evolutie dus die ook bij ons zijn waarde zou kunnen bewijzen, en in WalloniĂ« ontstond snel een structuur met dezelfde nomenclatuur. Vlaanderen viel echter niet hetzelfde lot te beurt: hoewel ook het kader werd gecreĂ«erd voor zo’n vijfde jaar, is dat amper van de grond gekomen. Waarom is een interessante vraag, maar in elk geval heeft de naamgeving niet geholpen. De ‘cabinettair’ van dienst kon destijds blijkbaar niets beters verzinnen dan een vertaling van de Franse titels tot Getuigschrift van Aanvullende Studies (GAS) en Getuigschrift van Gespecialiseerde Studies (GGS). Een ongelukkigere keuze is moeilijk denkbaar. Een getuigschrift krijg je na een weekendcursus bloemschikken, als benaming voor hoogste universitair diploma buiten het doctoraat is het bijna belachelijk. De enkele succesvolle GAS en GGS opleidingen die we toch rijk zijn, betitelen zich officieus met een of andere vorm van “master”. Een noodzaak, al ontbeert die titel in BelgiĂ« elk wettelijk kader – iedereen kan in zijn kelder een management schooltje opzetten en MBA’s uitreiken.

 

Op het eerste zicht lijken de Bologna-akkoorden dĂ© gelegenheid om deze toestand recht te zetten. Maar tegelijk houdt die opportuniteit ook een groot gevaar in. Als men enkel de naam van licentiaat in master omzet, dan neemt men de voedingsbodem voor voortgezette opleidingen volledig weg. Wie wil immers nog verder studeren na wat internationaal al een terminaal diploma is? Een titel als “master in advanced studies” die geopperd werd om een hoger diploma in zulk een structuur (na een bachelor en een eenjarige ‘gewone’ master) aan te duiden lijkt op het eerste zicht een mogelijkheid. Dit zou echter in het buitenland enkel verwarring stichten, en het scenario van de huidige GAS en GGS opleidingen herhalen.

 

Nochtans zal die keuze financieel aanlokkelijk zijn: een langere studieduur impliceert immers een meerkost. En ver zoeken naar argumenten is het ook al niet: is het Vlaamse licentiaatdiploma immers niet evenveel of zelfs meer waard dan sommige buitenlandse master-opleidingen? Ongetwijfeld. Maar tegen de achtergrond van een toekomstige Europese onderwijsruimte, waarin we sowieso al zullen opboksen tegen een taaloverwicht van onze buurlanden en waar de naam van een diploma altijd vergezeld zal gaan van de reputatie van de instelling van herkomst, dient een ambitieus Vlaanderen zijn zonen en dochters niets minder aan te bieden dan een opleiding die voor niemand dient onder te doen.

 

 

 

De auteur studeerde aan de UA, Paris VI, Oxford University en is momenteel doctoraatsstudent aan Columbia University in New York.

 

zie ook: Zicht op Bologna



Elke week een nieuw decreet
01/03/2002
🖋: 

In het tweede nummer van dwars werd een inleiding gegeven op het Bologna-akkoord. Dit om jullie beter te betrekken bij een thema dat ditmaal toch helemaal geen ‘ver-van-mijn-bed-show’ is. Daarom een vervolgartikel over het wettelijke kader voor de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik na het lezen van het decreet even geen bomen meer zag door het bos. Maar na een korte recapitulatie kan ik toch concluderen dat het decreet inhoudelijk uiteindelijk slechts een magere hap is voor de student (en waarschijnlijk ook voor de universiteiten en hogescholen). Een groot deel van het decreet bestaat uit algemene definities en doelstellingen (b.v. art. 6 § 1 t.m. 6).

 

Daarbij is een aanzienlijk aantal pagina’s gewijd aan de onderwijsbevoegdheid; er wordt aangegeven welke universiteiten en hogescholen in welke studiegebieden bevoegd zijn om opleidingen aan te bieden en de daarbij behorende graden te verlenen. Interessanter is natuurlijk de vraag: ‘hoe zal de omvorming naar een bachelor- en masterstructuur plaatsvinden?’ Helaas, daar wordt met geen woord over gerept, want dat zal een taak zijn voor de universiteiten, hogescholen en associaties zelf. Zo moeten de hogescholen en universiteiten ook zelf ‘voorzien in aangepaste overgangs- en begeleidingsmodaliteiten voor studenten bij de opbouw van de bachelor- en masteropleidingen en de afbouw van de opleidingen die erdoor vervangen worden en zorgen voor de interne en externe kwaliteitszorg van de onderzoeksactiviteiten.’ Slechts het begrip ‘accreditatie’ wordt nader toegelicht en wederom in brede bewoordingen wordt vastgelegd wanneer een bachelor- of masteropleiding geaccrediteerd zal worden (art. 55 § 3).

 

Verder zijn de onderwerpen ‘creditsysteem’, ‘studietraject’ en ‘studiegeld’ ook niet opgenomen in het decreet. Alhoewel, een kleine correctie ten aanzien van laatstgenoemde: dit onderwerp is als dusdanig wel opgenomen, maar de bedragen voor de opleidingen zijn nog niet bepaald (een onbelangrijk detail?). En wat betreft de eerste twee thema’s wil de werkgroep nog ‘grondig reflecteren’ (brief) en het studietraject pas aanpassen wanneer de nieuwe bachelor- en masterstructuur vanaf 2004-2005 gradueel zal worden ingevoerd.

 

Aha, daar is misschien een lichtpuntje in de duisternis: de data voor de invoering van de nieuwe graden en structuur zijn wél in het decreet vastgelegd. Volgens de versie van 18 januari 2002 is het de bedoeling de bachelor- en mastergraden vanaf 2003-2004 in te voeren, de bachelor- en masterstructuur vanaf 2004-2005. Onder voorbehoud uiteraard.

 

En jawel, jullie zullen ook wel denken: ‘waarom zo een haast als er nog zo veel onduidelijkheden, bedenkingen en discussies zijn?’ In dit geval heeft Vlaanderen weinig keuze wil het niet uit de Europese pas geraken. Europa houdt nu eenmaal van snelheid en geeft soms weinig om diepte.

 

 

Zie ook: 3 plus 2 is 4



Op het sportpalmares van de UA
01/03/2002
🖋: 

Koning voetbal is machtig en de plaatsing van de Rode Duivels voor het WK zal daar geen afbreuk aan doen. Toch zijn andere opmerkelijke sportprestaties niet aan de arendsogen van de dwars-sportredactie ontgaan. Op UA-niveau bijvoorbeeld kunnen we lovend spreken over ons hockeyteam. Zij wonnen verrassend het laatste toernooi tegen Leuven en werden zo Vlaams kampioen. De motivatie voor het aanstaande treffen eind februari laat zeker niet te wensen over.

Het is reeds bekend dat de UA rond enkele sporten een eigen ploeg heeft opgericht om de unief op inter-universitaire toernooien te verdedigen. Het meest recente succes op een dergelijk toernooi is te beurt gevallen aan het hockeyteam. Het jaarlijkse hockeytoernooi bestaat steeds uit twee rondes waarvan de eerste aan beide zijden van de taalgrens beslecht wordt en als een kwalificatieronde voor het grote werk kan beschouwd worden.

 

In de tweede ronde nemen de beste twee Vlaamse teams het op tegen de twee Waalse finalisten, waarna men één team Belgisch kampioen kan kronen. Op deze laatste titel maakt het UA-team dit jaar ook aanspraak na hun onverwachte zege in de eerste ronde tegen de goed getrainde favorieten van de KUL. In tegenstelling tot het UA-elftal, worden zij wekelijks getraind door internationaal Nicolas Renaer. Voorts schenen zij er ook baat bij te hebben zich intensief op te warmen vóór de finale, terwijl de onzen als goede Antwerpenaren nog volop aan de toog kampeerden. Toch wisten kapitein Xavier van Elderen en de zijnen hen in de arena van de Dragon Hockey Club in een bloedstollende titanenstrijd met 3-1 te verslaan. Nu is het enkel de vraag of deze overwinning te danken is aan hun eigenzinnige opwarming of het feit dat ze gewoon beter zijn? Hoe dan ook, zo ging de Vlaamse titel naar de underdogs uit het Antwerpse en werd een plaats in de eindronde veilig gesteld.

 

Zo ging de Vlaamse titel naar de underdogs uit het Antwerpse.

 

Finale tegen Leuven?

Het eindtoernooi vindt plaats op het veld van Louvain la Neuve op 27 februari. In de halve finale staat de UA-crew tegenover het team van de ULB. Naar men verwacht zullen de onzen in de finale weerom moeten aantreden tegen een team uit Leuven – dat van de KULeuven of Louvain la Neuve. In het verleden namen de Vlaamse teams meestal de bovenhand. Doch, u weet het, elke wedstrijd moet gespeeld worden. De ambities in het Antwerpse kamp zijn er echter niet kleiner om. “Met minder dan goud nemen we geen vrede”, aldus de aanvoerder. Aan strijdlust dus geen gebrek, maar hoe zit het met de twaalfde man? De belangstelling voor het kwalificatietoernooi was vrij gering, dat moet dus ongetwijfeld beter kunnen. Een topsporter ziet zichzelf nu eenmaal nogal graag, en wanneer hij in dat gevoelen door een horde schorre kelen gesteund wordt, presteert hij gewoon beter. Voel u aangesproken en spring mee de bus op.

 

Wanneer ook de Belgische titel behaald wordt kan men luidop dromen om ook aan buitenlandse toernooien deel te nemen. Aangezien de meeste spelers nog eerstejaars zijn ziet de toekomst er dus vrij mooi uit voor het UA hockeyteam. We zullen dus zeker nog van hen horen. Uitslagen van één en ander bekomt u bij Danny Boeykens of op de websites van de sportdiensten van uw campus.



Nu al een voorjaarsklassieker
01/03/2002
🖋: 

Dinsdag 26 maart 2002 is een datum om meteen in de agenda aan te kruisen. Nee, geen nieuw huwelijk van Alexander en MĂĄxima, of een volgende oerslechte oefenwedstrijd van onze nationale ploeg, maar de dag van de tweede UA-palliathon. Een woord uitleg.

De palliathon van de UA is het geesteskind van François Peeters, leidend ambtenaar van onze geliefde universiteit. Nadat in Brussel een gelijkaardig initiatief heel wat geld in het juiste laatje bleek te brengen, was het tijd om ook in Antwerpen met zoiets van start te gaan.

 

De eerste editie, in het voorjaar van 2000, werd een overweldigend succes en bracht voor de verschillende centra voor palliatieve zorgen in het Antwerpse een serieuze cent op (750.000 toenmalige Belgische frankskes om iets preciezer te zijn). Deze opbrengst kan trouwens integraal worden verdeeld omdat hulp uit verschillende hoeken (sponsors ATV en Radio2, maar ook de universiteit zelf en de stad Antwerpen) de organisatiekosten fors drukt. Bedoeling is dit jaar met een cheque van 25.000 euro uit de hoek te komen.

 

Centraal staan dus de centra voor palliatieve zorgen. Wie mee loopt doet dit niet énkel tot meerdere eer en glorie van zichzelf, maar in de eerste plaats voor het goede doel. En dat goede doel zijn de Palliatieve Eenheid Middelheim (OCMW), de Palliatieve Hulpverlening Antwerpen (PHA) en de Palliatieve Eenheid St-Camillus.

 

Teamwork

Hoe loopt dat nu allemaal, hoor ik u vragen. Wel, de afstand die afgelegd dient te worden, ligt niet vast. De naam palliathon doet wel verdacht veel denken aan die van dat kleine Griekse stadje op 42 km en nog wat van Athene. Geen paniek, want ik voel dat de dwars in de handen van de meeste studenten intussen begint te trillen, u hoeft helemaal niet de krachttoer van die betreurde Griekse soldaat over te doen.

 

De afstand die afgelegd dient te worden, ligt niet vast.

 

De race verloopt niet tegen de kilometers, maar tegen de tijd. Omstreeks zeven uur die avond wordt de klok op 2 uur en 6 minuten ingesteld (de tijd die wereldrecordhouder Khannouchi nodig had in Boston), en kunnen de spelen beginnen. Wederom, vrees niet beste collega-student, want ook die enorme tijdspanne (hoe lang is het intussen al niet geleden dat je zo lang in de les kon zitten, laat staan dat je zou lopen en spurten dat er de stukken af vliegen) dien je niet in je eentje te overbruggen. Een palliathon is een echte teamsport en dat wil zeggen: ik moet maar 1/10 lopen, en de rest is voor mijn (maximaal negen) ploegmaats, die ik daarbij luidkeels (voor zover er nog lucht in je longen zit) aanmoedig.

 

Kennen

Markant aan deze tweede editie is het enthousiasme waarmee gereageerd wordt op het initiatief. Naast de universiteit zelf doen ook alle hogescholen van de Associatie mee met meerdere ploegen. Verwacht wordt dat er zo’n 700 man zich rond het 1054 meter lange parcours zal bevinden. Laat je dus als sportieve of geĂ«ngageerde student niet kennen, maar schrijf je in en doe mee. Noot voor de materialistisch ingestelde lezers: voor iedere deelnemer is er een verrassing, voor de eerste drie ploegen een heuse trofee.