Ten kote van
22/02/2006
🖋: 

Op twee stappen van de Ossenmarkt treffen we Barbara aan die begin dit jaar op zoek ging naar een ruime studio. De prettig gestoorde studente communicatiewetenschappen liet zich onmiddellijk bekoren door de hoge houten balken die haar stulpje sieren. Bij het binnenkomen valt meteen de kraaknette badkamer op. Angstaanjagend is de steile trap waar je op en af moet om haar zolderstudio te bereken. Best grappig ook dat iedereen die ‘poepgewijs' trede per trede afgaat...

 

Gewaagd maar zeker geslaagd is de grote kleerkast die haar studio in slaap- en woonkamer omtovert. Als we de ervaring van het kotleven aankaarten is Babs laaiend enthousiast over het zelf kokkerellen. Ook de filmavondjes met vriendinnen die ze dan weglepelen met een overvloed aan Ben en Jerry's ijs, zijn om van te smullen. Het knus ingerichte kot, zo zegt Babs, is een constante bezigheid. Haar studio beziet ze als een wit doek en het een ander kleurtje geven (inclusief verschillende overtrekken voor de nu knalrode zetel) is haar hobby. Verandering is helemaal haar ding glundert ze. Een van de key-elementen van die inrichtingsmanie zijn haar plantjes, waar deze excentrieke studente veel belang aan hecht. Ze laat ons zelfs geloven dat haar varen binnenkort kindjes krijgt!



editoriaal
22/02/2006
🖋: 

“Hebt gij uwen uitslag al gehad?” Deze vraag kwelde velen onder ons de laatste tijd. Want uiteindelijk is dit de reden waarom de meerderheid van ons verenigd is op de universiteit. Om een diploma te halen. En kom nu niet zeggen dat de helft van de studenten hier enkel vertoeft om een jaar goed te feesten.

We hebben het geluk dat we kunnen studeren in deze omgeving. En de meeste studenten beseffen dat maar al te goed. Ze zetten zich zo goed en zo kwaad als ze kunnen in voor hun studies, en zetten vaak de eerste stappen naar zelfstandigheid door te proeven van het leven op kot.

 

Een niet te miskennen hoeveelheid studenten zet zich daarenboven buiten de lesuren in om het verenigingsleven in en rond de alma mater te laten draaien. Activiteiten genoeg, voor ieder wat wils, keuze te over. Van debat over lezing tot filmavond, cantus of TD.

 

Want ondanks het feit dat we allen minstens 4 jaar lang onze broek slijten op de banken, met als gezamenlijk doel dat begeerde vel papier, zijn wij studenten een heterogene groep jongeren, met ieder eigen gedachten en verlangens. En laat het nu zo zijn dat er velen onder ons zich eens goed laten gaan, en al eens een pint teveel drinken. Maakt dat ons studenten ineens tot een massa van bierhijsende muziekkapellen? Ik denk het niet. Toch heerst deze gedachte nog bij enkelen, die niet verder kijken dan hun jarenlang geprefabriceerde mening. Het is makkelijk om een divers kleurenpalet van mensen het zwijgen op te leggen. Kap er gewoon genoeg zwarte verf over, en na een tijd zal ook het laatste kleurpigment zich moeten gewonnen geven aan de donkere stroom.

 

Dit moet vermeden worden. Misschien moeten we als student eens wat vaker met de vuisten op tafel slaan. Moeten we sporadisch onze stem verheffen, en onze mening klaar en duidelijk overbrengen. We hebben er de mogelijkheden voor, ook op onze universiteit. Studenten zetelen onder andere in faculteits- en studentenraden, waar ze een niet te miskennen invloed kunnen uitoefenen. Hier moeten gemotiveerde en geëngageerde studenten zetelen, die ons allen belang verdedigen. Of klinkt dit té idealistisch?

 

In dit nummer vind je onder andere een uitgebreid artikel omtrent de problematiek van de anonieme spermadonatie. We wierpen een CD&V parlementariër in de Leeuwenkuil en opiniestukken, proza en puzzel liggen voor u klaar. Verder ondermeer film- en muziekbesprekingen, en een gesprek met de voorzitter van het college van beheer van de universiteit over de financiering van het hoger onderwijs.



Voor u bekeken
22/02/2006
🖋: 

Capote, Walk the Line en The Libertine. Twee spijtige bijna-meesterwerken, één complete misser.

Capote

Truman Capote blijft tot op de dag van vandaag een legende in de Amerikaanse literatuur. Zijn magnum opus "In Cold Blood" – over de moord op een good old American family – stuurde een schokgolf door de vastgeroeste auteurswereld. Hij blies leven in het non-fictiegenre, maar bekocht die tocht naar de donkere kant van de menselijke geest met zijn carrière. Hierover handelt "Capote", een film die nu al een zekerheid lijkt voor de Oscars. Bennett Miller, de regisseur, toont hoe iemand nooit helemaal is wie je denkt. Hij doet dit aan de hand van de relatie tussen Capote – een uitstekende Philip Seymour Hoffman – en Perry Smith, één van de moordenaars. Capote onderzocht vijf jaar lang de eigenlijke beweegredenen voor de moorden en bouwde daarbij een ambigue relatie op met de moordenaars. Ondanks de vertolkingen van Hoffman en Clifton Collins Jr. (Smith) ademt de film toch te weinig dreiging uit. Millers poging een genuanceerd beeld te bieden van a bad guy maakt de film te soft. De mogelijk verzachtende omstandigheden krijgen ruimschoots aandacht, maar de duistere premisse van deze film komt te sporadisch aan bod. Bovendien slaagt de regisseur er niet in de sleur duidelijk te maken die vijf jaar aan één boek werken met zich meebrengt. Hoffman doet alle moeite van de wereld, maar door de lineaire vertelstructuur en ongelukkige montage geloof je er nooit écht in. Ondanks de tekorten zijn er genoeg redenen om de film toch een blik waardig te gunnen. De acteerprestaties van Hoffman en Collins zijn meesterlijk. Natuurlijk was de persoon Capote een dankbaar personage: de ietwat verwijfde, schril sprekende auteur met een tong die (net zoals zijn pen) in vitriool is gedrenkt, geeft een acteur meteen wat materiaal om mee te werken. Zijn vertolking neigt aanvankelijk naar het karikaturale, maar daarna toont hij met bravoure waarom schijn bedriegt. Klasse! Collins komt daardoor een beetje in de verdrukking, maar slaagt er ondanks alles toch in de gemiste ‘duisternis' kleur te geven. Deze film is met andere woorden een net-niet-verhaal. Bijna geniaal, maar te voorzichtig om tot de klassiekers te horen. Net wat de oude heren van ‘the Academy' graag zien, dus. And the Oscar goes to...

SCORE: 70%

 

Walk the Line

Johnny Cash, the Man in Black, wereldberoemd zanger, stijlicoon. Maker van de historische liveplaat "Johnny Cash at Folsom Prison”. U nog onbekend? Tijd om er iets aan te doen! Cash beïnvloedde alle historische en hedendaagse rock: een dankbaar personage voor een biopic. Jammer genoeg vervalt deze film in dezelfde fouten als zijn genrevoorganger, “Ray”. Beide films zoeken de beweegredenen van hun hoofdpersonage in een jeugdtrauma, dat meteen brandstof moet zijn voor een heel leven van Weltschmerz. Qua dramatiek is dit dus een tegenvaller, al toont Joaquin Phoenix hier waarom hij al lang geroemd wordt als karakteracteur. Hij vertolkt met overgave de donkere kanten van een artist pur sang. Ook respect voor de manier waarop hij zich verdiepte in de manières van Cash. Phoenix zong namelijk zelf alle songs van Cash. Zijn muzikale stijl, stem en podiumprésence zijn griezelig gelijkend. Opvallend hoe films in dit genre dreigen af te glijden naar tearjerkers, om dan rechtgehouden te worden door de hoofdrolspelers, zij het dan Phoenix, Hoffman of Jamie Foxx (in “Ray”). Net als "Capote" geldt hier het oordeel: veel potentieel, maar geen meesterwerk. Close, but no cigar...

SCORE: 70%

 

The Libertine

Johnny Depp begint op wolkjes te lopen. Na een periode waarin elk van zijn films een groot succes werd, acht de acteur nu blijkbaar de tijd rijp om aan zijn klassieke cv te werken. Vandaar waarschijnlijk zijn keuze voor deze rol in een kostuumfilm over de perverse graaf van Rochester. In navolging van “Quills” (over de Markies de Sade) poogt de film de goegemeente te shockeren met goedkope referenties naar seks. Die arrogante houding over seks is even leuk – zeker gezien de overgave waarmee Depp zich op deze rol stort – maar het verveelt al snel. Eigenlijk is het een klassiek geval van grote mond, klein hartje: de diepere betekenis komt nooit boven, de film verliest zichzelf in goedkope grollen, terwijl er wel een air van diepe filosofie wordt aangemeten. Bovendien ergert ook de ambigue houding over het seksuele: er wordt vaak gerefereerd naar erg perverse daden, maar ze worden nooit benoemd. Kwestie van het puriteinse Amerikaanse publiek niet voor de voeten te lopen. Een spijtig geval van veel blabla, en weinig boemboem. Hoge ambities zijn mooi, maar in dit geval is er veel te hoog gegrepen.

SCORE: 40%



De leeuwenkuil
21/02/2006
🖋: 
Auteur

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 legt dwars jonge politici op de rooster. Wij gaan op zoek naar hun drijfveren en ambities, we willen weten wat hen voor de politiek en voor hun partij doet kiezen. Wat betekent het vandaag om jong te zijn in de politiek? Deze maand gingen we op bezoek bij de CD&V.

Bram Cools (23) woont in Schelle en zit in zijn derde jaar Bedrijfsmanagement, optie sociaal-juridisch, aan de Plantijnhogeschool in Antwerpen. Hij is actief als Provinciaal Voorzitter JONGCD&V Antwerpen en weet zijn engagement handig te combineren met zijn stage in het Vlaams Parlement als fractiemedewerker.

 

Hoe ben je bij de CD&V terechtgekomen?

Bram Cools Twee legislaturen geleden kwam de CD&V in de oppositie terecht. De partij liet daarop uiteraard van zich horen. Ze haalde regelmatig de plaatselijke pers en via pamfletten en acties raakte ik vertrouwd met hun ideeën en programmapunten. Nadien kwam de partij terug in de meerderheid en we kregen een christen-democratische burgemeester. Er werd een beleid gevoerd dat erg op jongeren gericht was en dat beviel me. Er moest geïnvesteerd worden in speelpleintjes, jeugdactiviteiten en als er een nieuwe wijk werd gebouwd werd er een perceel voorzien voor bijvoorbeeld een grasveldje om te voetballen. Ik kreeg dus meer en meer interesse al heeft het tot na de verkiezingen van 2000 geduurd voor ik er bewust en actief mee bezig was. Men heeft mij toen gevraagd of ik niet geïnteresseerd was om mij te engageren binnen de partij en zo ben ik erin gerold.

 

De politiek werd je dus niet met de paplepel ingegeven?

Cools Ik ben onlangs te weten gekomen dat mijn grootvader ook politiek actief is geweest en in onze gemeente op de lijst heeft gestaan. Dat heeft uiteraard geen rol gespeeld in mijn keuze voor de politiek. Wel denk ik dat ik impliciet veel heb meegekregen van thuis. De normen en waarden die mijn partij hanteert, heb ik in ons gezin van jongs af aan ervaren. Zoiets besef je natuurlijk pas later.

 

Welke functies vervul je precies binnen de CD&V?

Cools Als stagiair ben ik medewerker van de fractie in het Vlaams Parlement. Dat wil zeggen dat ik inhoudelijk fractiemedewerker ben van mijn partij en werk onder Bart Desmet, fractiesecretaris en gewezen Vlaams Parlementariër. Binnen de partij heb ik natuurlijk ook nog een engagement. Ik ben lid van mijn lokale afdeling, doe mee aan het partijbestuur en ben in oktober met de bestuursverkiezingen binnen de partij verkozen tot Provinciaal Voorzitter van de jongeren. De provincie Antwerpen is verdeeld in vijf regio's. Elke regio heeft dan ook nog eens een voorzitter die bijgestaan wordt door coaches. Ik doe dit werk in principe samen met de verschillende voorzitters op provinciaal niveau van de moederpartij.

 

Dat is een hele boterham. Valt dat nog te combineren met je schoolwerk?

Cools Doordat ik mijn stage bij de partij doe, lukt het me nu wat beter om mijn werk te organiseren maar de afgelopen maanden waren heel zwaar. Ik ben verkozen en neem dat engagement met graagte op, maar het brengt veel werk met zich mee. Daarnaast ben ik op school ook ondervoorzitter van de studentenraad, heb ik natuurlijk papers te schrijven én moet ik geregeld opzoekingwerk doen en met mijn neus in de boeken zitten. Dat is soms toch wel hard, al heb ik het ervoor over. Noem eens enkele concrete punten waar je nu mee bezig bent Inhoudelijk is de aandacht nu vooral gevestigd op de Staten Generaal die er op tien maart aankomt (dit is de officiële start van de campagne binnen CD&V om naar de Gemeente- en Provincieraadsverkiezingen te gaan). Op die avond wordt onder meer het Raamprogramma voorgesteld en de lijn waarin de campagne zal verlopen. Hoewel de lokale afdelingen uiteraard een eigenheid aan hun campagne zullen geven. Alles moet eens op een rijtje gezet worden. Er moet bekeken worden waar we als partij staan en waar we naartoe willen. Voor de fractie moet ik voorlopig gewoon opvolgen. Binnenkort zal ik meewerken aan een aantal punten binnen het thema van duurzame ontwikkeling. Er staan in Vlaanderen en Europa wat dat betreft nog een aantal aanpassingen en verfijningen op de agenda.

 

En voor jou persoonlijk, zijn er dingen waar jij zelf nog graag aan zou willen werken?

Cools Ik hecht heel veel belang aan alles wat met jeugd en jongeren te maken heeft. Op het vlak van onderwijs moeten we bijvoorbeeld zorgen dat het pakket niet te zwaar wordt. Als je kijkt naar historische vakken, zie je dat de leerstof elk jaar zwaarder wordt aangezien we voortdurend geschiedenis schrijven. De leerlingen moeten daarvan op de hoogte gebracht worden maar je moet dat ook wat kunnen relativeren. Er mag geen overaanbod komen en een te hoge werkdruk lijkt me sowieso niet aanvaardbaar. Meer algemeen vind ik dat kinderen zichzelf moeten kunnen ontwikkelen en dat de overheid dit moet steunen. Jeugdbewegingen zijn belangrijk en gemeentes moeten initiatieven op vlak van jeugdwerking kunnen organiseren. Een blijk van waardering geven is een must. Je moet het honoreren als mensen met de juiste dingen bezig zijn. Dit kan op financieel vlak, via subsidies, maar bijvoorbeeld ook door logistieke steun te bieden. Voor de jonge gezinnen vind ik dat we alles moeten doen om de bouwgronden bij ons betaalbaar te houden. Voor velen is het nu te duur. Ik vind het jammer dat jongeren die in hun gemeente willen blijven, gedwongen worden te verhuizen omwille van de hoge prijzen. Verder vind ik cultuur en toerisme ook belangrijk. Ik ben van de Rupelstreek en ik denk dat we onze cultuur, onze geschiedenis uit moeten dragen. Er liggen al veel fiets- & wandelpaden maar het kan altijd beter. Je moet mensen die bij ons passeren de kans geven te kunnen proeven van wat onze eigen streek te bieden heeft.

 

Jouw partij heeft een katholieke achtergrond. Wat betekent die C voor jou?

Cools Oei, dat is wel een heel persoonlijke vraag. Ik denk dat je die C niet apart kan zien. ‘'Christen-democratisch' is één woord, en dat sluit eigenlijk aan bij mijn persoonlijke visie. Ik sta achter die normen en waarden, achter onze opvattingen. Die vloeien onmiskenbaar voort uit onze historische achtergrond maar een C is niet hetzelfde als een K. Voor mij draait het om een opvatting over hoe de samenleving is, hoe we met waarden een beleid willen uitstippelen. Jullie hadden vroeger de naam ouderwets te zijn. We zijn zeker geen oubollige partij. Sterker nog, we hebben de grootste jongerenformatie in het politieke landschap en dat zelfs met een stevige voorsprong op de andere partijen. We krijgen steeds meer nieuwe leden, ook jonge gezinnen sluiten zich bij ons aan. Het viel op hoeveel jonge mensen er op onze nieuwjaarsreceptie rondliepen.

 

Wordt er naar de jongeren geluisterd binnen de CD&V?

Cools Ja, daar ben ik zeker van, dat was vroeger ook al zo. Wij worden gezien als het geweten van de partij. Concreet is er altijd een overleg tussen de voorzitter en de nationale voorzitter van de jongeren. Verder zitten we met een grote afvaardiging in de algemene vergadering; dat is het grootste en hoogste orgaan binnen de partij. Ook de standpunten die we op onze eigen vergaderingen formuleren, worden naar de partij gecommuniceerd. Dat geldt ook voor de conclusies van ons jongerencongres dat zal handelen over sociale cohesie aan de hand van de thema's 'engagement', 'leefbaarheid', 'diversiteit' en 'integratie'. Het is duidelijk dat er een heel vlotte en goede wisselwerking is tussen de jongeren en de partij, al is het niet altijd even makkelijk om rekening te houden met de jongeren.

 

Nog even over de actualiteit: wat vind je van de huidige politieke spanningen rond de 'Mohammedcartoons' en in het bijzonder van de Antwerpse situatie?

Cools Ja, het recht op vrije meningsuiting bestaat natuurlijk. Langs de andere kant moet je voor iedereen respect opbrengen in onze maatschappij. Een gulden middenweg lijkt me niet onlogisch. Dat er op dit moment een probleem is in de moslimgemeenschap is duidelijk maar ik kan daar moeilijk rechtlijnige uitspraken over doen. Wat Antwerpen betreft is het altijd makkelijk om vanaf de zijlijn te staan roepen. Het is een specifieke stad met specifieke moeilijkheden en degenen die daar de beste visie over hebben, zijn de mensen van de stad zelf. Het is aan het Antwerps beleid om de juiste beslissingen te nemen. We zullen op acht oktober – bij de gemeenteraadsverkiezingen – wel zien hoe de zaken ervoor staan. Ik heb jammer genoeg geen glazen bol.



De schrijfacademie in actie
21/02/2006
🖋: 
Auteur extern
Dennis Van Dessel (de Schrijfacademie)

Woody Allen zei het al: "Those who can’t do, teach. And those who can’t teach, teach gym." En degenen die lesgeven in het lesgeven? De Academische Initiële Lerarenopleiding (AILO) van de UA werd het voorbije jaar fel bekritiseerd door huidige en voormalige studenten. Hun bezwaren komen steeds op hetzelfde neer. De lessen hebben te weinig te maken met de realiteit, de opdrachten zijn zinloos en er wordt te subjectief geoordeeld over wat een goede lesgever is. Toch zijn er momenteel 528 UA-studenten met de opleiding bezig, of ze er nu veel enthousiasme voor kunnen opbrengen of niet. Waar hebben de studenten het moeilijk mee en wat zijn de docenten van plan daar aan te doen?

Het academiejaar 2004-2005 was niet echt een pretje voor de docenten AILO. In december 2004 verscheen het artikel ‘Toch nog iets geleerd uit de lerarenopleiding?' Hierin haalde ex-AILO student Jimmy Bruckers scherp uit naar de hele cursus, die hij een gebrek aan realiteitszin verweet. Waar is het goed voor om collageopdrachten te maken of om zelfreflecties te schrijven (alsof je jezelf ooit negatief zou beoordelen)? Waarom moet je zonodig elke les tot op de minuut plannen, terwijl je op voorhand weet dat het onmogelijk is om je aan zo'n planning te houden? Kortom: waarom besteed je tijdens de lerarenopleiding zoveel tijd aan activiteiten die op geen enkele manier een beter leraar van je maken?

 

Enkele dagen lang was het artikel het voornaamste gespreksonderwerp onder de studenten AILO. Degenen die zich in het artikel konden vinden, besloten van de gelegenheid gebruik te maken om zelf hun stem te laten horen. Ze schreven naar hun docenten ondermeer dat “de hele cursus zweemt naar een soort van veredelde bezigheidstherapie.”

 

De brieven hadden effect. Korte tijd later wist Peter Van Petegem, coördinator van de opleiding, via Blackboard te melden dat hij niet aan de klachten voorbij wilde gaan. Hij organiseerde een reeks ontmoetingen met de ontevreden studenten. Wat precies de bevindingen van de gesprekken waren, is nog steeds niet helemaal duidelijk. Tijdens de lessen die erop volgden, repten de docenten er met geen woord over en ook op Blackboard kwamen er geen verslagen. Het gros van de AILO-studenten moest dan ook vertrouwen op wat ze te weten kwamen via vrienden. Het resultaat van dit alles? Wel, je ziet nog steeds dezelfde AILO als vorig jaar, met dezelfde taken en opdrachten. Maar dat hoeft niet zo te blijven.

 

Peter Van Petegem beschrijft welke veranderingen er op stapel staan: ‘Om de opleiding meer af te stemmen op het buitenlands niveau, zullen de competenties van de studenten aanzienlijk worden uitgebreid'. De cursus zal nog intensiever worden dan ze al is. In plaats van dertig studiepunten, zullen er zestig te verdienen zijn. Dertig voor het theoretische gedeelte, dertig voor de praktijk. De theorie zal worden gegeven op de universiteit zelf, waar zeven of acht uur per week lessen zullen plaatsvinden. Voor de praktische opdrachten worden de studenten naar scholen overal ten lande gestuurd, waar het de bedoeling is dat ze maar liefst vijfhonderd uur stagelessen geven. ‘Zo kunnen de studenten grondig kennismaken met alle aspecten van het leven als leerkracht, inclusief vergaderingen en bureaucratische plichten.' Op die manier zullen de studenten natuurlijk ook ongeveer zeventig procent van het hele schooljaar voor hun rekening moeten nemen. Van Petegem geeft toe dat vijfhonderd uur effectief lesgeven waarschijnlijk onhaalbaar zal zijn. ‘Allicht zullen daar ook observatie-uren en dergelijke bij gerekend worden. Vijfhonderd uur aanwezigheid in een school dus.'

 

De lerarenopleiding zal niet meer gecombineerd kunnen worden met een andere studie, zoals nu meestal het geval is. Studenten zullen een extra jaar moeten uittrekken voor AILO en zullen er tijdens dat jaar zo intensief mee bezig zijn, dat alle “toeristen” automatisch geweerd worden. Niemand zal de opleiding er nog bij kunnen nemen, enkel voor de zekerheid die een extra diploma biedt. Normaal gezien zouden deze veranderingen vanaf volgend academiejaar van kracht worden, maar, zegt Van Petegem, ‘zoals het er nu naar uitziet, zal het waarschijnlijk pas 2007 worden.' De veranderingen komen er dus, zij het dan met enige vertraging. Zo kennen we de AILO weer.

 

 

Een reactie op dit artikel lees je hier.



21/02/2006
🖋: 

Na een verkwikkende vakantie liggen de examens voor sommigen nog vers in het geheugen terwijl anderen ze zo snel mogelijk verdrongen hebben naar het onbewuste. De verwerkingsmethode maakt op zich niet veel uit, want iedereen wordt uiteindelijk met de gevreesde resultaten geconfronteerd.

Terwijl dit artikel ter perse gaat, kunnen de meeste studenten hun rapport inkijken. Sommigen zullen aangenaam verrast zijn, bij anderen zal grote teleurstelling heersen. Deze situatie is noch aangenaam noch eenvoudig maar als student sta je er niet per se alleen voor. Goede cijfers lijken nu misschien onoverkomelijk maar ze kunnen wel degelijk behaald worden. Dit mits bijsturing van bepaalde gewoontes en gedachten. De studiedienst van de Universiteit Antwerpen wil de studenten hierbij helpen door gratis trainingen aan te bieden. Ze beginnen in het voorjaar op de drie campussen en behandelen stuk voor stuk vaardigheden die nuttig blijken voor een succesvolle studentencarrière. De cursussen worden meestal gegeven aan kleine groepen die verdeeld worden per faculteit.

 

Hieronder een beknopt overzicht van de aangeboden trainingen:

 

Studievaardigheden & Planning

  • Had je moeilijkheden bij het studeren?
  • Wil je weten hoe je een goede planning opstelt?

Doel: Verbeteren van je studievaardigheid en leren plannen.

 

Omgaan met examenstress

  • De spanning van de januari-examens werd je teveel.
  • Je piekerde te veel waardoor je niet meer aan studeren toekwam!

Doel: Een inzicht krijgen in hoe faalangst ontstaat en evolueert en deze spanning leren beheersen.

 

Uitstelgedrag

  • `Ik ben van plan om morgen te beginnen.'
  • 'Wat maakt het uit, het is toch al te laat'

Doel: Mechanismen van uitstelgedrag leren herkennen en bijsturen.

 

Voorbereiding op de examens

  • Hoe zijn de voorbereiding en het afleggen van de examens verlopen?
  • Wil je weten hoe je een multiple-choice examen voorbereidt?
  • Wat zijn de do's en don'ts tijdens een mondeling examen?
  • Welke soorten examenvragen kan je verwachten?

Doel: Een inzicht krijgen in de verschillende wijzen van examineren en het verbeteren van de eigen examenvaardigheden.

 

Kennismaken met relaxatie

  • Je ervaart moeilijkheden om:
  • Te spreken voor een groep.
  • Vragen te stellen in de les.
  • Examens af te afleggen.

Doel: Meer te weten komen over ontspanning en kennis maken met de progressieve relaxatie.

 

Werkgroep verkeerd gestudeerd

  • De semesterexamens zijn voorbij. `Verkeerd gestudeerd'.
  • Te laat begonnen.
  • Niet grondig genoeg ingestudeerd.
  • Het overzicht verloren of nog iets anders.

Doel: Verbeteren van je studievaardigheid, leren plannen, meer discipline leren opbrengen.

 

Studie en examenstress beter leren hanteren

Heb je last van:

  • Examenangst?
  • Paniekreacties?
  • Te hoge studiedruk?

Doel: Faalangst en stress leren herkennen, catastrofale gedachten en negatieve voorspellingen leren doorbreken, tot rust leren komen door relaxatietechnieken te gebruiken.

 

 

Verdere informatie over deze trainingen zoals inschrijvingsdata, werkwijze en locatie kunnen gevonden worden op www.ua.ac.be/adstud.

 

De hulpverlening van de studiedienst beperkt zich niet slechts tot dit gebied. Een studentencarrière bestaat immers niet alleen uit examens, maar ook uit studiekeuzes, eindverhandelingen, voorbereidingen op het professioneel leven,... Hiervoor worden tevens een aantal trainingen aangeboden:

 

Sollicitatietraining

Je studeert af en je wilt meer te weten komen over:

  • Hoe schrijf ik een goede sollicitatiebrief of wat moet er in mijn c.v. staan?
  • Waar let ik op tijdens een sollicitatiegesprek?
  • Welke vragen kan ik verwachten of zelf stellen?

Doel: Schrijven van de persoonlijke c.v. en kennis van o.a. de eigen non-verbale communicatiepatronen tijdens het sollicitatiegesprek.

 

Werkgroep thesisstudenten

  • Krijg jij je thesis niet afgewerkt binnen een aanvaardbare periode.
  • Je komt je afspraken niet na of geschreven stukken geef je te laat of niet af aan je promotor?
  • Je legt de lat te hoog waardoor je blokkeert?

Doel: Thesis op tijd afgeven.

 

Naast het geven van trainingen wordt er ook actief aan persoonlijke begeleiding gedaan en aan zeer uitgebreide informatieoverdracht gaande van vragen over het onderwijs- en examensysteem tot persoonlijke problemen. Er bestaat natuurlijk geen wondermiddel dat je probleemloos zal doen slagen, maar voor diegenen waarbij de teleurstelling groot was kan dit uitgebreide aanbod misschien als hulpmiddel gehanteerd worden voor positieve vooruitzichten in juni.



Ne Krop in Mijn Kiel
21/02/2006
🖋: 
Auteur

Meeuwen cirkelen als aasgieren zeventien verdiepingen boven mijn hoofd. De lucht straalt een onheilspellende grijsheid uit, maar gevreesd gedruppel blijft achterwege. Voor eventjes althans. Enkele passen van mij verwijderd staan grote gebouwencomplexen plechtstatig te vervallen, wachtend op een reeds lang beloofde, maar zo mogelijk nog langer vergeten, renovatie. Ik bevind mij op het Kiel. Centerparks. Maar nu even niet, denk ik dan.

Toen Antwerpen in 1920 de Olympische Spelen mocht verwelkomen en een tiental jaar later de wereldtentoonstelling het hart van menig sinjoor sneller deed slaan, ontwierp architect Renaat Braem een sociaal woonpark dat tot op de dag van vandaag mee gestalte geeft aan de Kielse skyline. Revolutionair is een woord dat slechts met de nodige omzichtigheid en terughoudendheid in de mond genomen mag worden, wil men het niet alle betekenis doen verliezen, maar bij dit staaltje grootstadarchitectuur is het in ieder geval meer dan toepasselijk. Arbeiders die gewoon waren zich te wassen in een met warm water gevulde teil en zich doorgaans naar het putteke op de koer dienden te begeven om aldaar hun gevoeg te gaan placeren, konden plots genieten van een heuse badkamer met stromend water. Een conciërge waakte erover dat de bewoners de gaanderijen kraaknet hielden, de huurprijs stond in verhouding met het inkomen en iedereen sprak elkaar bij voornaam aan. De zon scheen hoog aan de hemel voor de '‘Kielse ratten' en haar glorie werd weerspiegeld in de glans van de majestueuze Braemblokken. De tand des tijds is echter onverbiddelijk. Ook bezuiden de Silvertoplaan kon men niet op enige genade rekenen en werd elke tegenstand tegen het opkomende verval vermorzeld onder haar duizelingwekkende gewicht, totdat zelfs de laatste echo's van de dromen uit een ver en bruisend verleden voorgoed verdrongen waren door de koortsige waanbeelden van een kankerende grijsaard.

 

“Vruger, da waren nogal is tijden” verzucht Liliane, vergezeld van haar stokoude en tevens potdove keffer Ricky (“mor binne blaft em ni ze, meneer”). “Ik stond op trouwen en wij hadden nog geen kinderen, maar die waren wel komende. En wij mor rondzien, nor huizen enzo. En toen zijn wij ier is kome kijke. Da was nen droom. Van nen droom nor een drama, in ongeveer éénenvijftig jaar. Het kan verkeren é.” Ik sta in de inkomhal van één der sociale woonblokken aan de Jan de Voslei gezellig te keuvelen met twee kranige dames op leeftijd. Een omstaander slaat het hele gebeuren gade als een doordeweeks koffiekletske met een ietwat ongewone samenstelling. Niets is echter minder waar. Hier wordt niet over koetjes en kalfjes gepraat. Bittere ernst en miserie valt ons ten dele. “Edde de lift ier al is gepakt? Al die pis... En das ni van klein mannen é! Zie maar waar dattet vertrekt. En die vocabulaire oep de muren. Het zijn baldadigheden”, stelt Liliane. “Affreus”, vult Antoinette zonder twijfelen aan. “Ik durf ier geen kennissen uit te nodigen, edde de vloer ier al is bekeke? En, pas op, ik zeg et ni graag, ge moogt me ne racist vinden, mor... In de zomer, die speeltuin... Dan is da ier precies Marrakech é...”

 

Wanneer we op slinkse wijze in een iets nettere sociale woonblok binnen weten te dringen en gebruik makend van de lift koers zetten richting bovenste verdieping, worden we op twee verdiepingen van de top tegengehouden door één van de bewoonsters, die ons in enkele niet mis te verstane bewoordingen de deur wijst. Een sociale woning is immers geen openbaar gebouw. Ons argument dat we graag een foto zouden trekken van het weidse uitzicht dat ons op de bovenste verdieping ongetwijfeld te beurt zou vallen, wordt weggewuifd. De zeventiende verdieping is immers een strikt verboden zone. “De mense die ier kome wone, hemme et ni altij eve gemakkelijk. Da verstade wel, ni? Vruger konde zonder probleme nor het zeventiende. Der is trouwens een pracht van een dakterras, ideaal oem een kleurreke te pakke bij schoon weer. Mor na kunder enkel gerake me ne speciale sleutel. Oeveel da zich al ni van da terras nor beneje emme gesmete, da is ni te schatte. We zen per slot van rekening ni allemaal Rockefellers é ...”



een ethisch debat
20/02/2006
🖋: 
Auteur

Sperman: de superheld die ongewenst kinderloze koppels redt. Het academisch ziekenhuis van de VUB lanceerde dit stripfiguurtje aan het begin van het academiejaar in een promotieactie. Deze promostunt was vooral gericht naar mannelijke studenten en medewerkers en riep op om sperma af te staan aan het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde. In de pers werd de opvallende actie uitvoerig behandeld maar wij vroegen ons af wat de ethische implicaties van spermadonatie zijn.

In België wordt de anonimiteit van de spermadonor vooralsnog gegarandeerd. De (sociale) ouders noch de kinderen, die het '‘product' zijn van deze praktijk, weten wiens sperma werd gebruikt. De donor is op zijn beurt niet op de hoogte van waar zijn genen terecht zullen komen. Hoe is het om op te groeien zonder kennis van je biologische vader? Wat zijn de voor- en nadelen van anonimiteit en moet de wet al dan niet aangepast worden? Wij wilden de verschillende meningen horen en legden ons oor te luister bij een bio-ethicus, een psychologe, de morele consulent van de UA én bij een studente wiens biologische vader spermadonor is.

 

Maar eerst nog wat informatie: de campagne van de VUB – die overigens gedurende het hele academiejaar loopt – komt voort uit het tekort waarmee de spermabank van Jette kampt. Steeds meer mensen willen er gebruik van maken. Ook vanuit onze buurlanden, waar de wet doorgaans strenger is, komen er mensen naar ons land voor inseminatie met anoniem sperma. De vraag is dus duidelijk groter dan het aanbod. Donorsperma kan een uitkomst bieden voor heteroseksuele koppels die ongewild kinderloos zijn omwille van de slechte kwaliteit van het sperma van de man, maar het kan ook dienen voor lesbische koppels of voor alleenstaande vrouwen die een kind willen. Voordat je recht hebt op zaad van de spermabank word je gescreend. Er bestaan bepaalde beperkingen en in de meeste ziekenhuizen krijgen traditionele koppels – die omwille van medische redenen een beroep willen doen op deze praktijk – voorrang.

 

De donoren moeten gezonde volwassen mannen zijn van maximum vijfenveertig jaar oud. Hun gezondheid wordt grondig getest voor ze in aanmerking komen voor het donorschap. Hun sperma moet van goede kwaliteit zijn en het wordt ingevroren alvorens men overgaat tot bevruchting. De fysieke eisen zijn streng: slechts één op vijf kandidaten wordt uiteindelijk aanvaard. Commercialisering is bij wet verboden, het sperma mag dan ook niet verkocht worden. Per staal krijgt de donor wel vijftig euro als onkostenvergoeding. Doorgaans verwekt hij maximum tien kinderen, al staat dit niet letterlijk in de wet.

 

In het fertiliteitscentrum zorgt men ervoor dat het uiterlijk en de sociale achtergrond van de donor enigszins overeenkomen met die van de sociale vader. Zo voorkomt men bijvoorbeeld dat twee donkerharige ouders een blonde baby krijgen. Wanneer er later bij het kind een erfelijke aandoening wordt vastgesteld – waarvan men op het moment van de inseminatie niet op de hoogte was – wordt de biologische vader ingelicht, dit zonder zijn identiteit prijs te geven.

 

Tot zover de praktische kant van de zaak. Hoe zit het nu met het ethische en psychologische aspect? Is het goed om een kind op te voeden zonder kennis te hebben van zijn of haar vader? Is ouderschap iets biologisch of is het enkel een sociaal gegeven? Is het hebben van kinderen een recht en moet de maatschappij er bijgevolg voor betalen?

 

Anonieme spermadonatie (© Wim Le Page | dwars)

 

Symbolische band

Bio-ethicus Willem Lemmens is als filosoof verbonden aan het Departement Wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen. Naast ethiek doceert hij moderne en hedendaagse filosofie.

 

U zetelt sinds kort in het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Willem Lemmens Het is een nationaal comité dat op vraag van de regering en het parlement nadenkt over bio-ethische kwesties. Er zitten geneesheren, ethici, psychologen maar ook juristen in. Zij verlenen adviezen aan het beleid in een open, pluralistische geest. In 2004 is dit ook gebeurd in verband met anonieme eicel- en spermadonatie. Je moet weten dat het comité alle gezindheden en ideologische posities in onze maatschappij vertegenwoordigt. Hierdoor komt men bijna nooit tot een eensluidend besluit, laat staan dat men meteen een voorstel tot wetgeving doet. Meestal blijkt uit de vele dossiers hoe complex sommige problemen zijn. Dit geldt ook voor het advies over anonieme eicel- en spermadonatie.

 

Als het op anonieme spermadonatie aankomt, oogt de Belgische wetgeving in vergelijking met andere Europese landen niet zo streng. De anonimiteit lijkt bij ons nauwelijks ter discussie te staan. Gelijkaardige debatten rond bijvoorbeeld abortus, het homohuwelijk en euthanasie worden hier wel gevoerd.

Lemmens Wel, eigenlijk is er hierover wel discussie, maar niet zozeer in de media. Uit het advies van 2004 blijkt precies dat men ook in België gevoelig is voor problemen die de volstrekte anonimiteit van het donorschap kan stellen. Er is sprake van drie posities: sommige leden zijn voor het behoud van de anonimiteit, anderen bepleiten de opheffing ervan vanuit de overweging dat het recht van het kind op kennis van zijn afstamming moet doorwegen. Ten slotte is er een derde groep die pleit voor een tweesporenbeleid waar niet noodzakelijk de rechten van het kind doorwegen. In dit laatste geval moeten de donor en de toekomstige ouder(s) op voorhand beslissen of er met een anoniem donorschap zal worden gewerkt, of niet. De redenen om één van die drie standpunten in te nemen zijn uiteenlopend. Er spelen ideologische, religieuze en morele principes en overtuigingen mee, maar ook belangen van de betrokken partijen bij spermadonorschap.

 

U bent tot nu toe vooral bezig geweest met klinische ethiek en bijvoorbeeld met het verschil tussen curatieve geneeskunde (geneeskunde in de traditionele zin, met de bedoeling ziektes te genezen, nvdr) en de zogenaamde wensgeneeskunde. Is een onvervulde kinderwens een ziekte?

Lemmens Daar bestaat discussie over. Ik verbaas mij er in elk geval over dat sommige ethici dit als een ernstige '‘aandoening' bestempelen die het individuele welzijn fundamenteel ondermijnt. Een onvervulde kinderwens is iets dat zeker heel diep snijdt. Voor wie er mee geconfronteerd wordt, is het een tragische ervaring, iets waar je je niet zomaar bij neerlegt. De aanvaarding ervan is moeilijk. Vaak vormt dit een soort rouwproces, wat héél begrijpelijk is. Maar, het is geen ziekte!

 

Hebben die mensen dan geen recht op een kind?

Lemmens Zoiets een recht noemen, vind ik wat vreemd. Het is zeker geen absoluut recht. Volgens mij kun je alleen een absoluut recht hebben op iets wat onontbeerlijk is om fysisch te overleven of op wat je nodig hebt om je als mens volwaardig te ontplooien. Dergelijke rechten zijn afdwingbaar, die kun je verdelen en er regels voor ontwerpen. Geldt dat echter ook voor de procreatie op zich? Er zijn toch veel mensen die zonder kinderen een boeiend en vervuld leven hebben. Nu hoor je al iemand opwerpen: ‘maar als voor mijn of onze levensontplooiing een kind hebben onontbeerlijk is?' Er zijn echter veel verlangens die ‘onontbeerlijk' lijken vanuit subjectief oogpunt. Daarom moet de bevrediging van die verlangens nog niet als een recht gelden, een recht waarvoor door de maatschappij koste wat het kost alle middelen moeten worden ingezet. Zeker, de reproductieve geneeskunde biedt mogelijkheden in welbepaalde situaties voor specifieke vragen en wensen van koppels of individuen. Dat is een goede zaak. Maar er ontstaat een nieuw veld van rechten en plichten. De samenleving moet hier regulerend optreden, in het belang van alle partijen. Ook wanneer er bijvoorbeeld een beroep wordt gedaan op spermadonatie.

 

We hebben het nu over de rechten van de ouders, maar hoe zit het met de rechten van het kind? Denkt u dat het belangrijk is voor een kind om zijn biologische ouder te kennen?

Lemmens Dat is volgens mij zeker belangrijk. Ook buiten de sfeer van de spermadonatie is dat een gegeven dat door de algemene ervaring bevestigd wordt. Kinderen met een onbekende ouder stellen zich hoe dan ook allerlei vragen die zeker niet louter sentimenteel van aard zijn. Hoe stond mijn vader of moeder tegenover mij of tegenover mijn komst? Wat maakte dat onze wegen zich scheidden? Wie was mijn vader eigenlijk, hoe zag mijn moeder eruit? In het geval van anoniem spermadonorschap zal elk kind zich moeten verzoenen met een idee die toch wel heel speciaal is. Iemand, een eeuwig onbekende ‘x' is mijn biologische vader, iemand die ooit sperma afstond vanuit een welbepaald motief. Uit altruïsme? Voor de ‘fun'? Voor een zekere som geld? Door de anonimiteit van het spermadonorschap lijkt het voor het kind zinloos die vragen te stellen, zelfs een beetje absurd. Hier in België en in sommige andere landen laat de wet de opheffing van de anonimiteit immers niet toe. Gewoonlijk bestaat er in het fertiliteitcentrum dat bemiddelt bij spermadonatie wel een medisch dossier, maar op de arts rust er sowieso een plicht van geheimhouding.

 

De anonimiteit van de donor wordt door de wet gegarandeerd. Uit uw betoog maak ik desalniettemin op dat die praktijk op gespannen voet staat met de wens van veel '‘donorkinderen' om hun vader te leren kennen.

Lemmens Dat klopt. Kun je verwachten dat de moeder of ouders van deze kinderen nooit, een leven lang, hun zoon of dochter inlichten? Het lijkt me in elk geval een zware opgave. Die interesse in de afkomst is geen toeval: men is altijd het kind van een genetische moeder en vader. Men ‘deelt' iets met twee mensen wat zeer nauw verbonden is met de eigen identiteit: een lichaam, karakter, ‘uitzicht'. Door die band word je opgenomen in een lange keten van mensen. Die keten is enerzijds louter biologisch, anderzijds overstijgt ze dit biologische. Bloedverwantschap is een symbolische band die in alle culturen een diepe betekenis verkrijgt. Denk maar aan de Griekse tragedies, waar de genetische band een soort teken is van je lotsbestemming. Het is een teken van wie je als mens ten diepste bent. Ik denk dus dat het heel normaal is dat iedereen, uit welke gezinsvorm hij of zij ook voortkomt, geïnteresseerd is in die bloedband.

 

Door de spermadonor anoniem te houden wordt er volgens u te weinig rekening gehouden met die symbolische band, met het relationele. Toch zijn er kinderen die verwekt zijn via een anonieme donor en die zich goed voelen in hun situatie.

Lemmens Ik twijfel er geen moment aan dat er 'donorkinderen' zijn die zich heel goed voelen. Ik neem dan ook aan dat koppels of individuen die voor een anonieme spermadonor kiezen, dat heel goed overwogen hebben. Maar tussen het ‘zich goed voelen' van die kinderen en problemen die met de eigen identiteit en groei naar volwassenheid te maken hebben, ligt een groot verschil. Er is trouwens ook geen onderzoek gedaan naar gevolgen van anoniem spermadonorschap op lange termijn. Ik weet ook wel dat dat nog niet mogelijk is aangezien die techniek vrij nieuw is. Het benieuwt mij echt waar we binnen een aantal generaties zullen staan. Hoe zullen we dan terugkijken op de ‘eerste' vormen van volstrekt nieuwe manieren van menselijke reproductie? Zullen de kaders die verwijzen naar de bloedband – familie-behoren, vader- of moeder-zijn, maar ook broer of zus, neef of nicht, enzovoort – in de toekomst helemaal arbitrair geworden zijn, zullen ze gewoon bestaan naast andere kaders? Of zal het eerder traditionele gezin nog steeds het referentiepunt zijn?

 

Volgens voorstanders van het behoud van de anonimiteit, primeert het sociale ouderschap op de biologische afkomst en is het vooral belangrijk dat een kind een goede opvoeding geniet. Het sociale ouderschap zou veel belangrijker zijn dan het biologische.

Lemmens Het is zeker zo dat een goede opvoeding in principe door 'anderen' kan gegeven worden dan door je biologische ouders. Je bent geen goede vader omdat je toevallig een nacht hebt doorgebracht met de moeder van je kinderen – dit geldt trouwens ook omgekeerd voor de moeder. Meer zelfs: ben je als fysische vader zo onontbeerlijk opdat jouw kinderen gelukkig zouden opgroeien? Het tegendeel lijkt vaak maar al te waar. Bovendien hebben veel alleenstaande moeders parels van kinderen opgevoed, ook lang voor er spermabanken bestonden. Wie kan dat nu betwisten! Toch betekent dit niet dat de bloedband als symbolische band niet belangrijk zou zijn. Het is uiteindelijk naar die ‘natuurlijke' band dat de figuren van ‘vader' en ‘moeder', ‘kind', maar ook ‘zus' en ‘broer', enzovoort, terugverwijzen. Juist omdat die betekenissen zo universeel zijn en diep verankerd zitten in onze psyche, hebben ze een zodanige betekenis. Ook bij de reproductieve geneeskunde of, bijvoorbeeld, bij adoptie. Je kunt deze praktijken zelfs niet begrijpen buiten de diepe interesse van mensen in deze sociale patronen en rollen. Sociaal ouderschap is met andere woorden zelf een symbolisering van iets universeel biologisch.

 

Je kan dus niet beweren dat bij spermadonatie enkel het 'sociale ouderschap' telt?

Lemmens Wie dat beweert, ziet volgens mij iets over het hoofd dat juist bij spermadonatie heel belangrijk lijkt. Als het biologische werkelijk geen belang zou hebben, waarom wil de moeder – al dan niet alleenstaand – dan dat hààr eicel geïnsemineerd worden met zaad van een donor? Het moet hààr kind zijn, zij moet het dragen. Zelfs als men met een draagmoeder werkt, lijkt die biologische band via de eicel met de moeder of via de zaadcel met de vader oh zo belangrijk. Dat verwondert me eigenlijk helemaal niet. Ook hier laten mannen en vrouwen (hoe ze ook samenleven of tegenover hun ‘sociale' kinderen staan) zich leiden door de ‘mysterieuze' betekenis van de bloedband. Ze laten zich leiden door de symbolische orde die ons allen draagt en onze identiteit mee vorm geeft.

 

Wat vindt u van het argument dat er een tekort aan sperma zal ontstaan wanneer de anonimiteit wordt afgeschaft?

Lemmens Ik vind dit geen valabel argument. Dit leidt tot de instrumentalisering van de hele reproductieve geneeskunde. Wiens belang wordt hier gediend? Waarom zou de zo onbeperkt mogelijke beschikbaarheid van donorzaad absoluut voorrang moeten hebben in de ethische afwegingen op dit vlak? Ik denk juist dat de opheffing van de anonimiteit het ethische gehalte van spermadonorschap, en het beroep daarop, érg zal verhogen. Ten eerste zal men er met meer bezonnenheid aan participeren. Dit geldt zowel voor de donoren als voor de wensouder(s). Ten tweede garandeert men op die manier het recht van het kind op kennis van zijn biologische afkomst en ten derde respecteert men zo de aansluiting met de oorspronkelijke biologische structuur waarop het symbolisch vader- en moederschap is gestoeld. Ik denk dat de aansluiting bij deze symbolische orde erg belangrijk is, ook vanuit maatschappelijk oogpunt: het blijft de beste garantie (maar niet de enige!) om gelukkige en zelfstandige kinderen op te voeden.

 

Sperman leest dwars (© Wim Le Page | dwars)Loyaliteit

Psychologe en contextueel opgeleide psychotherapeute Mies De Cock is thuis in de theorie van de Hongaars-Amerikaanse psychiater Ivan Boszormenyi-Nagy (klinkt als ‘'notch', nvdr.)

 

In de jaren zeventig introduceerde Nagy de term 'loyaliteit' als hij het had over de relatie tussen ouders en kinderen, wat wordt hier precies mee bedoeld?

Mies De Cock De biologische band tussen ouders en kinderen is, volgens Nagy, een existentiële band die onverbrekelijk is. Dat is geen norm of gebod maar een feit. Loyaliteit bestaat doordat het kind leven van de ouders krijgt, er ontstaat als het ware een onomkeerbare band van wederzijdse rechten en plichten, van verdiensten en schulden. Het gaat niet om een gevoel maar om een zijnsgegeven. De band kan dan ook niet doorbroken, maar wel ontkend worden. Je kind wordt nooit je ex-kind.

 

Ouders en kinderen staan als het ware in de schuld bij elkaar net omwille van het feit dat ze ouders en kinderen zijn?

De Cock In zekere zin wel ja, de band tussen ouders en kind is weliswaar asymmetrisch. Een kind is in eerste instantie gerechtigd meer te ontvangen dan te geven. De ouder draagt verantwoordelijkheid ten opzichte van het kind dat hij of zij op de wereld heeft gezet.

 

Je bent als kind loyaal aan je ouders omdat je leven gekregen hebt, maar als je biologische ouders niet overeenkomen met je sociale ouders, hoe zit het dan met die band?

De Cock Wel, je hebt eigenlijk twee soorten van loyaliteit. De eerste is de existentiële vorm. Die ontstaat op basis van de biologische relatie tussen ouder en kind. Het kind is loyaal aan zijn biologische ouder omdat het leven gekregen heeft en de ouder is om diezelfde reden verantwoordelijk voor het kind. Louter omdat het bestaat heeft het kind recht op liefde, zorg en opvoeding. De tweede vorm van loyaliteit vloeit daar normaal gezien uit voort. Door zorg en inspanning, door goed ouderschap, verdient de ouder nog meer loyaliteit van het kind. Bij de existentiële loyaliteit voegt zich de verworven loyaliteit. Als het kind door anderen dan door de biologische ouders wordt opgevoed, ontstaat er dus een splitsing. De existentiële loyaliteit van het kind ligt bij de mensen wiens genen het draagt. De mensen die dagelijks zorg en liefde in het kind investeren, bouwen verworven loyaliteit op.

 

Een kind dat opgevoed wordt door anderen dan zijn biologische ouders zit dus sowieso met een probleem?

De Cock Het hoeft niet altijd een probleem te zijn. Wel zit je altijd met een extra belasting die problemen kàn opleveren. Niet alleen wordt zo'n kind geconfronteerd met het feit dat zijn biologische ouder niet instaat voor de zorg en verantwoordelijkheid die met het ouderschap gepaard gaan, het kind wordt ook ontzegd naar zijn existentiële loyaliteit te kunnen handelen. Er is dus dat feit, die onomkeerbare band, maar tegelijkertijd kunnen de rechten en plichten die eruit voortvloeien niet geuit worden. Van adoptie is al langer geweten dat dit niet vanzelfsprekend is en dat het vaak goed is dat een kind, in volle identiteitsontwikkeling, op zoek kan gaan naar de eigen biologische oorsprong. In elk geval is het belangrijk dat een adoptiekind de ruimte krijgt om uiting te geven aan zijn existentiële loyaliteit. Dit kan bijvoorbeeld door interesse te tonen voor de cultuur van het land van herkomst.

 

In het kader van anonieme spermadonatie: wat kan er gedaan worden om mogelijke problemen te voorkomen?

De Cock Hoe dan ook is er een band tussen de donor en het kind, of je dat nu wil of niet. Door de anonimiteit wordt dat ontkend en ik denk niet dat dit gezond is. Indien er een mogelijkheid zou bestaan de donor te kennen, kan een kind antwoorden vinden op vragen zoals: ‘Wat was de donors motivatie om zijn sperma af te staan?' ‘Heb ik erfelijke kenmerken van mijn vader?' enz... Door het op zoek gaan naar antwoorden, kan het kind vormgeven aan zijn existentiële loyaliteit.

 

Er bestaat dus een existentiële band tussen de donor en het kind. Wil dat dan zeggen dat de donor ook verantwoordelijkheden heeft?

De Cock Anonieme spermadonoren hebben wellicht de bedoeling kinderloze koppels te helpen. Er zijn echter meer belanghebbenden in deze situatie. Je kan niet zomaar meewerken aan het op de wereld zetten van een kind, zonder hierbij de consequenties voor dit kind in overweging te nemen.

 

Voorrang van het sociale ouderschap

Jurgen Slembrouck is de morele consulent van de UA. Hij doet socio-cultureel werk in het kader van de levensbeschouwelijke opdracht. Net zoals het pastorale team organiseert hij lezingen, filmcycli en debatten. Verder doet hij morele begeleiding en organiseert hij allerhande plechtigheden, gaande van relatievieringen tot een burgerlijke uitvaart.

Jurgen Slembrouck Mijn ambitie is mensen uit te nodigen om het vrije denken te omarmen en dus te stimuleren om autonoom te denken. Ik vertolk hier dan ook mijn standpunten en niet die van de vrijzinnige gemeenschap. Wij denken zelf en formuleren dus ook verschillende antwoorden op ethische vragen.

 

In het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (artikel zeven, nvdr.) staat dat kinderen het recht hebben hun ouders te kennen.

Slembrouck De vraag is natuurlijk wat je onder de term 'ouders' verstaat. Is een ouder per definitie een biologische ouder of is het degene die de educatieve rol op zich neemt? Ik ben van mening dat het psycho-sociale in een kind-ouderrelatie veel fundamenteler is dan de biologische oorsprong. Mij lijkt het belangrijk dat een kind veel liefde en warmte krijgt en gestimuleerd wordt zichzelf te ontwikkelen.

 

Opvoeding primeert volgens u dus op genetische afkomst. Toch voelen veel donorkinderen de noodzaak hun vader te kennen.

Slembrouck Je zou kunnen zeggen dat de nadruk op het biologische aspect van het ouderschap een romantisch idee is. In de achttiende eeuw dacht men dat alles wat met de natuur te maken had in wezen goed was en dat door opvoeding of cultuur mensen eigenlijk slechter werden. Misschien heeft de sterke behoefte om de biologische ouders te kennen vandaag ook te maken met het feit dat we in een samenleving leven die gedomineerd wordt door de consumptiecultuur. Veel van de dingen die ons omringen zijn daardoor veranderlijk. Modes wisselen voortdurend. Je hebt in onze cultuur weinig houvast. Mensen gaan dan ook op zoek naar het standvastige, naar het onveranderlijke, naar iets dat blijft. De genetische oorsprong is zoiets. Je genetische blauwdruk lijkt een keurmerk te zijn voor persoonlijke authenticiteit.

 

Is het niet belangrijk voor iemands identiteit om zijn of haar biologische vader te kennen?

Slembrouck Ik vraag me toch af wat je over jezelf te weten zou kunnen komen als je die man wel zou kennen. In welke mate ben je het product van je biologische oorsprong? Het is onmogelijk volledig te achterhalen waar je eigenschappen vandaan komen. Er zijn zoveel factoren die meespelen in persoonlijkheidsvorming. Men verwacht vaak de vinger te kunnen leggen op de eigen identiteit door de ontmoeting met de biologische ouder. Dat lijkt me toch wat bedrieglijk. Iedereen is een mengvorm. Probeer maar eens te achterhalen wat er precies van de omgeving komt en wat genetisch is. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat een ontmoeting geen soelaas zou kunnen bieden op emotioneel vlak. Het kan toelaten een bladzijde om te slaan, maar het kan ook de doos van Pandora openen natuurlijk...

 

Denkt u dat het goed is dat ouders hun kinderen soms niet inlichten over het feit dat ze met het sperma van een donor verwekt zijn?

Slembrouck Het geheim houden is niet gemakkelijk maar ook niet onmogelijk. Overigens, de meerderheid van de heteroseksuele ouders die een kind hebben dat verwekt is door donorzaad, kiest voor geheimhouding. De gedachte daarbij is dat wat niet weet, niet deert. De vrees bestaat dat wanneer het kind wordt ingelicht, de sociaal-opvoedkundige vader als minderwaardig zou worden beschouwd. Natuurlijk is geheimhouding in bepaalde gevallen onmogelijk, denk bijvoorbeeld maar aan lesbische ouders. Maar mij lijkt het wel gezond om eerlijk te zijn over de oorsprong van het kind. In dat geval is het trouwens belangrijk dat het kind zo vroeg mogelijk op de hoogte wordt gebracht. Als je er op latere leeftijd achter komt, leidt dit makkelijker tot een identiteitscrisis dan wanneer je het altijd al geweten hebt.

 

Opgroeien met een donor als biologische vader

De anonieme spermadonors (© Wim Le Page | dwars)

Nathalie is studente aan de UA. Meer dan twintig jaar geleden werd haar moeders eicel bevrucht met anoniem sperma aangezien het zaad van haar (sociale) vader van slechte kwaliteit was.

 

Nathalie Ik ben de oudste van drie, mijn zus is ook een donorkind (van een andere donor, nvdr.) en mijn broer is op natuurlijke wijze verwekt. Bij hem kan je dus van een toevalstreffer spreken. We zijn alledrie totaal verschillend. We hebben wel bruin haar en bruine ogen – ze zorgden er in het ziekenhuis voor dat het uiterlijk van de donor overeenkomt met dat van de onvruchtbare vader – maar verder hebben we weinig dingen gemeen. Vijfentwintig jaar geleden kwamen enkel mannen met een universitair diploma in aanmerking voor spermadonatie. Mijn ouders hebben daarentegen nooit gestudeerd. Ik zei op een dag dan ook nietsvermoedend tegen mijn moeder dat het toch vreemd was dat mijn zus en ik zo'n boekenwurmen waren terwijl mijn broer school en studeren haatte. Daarop kreeg ik tot mijn grote verbazing te horen dat hier wel degelijk een verklaring voor bestond. Mijn broer leek heel erg op zijn vader en ik waarschijnlijk ook op de mijne. Alleen ging het niet om dezelfde man.

 

Wanneer ben je erachter gekomen dat je niet met het sperma van je moeders man verwekt bent?

Nathalie Ik was achttien toen ik dus per ongeluk achter de waarheid kwam en dat was een enorme klap. Je leest wel eens over dergelijke verhalen in een of ander tijdschrift maar als je het niet zelf hebt meegemaakt kan je je onmogelijk voorstellen hoe zoiets voelt. Van het ene ogenblik op het andere ben je je identiteit kwijt. Dit klinkt radicaal maar in werkelijkheid is het dat ook.

 

Je hebt pas laat ontdekt dat je een donorkind bent. Ben je boos op je ouders omdat ze je niet eerder ingelicht hebben?

Nathalie Mijn moeder heeft gezwegen om goed te doen. Ik weet dat ze zich nu enorm schuldig voelt en dat ze spijt heeft van het feit dat ze anoniem sperma gebruikt heeft om zwanger te worden. Ze was zich toen van geen kwaad bewust. Neen, ik ben vooral kwaad op de donor en op de artsen die zich met dergelijke praktijken bezighouden. Mijn moeder is natuurlijk ook schuldig maar in mijn ogen heeft ze dat ruimschoots terugbetaald met alles wat ze mij gegeven heeft. Zij heeft me nooit het gevoel gegeven me aan mijn lot over te laten. Dit gevoel heb ik wel bij de artsen en de donor. Donoren kregen indertijd vijftienduizend Belgische frank per donatie. De gedachte dat geld een rol heeft gespeeld bij mijn verwekking, maakt me verschrikkelijk kwaad. (op dit moment wordt er enkel een onkostenvergoeding voorzien, nvdr.). Hoe kon men zo lichtzinnig omspringen met zoiets essentieels als leven geven en er gewoon een leuke bijverdienste van maken? Die gedachte vind je trouwens ook vandaag nog terug op de site van de VUB waar men letterlijk schrijft “en de onkostenvergoeding is ook handig meegenomen”. Studenten verdienen wat bij en vinden dat prima maar staan er niet bij stil dat hun “heldendaad” een kind een toch wel zeer belangrijk recht ontneemt, namelijk het kennen van zijn afkomst.

 

Heb je je bij de feiten neergelegd of ben je op zoek gegaan naar je biologische vader?

Nathalie Ik wou absoluut achterhalen wie de man is die voor de helft mijn genen heeft bepaald. Ik heb dan ook contact opgenomen met de afdeling van de KUL waar ik verwekt ben. Ik ben vriendelijk ontvangen en kon op consultatie bij een psycholoog, maar veel wijzer werd ik daar niet van. Integendeel, ik kreeg er te horen dat ik nooit zou weten wie mijn vader was. Het enige wat die psycholoog deed, was mij proberen te sussen. Ik heb voorgesteld een brief te schrijven aan mijn vader die zij dan zouden overhandigen zodat de anonimiteit gerespecteerd werd maar dit werd geweigerd. Als argument kreeg ik te horen dat er een contract was getekend en dat ik me daaraan moest houden. Dat mijn naam nergens op dat contract te lezen is, bleek slechts een detail. Er werd mij gevraagd de rechten van de donor te respecteren maar over de rechten van het donorkind had blijkbaar nog niemand gehoord.

 

Als de wetgeving het zou toelaten, zou je die man willen ontmoeten. Wat hoop je te ontdekken?

Nathalie Het is nooit mijn bedoeling geweest een vader te vinden. Dat zou nogal onrealistisch zijn. Maar ik vind het niet onredelijk te willen weten waar ik vandaan kom, wat mijn achtergrond is, of ik lijk op familieleden langs vaders kant. Momenteel voelt mijn verleden aan als een onvolledige puzzel en dat is heel frustrerend. Een ontmoeting met mijn vader zou die puzzel vervolledigen. Dat zou het voor mij makkelijker maken om mijn leven verder te zetten. Het zou een manier zijn om een erg belastend hoofdstuk in mijn leven af te sluiten en verder te gaan.

 

Heel veel mensen hebben tegenwoordig met onvruchtbaarheid te kampen. Voor hen is spermadonatie soms een goede oplossing.

Nathalie Natuurlijk is het erg dat sommige mensen ongewild onvruchtbaar zijn en ik heb ook niks tegen spermadonatie op zich. Het is die anonimiteit waar ik me tegen verzet. Dat er minder donoren zullen zijn als die anonimiteit wordt opgeheven is jammer, maar liever minder donoren dan de kans op ongelukkige kinderen. Hoe meer ongelukkige ouderparen gelukkig gemaakt worden, hoe beter. Maar nooit ten koste van het geluk van het kind. Waarom zou het geluk van mijn ouders trouwens meer waard zijn dan het mijne? Tegelijkertijd moeten donoren zich bewuster worden van waar ze mee bezig zijn. Velen voelen zich een held omdat ze een ongelukkig koppel hebben geholpen maar beseffen zij wel dat het hun eigen kind is dat voor hun heldhaftigheid mag opdraaien? Vandaag hebben donoren enkel rechten en geen verantwoordelijkheden. Dit moet veranderen.

 

Niet alle donorkinderen voelen de behoefte om op zoek te gaan naar hun genetische oorsprong.

Nathalie Natuurlijk niet, maar degenen die dat wel willen – en dat is volgens mij de overgrote meerderheid – staan gewoon met hun rug tegen de muur! Als er één kind is dat zich hierdoor ongelukkig voelt, is dat al reden genoeg om de zaak aan te kaarten. Elk ongelukkig donorkind is er één teveel.

 

 

Ondanks de media-aandacht heeft de 'Sperman-actie' van de VUB haar oorspronkelijk doel (namelijk het overhalen van studenten en medewerkers om spermadonor te worden) wat gemist. Tot nu toe hebben zich ongeveer zeventig mannen aangemeld waarvan de helft effectief is overgegaan tot donorschap.

 

Met medewerking van Kirsten Cornelissen.



19/02/2006
🖋: 

Onlangs stelde de minister zijn nieuwe ontwerpnota betreffende de financiering van het hoger onderwijs voor. Als er geld te verdelen valt, kan je best je oren openhouden. Zeker nu blijkt dat onze universiteit wel eens aan één van de kortere eindes zou kunnen trekken in het nieuwe systeem. Tijd voor een gesprek met Bart Heijnen, een man die volledig thuis is in de wereld van centjes en procentjes.

Bart Heijnen Ik ben hoogleraar aan de faculteit TEW maar mijn les- en onderzoeksopdracht is sterk gereduceerd omdat ik me nu voornamelijk bezig houdt met de bedrijfsvoering van de universiteit. Als voorzitter van het college van beheer beslis ik mee over zaken zoals infrastructuur – mijn hoofdbevoegdheid –, personeel, ICT en financiën.

 

En wij maar denken dat de rector de echte baas was...

Heijnen Net omwille van de complexiteit van het academische gebeuren ligt het allemaal wel wat moeilijker. Aan iedere universiteit met enige omvang is er een meer academisch getinte en een meer bedrijfsgetinte leiding te vinden. De verkozen rector heeft natuurlijk wel het laatste woord. Hij is dus eigenlijk de echte baas, maar van alleenheerschappij is natuurlijk geen sprake, aangezien alles met veel overleg gebeurt. Ik houd me dus ook sterk bezig met de voorstellen voor de nieuwe financiering.

 

Als algemeen beheerder kan u ons dus moeiteloos de kleine lettertjes in de nieuwe financieringsnota verduidelijken?

Heijnen Minister Vandenbroucke heeft een beleidsnota opgesteld waarin hij voorstelt de financiering van het hoger onderwijs grondig te veranderen. Dit als voorbereiding op een decreet. Van wezenlijk belang voor de universiteit is echter het rekenblad dat hij samen met de nota heeft verspreid. Daarin staan een aantal parameters vervat die zullen fungeren als basis waarop de toelage van de universiteit wordt berekend. Er is een vast gedeelte, de sokkel, waarmee de vaste kosten voor onderwijs en onderzoek gedekt worden. Daarnaast is er nog een variabel gedeelte waar twee dingen in het oog springen. Van belang is het aantal aanwezige studenten maar daarnaast is er ook nog de meting van het verrichte onderzoek. Een dergelijke meting wordt gebaseerd op het aantal doctoraten, het aantal publicaties/citaties en het aantal masterdiploma's in de associatie.

 

Dat klinkt allemaal nog tamelijk fair. Vanwaar de ophef?

Heijnen Net door de gekozen waarde voor bepaalde parameters gaat onze universiteit moeten inleveren op financieel gebied. Bovendien is er veel discussie over de meting van de studentenaantallen: input of outputmeting? Vandenbroucke kiest er, in navolging van zijn voorgangster, ook voor om alle twee cycli-opleidingen te academiseren, om hogescholen te stimuleren ook aan wetenschappelijk onderzoek te doen. In essentie is dat geen slecht idee, want bekwame mensen zijn altijd welkom, maar het is vooral frustrerend te zien dat er geen extra middelen voor de universiteit tegenover staan, hoewel de universiteit wel, vanuit haar decretale onderzoeksopdracht, geacht wordt dit proces te sturen. Als het decreet er in deze vorm komt kan het een waar bloedbad aanrichten in het onderwijslandschap.

 

Met onze universiteit als een van de voornaamste slachtoffers?

Heijnen Naast onze universiteit zullen ook de Universiteit Hasselt en vooral de VUB moeten inleveren. Met een studentenaantal van een paar honderd is de KUB sowieso reeds ten dode opgeschreven. Een kleine helft van de hogescholen zou ook moeten inboeten. Ik wil wel benadrukken dat wij ons maximaal gaan verzetten tegen de manier waarop de parameters nu gehanteerd worden. Het blijkt immers dat, mits een herinterpretatie van de parameters en een hogere sokkel, wij eigenlijk niets zouden moeten inleveren. Een dergelijk verzet is noodzakelijk, want reken maar even mee uit: tegenover elk miljoen euro dat we inleveren staan er twintig personeelsleden. Schrappen in ons personeelsbestand komt niemand ten goede. Hier en daar valt er misschien nog een enkele inefficiëntie weg te werken maar men zal moeten aanvaarden dat waar geschrapt wordt, de dienstverlening trager zal verlopen.

 

Wat uiteindelijk ten koste van onderwijs en onderzoek zal gaan?

Heijnen Uiteraard. Een dergelijk mechanisme zal ontaarden in het Mattheus-effect waarbij de sterkeren alleen maar sterker worden terwijl de zwakkeren (of desgewenst: trageren) langzaam de rol zullen moeten lossen...

 

Vrij vertaald: de KUL wint, onze universiteit verliest.

Heijnen Dat is inderdaad het gevaar. We zullen ons voornamelijk moeten concentreren op een groei voor onderwijs en onderzoek om nog in leven te blijven. Dankzij het groeipotentieel in de regio Antwerpen zit een dergelijk opmars er zeker nog in. Ik moet wel zeggen dat er in Leuven hoegenaamd geen sprake is van enige vorm van triomfantelijkheden over de nota. Zij zouden kunnen leven met een aantal voorstellen die wij nu op tafel geworpen hebben. Zo is er de “delta-benadering”, waarbij vertrokken wordt van een systeem dat iedereen zijn toelage behoudt in de huidige vorm en dat er extra middelen vrijkomen (of worden ingeleverd) naarmate er meer (of minder) prestaties geleverd worden op het gebied van onderwijs en onderzoek. Dergelijke voorstellen illustreren het feit dat er wel degelijk gepraat wordt tussen de universiteiten en de overheid. Het is niet dat wij ons met hangende pootjes naar de slachtbank laten leiden.

 

De universiteit schiet er als geheel misschien niet al te veel bij in, maar Vandenbroucke impliceert toch dat er een aantal richtingen geslachtofferd zullen worden.

Heijnen Vandenbroucke noemt het "rationalisering van het opleidingsaanbod". Ik denk echter wel dat hier voornamelijk de hogescholen in het vizier genomen worden. Je kunt altijd proberen door samenwerking een meerwaarde te creëren maar ik zie aan onze universiteit geen richting waar daar een dringende noodzaak aan zou zijn. Universiteiten die weinig of geen masters kunnen aanbieden gaan het denk ik wel moeilijk krijgen als een decreet op basis van de nota gerealiseerd wordt. Een masteropleiding telt immers zwaar mee als parameter in het onderzoeksluik en is bovendien de toegangspoort tot het doctoraat.

 

Onze universiteit zou toch baat kunnen hebben bij meer samenwerking met hogescholen?

Heijnen Als de beloofde middelen voor verdere academisering echt vrijkomen, dan gaan we nog heel wat mooie dingen met hen kunnen doen. We gaan zo nog een aantal capabele onderzoekers bijwinnen. Prima, dat komt iedereen dus ten goede, maar globaal genomen is er gewoon veel te weinig geld om alle hogeschoolopleidingen van twee cycli aan een universitaire standaard te laten voldoen. Je kan natuurlijk ook beslissen samen met een andere instelling een opleiding aan te bieden, om opleidingen uit te wisselen in een context van "opleidingsfusies" eerder dan van "instellingsfusies". Een belangrijke stimulans voor dergelijke opleidingsfusies zouden infrastructuurbeloningen kunnen zijn.

 

Infrastructuurbeloningen?

Heijnen De overheid kan instellingen stimuleren door te investeren in nieuwe infrastructuur. Een aantrekkelijke, nieuwe, infrastructuur trekt nieuwe studenten aan. Hier mag je de groei van de Plantijn-Hogeschool in kaderen. Sinds zij die campus aan de Meistraat hebben is hun studentenaantal exponentieel toegenomen. Infrastructuur is niet alles, maar ik geloof dat het een belangrijke hefboom is om nieuwe studenten aan te trekken die willen werken met de nieuwste en modernste opleidingstechnieken. Maar het blijft natuurlijk moeilijk om fusies structureel te belonen. Zo klinken er stemmen die stellen dat er bij een fusie van twee opleidingen het toegekende bedrag overheidssteun per student de helft meer moet bedragen. Dan gaat men wel voorbij aan de essentie van rationaliseren: meer doen met dezelfde middelen of evenveel doen met minder middelen.

 

Naast snoeien in de opleidingen lijkt er gesnoeid te worden in de studentenaantallen.

Heijnen Een eventueel effect is een grotere druk voor selectie aan de poort. In een model van outputfinanciering is er het risico dat scholen enkel maar de besten gaan binnenlaten om zo verzekerd te zijn van hun output. Aangezien ons onderwijs sterk gereglementeerd is door decreten en besluiten allerhande verwacht ik wel niet dat het zo'n vaart gaat lopen.

 

Een ander doemscenario is een kwaliteitsverlaging van de opleidingen, aangezien er meer middelen vrijkomen indien je als school meer studenten laat slagen.

Heijnen Elke universiteit is een organisatie van professionals. Wij zitten met een heel pak specialisten in huis waarvan er een aantal wereldautoriteiten zijn op hun vakgebied. Dat zijn dus behoorlijk eigenzinnige mensen met een sterk ego. Een examencomissie is zeker niet van bovenaf te sturen door te stellen dat er meer mensen doorgelaten moeten worden. Een kwaliteitsverdunning op dat gebied gaat er zeker niet vanzelf gebeuren. Aan de Nederlandse universiteiten, waar een dergelijk model van outputfinanciering ook van kracht is, is de afgelopen jaren gebleken dat dit zeker geen issue is. Structureel staat er hier met de accreditatie en de kwaliteitscontrolesystemen natuurlijk ook wel iets tegenover. Mochten er toch ontsporingen zijn dan werkt dit voornamelijk in het nadeel van de universiteit. Als je een imago aangemeten krijgt van kwalitatief zwakkere universiteit dan zit de kans erin dat je minder studenten gaat recruteren.

 

Door het belonen van output lijkt socialist Vandenbroucke toch met een eerder neoliberaal getint systeem op de proppen te komen?

Heijnen Vandenbroucke zal heel boos zijn als u het een neoliberaal systeem noemt.

 

Toch...

Heijnen Ik heb me hier voornamelijk toegespitst op de parameters in het rekenblad maar de nota is natuurlijk heel wat ruimer dan dat. Er lijken ook meer middelen vrij te komen om de integratie van kansarmen en allochtonen in het hoger onderwijs te stimuleren. Je zit hier echt met een slimme minister die een verstandig model in elkaar heeft willen knutselen. Hij stoot echter op allerlei praktische bezwaren in het veld, niet in de laatste plaats opgeworpen door onze universiteit.

 

Waarvan het voortbestaan bedreigd wordt?

Heijnen Wij zullen tot het uiterste gaan om het voortbestaan van onze universiteit te garanderen.



Studeren in Stellenbosch
19/02/2006
🖋: 
Auteur extern
Wim Brits

Als een rasecht marktkramer stalt onze universiteit tal van internationale organisaties uit in mooiklinkende verpakkingen zoals Erasmus, Socrates, USOS. Studeren in het buitenland wordt vandaag meer dan ooit aangemoedigd. Zo'n andere horizont houdt niet alleen een sociale en culturele verrijking in, maar geeft je ook een ruimer inzicht in de verschillende onderwijssystemen. Na een semester aan de Zuid-Afrikaanse universiteit van Stellenbosch doe ik mijn relaas. Het uitgangspunt is een vergelijking tussen de universiteit van Antwerpen en Zuid-Afrika, wat betreft de manier van lesgeven en evalueren van de student.

Al van bij de eerste les in Stellenbosch werd me duidelijk dat het begrip “permanente evaluatie” er veel concreter wordt toegepast dan hier. Essays, presentaties en zelfs schriftelijke testen maken een belangrijk deel uit van het te behalen jaartotaal. In Antwerpen worden zulke opdrachten zelden gequoteerd en dienen ze vaak enkel om de student aan het werk te zetten. Permanente evaluatie bij ons reikt meestal niet verder dan de vage termen "medewerking" en “inbreng” tijdens de lessen. Deze verschillende invulling brengt ook een ander puntensysteem met zich mee. In Zuid-Afrika is het vooral werken geblazen tijdens het jaar. De vele mondelinge en schriftelijke opdrachten zorgen ervoor dat je bij het begin van de blokperiode de leerstof al grotendeels verwerkt hebt. Het examen, dat slechts meetelt voor 25% van de punten, kan dan zelfs een formaliteit genoemd worden. Dankzij dit bescheiden percentage bezwijken minder studenten aan de in Antwerpen zo verlammende examenstress. In Zuid-Afrika hoef je je die laatste maand niet aan je bureau te kluisteren om in aller ijl een brok leerstof te verteren. Integendeel, je kan vooral tijdens het jaar veel punten sprokkelen. Doordat je zo sneller loon naar werken hebt, word je gemakkelijker aangezet om de vakken bij te houden.

 

Een ander opmerkelijk verschil is de lossere omgang met docenten en ook de mogelijkheid om deadlines te verschuiven. Een klassikaal theekransje bij een professor thuis of na de les een biertje drinken met je docent: niemand zal er raar van opkijken. Aanvankelijk voelde ik me door mijn achtergrond wel wat ongemakkelijk bij die verrassend vlotte omgangsvormen. Het versoepelen van de deadline vloeit voort uit een andere kijk op tijd. Bij ons vormt de tijdslimiet een deel van de opdracht, terwijl Afrikanen daar niet zo zwaar aan tillen. Gelukkig maar, want een dagje extra komt altijd van pas om de laatste hand te leggen aan een werk. Opgelet, ik wil geen pleidooi houden voor een nieuwe gedragscode, maar wel opmerken dat er verschillen zijn; hoewel nietig op het eerste gezicht, kunnen ze een heel andere manier van studeren met zich meebrengen.

 

Bij ons vormt de tijdslimiet een deel van de opdracht, terwijl Afrikanen daar niet zo zwaar aan tillen.

 

Wat me ook opviel is de kennisgerichte manier van ondervragen. De slogan op de startpagina van mijn ex-universiteit verraadt veel: “Jouw kennisvennoot, your knowledge partner”. Droge feitenkennis zoals jaartallen, geboorteplaatsen en cijfergegevens moet je allemaal kunnen ophoesten. Hiermee beweer ik geenszins dat het universitair onderwijs in Stellenbosch van een lager niveau is. De klemtonen liggen gewoon anders.

 

Dankzij mijn verre trip heb ik kunnen ervaren dat Antwerpen de wereld niet is, ondanks het fiere gekraai van haar stedelingen. Ik heb ondervonden dat het ook anders kan. Mijn voorkeur gaat uit naar de werkwijze in Zuid-Afrika. Permanente evaluatie heeft duidelijk een hoger rendement. De student verwerkt de stof beter dan bij een zuiver examensysteem. Het resultaat van een éénmalig examen is bovendien afhankelijk van een hele resem factoren en bijgevolg ontzettend relatief. In Stellenbosch heeft de student meer kansen om zich te bewijzen en in dat opzicht is het eindcijfer representatiever dan dat van één enkel proefwerk.

 

 

Tekst voor de Schrijfacademie
Wim Brits