haatfabriek | satire

21/04/2024
Haatfabriek (© Amber Peeters | dwars)
🖋: 
Auteur

To hate or not to hate? Niemand vroeg het, maar het antwoord is meestal van wel. Het is niet omdat ik maandelijks dit hekelschrift neerpen dat ik daarom ook een hater ben. In wezen ben ik de meest optimistische persoon binnen de redactie – alleen zet ik die versie van mezelf even aan de kant wanneer het nodig is. Het is namelijk beter om je frustraties te uiten dan om ze op te kroppen. Deze keer vertel ik je over mijn ervaring met de helse applicatie WhatsApp.

In deze voorlaatste editie van de welgeliefde haatfabriek wil ik het even hebben over een van mijn grotere frustraties in het leven. Als redelijk archetypische Gen Z’er baan ik mijn weg niet graag naar het gedrocht deze messaging app. De achtergrond is lelijk, de foto’s die mensen me sturen worden zomaar opgesloten in mijn camerarol en ik wil de moeite niet doen om uit te zoeken hoe ik dat moet aanpassen. Het is een verschrikking om de app te openen op mijn laptop, want om een of andere reden moet ik elke keer weer een QR-code scannen. Alle meldingen verdwijnen bij het openen van de app alsof ik telkens in één keer iedereen die me via het medium wil contacteren van een onenthousiast antwoord wil voorzien. Als ik je dus ooit geghost heb op WhatsApp, dan is het je eigen schuld. Je had me maar niet op die manier moeten benaderen.

Elke keer dat ik de app gebruik, roept het namelijk veel vragen in me op. Waarom zetten ze in het midden van een woord een hoofdletter? Welke millennial of codeerfanaat heeft die beslissing gemaakt? Als lowercase aesthetic enthusiast en trotse ontwerper van het nieuwe logo van dwars kan ik mij niet in die beslissing inleven. Waarom zou je die lelijke app willen gebruiken in plaats van Instagram, Messenger of zelfs Snapchat en de dm’s van TikTok? Communiceer wat mij betreft via mail of Teams, of maak een gezamenlijk Worddocument aan en typ daarin. Deel een Photoshopbestand en teken pictionarygewijs wat je wil zeggen. Stuur een postduif met de coördinaten van een geheime kist waarin je een geheime boodschap voor me hebt achtergelaten, maar durf niet om me te contacteren via WhatsApp. Ik zal het je nooit vergeven. Maak een gedeelde Googlekalender en zet je bericht in de naam van een activiteit. Maak een Spotifyplaylist met songtitels die de boodschap overbrengen. Ik kan niet stoppen met betere alternatieven te bedenken en ondertussen stuur jij me op WhatsApp. Denk daar maar eens over na.

Kleine disclaimer voor als je je aangesproken voelt: er zitten geen vijandige bedoelingen achter deze tekst. Als je diep gekwetst bent, kan je me altijd een whatsappje sturen. Zo lees ik het niet en word ik er niet mee geconfronteerd. 
 



UAntwerpen

21/04/2024
moestuin brantijser

Moestuintjes en tuinieren zijn terug! Dat merk je overal, ook in stedelijke gebieden zoals Antwerpen. Zo investeerden districten Wilrijk en Berchem al in projecten om de straten te vergroenen met onder andere geveltuintjes. Ook de stad zelf promoot het aanleggen van geveltuintjes en dat lijkt te werken, want tijdens een stadswandeling de dag van vandaag zie je steeds vaker groene gevels. Onze universiteit trekt die groene lijn netjes door en ook op onze campussen zijn verschillende (moes)tuintjes terug te vinden. Wij zetten twee (moes)tuintjes op de campus in de kijker.

Wie wel eens les heeft in Het Brantijser op de Stadscampus, heeft het ongetwijfeld al gezien: het braakliggend lapje grond dat er tot een paar weken geleden vrij dood uitzag, leeft helemaal op! Dat zette deze redacteur meteen aan het denken. Heeft UAntwerpen dan toch geïnvesteerd in tuinmannen die geen schapen zijn? Bestaan tuinkabouters echt? Na een zoekopdracht op Google kwam ik er al snel achter dat het gaat om ‘Hofstad’, een historisch proefveld voor stadslandbouw. Mijn nieuwsgierigheid was enorm aangewakkerd, dus contacteerde ik Cécile Bruyet en Tim Soens, de coördinatoren van het project. Cécile vertelt me dat het project deel uitmaakt van het vak ecologische geschiedenis in de derde bachelor Geschiedenis. Daar leren de studenten over allerlei thema’s met betrekking tot ecologische geschiedenis en een deel daarvan is landbouw. Hofstad is het praktijkdeel van het vak en draait vooral rond stadslandbouw. “Alle 160 studenten die in de cursus zitten, nemen ook deel aan het project. Dat was echt een praktische uitdaging, maar het lukt”, legt ze uit.

Binnen het kader van het vak zijn de studenten ingedeeld in zes groepen die allemaal aansluiten bij een historische periode. “De eerste tuin draait rond de vroege tot de hoge middeleeuwen. Daarbij is het thema de geschiedenis van geneesmiddelen. Dat zijn allerlei planten die toen voor zieken geteeld werden. De tweede tuin betreft de late middeleeuwen tot de premoderne periode. Daar is het thema de geschiedenis van smaak, en moeten de studenten met recepten werken. De derde tuin situeert zich ook in de premoderne periode, maar daar draait het allemaal rond diergeneeskunde. De vierde tuin draait rond industrialisatie, de periode waarin moestuinplannen voor stedelijke gebieden ontstonden. De vijfde en zesde tuintjes bevinden zich in de post-Tweede-Wereldoorlog-periode en gaan over het landbouwonderwijs”, legt Cécile uit.

Naargelang hun periode en thema moeten de studenten bronnen zoeken om te ontdekken hoe de mensen toen aan landbouw deden. Zo beslissen ze welke gewassen ze kunnen planten en welke materialen ze mogen gebruiken. Dat is soms niet eenvoudig volgens professor Soens: “Studenten moeten zich een aantal vragen stellen voor ze beginnen. Als ze erwten willen zaaien moeten ze weten of mensen dat wel deden in de zestiende eeuw en hoe ze die dan zaaiden. Dan moeten ze ook nog op zoek gaan naar de historische varianten van erwten en het zaaigoed daarvoor, dus het is niet gemakkelijk. Ook als er insecten bij te pas komen is het niet evident. Je hebt geen insecticide, je hebt geen herbicide, dus je moet alles eigenlijk zelf uitvinden. Ook het bemesten gebeurt bijvoorbeeld met historisch verantwoorde meststoffen zoals turf en koemest in korrelvorm.”

Het doel van het prac ticum is om studenten actief aan het denken te zetten over stadslandbouw door de eeuwen heen. “Ze brengen maandelijks verslag uit van wat ze hebben gedaan, hoe ze dat hebben overlegd en welke bronnen ze daarvoor gebruikten. Het gaat ons dus echt om de argumentatie”, legt Cécile uit. Toch kijken de historici ook vooruit, zegt Soens: “Je ziet vandaag in het stadsbeeld veel geveltuintjes en andere moestuintjes. Dat is wel de inspiratie natuurlijk. Er wordt vandaag nagedacht over andere manieren om aan voedselvoorziening te doen. De korte keten is weer belangrijk. Historici kijken naar het verleden om iets te zeggen over vandaag. Zo is geschiedenis maatschappelijk relevant.”

The Sympoiesis Garden

Op campus Mutsaard gelooft men ook dat tuinieren maatschappelijk relevant is. In de gangen vind ik flyers die me uitnodigen om op woensdagavonden mee te werken aan The Sympoiesis Garden. Geïntrigeerd besluit ik om er volgende woensdag opuit te trekken en door de statige campuspoort op zoek te gaan naar de student-tuiniers. Rondom een picknicktafel vind ik een gezelschap dat thee en gebak met elkaar deelt. Met mij zijn Eline De Clerq, docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en oprichtster van het project, vier (ex-)studenten van de Academie en een kunstenaar. Zelf ben ik de enige student van UAntwerpen, maar ik word verzekerd dat ik evenzeer welkom ben. Omgeven door oude gebouwen, standbeelden en een afgedankte sokkel voelt de geschiedenis hier heel dichtbij. De mensen uit de geschiedenis blijken ook letterlijk dichtbij, de grond is immers een oude begraafplaats. Eline raadt me aan om niet dieper dan twintig centimeter te graven om een tête-à-tête met een schedel te vermijden.

Eline vertelt ons enthousiast het verhaal van de tuin. Tot enkele jaren geleden was tuinieren hier verboden. Toen hebben experts aangeraden om hier te tuinieren om zo de ecologie van de tuin te herstellen. Tegelijkertijd was er het idee dat studenten hier recht op hadden. De twee kwamen samen en zo werd het project geboren. Buiten de ecologie herstellen is het ook de bedoeling om studenten hier actief aan het denken te zetten. In tegenstelling tot Hofstad kwam dit project tot stand vanuit een artistieke, en geen historische, visie.

Dat punt wordt goed duidelijk gemaakt wanneer het woord agency valt, een term die elke geschiedenisstudent bekend in de oren klinkt. Historici debatteren er hevig over of patronen in de samenleving, structuur, of de wil van de mens zelf, agency, de grote drijfveer van de geschiedenis is. Ze zijn een beetje het kip en het ei voor historici. Hier wordt agency gebruikt in een context die de geschiedschrijving vreemd is: het gaat over die van de planten en niet die van de mens. Studenten leren in deze stadstuin om zichzelf als een deel van de natuur te zien en ervoor te zorgen, iets wat zeker in een tijdperk van klimaatverandering relevanter is dan ooit. De achterliggende visie van de tuin is ook gepubliceerd in de vorm van een kaart. Die is half kunstwerk, half academisch werk inclusief bronvermeldingen en geheel gratis te halen in de bibliotheek van de Academie.

Dat klinkt als veel theorie, maar in praktijk kwam het erop neer dat we gras gingen uittrekken. Niet omdat gras een ‘onkruid’ is, die term zouden de tuiniers hier nooit hanteren, maar omdat gras net het ‘onkruid’ verdringt. Als we alleen het gras verwijderen dan kunnen de andere planten groeien. Het merendeel van ons gezelschap gaat na wat minuten gras trekken over naar andere activiteiten. Ze gingen een hekje bouwen rondom het centrale stuk van de tuin om te vermijden dat bezoekers per ongeluk de planten gaan vertrappelen. Later worden er ook varens in de grond geplant.

Ik bleef twee uur bezig met het gras. Het is uitdagender dan je denkt. Je denkt perfect te weten wat gras is en wat niet tot je gedwongen wordt om alleen gras en niets anders uit te trekken. Zo aandachtig naar de grond moeten kijken dwingt wel een band met de aarde af. Je komt ook regelmatig oog in oog te staan met de bewoners van die aarde. De wormen zijn niet blij dat je gras uit hun aarde trekt. Hun veelvuldige aanwezigheid toont wel aan dat de grond gezond is. Buiten de wormen houdt er nog één collega grasplukker me gezelschap. Geen student van de Academie, maar een kunstenaar die hier is terecht gekomen uit fascinatie voor het project. Tijdens het grasplukken filosoferen we verder over de tuin en delen we levensverhalen. Na twee uur thee drinken, filosofische conversaties voeren en gras uittrekken is het tijd voor avondeten en gaan we allemaal stilletjesaan naar huis, ook de wormen die ik niet langer uit hun huizen kan verjagen. 

Iedereen is welkom om mee te helpen in de tuin. Info over de samenkomsten kun je vinden op de Instagrampagina. @royalacademyantwerpgarden 
 



close-up: recensie

02/04/2024
Wagner recensie
🖋: 

Richard Wagner liet naast talloze opera’s ook een omvangrijk literair oeuvre na waarin hij uitgebreid stilstond bij de ideeën achter zijn muziektheater. Philip Westbroek vertaalde de geschriften van de componist naar het Nederlands en schreef met De werkkamer van de meester een uitgebreide inleiding op de reeks. Onze redacteur waagde zich aan deze literatuur voor volmaakte wagnerianen.

Studenten die van de Stadscampus naar het Centraal Station wandelen, passeren nietsvermoedend Residentie Wagner. Vrees niet, de gelijknamige Russische paramilitaire groepering heeft – voor zover we weten althans – geen uitvalsbasis nabij de Rooseveltplaats. De residentie in kwestie heeft haar naam te danken aan de negentiende-eeuwse componist Richard Wagner, een toepasselijke naam dus voor een woongelegenheid op een boogscheut van de Antwerpse opera. Richard Wagner was namelijk een sleutelfiguur in de operageschiedenis. Hij verhief het muziektheater eigenhandig tot een hoger niveau. Luchtige liefdesverhaaltjes die louter als behang dienden voor de keuvelende burgerij, behoorden voortaan tot het verleden. Wagner doofde de zaallichten en schotelde het publiek allesomvattende epossen voor die complexe filosofische kwesties aansneden. Zijn werk is daardoor doorgaans voorbehouden voor melomanen die alleen maar genoegen nemen met het neusje en de zalm laten voor wat het is. 

Het oeuvre van de componist heeft desondanks de tand des tijds doorstaan. Elk zelfrespecterend operahuis heeft minstens één Wagneropera op het programma staan en zowat iedereen kan zijn Walkürenritt meeneuriën met dank aan de helikopterscène uit Apocalypse Now. Het literaire proza van de componist verdween daarentegen wel in de plooien van de geschiedenis. Geheel ten onrechte, aldus Philip Westbroek. Wagners proza is namelijk cruciaal voor het begrip van zijn opera’s. Alles wat de componist ooit schreef had betrekking tot zijn operavernieuwing. Wie zich wil verdiepen in Wagners muziektheater en de vele ideeën die aan de grondslag daarvan lagen, kan dus niet aan zijn proza voorbijgaan. Daarom besloot Westbroek om de duizenden pagina’s die Wagner ooit volkrabbelde naar het Nederlands te vertalen. De negendelige reeks is naast een huzarenstukje een heus unicum. De Nederlandse vertaling is namelijk de enige integrale uitgave in een andere taal dan het Duits.  

Westbroek was Wagner na al die jaren nog niet beu en schreef een ‘handzame’ inleiding bij de negendelige prozareeks. Nu ja, driehonderd pagina’s muziekfilosofie zijn alleen maar handzaam voor echte wagnerianen, die het gewoon zijn om een ouverture van twintig minuten uit te zitten alvorens de eigenlijke opera begint.  

In de introductie van De werkkamer van de meester staat Westbroek uitvoerig stil bij het mysterie achter de impopulariteit van Wagners proza. Waarom leest niemand de geschriften van een componist waar liters inkt over zijn gevloeid? Ligt het aan Wagners complexe schrijfstijl? Westbroek ontkracht zulke opvattingen. Kant had ook niet bepaald een vlotte pen en diens werk wordt nog herhaaldelijk uitgegeven. Volgens Westbroek is het klaar en duidelijk waar het schoentje knelt. Wagners antisemitische opvattingen hangen als een donkere wolk boven zijn geschriften. Zijn omstreden essay Das Judenthum in der Musik, waarin hij van leer trekt tegen Joodse componisten en muziekcritici, is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de Duitse cultuurgeschiedenis. Niet zelden opperen specialisten ter zake dat het essay het pad effende voor het grote trauma van de twintigste eeuw.  

Intellectuele spons

Ondanks de – terechte – controverse loont het om Wagners ideeënwereld in te duiken, al was het maar om inzicht te krijgen in het negentiende-eeuwse denken. Wagner belichaamde het tijdsbestek: als een spons zoog hij gretig kennis en theorieën op die hij verwerkte in zijn muziekdrama. Westbroek bespreekt uitgebreid zijn geschriften over het zogenaamde gesamtkunstwerk. Wagners opvattingen daarover gaan terug tot zijn jeugdige Beethovenidolatrie. In een van zijn weinige verhalende geschriften brengt het alter ego van Wagner een bezoek aan de stervende Beethoven. De Weense toonmeester had met zijn orkestrale muziek het onderste uit de kan gehaald, waardoor er op het einde van zijn leven niks anders opzat dan het terrein van het woord te betreden. Resultaat: het slotkoor van zijn negende en laatste symfonie, het bekende Ode an die Freude naar een tekst van Friedrich Schiller. In het kortverhaal gaf Beethoven de toestemming aan Wagners alter ego om zijn nalatenschap verder te zetten en literatuur en muziek verder te laten samensmelten. Wagner zelf droomde van een synthese tussen de muzikale vernieuwingen van Beethoven en het literaire drama van Shakespeare. De optelsom van de twee delen resulteerde in het zogenaamde gesamtkunstwerk, een opera met een vernieuwde partituur en een literair libretto. 

Wagner was naast een operavernieuwer ook een intellectuele duizendpoot. Onder invloed van het socialisme stond hij op de barricaden, hij viel zijn geloof af na het lezen van Feuerbach en Bakoenin, vond God weer ten tijde van de opera Parsifal en kreeg geregeld een hoogleraar filologie uit Bazel op de koffie. Friedrich Nietzsche was zijn naam, de man in kwestie zou later nog iets met filosofie doen. Wagner schreef uitvoerig over al deze intellectuele stromingen en verwerkte ze in zijn opera’s. 

Voer voor wagnerianen

De werkkamer van de meester is naast een inleiding op de filosofische onderbouw van Wagners opera’s ook een overzicht van het negentiende-eeuwse denken. Alle benoemingswaardige intellectuelen en denkstromingen uit de ijzeren eeuw passeren de revue. Westbroek legt behendig de link tussen Wagners intellectuele ontwikkeling en de opera’s die in navolging daarvan tot stand kwamen. Daarbij legt hij vooral de nadruk op Wagners denken en schrijven, waardoor zijn levensverhaal naar de achtergrond verdwijnt. De affaire met Mathilde Wesendonck, de hechte band met schoonvader en toppianist Franz Liszt en zijn tragische levenseinde in Venetië komen slechts terloops aan bod. Biografische informatie is uiteraard bijkomstig in een monografie die zich toespitst op Wagners gedachtegoed, maar lezers die niet vertrouwd zijn met de levenswandel van de componist dreigen hierdoor de draad te verliezen.  

Westbroeks bespiegelingen leveren een rijke monografie op voor diegenen die zich willen verdiepen in de ideeën achter Wagners muziektheater en de negentiende-eeuwse cultuurgeschiedenis bij uitbreiding. Zij die geen kaas hebben gegeten van de behandelde onderwerpen, haken vermoedelijk na enkele pagina’s al af. Westbroek onderneemt weliswaar een poging om de lezer bij de les te houden door in elke hoofdstuk heldere inleidingen en samenvattende besluiten in te lassen, maar blijft in de eerste plaats een academicus met een grenzeloze eruditie. Deze kennis naar het brede publiek vertalen was kennelijk niet het doel van deze monografie. Wie een handzame inleiding tot het werk van Wagner wil lezen, grijpt beter naar de toegankelijkere biografie van Freddy Mortier.



maatschappij

23/03/2024
Sociale media (© Margot Franckx | dwars)
🖋: 

Technologisch vernuft en sociale media zijn overal anno 2024. Die alomtegenwoordigheid kan je voornamelijk situeren binnen Generatie Z (geboren van 2001 tot 2015). Mensen uit Generatie Z worden ook wel digital natives genoemd, mensen die opgegroeid zijn in het digitale tijdperk en zich nauwelijks een leven zonder digitale technologie kunnen voorstellen. Het is de vraag wat zo’n leven tussen de schermen oplevert en of het wel een goed idee is dat jongeren zich zo massaal bezighouden met sociale media.

Wij spraken met professor Michel Walrave, gewoon hoogleraar aan het departement Communicatiewetenschappen aan UAntwerpen. Hij richtte de onderzoeksgroep MIOS (Media en ICT in Organisaties en in de Samenleving) op. MIOS doet onder andere onderzoek rond het digitaal mediagebruik van jongeren. Daarbij wordt vooral gekeken naar de risico’s die jongeren lopen en hoe ze daarmee omgaan.

Walrave startte zijn onderzoeksloopbaan begin jaren negentig aan KU Leuven. Tijdens zijn studie Communicatie­wetenschappen bestonden er nog geen sociale media, maar wel al internettoepassingen en chatmogelijkheden om interpersoonlijk te communiceren. Ondertussen zijn er een heleboel nieuwe toepassingen waarbij het privacyvraagstuk meer dan ooit actueel is. Vanuit haar missie focust MIOS zich vooral op een aantal risico’s van sociale media. “Een van de eerste risico’s die we nationaal en internationaal zijn gaan bestuderen is cyberpesten, in verschillende onderzoeken onder leiding van collega Heidi Vandebosch. Daarnaast doen we onderzoek naar online partnergeweld en andere vormen van online geweld. We doen ook onderzoek over intieme vormen van communicatie zoals sexting waarbij jongeren soms onder druk worden gezet om beelden door te sturen die dan misbruikt of verder doorgestuurd worden”, aldus Walrave.

opgroeien met sociale media

Allereerst licht Walrave toe hoe het komt dat jongeren zo sterk aangetrokken zijn tot sociale media. “Dat is geen toeval. Jongeren die opgroeien ondergaan een aantal fundamentele ontwikkelingen. Ze experimenteren met looks en vinden feedback van leeftijdsgenoten heel belangrijk. Die feedback, het experimenteren en het uiten van meningen gebeuren voornamelijk face to face, maar ook steeds meer op sociale media. Dat maakt dat sociale media een belangrijke rol spelen in de identiteitsvorming van jongeren.” Ten tweede ontwikkelen jongeren zich ook op het vlak van vriendschappen en relaties. “Sociale media spelen ook hierin een belangrijke rol. Ze openen namelijk een wereld van mogelijkheden om contacten te leggen. Vooral bij de eerste romantische relaties zijn sociale media belangrijk. Jongeren communiceren met elkaar, leren elkaar kennen en delen soms ook intieme informatie of foto’s met elkaar via digitale media. Digitale toepassingen zijn dus ook in de intieme sfeer belangrijk.” Een laatste domein waarin jongeren in een stroomversnelling komen is het streven naar en het bereiken van meer autonomie. “Tijdens de adolescentie is men niet altijd akkoord met wat vader en moeder beslissen of adviseren. Sociale media zijn de eigen virtuele ruimte voor jongeren waar ze onder de radar van ouders kunnen communiceren met geestesgenoten. Daardoor komen ze in contact met verschillende zienswijzen en kunnen ze steun vinden bij gelijkgestemden die met dezelfde vragen zitten of met dezelfde problemen kampen.”

De breedte van dat online netwerk houdt natuurlijk ook risico’s in. “Jongeren komen in contact met elkaar en hebben niet altijd dezelfde mening, waardoor ze gaan discussiëren. Dat kunnen constructieve discussies zijn, maar niet iedereen die je online ontmoet heeft goede bedoelingen. Zo kunnen jongeren met bepaalde riskante contacten te maken hebben, waarbij ze gepest worden omwille van uiterlijke kenmerken, hun mening of andere kenmerken van hun persoonlijkheid, of waarbij ze bijvoorbeeld onder druk worden gezet om intieme informatie te delen.”

“Die riskante contacten hebben veel te maken het disinhibitie-effect”, vertelt Walrave. “Omdat er bij online communicatie meer afstand is tussen de gesprekspartners durven mensen meer. Dat kan positief zijn, bijvoorbeeld wanneer een jongere die kampt met persoonlijke problemen veel laagdrempeliger ervaringen en problemen kan uiten en professioneel advies kan krijgen. Daarnaast is er ook toxische disinhibitie waarbij de afstand tussen mensen die online communiceren ervoor zorgt dat sommige mensen minder drempels ondervinden om agressief te zijn. Wat ze face to face niet zouden durven zeggen, durven ze jammer genoeg wel online. Dat voedt allerhande vormen van agressie, zoals bijvoorbeeld haatspraak en ook cyberpesten.”

cyberpesten

“Cyberpesten is een belangrijk probleem bij adolescenten. Het is vaak gelinkt aan offline pesten, waarbij jongeren door bepaalde kenmerken doelwit worden van spot. Niet enkel van harde woorden, maar ook van fysieke agressie”, zegt Walrave. Hij legt uit: “Een aantal decennia geleden was het zo dat wanneer iemand op school gepest werd, die persoon thuis niet meer bereikt kon worden. Nu is het anders. De pester blijft het slachtoffer in het vizier houden.” De impact van offline en online pesten is groot. “Er is zowel impact op hun schoolprestaties, als op hun zelfbeeld en zelfvertrouwen. Ook daalt het vertrouwen van gepeste personen in anderen”, vertelt Walrave. Hij vervolgt: “Jongeren die in hun jonge jaren offline en online gepest zijn dragen de wonden vaak voor de rest van hun leven met zich mee.”

10 à 17 procent van de Vlaamse jongeren is slachtoffer van cyberpesten. 1 op de 20 jongeren geeft toe al dader geweest te zijn. Een op de vier was al getuige. ‘’Die getuigen spelen een cruciale rol. Zij kunnen het verschil maken”, zegt Walrave. Hij deelt deze op in drie groepen: een groep die mee gaat doen, “wat natuurlijk vaak, jammer genoeg, het makkelijkste is’’. Een andere groep en soms de meerderheid wil er niets mee te maken hebben. Zij steunen zowel het slachtoffer als de dader niet. “Deze bystanders vrezen ervoor het volgende slachtoffer te zijn wanneer ze iets doen”, legt Walrave uit. De laatste groep, helaas de minderheid, durft tussen te komen. “Die laatste groep zal ook het slachtoffer helpen en ondersteunen. Ook zullen ze deze berichten op sociale media rapporteren, waardoor deze offline gehaald worden”, aldus Walrave.

Er zijn directe en subtielere vormen van cyberpesten. “De directe zijn bijvoorbeeld verbaal geweld, haatberichten of het verder verspreiden van intieme beelden”, vertelt Walrave. Hij legt verder uit: “De indirecte subtielere vormen bestaan onder andere uit geruchten lanceren of haatpagina’s maken. Met als doel de reputatie van de gepeste te bekladden.” Online pesten is niet altijd verbonden aan offline pesten. Ongeveer een op de vier jongeren heeft contact met personen die ze nog nooit ontmoet hebben. “Jongeren kunnen een vertrouwensband krijgen met iemand die ze online ontmoeten. De gesprekken worden intiemer en het klikt, of de jongere heeft in ieder geval de indruk dat het klikt. Er is vertrouwen. Het gevoel dat de ander hem of haar begrijpt en dezelfde gevoelens heeft. Dat evolueert naar een nog intiemer niveau van communicatie, waarbij bijvoorbeeld intieme beelden worden uitgewisseld”, legt Walrave uit. “Dat kan positief zijn met aardige personen, waarmee er fijne uitwisselingen zijn, maar dat kunnen ook mensen met slechte bedoelingen zijn”, vertelt Walrave. Hij vervolgt: “De jongere kan met die beelden onder druk gezet worden om meer intieme beelden te sturen of de persoon offline te ontmoeten. Ik heb het hier opnieuw over jongeren, maar ook volwassenen kunnen dit meemaken”, legt Walrave uit.

Toch is er hoop volgens Walrave: “Wij werken samen met het Vlaamse Kenniscentrum Mediawijsheid waarmee we tegencyberpesten.be hebben opgericht, met veel informatie voor jongeren, ouders en leraren.” Deze informatie is gericht op preventie en vertelt wat te doen wanneer het misgaat. Walrave spreekt van een evolutie: “Er zijn steeds meer initiatieven om jongeren te sensibiliseren en te wapenen, waaronder De Week tegen Pesten. Ook BV’s en andere bekende personen getuigen van situaties. Hierdoor leren jongeren onder andere hoe ze als bystander een positieve invloed kunnen hebben.” Met zulke initiatieven hoopt Walrave dat sociale media een ruimte voor positieve identiteitsvorming en vriendschappen kunnen blijven voor jongeren. 



coach conny

23/03/2024
Coach Conny (© Amber Peeters | dwars)

Vanmorgen werd omstreeks 7 uur het levenloze lichaam van Coach Conny (52) gevonden aan de voet van een appartementsblok aan de Willem Elsschotlaan te Linkeroever. De vrouw stierf vermoedelijk door een aanrijding, maar de autopsie wees uit dat ze ook aan een levensbedreigende schimmelinfectie leed, een steekwonde had en van de zevende verdieping naar beneden was gevallen.

Op de plaats delict werden naast haar twee zonen Jordan (11) en Wesley (7)  ook een medewerker van pleegzorg en Conny’s huurbaas aangetroffen. Het CLB had pleegzorg afgestuurd op het gezin, omdat er op school vermoedens waren van verwaarlozing. De kinderen konden daarom na het tragische voorval meteen opgevangen worden. P. Robleem,  de huurbaas, was dan weer aanwezig om achterstallige huurgelden te innen en een uitzettingsbevel af te leveren: “Ik had  alles al geprobeerd, ik had zelfs een brief gestuurd naar het magazine waarvoor ze maandelijks schreef. En toch weigerde ze te betalen, een uitzettingsbevel was dus de volgende stap. Hoe moest ik anders van haar zijn afgeraakt?”

Op dat nieuws zou het slachtoffer slecht gereageerd hebben, waardoor ze met een bot keukenmes begon te dreigen. Robleem zou tijdens een poging om haar te ontwapenen het slachtoffer tussen haar ribben hebben gestoken en haar van zich afgeduwd hebben tegen de balustrade. Die was echter helemaal rot, waardoor het hout brak en de vrouw zeven verdiepingen naar beneden viel. Nu zit de politie met de vraag of Robleem weet had van de kapotte balustrade en hij haar er met opzet tegen duwde. De man wordt momenteel nog verhoord.

Na de val leefde het slachtoffer nog, waardoor Robleem al zeker niet vervolgd kan worden voor doodslag. “Mama riep nog iets naar ons toen ze op straat lag”, vertelt Jordan, een van haar zonen. Wesley bevestigt dit: “Voordat ze door een Deliveroobezorger op een brommer overreden werd, waren haar laatste woorden: ‘Ik betaal nog steeds geen huur, godverdomse gierigaard.’” Op de vraag hoe hij zich nu voelt, antwoordt de jongen alvast positief: “Goed. Mag ik nu bij een gezin wonen waar ze wel warm water hebben?”



close-up

23/03/2024
Yorgos Lanthimos (© John Lamparski | dwars)
🖋: 

Een van de opmerkelijkste films van de 96ste Oscars is het kleurrijke Poor Things (2023), dat maar liefst elf Oscarnominaties in de wacht wist te slepen. Hoewel de film evengoed een samenwerking had kunnen zijn tussen een hedendaagse Mary Shelley en een avant-gardistisch modehuis, is Poor Things van de hand van de Griekse regisseur Yorgos Lanthimos. Net als Poor Things kan je ook de rest van zijn oeuvre op z’n zachtst gezegd speciaal noemen.

Yorgos Lanthimos brak internationaal door met Dogtooth (2009), een film die meteen ook het startschot gaf van de Greek Weird Wave. Die filmstroming stelt machtssystemen in vraag en kent vaak donkere humor en een vervreemdende sfeer, elementen die ook terugkomen in Dogtooth. De film toont een periode uit het leven van een gezin dat geïsoleerd is van de buitenwereld, waardoor de tienerdochters en -zoon ervan overtuigd zijn dat katten het grote kwaad in de wereld zijn. Filmliefhebbers die het in Keulen horen donderen bij dat bizarre plot, zullen waarschijnlijk ook nog nooit van de Greek Weird Wave gehoord hebben en voor de tere zieltjes onder hen is dat misschien maar beter zo. Als je je toch aan Dogtooth waagt, geef ik je graag een kleine disclaimer mee: de film zit vol fysiek geweld, extreem grafisch geweld, seksueel geweld, intrafamiliaal geweld en dierenmishandeling. Wees dus gewaarschuwd. Desondanks is Lanthimos’ grote doorbraak over een disfunctionele familie het kijken waard. De film is zo absurd dat je gedurende anderhalf uur vol verbijstering aan het scherm gekluisterd zit en je vervolgens de fundamenten van je eigen bestaan in vraag begint te stellen.

Die absurditeit vormt een rode draad door Lanthimos’ volgende films. Neem nu The Lobster (2015): in de dystopische samenleving die de basis vormt van de film – en waaruit de makers van Arcadia ongetwijfeld inspiratie hebben gehaald – is geen plaats voor vrijgezellen. Zij die na een verblijf van 45 dagen in het Hotel nog geen geschikte metgezel hebben gevonden, worden opgesloten, opgejaagd en verdierlijkt. Dat laatste mag je zelfs vrij letterlijk nemen. Het spannende plot, dat evengoed uit Black Mirror zou kunnen komen, maakt van The Lobster al een iets toegankelijkere film, zeker in combinatie met de Engelssprekende cast. Toch is ook deze film nog steeds geen aanrader voor dierenliefhebbers.

Lanthimos zet verdere stappen in de Angelsaksische filmwereld en weet zijn plaats er definitief te veroveren wanneer hij The Killing of a Sacred Deer (2017) uitbrengt. Meer dan de relatief kleine cast vol sterren als Nicole Kidman, Colin Farrell en Alicia Silverstone heeft de regisseur niet nodig om een geslaagde thriller neer te zetten. De bevreemdende sfeer die hij creëert, is genoeg om de kijkers koude rillingen te bezorgen. Hoewel het duidelijk is dat Hollywood meer inspeelt op de commerciële belangen dan Lanthimos nodig acht, houdt hij vast aan zijn typische vlakke dialogen en bijna apathische personages waardoor de film een unheimlich randje krijgt.

Na The Killing of a Sacred Deer slaat Lanthimos een nieuwe weg in met het kostuumdrama The Favourite (2018). De film situeert zich in het achttiende-eeuwse Engeland, waar koningin Anne (Olivia Colman) op grillige wijze over het land regeert. Intussen strijden hofdame Sarah (Rachel Weisz) en dienstmeid Abigail (Emma Stone) om de aandacht van hun geliefde majesteit, tot bloedens toe. Onder impuls van Robbie Ryan, die hier instaat voor de cinematografie en later ook zal meewerken aan Poor Things, krijgt de film een heel ander uiterlijk dan Lanthimos’ vorige werk. Zijn eerdere soberheid maakt plaats voor overdadige sets en stijlvolle kostuums. Dankzij Ryans visuele trucs, zoals de fisheye-lens, eigent Lanthimos zich een nieuwe esthetiek toe waarin Stone, Weisz en Colman zich ten volle kunnen uitleven. Ook is er meer ruimte voor emoties en humor, waardoor Lanthimos een meer mainstream publiek weet te bereiken.

Voor de regisseur definitief kiest voor een nieuwe fase in zijn oeuvre keert hij met de kortfilm Nimic (2019) nog even terug naar zijn vroegere absurdisme. In slechts twaalf minuten vervreemdt hij de kijker van de werkelijkheid zonder daar al te veel dialogen voor nodig te hebben. De lege blik van een raadselachtige vrouw volstaat.

Het hoogtepunt van Lanthimos’ oeuvre is ongetwijfeld nieuwkomer Poor Things. Daarin laat hij zijn bescheiden visuele stijl definitief achter zich en zet hij alle registers open, want er wordt duidelijk niet bespaard op de cast, sets, kostuums en visuele technieken. Ook benut de Griekse regisseur nieuwe inspiratiebronnen: het setdesign van Lanthimos’ gefictionaliseerde Lissabon zou zo ontworpen kunnen zijn door Salvador Dalí. Desondanks blijft Lanthimos trouw aan zijn absurde kijk op de werkelijkheid. Sommige scènes zijn zo van de pot gerukt dat ze bij een andere filmmaker totaal ongeloofwaardig zouden overkomen – ja, ik heb het over Willem Dafoe die zijn maagsappen als luchtbellen door de eetkamer laat zweven – maar om een of andere reden komt Lanthimos ermee weg. Zulke scènes zorgen net voor een vorm van humor waar andere komedies nog veel van kunnen leren. Daarbovenop smeert Lanthimos nog een dikke laag maatschappijkritiek in de vorm van socialisme en feminisme. Bij The Favourite hing er al een feministische sfeer, maar in Poor Things wordt die onmiskenbaar. De mannen worden er regelmatig te kijk gezet, zeker wanneer de vrouwelijke personages – spoiler alert – een van hen in een geit veranderen. Zulke feministische statements juich ik alleen maar toe.

Lanthimos heeft zich dus weten ontpoppen tot een lieveling van alternatief Hollywood. Als hij de koers van zijn laatste projecten aanhoudt, komen er waarschijnlijk meer komische kostuumfilms en gothic sprookjes vol maatschappijkritiek aan. Dat belooft dus nog veel moois voor in de toekomst. Ik kijk er alvast naar uit. 



dwarszitter

23/03/2024
dwarszitter
🖋: 

Je kent het wel, met goede moed begin je in februari aan het tweede semester, maar in maart smelt je motivatie alweer als sneeuw voor de zon. Hoe anders had je leven er kunnen uitzien mocht je een ander pad ingeslagen zijn? Om dat te ontdekken gaat dwars regelmatig haar boekje te buiten. In deze editie trek ik, een student Taal- en letterkunde, naar een les ‘stofwisseling en hormonen 1’ uit de tweede bachelor Geneeskunde, gegeven door Christophe De Block.

Buiten adem kom ik op de valreep op tijd in de les. “De echte geneeskunde-ervaring”, laat ik me vertellen. Ook mijn neiging tot geeuwen lijkt gedeeld te worden door mijn buren (het is dan ook 8.30 u), maar daar stopt de echte geneeskunde-ervaring zowat. Ik hoop maar dat alle termen die De Block op ons afvuurt mijn aulagenoten bekender in de oren klinken. Bij de eilandjes van Langerhans droom ik meteen van een ontspannende eilandvakantie en de krebs­cyclus noteer ik eerst als crêpecyclus. Waar de les nu eigenlijk over gaat, daar kan ik de vinger niet opleggen. Iets met diabetes, meen ik op te vangen. Manneken Pis is daar blijkbaar het icoon van.

Het zou niet eerlijk zijn De Block de schuld te geven van mijn absolute verwarring. Hij merkt het zelf ook op: “Da’s eigenlijk toch vervelend, hé, dat je met geneeskunde alles moet blijven onthouden.” Tja, die voorkennis heb ik nu eenmaal niet. Dat De Block zijn best doet, dat kan zelfs ik niet ontkennen. Ik was al onder de indruk toen ik hem in doktersoutfit vooraan de aula zag staan. Toen daar ook nog eens kleurrijke animaties van glucose zwevend door de pancreas en een dosis humor bij kwamen, was ik helemaal verkocht. Die humor was met momenten best zwartgallig. Waarom er drie donoren nodig zijn, is me ontgaan, maar van de uitspraak “Eigenlijk is het te hopen dat er een groot accident gebeurt met drie donoren tegelijk” schrik ik toch even op.

De ergste schok moet op dat moment nog komen. Na zo’n twee uur les vraagt De Block of we allemaal recht willen staan. Wie dagelijks minstens 30 minuten sport, mag meteen weer gaan zitten. Wie dagelijks fruit of groenten eet, wordt ook verlost uit zijn lijden. Daarna staat nog slechts één eerlijke student recht. Wanneer hij ook op de vraag of iemand in zijn familie diabetes heeft “ja” moet antwoorden, is de sfeer even gespannen in de aula. Ik ben fan van interactieve lessen, maar ik haal toch ook opgelucht adem dat ik niet in zijn schoenen sta. Gelukkig mag ook hij snel weer gaan zitten.

Wanneer de volgende pauze aanbreekt, besluit ik me uit de voeten te maken, bang dat anders ook ik mijn levensgewoonten zal moeten openbaren. Voor de andere studenten gaat de les nog door tot 18 uur. Zelfs met pauzes is negen en een half uur lang, maar ik kan me voorstellen dat er ergere manieren zijn om je dag te spenderen als je werkelijk iets van de les begrijpt.  



close-up

23/03/2024
The Zone of Interest (© The Zone of Interest | dwars)
🖋: 

Tussen mei 1940 en januari 1945 werden er 1,3 miljoen mensen gedeporteerd naar het Concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. 1,1 miljoen lieten er het leven. Veel van hen stierven als gevolg van de erbarmelijke leefomstandigheden. Vele meer werden op industriële wijzen om het leven gebracht in de gaskamers. De gruwel van de Holocaust is niet te begrijpen, of in adequate bewoordingen te vatten. Wat is dan het nut van er een film over te maken? The Zone of Interest, van cineast Jonathan Glazer, is niet de eerste die het toch probeert. Wat heeft zijn film toe te voegen aan dit gevoelige genre?

Ik zag The Zone of Interest in Amsterdam, waar ik op vakantie was met vier vrienden. Tijdens een tocht door de stad viel ons oog op het Theater Tuschinski. De cinema, die van 1921 dateert, is een van de oudsten van de stad. Hij werd gebouwd in opdracht van bioscoopmagnaat Abraham Tuschinski. In 1942 zou hij sterven in Auschwitz, maar daar waren wij ons echter niet van bewust toen we onze filmkeuze maakten. The Zone of Interest vertelt het verhaal van Rudolf Höss en zijn vrouw Hedwig Höss. Hij is commandant van Kamp Auschwitz, zij is huismoeder en commandant van hun villa, die net naast de muur van het kamp gelegen is. Wat er zich achter die muur juist afspeelt, zien zij – en wij als kijker – niet. Het gezin kan enkel luisteren naar de gebeurtenissen in het kamp, al lijken die hen niet te interesseren. Tijdens het eten of ’s avonds in bed, steeds wordt de achtergrond gevuld met geluiden van binnenin het kamp, van een trein die toekomt tot een smeulende oven.

banaliteit en desinteresse

In het eerste opzicht doet hun desinteresse denken aan de banaliteit van het kwaad. Dat idee van filosofe Hannah Arendt beschrijft dat mensen die verschrikkelijke dingen doen, in hun dagelijkse leven vaak verassend normaal zijn. Zo blinkt de familie Höss in haar dagelijkse leven ook uit in haar banaliteit. De familiale scènes zijn bijna saai, was het niet voor de tweede film die zich op de achtergrond afspeelt. Doordat wij die als kijker enkel horen, krijgt het verhaal een extra angstwekkende dimensie. De film blinkt dan ook uit in haar achtergrondgeluid, te danken aan vijf jaar werk van sounddesigner Johnnie Burn, die zelfs volledige kampopstanden gedetailleerd uitwerkte in geluid.

Het opzet van The Zone of Interest gaat in tegen Holocaustvoyeurisme, en het zogenaamde kijkgatmotief waarop al langer kritiek gegeven wordt. Daaronder verstaat men een vaak voorkomende camerabeweging door het kijkgat van bijvoorbeeld een gaskamer. Dat is volgens filmcriticus Cathy Gelbin een praktijk die onethisch is in haar veronderstelling dat de gaskamers adequaat voor te stellen zijn. Breder gezien zijn Holocaustmedia maar al te vaak een denkbeeldig sleutelgat waardoor je in alle geheim naar gruwelijke gebeurtenissen kan loeren. Films als Schindler’s List hebben zich zo al schuldig gemaakt aan het banaliseren en romantiseren van de gaskamers en de deportatie. De kracht van The Zone of Interest zit erin dat het de zaken die andere films wel tonen, niet toont.

when in Amsterdam…

Abraham Tuschinski was niet de enige Amsterdammer die gedeporteerd werd. Als een stad met een aanzienlijke Joodse populatie leed zij zwaar onder de bezetting, 75% van hen overleefde de Holocaust niet. Sommigen onder hen, Anne Frank bijvoorbeeld, verwierven na de oorlog internationale bekendheid. Haar dagboeken maakten de gruwel tastbaar, want je kan ze zelf meemaken door de ogen van een kind. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Anne Frank Huis, gelegen aan de Westermarkt, een van de grootste toeristische trekpleisters van de stad is.

Het Anne Frank Huis doet in feite het omgekeerde van The Zone of Interest: alles wordt je uitdrukkelijk getoond. Net als veel Holocaust­films en -boeken geeft het museum je de mogelijkheid te gluren in een ruimte gelinkt aan vreselijk leed. De gruwelijke feiten enkel laten horen zou moeilijk zijn in deze situatie, want je wilt mensen tonen wat er zich afspeelde. Je wil bezoekers overtuigende zaken voorhouden om het te vertellen verhaal te brengen, maar met honderden mensen in een rij door het drie slaapkamers grote achterhuis lopen had voor mij toch iets te veel weg van een ongewenst bespioneren. Met massa’s gaan kijken naar een plek van zo’n leed, is dat voyeuristisch? Is dat fout?

kijkgaatjes

The Zone of Interest vertelt ons iets over de banaliteit van het kwaad, maar gaat op het einde van de film verder, door ons vragen te laten stellen aan onszelf over het bekritiseerde Holocaustvoyeurisme. We krijgen in de eindscène voor het eerst een beeld van binnenin het kamp, maar dan anno 2023. De zalen van Kamp Auschwitz worden gekuist door het personeel van het museum dat de site vandaag geworden is, een aantrekkingspool voor toeristen van over heel de wereld. Gaat de film mee in de kritiek op het kijkgat? Toeristen doen in Auschwitz namelijk het omgekeerde van deze film, ze kijken juist wél binnen.

Holocaustmedia bevinden zich altijd in een moeilijke tweestrijd tussen verhelen en tonen. Als men net als het Anne Frank Huis, of Hollywoodfilms zoals Schindler’s List het leed wil tonen, dan kan dat snel als banalisering bekritiseerd worden. Als we het evenwel niet tonen, zijn we dan net als Höss en zijn familie het leed aan het negeren? Bestaat de kans dan dat we in onze eigen wereld onze oogkleppen ophouden? The Zone of Interest plakt het kijkgat voor onze ogen dicht en stelt de vraag of we ons daar comfortabel bij voelen, maar bij de Holocaust hoor je je niet comfortabel te voelen. Plak dat denkbeeldige kijkgat dan maar voorgoed dicht, zou ik zeggen. 



poëzie

23/03/2024
Poëzie (© Thomas De Jongh | dwars)
🖋: 
Auteur extern

Leonie Moreels


met botte tang tracht ik de tent te breken
met botte tang harde tanden tracht ik de tent te breken
met botte tang harde tanden warme wangen tracht ik de tent te breken

scherven studenten richten tenten als paleizen op
halen kansarme kinderen van opvang af, wandelen wankelende 
kleuters aan linkerhand, wijden de wijk in warmte
maken wafels voor bejaarden behapbaar organiseren td’s 

voor volkeren van verleden en heden, kaarten met dragers van wat was
ze weren een verleden van brand, maken nat wat ooit droog, 
hoog wat ooit plat, planten verwachting op parkings
als tuinkruiden tussen stoeptegels

in badpak vind ik een inktvis, in tedere tentakels
maakt hij plaats voor wat lang onvruchtbaar leek
fezelt: deze parking is een zwembad, hier groeit wat 
ooit bloedde, leer je school-, rug- en hartslag, ga

met botte tang besef ik: scherven studenten smeden grenzen tot 
welkom, met botte tang breek bij deze ik de tent in twee
met botte tang breek ik de tent in twee 



opinie

23/03/2024
Praten tijdens concerten (© Hava Masaeva | dwars)
🖋: 

Als muziekliefhebber doe ik niets liever dan naar concerten gaan. De sfeer, de omgeving, het geluid, de mensen rond je, al deze aspecten maken de ervaring uniek en onvergetelijk. Helaas heeft iedereen hun eigen idee van wat een perfecte concertervaring is, en die klinkt voor sommige mensen wat luider dan voor anderen.

Over het algemeen stoor ik me aan niet veel tijdens een concert. Ik zet me vaak wat buiten de drukte, ik heb mijn colaatje vast, mijn oordopjes in en geniet van de muziek. Toch is er één element waar ik me dood aan erger: mensen die praten. Ik heb het dan niet over het meebrullen van de teksten of de occasionele “Oh my God, ik hou van dit nummer!”, maar wel over mensen die van een concert gebruikmaken om hun diepste geheimen en sappigste roddels aan hun concertpartners te vertellen.

Misschien heb ik meer last van praters omdat ik me niet tussen de diehard fans op de eerste rij zet, maar ik vraag me toch af waarom je net tijdens een concert moet vertellen hoe je collega’s een feestje hebben georganiseerd en jij daar niets vanaf wist, of hoe je ouders een nieuwe kat hebben geadopteerd. Er zijn toch andere, aangenamere en geschiktere momenten om je sappigste roddels te delen. Ik kan me ook niet voorstellen dat je zou willen dat Jan en alleman je verhalen kan horen. Nogmaals, als je per se wil bijpraten met je vrienden, mij niet gelaten, maar doe dit dan op een plaats die hiervoor gemaakt is.

Mensen die praten op plaatsen en momenten die niet ideaal zijn, het is niet nieuw. Toch merk ik dat dit meer voorkomt sinds de coronapandemie. Als ik terugdenk aan mijn concerten voor corona – een relatief beperkt aantal, geef ik toe – dan kan ik me niet herinneren dat mensen zoveel praatten, maar misschien ben ik vergeten wat er allemaal gebeurde. Desalniettemin lijken wel meer mensen op te merken dat praten tijdens concerten meer en meer gedaan wordt. Toen ik in 2022 naar Harry Styles ging, waren er daags nadien erg veel angry rants van mensen die zich stoorden aan het vele gepraat en geklets dat tussen de nummers door, maar zeker ook tijdens de nummers, hoorbaar was. Het fenomeen blijft ook nu nog bestaan: zo ging ik eind 2023 naar The Haunted Youth, en ook hier was het geklets alom hoorbaar, zeker omdat de instrumenten vrij zacht stonden.

Om toch op een positieve manier af te sluiten, misschien nog een tip voor zij die het niet kunnen laten om tijdens een concert bij te praten. Spreek voor het concert begint eens af in een café om daar een paar uur bij te praten, dan kan jij, samen met de mensen die rond je staan, tijdens het concert genieten van de muziek.