Onderwijsevaluatie aan de UA
08/04/2010
🖋: 

De UA wil van je horen! Wil je je hart eens luchten of opgekropte frustratie uiten? Onze universiteit biedt een luisterend oor in de vorm van een studietijdmeting of een evaluatieformulier. Ja, ik heb het over die mails die op het einde van elk semester vragen om je mening te geven over een vak dat je de voorbije maanden hebt gevolgd.

Je hebt het misschien al in de krant gelezen: de Universiteit Gent heeft beslist om de onderwijstaak van Marc Cogen, hoogleraar Internationaal Publiekrecht aan de faculteit Rechten, te beëindigen. Reden: negatieve onderwijsevaluaties. Maar hoe zit die evaluatie van docenten nu juist in elkaar? Om dit te weten te komen, ging uw dwarsreporter haar licht opsteken bij Ian Segal, stafmedewerker Kwaliteitszorg Onderwijs.

 

Docenten worden minstens één keer om de vijf jaar geĂ«valueerd door evaluatiecommissies die door de faculteit zijn samengesteld. Wat geĂ«valueerd wordt, zijn de prestaties van onderwijs, onderzoek, dienstverlening en management. Deze faculteitscommissies beoordelen de academische prestaties van de docenten als ‘gunstig’, ‘ondermaats’ of ‘onvoldoende’. Een belangrijk onderdeel van de onderwijsevaluatie van de docent zijn de evaluaties door de studenten. Sinds 2005 gebeuren onderwijsevaluaties door studenten op de manier zoals we die nu kennen. Ten minste één keer om de vier jaar wordt elk opleidingsonderdeel geĂ«valueerd door de studenten.

 

En dan nu ‘la question jambon’: wordt er ook echt rekening gehouden met wat je invult? Jazeker. In 95 procent van de gevallen krijgt de docent een positieve beoordeling door de studenten. Studenten geven af en toe wel aan wat er nog verbeterd kan worden, maar de globale teneur van de meeste evaluaties is positief. Wanneer een docent van zijn studenten een negatieve evaluatie krijgt, volgt er een heel opvolgingstraject. De decaan maakt, na bespreking van de evaluatieresultaten met de evaluatiecommissie en de docent, afspraken met die laatste om de nodige aanpassingen te doen. De commissie volgt de uitvoering van deze afspraken op door het opleidingsonderdeel in kwestie regelmatig opnieuw te evalueren. Ik hoor jullie al denken: “Aha, dan kan ik die prof die mij gebuisd heeft eens goed liggen hebben!” Neen, zo werkt het niet. De vragenlijst is zodanig opgesteld dat de studenten geen misbruik kunnen maken van deze vorm van studenteninspraak.

 

De enquĂȘtes bij elk gevolgd opleidingsonderdeel zijn niet de enige manier om het onderwijs als student te beoordelen. Ook via studietijdmetingen krijgt de student inspraak in zijn of haar universitaire opleiding. Met de studietijdmetingen wordt de studeerbaarheid van een opleiding geĂ«valueerd. Elke bacheloropleiding heeft een studieomvang van ten minste 180 studiepunten en een master (na master) van ten minste 60 punten. EĂ©n studiepunt komt volgens het decreet op het hoger onderwijs overeen met 25 Ă  30 uren studietijd. Dat betekent dus dat je jaarlijks 1.500 tot 1.800 uren bezig zou moeten zijn met je opleiding, wat overeenkomt met werkweken van 38 tot 45 uren. Het gaat om het aantal uren dat je studeert voor de verschillende vakken, maar ook om de tijd die je besteedt aan het volgen van hoorcolleges, het schrijven van verhandelingen, het uitvoeren van proeven in practica, het afleggen van examens, etc.. Waarschijnlijk heeft elke student al eens een driestudiepuntenvak gevolgd met het ego van één van zes. Wel, met deze studietijdmetingen kan je nu aangeven wanneer een bepaald vak meer uren van je vraagt dan het eigenlijk zou mogen. Deze studietijdmetingen worden voorlopig vooral doorgevoerd in de bacheloropleidingen en bij generatiestudenten.

 

Even de tijd nemen om de evaluatieformulieren of de studietijdmetingen in te vullen, loont dus zeker de moeite. Je kan je ei eens kwijt over te moeilijke examenvragen en onbegrijpelijke proffen, maar ook over boeiende syllabi. Door problemen die jij tijdens je opleiding hebt ondervonden te signaleren, geef je de UA de kans om die probleempunten aan te pakken. De studenten die na jou komen, zullen je dankbaar zijn.



Waarom werden Calamartes en Ultimo Animo los van elkaar georganiseerd?
08/04/2010
🖋: 
Auteur

Cultureel verantwoord zijn en studentenclubs worden niet meteen met elkaar geassocieerd. Wat blijkt echter voor het tweede jaar op rij? In de maand maart organiseerden de cantussende, feestende, caféhangende of katerende praesidumleden een heuse cultuurweek. Aan de Stadscampus werd Calamartes voor de tweede maal georganiseerd, aan de overzijde van de ring vond Ultimo Animo voor het eerst plaats. De Universiteit Antwerpen draagt graag haar steentje bij, maar toch liep er in onze fijne gefuseerde instelling ergens iets mis. En dat zit meerdere mensen dwars.

Voor alle duidelijkheid: iedereen die in dit artikel aan het woord wordt gelaten, spreekt uit eigen naam.

 

Laten we even teruggaan naar vorig jaar, meer bepaald 13 maart 2009, wanneer de rector een afsluitende speech geeft op Calamartes. Iedereen die met het project te maken heeft is aanwezig, waaronder iedereen van Unifac, de studentenverenigingen, VUAS op uitnodiging van Unifac, de cultuurfunctionaris van de UA, Linda Schools, en verschillende andere diensten. Die avond maakt rector Alain Verschoren een belofte: “Volgend jaar zal de UA er voor zorgen dat Calamartes zeker doorgaat.” Luid applaus is het logische gevolg. Op 4 februari 2010 krijgen de organiserende studentenverenigingen van Calamartes echter een verontrustende e-mail van Unifac: “Wij organiseren woensdag 10 februari om 18.00 een spoedvergadering over Calamartes. Er zijn de laatste tijd enkele vragen gerezen over de (financiĂ«le) haalbaarheid van het project.” Uiteindelijk blijkt Unifac enkele duizenden euro's minder te hebben dan vooropgesteld was. Daarbij heeft Unifac de nodige pech gekend. Het subsidiedossier voor de Stedelijke Jeugddienst, dat vorig jaar wel werd goedgekeurd, kreeg namelijk een negatief antwoord. “Daarbovenop wilde de universiteit het budget voor Calamartes halveren”, zegt Annick De Meyer, cultuurverantwoordelijke van Unifac. Dan is het vijf voor twaalf, want een maand later zou Calamartes normaal gezien doorgaan. Op die spoedvergadering wordt iedereen meteen gerustgesteld. De rector geeft zijn fiat, hij zal de kosten dekken. De totale financiĂ«le steun van de universiteit is zelfs groter dan vooraf overeengekomen. Voorts zijn Mathias Mallentjer, oud-Unifac en oprichter van Calamartes, en Sander Claessens, oud-praeses van Wikings-NSK, aangesteld als crisismanager.

 

Ondertussen worden aan de buitencampussen de eerste affiches van Ultimo Animo opgehangen. Deze eerste cultuurweek van ASK-Stuwer zal van 1 tot en met 5 maart doorgaan op campus Drie Eiken. De studentenkoepel van de buitencampussen zal dan ook een spiegeltent op het Universiteitsplein zetten.

 

Gebrek aan communicatie kost veel geld

Mathias Mallentjer steigerde toen hij deze affiches zag. “Op de dag dat wij het nieuws kregen dat er geen geld was, zie ik dat er een spiegeltent op de buitencampus zal staan. Ik was kwaad. Hoe komt het dat wij er niets van wisten?” Er is binnen VUAS nooit contact geweest over een cultuurweek die ASK-Stuwer zou organiseren. “We kwamen echt uit de lucht gevallen”, zegt Hera Aerts, de mede cultuurverantwoordelijke bij Unifac. Unifac en Mallentjer hekelen het gebrek aan communicatie van ASK-Stuwer. “Als je ook zo’n cultuurweek wil organiseren, moet je dat toch samen doen”, vindt Mallentjer. “De gezamelijke kostprijs van die twee spiegeltenten zou 40 procent goedkoper zijn, net als andere kosten. Bovendien kan je de subsidieaanvragen dan bundelen.” Verder is Mallentjer ook niet te spreken over de gemiste mogelijkheid van ASK-Stuwer om een andere, goedkopere oplossing te zoeken voor de locatie. “Je mag echt alles kopiĂ«ren van Calamartes, maar niet de spiegeltent”, zegt Mallentjer geagiteerd. Zo’n tent kost niet alleen handen vol geld, maar is volgens hem ook de enige manier om Calamartes te laten doorgaan op het Hof van Liere. “Ze hebben daar weilanden, ze kunnen er andere tenten zetten, die tot 4.000 euro minder kosten.”

 

Dit ontbreken van een vloeiende communicatie is volgens Aerts nog maar eens het bewijs dat de Stadscampus en de buitencampussen twee verschillende werelden zijn. “Calamartes of een cultuurweek zou net een project kunnen zijn om als één groep naar buiten te komen.” Bizar dat ASK-Stuwer niet eerst even contact opnam met zusterorganisatie Unifac. Die hadden immers al ervaring opgedaan met Calamartes vorig jaar. “Bruno De Loght (hoofd van Studentgerichte Diensten, nvdr.) heeft in het begin van dit academiejaar wel eens gezegd dat ASK-Stuwer ook iets ging doen, maar dat zou iets totaal anders zijn”, vult De Meyer aan. Nadien kreeg Unifac per e-mail een uitnodiging voor Ultimo Animo. Waarop een antwoord kwam in naam van het voltallige team van Unifac om ASK-Stuwer succes te wensen met hun project.

 

De rol van de cultuurdienst

Een oplossing is volgens Mathias Mallentjer een cultuurfunctionaris die beide cultuurweken op elkaar afstemt. De Universiteit Antwerpen heeft zo iemand in dienst. Op het departement Studentgerichte Diensten werkt Linda Schools voor het cultuurbeleid. Op haar UA-webpagina staat het volgende te lezen: “Tevens wil de cultuurdienst nieuwe initiatieven ontwikkelen en wil samenwerkingsverbanden en organisatievormen implementeren. En heeft eveneens als taak de culturele actoren en culturele activiteiten van groepen binnen de Universiteit Antwerpen op elkaar af te stemmen en eenduidig te communiceren.” De cultuurfunctionaris wil zeer graag steun bieden, maar heeft geen vragen van Unifac en ASK-Stuwer gehad. “Ik wil zeker helpen, maar ik ben niet gecontacteerd geweest. Calamartes is een fantastisch project dat haar welslagen heeft bewezen, daar mag ik me toch niet mee bemoeien.” Unifac bevestigt de woorden van Schools: “Het was meteen duidelijk dat Unifac het project zelf zou leiden. Achteraf gezien hadden we misschien wel meer aan haar kunnen vragen”, verklaart Annick De Meyer. Schools gaat zelfs verder: “Net zoals Unifac heb ik via de onduidelijke affiches moeten vernemen dat Ultimo Animo werd georganiseerd.” Op dat moment wil Schools nog wel een helpende hand reiken. “In samenwerking met het cultureel centrum in Wilrijk, De Kern, kon er voor Ultimo Animo een band geboekt worden”, verduidelijkt de cultuurfunctionaris. Deze hulp is volgens Schools door de studentenkoepel geweigerd.

 

De taak van de de cultuurdienst bestaat er overigens niet in om het hele project te bekostigen. Wat meteen een reactie is op oud-praeses van ASK-Stuwer, Peter Hellinckx. Hij zei in december in dwars dat Calamartes eigenlijk betaald moet worden door de cultuurdienst. “Ik kan studenten wel de nodige informatie geven over hoe ze hun project kunnen realiseren”, aldus Schools. Voorts doet ze er alles aan om cultuur binnen de universiteit te brengen. “Momenteel zit ik samen met 5 voor 12 en Villanella, die samen ook De Nachten organiseren, om een literair festival uit te werken op de UA.” Al zegt ze er meteen bij dat het vooral gericht is op de Stadscampus. “Op de buitencampussen zit nu eenmaal een ander publiek, waar je anders moet op inspelen.” Mallentjer had nochtans meer hulp van de cultuurdienst verwacht: “Dat ze ons geen geld geven, tot daar aan toe. Maar ik vind het wel vreemd dat ze ons beleidsmatig ook niet ondersteunen. We kunnen niet eens bekertjes voor koffie krijgen.” Al heeft Unifac ervoor gekozen het hele project naar zich toe te trekken. Mallentjer voegt er wel meteen aan toe dat de universiteit een fantastische partner is om mee samen te werken. “We hebben het geluk dat rector Alain Verschoren er is, zonder hem was Calamartes niet door gegaan. Ik wil het een andere rector wel eens zien doen.”

 

Verder zegt Linda Schools dat het niet haar taak is om de contacten tussen Unifac en ASK-Stuwer te verzorgen, ook al gaat het hier toevallig over twee cultuurprojecten. “Dit jaar studeer ik af, de universiteit mag altijd bellen om projecten zoals Calamartes of Ultimo Animo te coördineren”, komt Mallentjer nog schalks uit de hoek. Schools betreurt de gebrekkige samenwerking met ASK-Stuwer. “Vorig jaar verliep alles prima met Peter Hellinckx en Maarten Vanderhenst. Dit jaar zou ik de samenwerking slecht durven noemen.” De teleurgestelde cultuurfunctionaris zegt al uit te kijken naar het nieuwe ASK-Stuwer om de draad van vorig jaar weer op te pikken.

 

Ultimo Animo, flauwe Calamartes-kopie

De productiekosten van een cultuurweek zijn hoog. We nemen de planning van Ultimo Animo erbij. Een praatcafĂ© in de spiegeltent, TD in de Konijnenpijp, fortwandeling, cultuurwandeling, gratis filmavond in Metropolis en galabal. “Je moet eens nagaan hoeveel uur ASK-Stuwer in die spiegeltent heeft gezeten. (Een 36-tal uren, nvdr.) Een spiegeltent zetten om naar de Metropolis te gaan, wat heeft dat met cultuurparticipatie te maken?” durft Mallentjer Ultimo Animo in vraag te stellen. Ook de cultuurfunctionaris, Linda Schools, vindt een activiteit die zo veel geld kost ongehoord: “8.000 euro voor een spiegeltent waar slechts veertig man in zit, is belachelijk.” Schools gaat zelfs verder: “Calamartes is een succes.

 

ASK-Stuwer heeft daar een kopie van willen maken, maar het werd dan nog eens een flauwe kopie die geflopt is.” Toekomstig Unifac-voorzitter, Hera Aerts, is veel milder: “Het kan nooit de bedoeling van ASK-Stuwer zijn geweest om een platte kopie te maken.” ASK-Stuwer wenste eigenlijk niet te reageren om zich niet te mengen in een partijtje modder gooien, maar zei nog wel dat hun spiegeltent niet zoveel geld kostte. “We hebben misschien niet veel troeven aan de buitencampussen, maar al die technische voorzieningen hebben we zelf gedaan”, reageert oud-praeses Peter Hellinckx. Daar voegt huidig praeses Delphine Draelants nog aan toe dat een flauw afkooksel van een fantastisch project als Calamartes nog steeds geweldig is. “Een flop zou ik het dan ook niet durven noemen. Onze ervaring is dat zowel de studenten als de rector en Vlaams minister-president Kris Peeters wel enthousiast waren.” ASK-Stuwer vraagt zich wel af of dit Schools’ persoonlijke mening is, of dat dit ook de mening is van de cultuurdienst.

 

EĂ©n van de sterktes van Calamartes is de samenwerking met de hele campus. Niet alleen Unifac organiseert deze week, maar ook verschillende studentenverenigingen en zelfs uw favoriete blad dwars. Aan de andere campussen van de Universiteit Antwerpen organiseert ASK-Stuwer Ultimo Animo zelf, al kaderde deze cultuurweek in de festiviteiten van het vijfjarige bestaan van ASK-Stuwer. “Uiteraard ben je verplicht om je vijfjarige bestaan te vieren. Het deed enkel pijn dat ze hetzelfde deden, zonder dat ze ons contacteerden. Daarin kan ik de frustraties van Mathias (Mallentjer) ook wel begrijpen”, zegt De Meyer. Naar volgende edities toe wil ASK-Stuwer de samenwerking aan de Stadscampus zeker navolgen. Volgens Draelants zijn er al heel wat clubs enthousiast: “Al moeten we nu nog samenzitten om alles concreet in te vullen. Het is wachten op de nieuwe praesidia.” Beide koepels zeggen wel dat er zeker de wil is om volgend jaar samen te werken. De huidige vice-praeses van ASK-Stuwer, Sten Luyckx, en de nieuwe voorzitter van Unifac, Hera Aerts, hebben daar al een gesprek over gehad. “Sten (Luyckx) is op de afsluitende receptie van Calamartes naar mij gekomen met de vraag of we volgend jaar willen samenwerken”, weet Aerts nog te vertellen. Voor Peter Hellinckx lijkt het ook het beste dat er eerst eens wordt samengezeten met alle betrokken partijen.

 

Antartik
Antartik is een meerdaagse kunst- en cultuurhappening, georganiseerd door de Antwerpse hogescholen en de Universiteit Antwerpen, die projecten verzamelt en op de verschillende campussen over heel Antwerpen toont. Docenten van de kunst- en cultuuropleidingen en andere docenten van de Antwerpse hogescholen en de universiteit zetten samen met studenten kunstzinnige samenwerkingsprojecten op. Dit project is meermaals aangehaald door zowel Unifac als ASK-Stuwer als het over de subsidies gaat die de Universiteit Antwerpen aan beide cultuurweken geeft. Al heeft de universiteit daar niet rechtreeks mee te maken. Linda Schools licht toe dat het overgrote deel van Antartik door de stad Antwerpen wordt gefinancierd. “Het hele project kost 25.000 euro”, zegt Schools, “20.000 euro wordt door de diensten Onderwijs en Cultuur betaald. Die overige 5.000 euro wordt betaald door Stuvant, de koepel van sociale diensten van de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen.” Die 25.000 euro vindt Schools niet eens veel geld voor zo’n project als Antartik. “8.000 euro voor een tent waar maar veertig man op af komt, is daarentegen wel veel geld”, besluit de cultuurfunctionaris.


Studeren met een fysieke beperking aan de Universiteit Antwerpen
08/04/2010
🖋: 
Auteur

Studenten met een functiebeperking zijn de laatste jaren vaak in het nieuws geweest. Het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) probeert sinds kort om de participatie van studenten met een functiebeperking aan de Vlaamse universiteiten en hogescholen te verbeteren. In Antwerpen lijken met name studenten met een fysieke beperking een zeldzame verschijning. Dit was voor ons een reden om het beleid en de faciliteiten van de universiteit eens onder de loep te nemen. Loopt bij ons alles op rolletjes en is de UA werkelijk zo laagdrempelig als ze beweert? Of kunnen er nog enkele hinderpalen worden weggenomen? dwars sprak met studenten, studentenbegeleiders en professoren en zocht het uit.

In het beleid van de Universiteit Antwerpen inzake studenten met een functiebeperking staat de student zelf centraal, zo melden Danny Boeykens en Annelore Ottoy, studentenbegeleiders aan het Studenten Informatiepunt (STIP). Iedere student met een functiebeperking aan de UA kan aanspraak maken op zogenaamde ‘bijzondere faciliteiten’, zoals bijvoorbeeld extra examentijd of een eigen parkeerplaats. De studenten mogen echter zelf beslissen of ze van deze faciliteiten gebruik willen maken en ze zijn nergens toe verplicht. Het initiatief hiervoor dient dan ook van de student zelf te komen. Bij zijn inschrijving ontvangt elke student een formulier waarmee bijzondere faciliteiten kunnen worden aangevraagd. Hierop staan ook de contactgegevens van de verschillende zorgcoördinatoren. Het is dan aan de student om contact op te nemen met het STIP. “Hierdoor stemt het aantal studenten dat bij ons geregistreerd staat dus niet overeen met het feitelijke aantal studenten met een beperking dat aan de UA studeert. Dit zien wij echter als een goed teken, aangezien een groot aantal studenten zich dus prima kan redden met de basisvoorzieningen die er al zijn. Wanneer iedereen van de bijzondere faciliteiten gebruik zou maken, zouden ze immers niet meer bijzonder zijn”, aldus Danny Boeykens. Dit academiejaar staan er zo’n 200 studenten bij het STIP geregistreerd. Slechts 25 van hen hebben een fysieke beperking.

 

Niet betuttelend

EĂ©n van de ‘niet-geregistreerde’ studenten met een fysieke beperking is Inge; die sinds de kleuterschool in een rolstoel zit. Inge is tevreden met het beleid van de UA. “Onlangs was ik op een infodag van de KU Leuven vanwege een masteropleiding die mij aansprak. Daar werd er echter aangedrongen op een gezamenlijk gesprek met alle betrokken docenten, om mijn handicap te bespreken. Dat vond ik nergens voor nodig.” De zelfstandigheid en de vrijheid die studenten aan de UA wordt geboden is volgens Inge dan ook erg belangrijk. “Het is goed dat diensten worden aangeboden, maar hulp moet niet worden opgedrongen.”

 

Jo Lebeer is professor Geneeskunde op campus Drie Eiken en hij is gespecialiseerd in handicapstudies. Recent werd er door de UA, vanuit de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening, een Stuurgroep Diversiteit en Gelijke Kansen opgericht, waar hij ook deel van uitmaakt. Volgens Lebeer is het aantal fysiek of motorisch beperkte studenten aan de Universiteit Antwerpen relatief gezien veel te laag. Dit komt volgens hem juist door het feit dat studenten alles zelf moeten regelen, waardoor de UA studenten met een fysieke beperking eerder afschrikt dan aantrekt. Lebeer vindt dus dat de universiteit hier zelf wat meer initiatief moet nemen.

 

In dit kader bepleit hij bijvoorbeeld het aanstellen van facultair verantwoordelijken, die het studietraject van studenten met een functiebeperking in goede banen leiden. De professor verwijst hier naar het voorbeeld van Italië, waar men een dergelijk systeem lang geleden al invoerde en waar de Universiteit La Sapienza in Rome alleen al 600 studenten met een fysieke handicap telt.

 

Het systeem zoals dat nu door het STIP wordt toegepast, blijkt in de praktijk echter wel goed te werken. Dit weet Jeroen ons te melden. Hij zit vanwege zijn beperking in een elektrische rolstoel en heeft moeite met schrijven, waardoor hij bij schriftelijke examens recht heeft op extra examentijd. Bij zijn inschrijving werd hij direct aangesproken door studentenbegeleider Annelore Ottoy. Zij zocht vervolgens uit voor welke faciliteiten hij in aanmerking kwam. Ook Jeroen zegt tevreden te zijn met het beleid van de UA. “Ik wil liever niet te veel betutteld worden en het heeft weinig zin om dingen voor te stellen die ik niet nodig heb.”

 

Gent en Leuven rolstoelvriendelijker?

In Gent test men op dit moment een systeem waarbij studenten met een functiebeperking zich verplicht moeten registreren. Professor Lebeer begrijpt de reactie van Jeroen en Inge, maar is toch voorstander van een dergelijk systeem. “Alleen op die manier is het mogelijk om een efficiĂ«nt solidariteitssysteem uit te bouwen en de studenten zo goed mogelijk te laten participeren in het onderwijs.”

 

Antwerpen kan sowieso nog veel leren van haar zustersteden Gent en Leuven, waar het gras niet per se groener lijkt te zijn, maar wel rolstoelvriendelijker. In Leuven voorziet het project ‘omkaderd wonen’ bijvoorbeeld al zeventien jaar in de huisvesting van studenten met een fysieke beperking. Hierbij leven studenten met en zonder functiebeperking samen in aangepaste studentenhomes, waarin de student 24 uur per dag kan rekenen op fysieke en sociale begeleiding. Het project telt inmiddels achttien woongroepen met elk tien à vijftien studenten.

 

 

In Gent kwam enkele jaren geleden de studentenvereniging ‘Wake up!’ van de grond, die zich speciaal richt op studenten met een functiebeperking. Een nobel initiatief, maar het spreekt studenten Jeroen en Inge totaal niet aan. “Ik houd er niet van als mensen samenhokken omwille van het feit dat ze in een rolstoel zitten. Als het toffe mensen zijn, vind ik het geen probleem. Je hebt zo ook studentenclubs met alleen West-Vlamingen, daar zie ik het nut niet van in”, aldus Jeroen.

 

Dat de huisvesting van studenten met een fysieke beperking in Antwerpen nog een probleem is, daar weet Inge alles van. Zij was vier jaar geleden namelijk de eerste studente met een rolstoel die zich inschreef voor het studentenhome op de Stadscampus. Het gebouw werd dertig jaar geleden gebouwd en was totaal niet aangepast. Voor Inge kwam de UA echter met een creatieve oplossing door voor te stellen om de extra kosten voor een ander, aangepast kot grotendeels te vergoeden. Hierdoor woont Inge nu al vier jaar in een ruime, aangepaste studio naast het gebouw waar ze dagelijks les heeft, grotendeels op kosten van de universiteit. Lang niet slecht, vindt ze zelf.

 

Inge ziet wel de voordelen van projecten als het omkaderd wonen in Leuven. “Ik woon nu zelfstandig, maar dat kost soms wel moeite. Het zou handig zijn als ik zou weten dat ik altijd op hulp kan rekenen. Ik heb veel vrienden op wie ik altijd een beroep kan doen, maar het is soms moeilijk om het evenwicht te vinden tussen hulp en vriendschap.” Boeykens en Ottoy zijn ook allebei positief over het huisvestingsproject in Leuven en zij erkennen de problemen met het studentenhome. Toch is een dergelijk project volgens hen in Antwerpen niet direct haalbaar, aangezien de hoge kosten niet zullen opwegen tegen het beperkt aantal studenten dat er gebruik van zou maken.

 

 

Professor Lebeer vindt dat de UA in een vicieuze cirkel terecht is gekomen, aangezien het aantal studenten niet zal toenemen wanneer de voorzieningen op de universitaire campussen niet verbeteren. Volgens hem zou de Associatie Antwerpen dan ook zelf het initiatief moeten nemen om de huisvesting van studenten met een fysieke beperking mogelijk te maken.

 

Diversiteit

De fysieke drempel is volgens hem echter niet het grootste probleem waar men in Antwerpen last van heeft. “Het is met name de mentale drempel die er voor zorgt dat het merendeel van de Vlaamse studenten met een fysieke beperking uitwijkt naar Leuven of Gent, terwijl de fysieke belemmeringen daar vaak juist groter zijn. Veel meer gebouwen stammen daar immers nog uit de tijd dat mensen met een handicap slechts langs een zijpoortje binnen mochten.” Volgens Lebeer zou de UA dan ook veel meer in het werk moeten stellen om de participatie van studenten met een functiebeperking aan te moedigen en hij wijst er op dat het woord ‘diversiteit’ veel meer behelst dan enkel de integratie van allochtone studenten. “In de informatiebrochures van de UA verschijnen wel mensen met een hoofddoek, maar personen in een rolstoel staan er niet in.”

 

De fysieke hinderpalen lijken inderdaad niet meer het grootste probleem te zijn waar de UA mee kampt. Vrijwel alle gebouwen van de verschillende campussen lijken rolstoeltoegankelijk te zijn, alleen zijn sommige een beetje verouderd. Professor Lebeer wijst bijvoorbeeld op de zware deuren op campus Drie Eiken die niet zelfstandig door rolstoelgebruikers kunnen worden geopend. Bovendien zijn er niet overal voldoende aangepaste toiletten. Ook op de Stadscampus zijn met name de faciliteiten in de R-blok aan vervanging toe en het studentenrestaurant ‘Ten Prinsenhove’ had tot voor kort geen lift, tot grote spijt van Inge en Jeroen. Het grootste probleem op de Stadscampus lijkt echter de slechte kwaliteit van de wegen en voetpaden, die zeer moeilijk begaanbaar zijn voor rolstoelgebruikers. Het STIP erkent dit probleem, maar wijst hier op de verantwoordelijkheid van de stad Antwerpen. Jeroen hoopt daarnaast dat boekhandel Acco eindelijk iets zal doen aan de hoge drempel voor de deur, zodat ten minste het gelijkvloers voor hem toegankelijk is.

 

Alle partijen benadrukken echter dat de oplossingsbereidheid onder het UA-personeel erg groot is. De Universiteit Antwerpen lijkt dus zeker haar best te doen om het studietraject van het handjevol fysiek beperkte studenten op rolletjes te laten verlopen.



De aarde beeft en de dagen worden korter. Een geologische en fysische uitleg
07/04/2010
🖋: 

Het is al even geleden dat de aardbevingen in HaĂŻti en Chili de wereld even deden stilstaan. Deze natuurrampen hebben een verrassend effect op onze planeet gehad: de dagen zijn korter geworden. Ook al gaat het maar om enkele microseconden, toch slaagden wetenschappers erin dit exact te berekenen. Ondanks dit tijdverlies vonden fysicus Joris Dirckx en geoloog Stijn Temmerman toch de tijd om aan dwars uit te leggen hoe dat nu allemaal in elkaar zit.

Professor Stijn Temmerman, docent aan de UA, vertelt hoe aardbevingen tot stand kunnen komen. Hiervoor moet men eerst weten hoe de aarde precies in elkaar zit.

 

Over de lithosfeer, asthenosfeer en convectiestromingen

“De aarde heeft een schilvormige opbouw. Het buitenste gedeelte van de aarde bestaat uit vast gesteente, dit noemen we de lithosfeer. Deze lithosfeer is opgebouwd uit een korst en een buitenmantel. Onder de vaste lithosfeer bevindt het gesteente zich in een plastische, gedeeltelijk gesmolten toestand, de zogenaamde asthenosfeer. In deze zone treden trage stromingen op als gevolg van de herverdeling van warmte. Die convectiestromingen trekken als het ware aan de bovenliggende vaste lithosfeer, die als gevolg van deze rekspanningen op bepaalde plekken zal breken. Op die manier is de ganse harde buitenste schil van de aarde opgedeeld in verschillende lithosfeerplaten, die als het ware mee worden getrokken met de convectiestromingen in de onderliggende asthenosfeer. BelgiĂ« ligt bijvoorbeeld op de reusachtige Euraziatische plaat die Europa en AziĂ« draagt.”

 

Nu we een idee hebben van de opbouw van de aarde, kunnen we dieper ingaan op het ontstaan van aardbevingen. Stijn Temmerman: “Er bestaan verschillende types van zogenaamde plaatranden: divergente platen gaan uit elkaar, convergente platen bewegen naar elkaar toe en transforme platen bewegen langs elkaar heen. Die beweging gaat uiteraard niet vlot, want harde gesteenten glijden niet gemakkelijk langs elkaar. Maar er worden geleidelijk aan spanningen opgebouwd tussen langs elkaar bewegende platen, die op bepaalde momenten tot ontlading komen onder de vorm van aardbevingen. Intense aardbevingen doen zich bijgevolg voor langs dergelijke plaatranden, en dan vooral bij de convergente en transforme randen. Haïti en Chili liggen bijvoorbeeld langs convergente plaatranden, meer bepaald plaatranden waar zogenaamde subductie van een oceanische plaat gebeurt onder een andere plaat.”

 

Draai-impuls = massa x baansnelheid x de afstand tot de rotatie-as

Door deze fenomenen wordt het oppervlak van de aarde voortdurend aangepast en die veranderingen hebben een effect op de rotatie van onze planeet. De fysica hierachter wordt opgehelderd door professor Joris Dirckx, directeur van the Laboratory of Biochemical Physics en docent aan de UA. “De reden dat de lengte van de dagen wat verandert na een aardbeving, is omdat de aarde een iets perfectere bol wordt. De aarde is van nature een afgeplatte bol, en als ze dus wat minder afgeplat wordt, zal een deel van haar massa op een minder grote cirkel rond de aardas draaien. Hierdoor wordt de rotatiesnelheid wat groter en worden de dagen dus korter. Dit effect is vergelijkbaar met een schaatster die een pirouette maakt en haar armen naar binnen trekt: hoe dichter de bewegende massa bij de draai-as zit, hoe sneller ze gaat rondtollen omdat de draai-impuls behouden blijft. Om het in termen van de fysica te zeggen: draai-impuls = massa x baansnelheid x de afstand tot de rotatie-as. Met deze formule kunnen we dus het verkorten van de dagen ‘eenvoudig’ verklaren. De uitleg laten we over aan professor Dirckx.

 

“Als er geen energie verloren gaat, dan blijft de draai-impuls behouden. Heb je een massa die met een zekere snelheid draait op een bepaalde afstand van een as, dan draait die massa rond met een bepaald toerental. Wordt de afstand tot die as kleiner, dan zal de baansnelheid van de massa toenemen om dezelfde draai-impuls te behouden. Bovendien draait de massa op een kleinere straal, waardoor eenzelfde baansnelheid ook al een hoger toerental geeft. Als de afstand van de draaiende massa tot de as vermindert, dan zal het toerental kwadratisch toenemen: een twee keer kleinere straal geeft een vier keer hoger toerental. Hierdoor geeft het intrekken van de armen zo'n spectaculair effect op een schaatser. Hoe overweldigend een aardbeving ook is, tegenover de hele aardkluit is het maar een héél kleine verschuiving van de massa. Door het kwadratisch effect veroorzaakt zo'n subtiele verschuiving echter toch een meetbaar verschil op het toerental van de aarde. Het gevolg is dus dat de aarde wat sneller gaat draaien en de dagen korter worden.”

 

De aardbeving in Chili zorgde concreet voor een verkorting van de dagen met 1,26 microseconden. Ook andere gebeurtenissen uit het verleden hebben een effect gehad op de lengte van de dagen. Zo zorgde de tsunami in 2004 voor een verkorting van de dagen met 6,8 microseconden. Het lijkt er ook op dat de mens de daglengte zal beĂŻnvloeden, want als de Drieklovendam in China volledig gevuld zou worden met water (40 kmÂł), dan zullen de dagen 0,06 microseconden langer worden. Ach ja, een microseconde meer of minder, we zullen altijd te weinig tijd hebben.



07/04/2010
🖋: 
Auteur

De lente is nu echt begonnen en de pollen hangen in de lucht. Koortsachtig maak jij alvast wilde plannen voor de naderende zomer en bestel je kriebelend je eerste festivaltickets. Maar vooraleer het zover is, duiken we eerst nog met onze verstopte neus in de boeken. Vergeet ondertussen ook niet de nodige cultuur op te snuiven, dwars grasduint graag met je mee.

Cinemazalen (21/04) ‘NY I love you’.

In navolging van de succesfilm ‘Paris je t’aime’ bundelden elf gerenommeerde regisseurs opnieuw hun talenten, met ditmaal ‘The Big Apple’ als inspiratiebron. De hoofdrollen zijn weggelegd voor Natalie Portman en Orlando Bloom.

 

Cinema Zuid (23/04) Acting Out.

In samenwerking met de UA organiseert Cinema Zuid een eigen ‘Inside the Actor’s Studio’. Acteurs en filmmakers praten samen over hun inspiratiebronnen en laten hun licht schijnen op de kunst van het acteren. In deze eerste sessie is het de beurt aan actrice Natali Broods en regisseuse Fien Troch.

 

Cc de Kern (28 t.e.m. 30/04) ‘WEG naar Thuis van Hugo Claus’, door Tg Elektra.

Ter inleiding van het toneelstuk ‘Thuis’ van grootmeester Claus stippelden de leden van toneelgroep Elektra hun eigen WEG uit. Voor het resultaat hoeven we zeker niet thuis te blijven.

 

Metropolis Antwerpen (01/05) Opera in de cinema.

Na het succes van vorig jaar, start Kinepolis ook dit jaar weer met het vertonen van operavoorstellingen op het witte doek. Deze keer is het de beurt aan ‘Armida’ van Rossini. Wilde jij altijd al eens naar de opera, maar voel je je toch beter thuis in je vertrouwde bioscoop? Dan is dit je kans!

 

Zuiderpershuis (02/05) Belgische Improvisatie Liga (BIL).

Pure improvisatie, dat is het enige waar het bij dit komische gezelschap om draait. Het concept is bekend: twee teams, een pianist, een ceremoniemeester en een onvermurwbare scheidsrechter. De rest is nog een verrassing.

 

Studentenrestaurant ‘Den Eik’, campus Drie Eiken (04/05) Axl Peleman.

Het begint erop te lijken dat het verplichte kostje universitaire cultuur steeds beter gaat smaken. Deze maand staat zanger en tv-figuur Axl Peleman op het menu. Eet smakelijk!

 

Petrol (07/05) Digitalism.

Ze zijn net terug uit China en Japan, waar deze digitale muzikanten inmiddels ook ontdekt zijn. Hun optreden in Petrol belooft alvast een voorproefje te geven van hun nieuwe album, dat er zeer binnenkort aankomt.

 

Arenberg Schouwburg (08/05) ‘Aap’ door Manmanman.

Zwaar behaarde mannen, koloniale grappen, darwinistische dwaasheden en freudiaanse flauwheid. De komische jungle van het cabaretduo Manmanman is zeer divers en grappig.

 

Theater Zuidpool (13 t.e.m. 22/05) Macbeth.

Misschien is een serieuze activiteit deze maand nog wel op z’n plaats. Toch hebben de mannen en vrouwen van theater Zuidpool weinig overgelaten van Shakespeare's kostuumdrama. De Schotse koning verschijnt hier namelijk zingend op het podium. Met muziek van Mauro Pawlowski.



Les extrĂȘmes protestent
13/03/2010
🖋: 

Als de uitersten hun mening willen uiten door te betogen, zet de gemeenschap zich instinctief schrap. Als extreemlinks en extreemrechts gelijktijdig gaan betogen (laten we een kat een kat noemen, Blokbuster (in de gedrukte editie stond foutievelijk STeR, waarvoor onze excuses, nvdr.) is niet bepaald centrum en het NSV! is het NSV!), dan wordt zelfs onze dwars redacteur “voor zijn eigen veiligheid” opgepakt en even in de cel gestoken. En, toegegeven, betogingen lopen al eens uit de hand; opgejut door een groepsgevoel en het eigen gelijk, zijn er altijd wel individuen te vinden die gewelddaden als geoorloofd zien. Maar als de gemoederen verhit zijn, is het geweld zelden beperkt tot de vechtersbazen.

Op 4 maart hield NSV! haar jaarlijkse betoging door de studentenbuurt. Aan de andere kant van de stad protesteerden op datzelfde moment een hoop studenten, samengebracht door Blokbuster, tegen racisme op de campus, en ook wel tegen het NSV!. Enkele uren en bestuurlijke aanhoudingen later eindigden de betogingen zonder grote aanvaringen. Wout Schafraet, voorzitter van Comac Antwerpen, waarschuwde de studenten om voorzichtig te zijn en niet alleen over straat te lopen, aldus Inge Gielis, zelf actief in Studenten Tegen Racisme: “Vorig jaar nog is er na een betoging een Comac-lid zwaar toegetakeld, dus stickers, t-shirts of truien die een ‘linkse’ politieke voorkeur doen vermoeden werden opgeborgen. De eerste uren bleven we ook weg uit de studentenbuurt.”

 

Later die nacht, rond half drie, besloten Wout, Inge en een derde student om nog iets te gaan drinken in de JezuĂŻet, in de Blindestraat. Op de Sint-Jacobsmarkt kwamen ze iemand tegen die een NSV-praesidiumlint droeg. Hij en Wout herkenden elkaar van de kleine afficheoorlog die aan de betogingen voorafgegaan was.

 

“Toen we hen passeerden, sloeg de NSV'er Wout plots in het gezicht”, vertelt Inge, “waarna hij verder liep. Verbouwereerd riepen we: “Waar was dat goed voor?” Daarop kwam hij terug en gaf Wout nog twee stampen en twee vuistslagen in het gezicht. Toen Wout vroeg waarom, antwoordde hij: “omdat ge ne linkse rakker zijt.” Hij daagde ons uit om terug te slaan, maar daar gingen we niet op in. Ondertussen had ik de politie gebeld, waarop de NSV'er wegging. Het enige wat de politie echter nog kon doen, was vaststellen dat Wout verwond was.”

 

Elias Vergult, de praeses van NSV!-Antwerpen, wacht het politieonderzoek af. “Er worden wel vaker onterecht mensen aan het NSV! gelinkt. Maar zelfs als de man daadwerkelijk een praesidiumlint van ons droeg, betekent dat nog niet dat het iemand van NSV!-Antwerpen was.”



editoriaal
13/03/2010
🖋: 

Op het moment dat dit nummer in de bakken ligt, is Calamartes net van start gegaan. Deze cultuurweek op de Stadscampus, georganiseerd door Unifac, komt er twee weken na Ultimo Animo, de cultuurweek die georganiseerd werd op de buitencampussen door ASK-Stuwer, dat ook haar vijfjarige bestaan viert. Meer cultuur is uiteraard alleen maar toe te juichen, zeker als dit naar de studenten gericht is. Zelf student zijnde, is het moeilijk om dit niet te appreciëren.

Maar het is wel weer een opvallend voorbeeld van de grote scheiding die zich nog steeds aftekent, bijna tien jaar na de samensmelting, tussen de Stadscampus en de buitencampussen. Er zijn veel overeenkomsten tussen de cultuurweken, dat wel. Zo wordt er voor allebei een spiegeltent neergepoot. Ook de mixen van workshops, humor, muziek en drank vertonen gelijkenissen. Maar jammer genoeg werken de twee studentenkoepels, alleszins wat hun cultuurweken betreft, in het geheel niet samen, al zijn er wel degelijk (gefaalde) toenaderingspogingen geweest. Naast een mogelijkheid om de kosten te drukken, zou een gemeenschappelijke activiteit de banden misschien een beetje kunnen aanhalen.

 

Want in feite bestaat onze universiteit nog steeds uit gescheiden campussen. En vanwege de geografische en ook wel academische factoren (humane versus exacte wetenschappen, zo lijkt het soms) zal er altijd wel een scheiding zijn. De huidige situatie heeft echter iets weg van actieve concurrentie. Zonder iemand met de vinger te willen wijzen, rijzen er toch vragen als zelfs tussen de twee studentenkoepels, verenigd in VUAS, de communicatie stokt.

 

Maar, over slechte communicatie gesproken, ik moet mijn excuses aanbieden aan het NSV!. Op 17 februari zond Campus TV een interview uit met adjunct-hoofdredacteur Sarah Schrauwen en mezelf. Tijdens het oprakelen van een oud verhaal heb ik het NSV! de Nationaal-Socialistische Vereniging genoemd. Dat is er uiteraard volledig naast. Ik wijt het aan de zenuwen door de camera die op ons gericht was, maar niettemin mijn excuses en een rechtzetting: sorry, Nationalistische Studentenvereniging.



07/03/2010
🖋: 
Auteur

‘Alexandrie, Alexandra’ van Claude François. Voor al mijn maats die samen met mij te lang in cafĂ© Markies de Sade blijven plakken. (Floris Geerts)

‘Centipede Jackomino’ van Codasync. Omdat zelfs ik me cool voel als ik dit beluister. (Folker Debusscher)

‘Your Woman’ van White Town. Good old oldie. (Sarah Schrauwen)

‘Splitting the Atom’ van Massive Attack. Wat een sfeer! Hopelijk is het niet weer 7 jaar wachten op het volgende album (‘Danny the Dog’ OST niet meegerekend). (Tijl De Bock)

‘Society’ van Eddie Vedder. Onlangs voor de zoveelste keer ‘Into The Wild’ gezien en voor de zoveelste keer geblùt van ontroering. (Hannelore De porte)

‘Alle meisjes’ van DaniĂ«l Samkalden. “Het gaat erom dat er nu heel snel iemand bij me is. Iemand die goed luistert. Met een lichaam.” (Daan Hafkamp)

‘Fifteen Floors’ van Balthazar. Nog eens. Krijg ik nu gratis tickets? (Frie Vandemeulebroucke)

‘Paris s'Ă©veille’ van An PierlĂ©. Omdat ik er nog eens naartoe wil. (Tom Vingerhoets)



Op zoek naar een leefbare studentenbuurt
07/03/2010
🖋: 

Omdat er de afgelopen maand niet veel gebeurd was rond de camera die op de Ossenmarkt zal komen, maar het vorige artikel afgesloten werd met ‘Wordt ongetwijfeld vervolgd...’, ging dwars aankloppen bij het establishment, meer bepaald bij de lokale politie. Zij zijn het immers die vanaf eind april in het oog zullen houden hoe vaak je in je neus peutert als je van een Duvel aan het nippen bent op de Ossenmarkt. Nee, niet echt.

Cameracontrole en dispatching worden geleid door commissaris Carlo Neyt, die ons trots de video wall laat zien, waar de camerabeelden live te zien zijn op negen beeldschermen.

 

Carlo Neyt Er zit 24 op 24 iemand aan de video wall, die de 76 camera’s actief observeert. Een groot deel van hun nut komt uit proactief toezicht. Als we op het De Coninckplein twee mensen zien trekken en duwen, sturen we daar een patrouille op af en hoeven we niet te wachten tot het erger is geworden en iemand de politie belt. We kunnen dus ingrijpen voor het uit de hand loopt.

 

Is er geen privacyprobleem met al die camera’s?

Neyt Ten eerste zijn er de grijze vlakken die je ziet (over de ramen van huizen, nvdr.). Die worden bij de installatie van de camera digitaal in de beelden ingebouwd, zodat de privacy van de bewoners gevrijwaard blijft. Daarnaast mogen we alleen kortstondig toezicht houden. Als we voor langere periodes een plaats of een persoon in het oog willen houden, zitten we in een andere wetgeving en moeten we machtigingen van het parket krijgen.

 

En wat is het effect van een camera?

Neyt Het zorgt in de eerste plaats voor een verhoging van de statistieken (lacht), simpelweg omdat je er actiever mee bezig bent en meer feiten kan vaststellen. Maar men is van plan om binnenkort een aantal camera’s te verhangen, een nulmeting te doen en twee jaar later opnieuw te kijken wat de gevolgen zijn, zowel voor de objectieve als voor de subjectieve veiligheid, wat heel verschillende dingen zijn.

 

Gewoon tegen een voordeur

Omdat de 77ste camera krijgen geen enorm spectaculaire verwezenlijking is, trokken we naar commisaris Marc Lambrechts, de wijkverantwoordelijke voor afdeling West. Deze zone behelst het stuk stad binnen de Leien en heel Linkeroever. Het stuk binnen de Leien is nog eens opgedeeld in twee delen: West 1, vanaf de Meir tot aan het MAS, en West 2, van onder de Meir tot aan het industriegebied in het zuiden. Hoofdinspecteur Jan Severyns is de teamleider van team 1, waar dus ook de Stadscampus onder valt.

 

Is de situatie op de Ossenmarkt zo veel erger geworden dat er nu plots een camera nodig is?

Marc Lambrechts De studentenpopulatie is serieus vergroot: er zijn gebouwen bijgezet en campussen naar hier getrokken. Daardoor zijn er ook een paar problemen groter geworden, wat logisch is als je met meer bent. De wijkwerking is ook pas in 2008 begonnen. Daarvoor deden we bijna uitsluitend aan interventie. We zijn met de wijkwerking begonnen om problemen aan de basis op te lossen. Van half 2008 tot half 2009 hebben we hard gewerkt aan de Ossenmarkt en omgeving, en ook wat resultaten behaald, maar dat was vooral preventief. Zorgen dat het lawaai binnen de cafés blijft, bijvoorbeeld. Ik denk niet dat je kan zeggen dat de buurtbewoners kleinzerig zijn, de meesten kunnen best wel wat hebben. Maar als we controle doen, op een gewone avond, zijn er nog steeds mensen die ongegeneerd tegen een voordeur staan te pissen. Doe dat in het café waar je jezelf hebt volgedronken, of desnoods op een blinde muur. Dat mag ook niet, daar gaan ze ook een boete voor krijgen, maar gewoon tegen een voordeur, alsjeblief.

 

Jan Severyns De camera is er ook in de eerste plaats op vraag van de bewoners gekomen, hoewel het voor politioneel werk natuurlijk altijd gemakkelijk is. De camera wordt ook ingezet tegen overvallen, vandalisme en vechtpartijen, dus zeker niet alleen tegen overlast.

 

We worden dus op elk moment bekeken?

Lambrechts Er hangen tientallen camera’s in de stad, dus denk alsjeblief niet dat iemand de Ossenmarkt continu in het oog houdt. Het voornaamste voordeel dat wij er in zien is dat als er een oproep binnenkomt, we onmiddellijk kunnen kijken wie wat aan het (mis)doen is en waar die persoon naartoe gaat. Maar het is zeker niet zo dat elke keer als iemand een verkeerde beweging maakt, er een patrouille op afkomt. Dat is geen realiteit en dat willen wij ook niet. Het is absoluut niet dat de camera alles gaat oplossen. Er is samengezeten met verschillende diensten binnen de stad en we hebben een lijst met twintig, vijfentwintig punten, waar de camera er eentje van is.

 

Severyns Het is jammer dat we nu repressief moeten optreden, onder andere met de huidige prikacties. We hopen terug te kunnen afbouwen naar een normaal toezicht. Wij hebben geen echte studentencel, dus naast onze reguliere werking proberen wij op de drukste momenten toezicht te houden. Er zijn wel mensen die elke nacht last hebben van roepende studenten. Die mensen moeten gaan werken, maar kunnen amper slapen. Natuurlijk kunnen we daar niet elke dag staan.

 

Hoe verloopt het contact met de studenten?

Lambrechts Toen we het wildplakken wilden aanpakken, hebben we via onze contacten in het Antwerps Studentenoverleg gevraagd om daar mee te stoppen. Toen zijn we samen met de stad op zoek gegaan naar mogelijkheden, zoals plakzuilen, waar tijdens de praesidiaverkiezingen nog plakborden bijkomen. Dat hebben we gedaan om tegemoet te komen aan de studenten, maar wie het nog doet, beboeten we dan wel. En ik moet eerlijk zijn, de studenten hebben daar perfect in meegeholpen. Er zijn amper nog verenigingen die wildplakken. Want er is niet alleen gezegd “je moet er mee stoppen”, er is ook een alternatief aangeboden, en dat proberen we in feite met het hele actieplan. De stad en de politie zijn helemaal niet tegen de studenten, laat dat duidelijk zijn. We proberen er gewoon voor te zorgen dat iedereen zich thuis voelt in Antwerpen, dat studenten en bewoners kunnen samenleven. Severyns In Leuven is het bijvoorbeeld veel strenger. Zo mogen studenten binnen de ring niet met een glas de straat op, of met een lint rondlopen, al denk ik niet dat dat laatste beboet wordt. Lambrechts En de nachtwinkels mogen er na middernacht ook geen alcohol meer verkopen. Maar er hangt een zwaar preventief luik aan vast en dát willen we hier vooral uitbouwen.

 

Severyns Waar we naartoe zouden willen, is dat het onder de studenten leeft. Wat sociale controle zou al een hele stap zijn, als studenten tegen elkaar kunnen zeggen: “Hey, maat, hang het eens niet zo uit.”

 

En wij?

Om te zorgen voor een “leefbare studentenbuurt” zijn er door de stad en de studenten twee instanties opgericht. Dit ligt in de traditie van de stad Antwerpen om studenten in het stadsbestuur te betrekken. Allereerst heeft de stad een stuurgroep opgericht die verschillende stadsdiensten samenbrengt en waar de meer technische studentenzaken besproken worden. Daar wordt bijvoorbeeld momenteel gekeken naar het ophalen van vuilzakken. Dat gebeurt nu op dinsdag terwijl studenten die in het weekend naar huis gaan hun vuilzakken vaak al op vrijdag op straat zetten. De stuurgroep werkt rond dit soort onderwerpen nauw samen met het Antwerps Studentenoverleg (ASO), dat samengesteld is uit afgevaardigden van de studenten- en kringraden van de verschillende instellingen in onze associatie Ă©n studenten van de Lessius hogeschool (verbonden aan de K.U.Leuven).

 

In de schoot van het Antwerps Studentenoverleg werden naar aanleiding van het actieplan leefbare studentenbuurt twee werkgroepen opgericht. De werkgroep ‘leefbare studentenbuurt’ geeft adviezen aan het Studentenoverleg in verband met verbeterde infrastructuur in de studentenbuurt en werkt een informatiecampagne uit over ‘leven als student in de stad’. Zo kan Antwerpen een bruisende studentenstad blijven, terwijl er in zo weinig mogelijk brievenbussen wordt gepist en er tegen zo weinig mogelijk deuren wordt gekotst. Hoewel dit vooral rond de Ossenmarkt gebeurt, is het plan gericht op de hele studentenbuurt. De werkgroep komt samen met vertegenwoordigers van het kabinet Onderwijs, betrokken stadsdiensten of de politie om te werken aan een, jawel, leefbare studentenbuurt.

 

Het Studentenoverleg is het adviesorgaan van de stad Antwerpen voor studentgerelateerde zaken. Het Studentenoverleg werkt samen met Antwerpen Studentenstad aan een studentvriendelijke stad. Er wordt onder andere gepraat over preventie van alcohol- en drugsmisbruik, verbetering van de infrastructuur en het opstellen van minimumnormen voor het verhuren van een kot. Daarnaast is er een aparte werkgroep opgericht die het doopcharter gaat evalueren en optimaliseren. Hierin zetelen, naast studentenvertegenwoordigers uit het ASO, praesidiumleden van elke studentenclub die hieraan wenst mee te werken. Vervolgens gaat de stuurgroep met de besproken thema’s aan de slag. Volgens Orry van de Wauwer, woordvoerder van het ASO, verloopt de terugkoppeling vlot: “Ik denk dat hoe de stad Antwerpen samenwerkt met haar studenten tamelijk uniek is in Vlaanderen.”

 

De camera zal wellicht in april geplaatst worden. In een verder stadium zullen er meer hulpstukken komen om feestende studenten eraan te herinneren dat niet heel de stad ’s nachts hoeft te horen hoe jong en losbandig ze zijn. De werkgroepen staan er voor in om te zorgen dat deze maatregelen niet te ver gaan. Van de Wauwer: “De camera komt er nu eenmaal. Ik denk dat we op lange termijn de beste resultaten bekomen, zowel voor de buurt als voor de studenten, door nu constructief aan het actieplan mee te werken. Dat zal een repressief beleid zoals in Leuven sowieso voorkomen.”



Dossier internet: internetprivacy
07/03/2010

‘Privacy is iets uit het verleden’, stelde Mark Zuckerberg onlangs. Als oprichter van het populaire Facebook kan hij moeilijk anders beweren. Op een netwerksite waar vakantiefoto’s en cafĂ©filmpjes schering en inslag zijn, is het inderdaad moeilijk om de eigen identiteit af te schermen. Toch wordt Facebook ook door zijn gebruikers nauwlettend in het oog gehouden als het om privacyinstellingen gaat. Een vleugje voyeurisme versoepelt de invulling die we aan het begrip ‘privacy’ geven, maar een betekenisloos concept is het nog niet.

De mogelijkheid om te controleren welke informatie we over onszelf blootgeven en wie daar toegang tot krijgt, is al lang geen evidentie meer. Het internet beschikt over tricks and tools die onze gecodeerde gegevens in een handomdraai leesbaar maken en subtiel doorspelen aan derden. Dat coderen is zelfs al geen constante meer; soms staan we zelf met een (reeds) aangevinkt vakje gewillig toe dat onze informatie voor latere, al dan niet commerciĂ«le doeleinden wordt gebruikt. Voor wat hoort wat natuurlijk: wil je meedoen aan een wedstrijd om een verre reis te winnen, dan moet je toestaan dat de luchtvaartmaatschappij in kwestie je wekelijks haar kleurrijke nieuwsbrief verstuurt. Maar een gespamde mailbox lijkt nog het minste van onze zorgen; veel verontrustender wordt het als blijkt dat onbekenden heel wat meer over je weten dan je zelf dacht. Waar we vroeger teleurgesteld vaststelden dat onze eigen naam maar weinig vruchtbaar was als zoekterm, levert Google vandaag een pak meer hits op dan we soms zouden willen. Handig voor je toekomstige werkgever; die pluist meteen uit welke sollicitant het meest vlekkeloze profiel heeft. Over profielen gesproken, sinds de komst van Facebook en andere sociale netwerksites, kent de vergaarbak aan leuke wist-je-datjes ongekende proporties. Naarmate het diploma in zicht komt, kiezen veel studenten er dan ook voor om feestfoto’s en ander mogelijk gĂȘnant materiaal wijselijk uit de publieke sfeer te houden.

 

Punten verzamelen

Dat recruiters hun nieuwsgierigheid botvieren op het web, is een evolutie die ook HR-adviseur Bieke Van Gool niet is ontgaan. Reden om massaal onze toevlucht te zoeken tot de Suicide Machine om komaf te maken met ongewenste digitale sporen? “Helemaal niet”, zegt Van Gool. “Alles hangt af van de manier waarop men zich online profileert. Aanwezigheid op internet kan inderdaad nefaste gevolgen hebben wanneer mensen zich van hun minst flatterende kant laten zien, maar kan mits wat zorgvuldigheid ook positief uitdraaien omdat het blijk geeft van sociale vaardigheden. Bovendien is ook de ingesteldheid van de recruiter zelf bepalend.” Veel hangt ook af van de functie waarvoor je je kandidaat stelt. Iemand die gaat solliciteren bij een evenementenbureau mag dus best trots zijn op zijn wilde partyfoto's – liefst met lint – maar voor 'strak in het pak'-beroepen is voorzichtigheid allicht geboden.

 

Vrij van doemscenario's is de discussie over internetprivacy dus nog niet. Maar is die ongerustheid wel terecht? Ondervinden we écht concrete nadelen van de grote hoeveelheid aan eigen informatie op het net? Tenslotte geldt de verminderde privacy voor iedereen en zijn we dus ook op het web maar één van de zovelen. Bovendien levert het circuleren van onze persoonlijke informatie soms meer op dan we zelf denken. Gedaan met irrelevante reclamemails: na enkele aankopen op internet krijg je alleen nog maar gepersonaliseerde publiciteit. Log je met je Facebookaccount in op Amazon.com, dan stemt de site haar aanbod meteen af op jouw interesses. Misschien wat onwezenlijk, maar in elk geval uiterst handig. Winkelketens willen deze methode van direct marketing binnen afzienbare tijd ook toepassen op hun papieren folders en hun klanten aangepaste versies opsturen om overbodige kosten te vermijden. Of dacht je dat jouw klantenkaartje enkel diende om punten te verzamelen?

 

Dat een digitale identiteit heel wat meer voordelen kan opleveren dan we soms denken, wordt in het privacydebat geregeld verdrongen door een waslijst aan Facebookbloopers en andere sociale horror-verhalen. Voor een genuanceerde mening werd dwars snel friends met MichaĂ«l Opgenhaffen, docent Nieuwe Media aan de Lessius Hogeschool. Deze relativeert de over het algemeen bijzonder kritische berichtgeving rond Facebook: “Als het al over privacy gaat, dan gaat het meestal om non-nieuws, genre 'vrouw betrapt man op overspel via Facebook'. In ruil voor het (vrijwillig) opgeven van een zekere hoeveelheid privacy kan je echter een potentieel oneindig aantal nieuwe vrienden ontmoeten. Het internet is per definitie een sociaal medium, maar hoeft daarom niet oncontroleerbaar te zijn. Mensen vergeten dan ook vaak dat je op de meeste netwerksites je privacy-settings zo kan boetseren dat je exact kiest wie wat ziet.”

 

Hippe moeders en doemscenario's

Opgenhaffen ziet wel een generatiekloof opduiken in de gevoeligheid voor deze issues: “Als ik aan mijn ouders vertel dat ik enkele foto’s van mijn kinderen op Facebook heb geplaatst, dan vinden die dat verschrikkelijk, terwijl ik dat de normaalste zaak van de wereld vind. Tieners gooien hun persoonlijke informatie met nog minder bedenkingen te grabbel, hoewel de vrolijke kolonisatie van familieleden op middelbare leeftijd (i.e. ouders, tantes, ooms) op onder meer Facebook hen wĂ©l zorgen lijkt te baren. Zo blijkt nog maar eens dat niets lang hip blijft als je ouders het ook leuk vinden.”

 

Toch erkent ook Opgenhaffen dat we de echte problemen niet mogen minimaliseren: “Waar rook is, is vuur en verhalen over ontslagen, gebroken relaties en misbruik van foto's zijn niet uit de lucht gegrepen. Doemscenario's zoals deze geschetst door Cory Doctorow in zijn boek ‘Little Brother’ zijn stof tot nadenken. Doctorow vertelt het fictieve verhaal van enkele Amerikaanse jongeren die de verantwoordelijkheid voor een terroristische aanslag in de schoenen geschoven krijgen en vervolgens gevolgd worden via alle technische apparaten die ze dagelijks gebruiken. De jongens kiezen er echter voor om met dezelfde wapens terug te vechten. De term baseerde Doctorow op het befaamde boek ‘1984’ van George Orwell. Hoewel ‘Big Brother’ bij de meesten onder ons meteen herinneringen oproept aan Betty en/of dwergen, werd de term oorspronkelijk bedacht door George Orwell in zijn boek ‘1984’ en stond ze voor een totalitair overheidsorgaan dat haar burgers indoctrineert, terroriseert en bespioneert. Het boek, geschreven in 1948, was visionair, toch hebben de jaren ’80 ons gelukkig niet veel meer onheilspellends gebracht dan joggingbroeken, heavy metal kapsels en Earth, Wind and Fire. Velen twijfelen er echter aan dat de recente technologische ontwikkelingen even onschadelijk zullen blijken...”

 

Waar privacy vroeger haast gelijkstond met volledige anonimiteit in het openbare leven, gaan we vandaag de dag dus heel wat flexibeler om met het delen van onze identiteitsgegevens. Toch blijft de onzichtbare grens van onze intimate bubble bestaan, ook op het internet, en tolereren we geen al te verregaande inbreuken op ons privéleven. De eerbiediging ervan is en blijft niet voor niets een onmisbaar grondrecht. Dat het tevens voer is voor heftige discussies aan de toog, kan ons offline leven er alleen maar interessanter op maken.