Decaan Ria Janvier reageert op 'Twee stemmen over het islamcolloquium aan de UA'
28/02/2011
🖋: 
Auteur extern
Ria Janvier

Dwarsliggers zijn er nodig opdat de trein op de rails zou blijven. dwars is nodig als kritisch kloppend studentenhart annex -blad van de Universiteit Antwerpen. Dwarsverbindingen zijn misschien nog meer nodig en als dwars daar dwars tegen ingaat, dan past even een neutrale stem van een antidwarskijker in een debat dat onvruchtbaar is gestart, maar vruchtbaar is geëindigd.

Waar gaat het over?

In dwars 63 stond een opiniestuk onder de titel ‘Twee stemmen over het islamcolloquium aan de UA’. In dit opiniestuk laat student Mathias Adriaenssens zich kritisch uit over het islamcolloquium dat professor Luc Goossens organiseerde. Een korte samenvatting van waar het hier in feite om draait. Collega Goossens van het Instituut voor Marokkaanse en Mediterrane Studies (IMaMS) neemt het initiatief om eind oktober 2010 een colloquium te organiseren over ‘Islam in Europa. Welke islam voor welk Europa?’. Dit congres werd opgevat als een open dialoog, waar aftasten, leren kennen, centraal stonden. Een brug slaan tussen ‘wij’ en ‘zij’, een link leggen tussen ‘westerse’ academische blikken en die uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika, kortom, een academische en culturele uitwisseling van gedachten, open en bloot. Een vrij ambitieuze einddoelstelling was het ondertekenen van een open statement, een charter, door alle aanwezige actoren en strekkingen. Dit document had echter geen absolute finaliteit in zich, maar moet worden gezien als de neerslag van een momentopname. Over deze bijeenkomst is veelvuldig en ruim op voorhand gecommuniceerd: een officieel persbericht werd verstuurd naar alle Belgische perskanalen, op de IMaMS-website en op de webstek van de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen stond een link naar de webpagina’s van het colloquium, binnenlandse en buitenlandse partnerinstellingen werden geïnformeerd, iedereen was welkom. Er daagde dan ook een verscheiden publiek op: talrijke wetenschappers uit binnen- en buitenland, vertegenwoordigers van verscheidene religies, politici enzovoort.

 

Kritische houding en dialoog

Toegegeven, ik was zelf niet aanwezig, dus zou me ook niet durven uitlaten over het verloop van deze studiedag. Helaas behoorde onze student ook niet tot de deelnemers. En afwezigen hebben – zoals steeds – ongelijk, en dat geldt a fortiori als je een kritische commentaar levert bij een evenement dat je niet aan den lijve hebt ondervonden. Een eerste leerpuntje lijkt me dan ook dat je als kritisch ingestelde student – en daar houden we van en zo leiden we onze studenten op – niet zomaar voor waar aanneemt wat anderen – zelfs al zijn het professionele bloggers, zoals Luc Van Braekel – vertellen of menen te moeten vertellen. Tja, dan is het gevaar niet denkbeeldig dat je het aan je ‘rekker’ hebt, om het met de woorden van de hoofdredacteur in zijn editoriaal te zeggen.

De opiniĂ«rende verwijzing naar en de vergelijking met – aan en door onze universiteit – ‘verboden’ NSV!-lezingen was wat ongelukkig. Ja, de Universiteit Antwerpen heeft – net als de Universiteit Gent – in zijn bestuurscollege beslist om een welbepaalde activiteit van deze studentenvereniging niet te laten plaatsvinden. Dit moet in zijn juiste context worden geplaatst, want naar mijn bescheiden mening biedt de Universiteit Antwerpen als actief pluralistische instelling een forum voor vele standpunten en krijgen ook onze studentenverenigingen steevast voldoende ruimte om deze naar voor te brengen. Niet iedereen, inclusief professor Goossens, kende en kent die context. Zijn wederwoord verdient daarom de nodige nuancering. Ook in het voetbal speel je beter op de bal, dan op de man. Ik betreur het zeer dat het woord en wederwoord van student en professor de vorm hebben aangenomen van een polarisering, iets wat we nu net willen vermijden, want dialoog en wederzijds begrip zijn hier de codewoorden.

Vandaar hebben we gewoon een mini-debat opgezet tussen beide protagonisten. Het werd een goed, open en niet-polariserend gesprek tussen een ‘waardige’ master in de Internationale Politiek en een gedreven professor in de Sociologie. Beiderzijdse (schoonheids)fouten werden toegegeven, verontschuldigingen uitgewisseld en de verzoening was een feit, naast een betere ‘verstand-houding’ in de zuiverste betekenis van het woord. En sterker nog, in de toekomst plant het IMaMS nieuwe activiteiten, en voor een volgend debat over islam en liberalisme zal worden samengewerkt met Mathias Adriaenssens en het LVSV. U hoort er nog van.

 

Tot slot

Om toch nog even terug te komen op het editoriaal van Yannick Dekeukelaere in hetzelfde nummer van dwars: “De kans dat uit één van beide kampen nu nieuwe reacties op de gepubliceerde opinies volgen is groot. Voor de rest van deze jaargang zullen dus ook in dwars verbale oorlogjes worden uitgevochten waar niemand op zit te wachten. Alvast onze excuses”. Wel, alvast mijn welgemeende verontschuldigingen als u niet op deze bijdrage zat te wachten, maar zowel Matthias Adriaenssens als Luc Goossens hebben me nu eenmaal om een afsluitende repliek gevraagd. Alle betrokken partijen beschouwen de discussie als gesloten, en kunnen zich terugvinden in de woorden van de hoofdredacteur: “En laten we het er vanaf nu niet langer over hebben.”

 

 

Ria Janvier

Decaan Faculteit Politieke & Sociale Wetenschappen

Universiteit Antwerpen



Eerste resultaten alvast positief
28/02/2011
🖋: 

Vrijdag 3 december opende het departement Farmaceutische Wetenschappen plechtig haar nieuwe infrastructuur. Een bezoek aan de gerenoveerde laboratoria en practicazalen moest de verzamelde aanwezigen tonen dat Farmacie aan de Universiteit Antwerpen klaar is voor het komende decennium.

Toen het Departement Farmaceutische Wetenschappen 37 jaar geleden werd opgestart, bestond de UIA net een jaar. Interne beslommeringen en een gebrek aan goed gekwalificeerde kandidaten maakten dat de oprichting van de studie enige vertraging opliep, maar die moeizame start bleek echter niet kenmerkend voor de ontwikkeling die het departement sindsdien heeft doorgemaakt. De laatste grote stap van die ontwikkeling was de renovatie van onder meer gebouw A op Campus Drie Eiken. Sinds kort zijn de werken voltooid en dit werd door het departement gevierd met een plechtige opening van de nieuwe infrastructuur.

 

Energie en veiligheid

Op de avond van de opening is het koud en heeft het zwaar gesneeuwd. Ondanks de weersomstandigheden is de talrijke opkomst verbazingwekkend. In de inleidende toespraken is duidelijk te horen hoe trots de sprekers zijn op de weg die is afgelegd. Departementshoofd professor Koen Augustyns overloopt de vele infrastructurele veranderingen van de voorbije jaren. Voor gebouw A werd zwaar geïnvesteerd in practicalokalen en ook de onderzoeksgroepen genieten er van nagelnieuwe labo’s. “We hebben veel aandacht besteed aan energie en veiligheid”, vertelt Augustyns. Zo wordt de warmte van de afgevoerde lucht uit de laboratoria gerecycleerd om energieverspilling tegen te gaan en boven de werktafels in de onderzoekslabo’s en de practicalokalen werden afzuigslangen geïnstalleerd om de inhalering van schadelijke stoffen te beperken. Deze innovaties doen het departementshoofd stralen: “De Farmaceutische Wetenschappen zijn klaar voor de toekomst”, zo klinkt het. Voorzitter van de onderwijscommissie professor Guido De Meyer belicht dan weer enkele aspecten van de opleiding vandaag. Vorig jaar nog kreeg Farmacie de visitatiecommissie over de vloer en die was algemeen zeer positief. Projecten als het apothekersspel, de vaardighedenapotheek, de practica en de vernieuwde onderwijsinfrastructuur die ermee gepaard gaat, dragen allen bij tot de kwaliteit van de opleiding. “We mogen terecht spreken van onderwijs op topniveau”, glundert de voorzitter.

 

Afzuigslangen

Het is daarna aan de gasten om al die boude uitspraken aan de werkelijkheid te toetsen tijdens een kort bezoek aan het gebouw zelf. Een eerste blik langs buiten doet echter niet vermoeden dat er veel veranderd is. De vernieuwde inkom mag dan wel opgetrokken zijn uit een iets modernere baksteen, de rest van de structuur zorgt ervoor dat je je nog steeds in de jaren 70 waant. Maar die illusie wordt al snel doorbroken wanneer je naar binnengaat. Stilaan wordt duidelijk dat er wel degelijk heel wat gemoderniseerd werd. De hippe olijfgroene en bruine wanden van de gangen laten niet vermoeden dat hier labo’s gevestigd zijn. Een korte blik in de lokalen bevestigt dat echter wel: futuristische afzuigslangen reiken uit het plafond en overal bevinden zich obscure toestellen waarvan het aanwezige personeel de functie probeert te verklaren aan de bezoekers. Wanneer een van de bezoekers daarop enkel kan opmerken dat “de gang eigenlijk wel erg breed is”, wordt duidelijk dat dit slechts in beperkte mate lukt. De rondleiding leidt de verzamelde gasten langs de verschillende afdelingen. Op de afdeling Farmacognosie, bijvoorbeeld, is men op zoek naar actieve componenten in planten. De geur die er hangt, voert de bezoekers in gedachten mee naar een bos op een regenachtige ochtend. De enorme practicalokalen worden ook getoond, waarin studenten in aanwezigheid van de assistent nog lustig stommiteiten kunnen begaan. In de kelder van het gerenoveerde gebouw bevindt zich dan weer de vaardighedenapotheek, de vluchtsimulator van de apotheker in opleiding. Het is een tot in de kleinste details uitgewerkte replica van een echte apotheek, waarin de student tijdens een rollenspel de rol van apotheker vervult en de assistent die van zwangere vrouw of geconstipeerde bejaarde. De rondleiding eindigt ten slotte aan het magazijn, waar de verantwoordelijke met ongezien enthousiasme de werking ervan exclameert. De voorraadkamer spreekt dan wel niet erg tot de verbeelding, maar de geestdrift van de man werkt aanstekelijk: iedereen stapt tevreden de bus op, of is tevreden eindelijk de bus op te stappen.

 

Natte campus

Onder de gasten bevindt zich ook rector Alain Verschoren. In zijn toespraak vooraf verklaarde hij nog hoe de innovatie binnen het departement Farmaceutische Wetenschappen de perfecte illustratie is van de strategie van de Universiteit Antwerpen als “talent-instituut”, waarbij elk talent, elke onderzoeker belangrijk is. Maar is hij ook tevreden met het resultaat van die innovatie? “Ik ben enorm tevreden. Veel mensen dachten dat het slechts om het opkalefatere ging gaan van het gebouw, maar het is echt een degelijk onderzoeks- en onderwijsgebouw geworden.” En dit is slechts een begin. De vernieuwingen kaderen binnen een groter plan om de twee buitencampussen te herdefiniĂ«ren als respectievelijk de ‘droge’ en de ‘natte’ wetenschapscampus, oftewel de campussen van de exacte wetenschappen en de life sciences. Er zullen nieuwe gebouwen bijkomen en de andere gebouwen van Campus Drie Eiken zullen ook grondig vernieuwd worden. In de woorden van de rector: “Als je hier binnen zes jaar terugkomt, herken je het niet meer.”



dwars sprak met minister van Onderwijs Pascal Smet
28/02/2011

Dat het Vlaamse onderwijs als vanouds voor een resem uitdagingen en veranderingen staat, mocht al blijken uit het artikel ‘Waarheen met ons onderwijs?’ in dwars 62. Geen man die deze vraag beter kan beantwoorden dan Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs en alumnus van de Universiteit Antwerpen.

Zoals van een druk bezet politicus anno 2011 verwacht mag worden, komt minister Smet gezwind zijn ruime hoekkantoor aan de Brusselse Koning Albert II-laan binnengewandeld met een smartphone in de hand. De minister beweert totaal niet voorbereid te zijn op ons interview. Het gesprek gaat dan ook aanvankelijk over zijn studententijd aan de toenmalige Universitaire Instelling Antwerpen, UIA. Sindsdien is het Vlaamse hoger onderwijslandschap danig hertekend. De eerst volgende verandering op het menu is de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten.

 

Meneer de minister, wat is volgens u de meerwaarde van die integratie?

Pascal Smet De integratie heeft het voordeel van de duidelijkheid. We voeren het script uit van een film die al geschreven is met de Bologna-akkoorden. We hebben de logische keuze gemaakt om de professionele opleidingen onder te brengen bij de hogescholen en de academiserende/academische bij de universiteiten. Wat niet per sé wil zeggen dat die academiserende opleidingen ook fysiek zullen verhuizen naar de universiteiten. Door bijvoorbeeld de opleiding Industriële Wetenschappen te integreren in de universiteit, kan de universiteit het verschil met de opleiding Ingenieurswetenschappen beter bewaken.

 

Het personeel van de universiteiten zucht nu al dat de werkdruk zo hoog ligt. Brengt die integratie niet onvoorstelbaar veel rompslomp mee?

Smet Ik begrijp dat de werkdruk toegenomen is, maar in vergelijking met vroeger moet iedereen harder werken: een kassierster, een dokwerker, een leerkracht enzovoort. Het moet wel duidelijk zijn dat er een evenwicht moet zijn tussen onderwijs en onderzoek. Die elastiek kan niet blijven rekken. We hebben dan ook afgesproken de planlast te verminderen. Ik heb aan de rectoren van alle Vlaamse universiteiten gevraagd om tegen de paasvakantie met voorstellen te komen. Er mag echter niet vergeten worden dat de voorbije jaren heel wat middelen zijn bijgekomen. Het klopt dat het zelfstandig academisch personeel relatief weinig is gegroeid, maar het wetenschappelijk personeel is wel sterk gegroeid. Er zal ook heel wat geld bijkomen: 229 miljoen euro tegen 2025, waarvan 42 miljoen in 2014. Er zijn maar weinig sectoren die nu al kunnen zeggen dat ze extra geld krijgen in budgettair moeilijke tijden.

 

Maar hoe kan de planlast concreet verlaagd worden?

Smet Sommige proffen vragen om meer assistenten, andere om administratieve ondersteuning. Sommigen klagen over de vele mails van studenten. Maar het is niet aan de overheid om dat te veranderen. Ik wacht op voorstellen uit de academische wereld. En zoals ik net zei: voor hen ik wil erg ver gaan.

 

Aan de integratie is de associatievorming vooraf gegaan. Het rapport-Reneman gaf daarover commentaar op de dominantie van de K.U. Leuven. Begrijpt u de scherpe reacties van de andere associaties?

Smet Er stonden maar twee zinnetjes over de associaties in dat rapport, dat eigenlijk over onderzoek ging. Ik heb bovendien niet de gewoonte om oorlogen die al gestreden zijn opnieuw te gaan voeren. De situatie zoals ze nu is, is een feit waar de komende jaren geen verandering in zal komen.

 

Secundair onderwijs heruitgevonden

Een andere hervorming die u plant is die van het secundaire onderwijs. In uw visietekst ‘Mensen doen schitteren’ pleit u voor een afschaffing van het onderscheid ASO-TSO-BSO. Hoe staat het met dat voorstel?

Smet Die tekst was natuurlijk een oriënterende nota, een momentopname op basis waarvan een debat op gang kan worden getrokken. De commotie rond het document bevestigt de relevantie ervan. Momenteel luisteren we naar de kritiek en analyseren we de opmerkingen met oog op een visienota eind dit jaar die het concept uitlegt, maar ook de gevolgen voor het onderwijslandschap uittekent. We willen tegen 2014 een decreet dat in 2014-2019 kan worden uitgevoerd. Er is al wel een vrij algemene consensus om de studiekeuze die gemaakt moet worden met de aanvang van ASO, TSO of BSO uit te stellen.

 

Hoopt u met deze hervorming de slaagkansen in het hoger onderwijs te verhogen?

Smet Onder andere. Het is de bedoeling dat iedereen die het secundair onderwijs verlaat gekwalificeerd is voor of de arbeidsmarkt, of het hoger onderwijs. Er is momenteel een heel debat bezig over de toegang tot dat hoger onderwijs. Moeten er toelatingsproeven komen? Lassen we een propedeusejaar in? Dat gaan we ook met de rectoren bespreken. Wat ik niet wil, is een proef die enkel op kennis test. Dan krijg je teach the test. Het is namelijk belangrijk dat je op je achttiende nog de kans krijgt om te groeien in dat hoger onderwijs. Het is belangrijk, en dat is een politieke opvatting van mij, dat we voor de samenleving de toegang tot het hoger onderwijs zo breed mogelijk houden. Die hervorming van het secundair onderwijs moet ook iets veranderen aan het feit dat momenteel één op de zeven kinderen geen diploma behaalt. Heel vaak zijn dat gekleurde kinderen, niet omdat die dommer zijn, maar omwille van socio-economische redenen.

 

Over kleuren gesproken, de Nederlandse minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt - Vliegenthart heeft verklaard de integratie van witte en zwarte kinderen op te geven. Reden daarvoor is dat niet de kleur, maar de kwaliteit van de school primeert.

Smet Ik begrijp niet goed waar zij naartoe wil. Volgens mij moet de school een afspiegeling zijn van de maatschappij. Wie niet samen opgroeit, zal ook niet samenleven. Uit het PISA-onderzoek, waarbij alle vijftienjarigen van de OESO landen vergeleken worden, blijkt dat gekleurde kinderen nog steeds slechter scoren als de socio-economische achtergrond werd geneutraliseerd. Er is dus toch meer aan de hand. Dus waarom zouden we nu plotseling het beleid voor Gelijke Onderwijskansen afschaffen? Dat loopt nog maar negen jaar, niet lang dus als je weet hoe selectie al meer dan een halve eeuw in de genen van het Vlaamse onderwijs zit. Wat ik wel wil doen, is nadenken over hoe het basisonderwijs in stedelijke omgevingen anders kan worden ingericht. Misschien moeten we meer les geven vanuit de taal en de cultuur van de leerlingen, zodat ze op twaalfjarige leeftijd klaar zijn voor het secundaire onderwijs.

 

Het zou dan mogelijk worden dat een school in de stad anders les moet geven dan een school in een landelijke omgeving?

Smet Inderdaad, de methode moet anders kunnen, maar pas op: op twaalfjarige leeftijd moeten de kinderen van de stedelijke en de landelijke school hetzelfde kunnen. Hoe we de methodes en dergelijke gaan aanpassen, moeten we samen met onder andere onderzoekers bekijken. Ik ben geen staatspedagoog, hé. De overheid bepaalt niet hoe er les wordt gegeven.

 

Uit onderzoek is gebleken dat Vlaamse leerlingen niet bepaald uitblinken in democratische waarden. Moet de rol van de leerkracht hierin herbekeken worden?

Smet Er zijn ontzettend veel goede leerkrachten, maar het klopt dat je democratische waarden best niet te veel uitlegt, maar wel toepast. Er zijn veel zaken waarbij leerlingen betrokken kunnen worden, zoals waar ze op schooluitstap gaan. We willen leerkrachten daarin steunen, maar we steunen ze al op veel manieren. Het is een probleem dat onderwijs een kennisorganisatie is, maar zich niet zo gedraagt. Er zou bijvoorbeeld een grote website voor onderwijs kunnen komen. We moeten de moderne technologie gebruiken. Wat het onderwijs nog onderschat, is hoe het zal veranderen en de rol van de beeldcultuur daarin.

 

Zal dat geen erg dure grap worden: digitale schoolborden, iedereen een laptop?

Smet Dat is de toekomst!

 

Een erg dure toekomst.

Smet Dat zijn keuzes die we moeten maken. We kunnen toch niet verwachten dat iedereen met een smartphone rondloopt, overal continu online is en dan van negen tot vier dat allemaal stopzet voor klassieke methoden van les volgen? Je moet geen pedagogisch genie zijn om in te zien dat zoiets niet gaat. Wat niet wil zeggen dat onderwijs vrije tijd moet worden, maar sommige zaken zullen veranderen.

 

Maakt u van ICT dan een prioriteit?

Smet Naar de toekomst toe wel, ja. De komende jaren zal dat allemaal op tafel liggen.

 

Nog één van uw stokpaardjes is Engelstalig onderwijs. Daar komt veel commentaar op: het voorstel is communautair geladen, het zou drempelverhogend werken, het niveau van het Engels zou dat van het onderwijs en het onderzoek naar beneden halen.

Smet In China zijn 20 miljoen kinderen Engels aan het leren. In Scandinavië, Latijns-Amerika, overal wordt Engels geleerd. Dat is wel de toekomst, hé. Daarom moeten wij als samenleving een keuze maken. We hebben er dus alle belang bij die taal, naast Frans, al snel en goed te leren.

 

Op middelbare scholen bestaat nu de mogelijkheid Spaans of Duits te volgen, zou het een goed idee zijn om ook Chinees aan te bieden?

Smet (lacht) De Chinezen hebben twee jaar geleden een erg wijze beslissing genomen om al hun kinderen Engels te leren. Laat ons dat nu niet op ideeën brengen om zelf Chinees te gaan leren. Bovendien, ik vind Duits en Spaans ook twee erg belangrijke talen. Wie weet is Spaans over twintig jaar de grote wereldtaal.

 

Betaalbaar en laagdrempelig hoger onderwijs

Laat ons het weer even hebben over de toekomst van het hoger onderwijs. Met een meerderheid aan humane wetenschappen speelt het output-gebaseerde financieringsmodel in het nadeel van de Universiteit Antwerpen. Wordt dat model de komende jaren herbekeken?

Smet We gaan dat evalueren. We zullen zien. Alle universiteiten voelen zich bij wijze van spreken benadeeld. Ik denk dat we een heel evenwichtige oefening moeten maken, zien wat iedereen te zeggen heeft, alle voor- en nadelen op een rijtje zetten en dan beslissingen nemen. Het integratiedebat speelt momenteel ook een rol, maar los daarvan gaan we dat model nog bekijken.

 

U wil het succes van onderwijshervormingen onder andere afmeten aan de mate waarin Vlaamse studenten zich internationaal kunnen meten. Momenteel verliest Vlaanderen echter talentvolle onderzoekers omwille van een te beperkt budget.

Smet Er moet een groeipad komen. Daar zijn we het over eens. Mijn collega Ingrid Lieten (bevoegd voor Onderzoek, nvdr.) heeft zich daartoe geëngageerd.

 

Het valt toch niet te rijmen dat Vlaanderen zich wil profileren als kenniseconomie, maar minder budget vrijmaakt voor onderzoek dan regio’s waarmee het moet concurreren?

Smet Ja, maar nogmaals, Ingrid zegt heel terecht, samen met mij, dat we naar een groeipad moeten gaan de komende jaren. Je kan ook niet ontkennen dat het budget de voorbije jaren niet gegroeid is. Wat je ook niet mag vergeten, is dat de Vlaamse overheid budgettair twee moeilijke jaren achter de rug heeft.

 

In ons decembernummer schreven wij over de toestroom van Nederlandse studenten aan de Universiteit Antwerpen. Vlaanderen betaalt de opleiding van heel wat Nederlanders. Is dit houdbaar?

Smet Laat ons eerst en vooral afwachten of de soep zo heet gedronken wordt als ze geserveerd wordt.

 

Wanneer is de soep te heet?

Smet Ik wil daar geen cijfer op plakken. Het is trouwens zeer moeilijk om daartegen op te treden. Er is wel reeds een uitspraak van het Hof van Justitie omtrent een gelijkaardige zaak tussen de Franse Gemeenschap en Frankrijk, hoewel dat ging over een specifieke opleiding met quota. Ook tussen Duitsland en Oostenrijk is iets gelijkaardigs aan de gang. We zullen dat in ieder geval goed opvolgen, maar het zou niet de eerste keer zijn dat onterecht schrik wordt aangejaagd.

 

Meer Nederlanders zouden afzakken naar Vlaanderen omwille van de besparingen en het hogere inschrijvingsgeld daar. We zagen ook studentenprotesten in Engeland en Italië.

Smet (onderbreekt) Zolang de SP.A in de regering zit zullen dat soort selectieve maatregelen en drempels geweerd worden. Wij pleiten er echt voor dat iedereen toegang heeft tot het hoger onderwijs. Zelfs wanneer iemand enkel probeert zonder af te studeren, is dat een ervaring voor de rest van het leven. De jezuïeten van de UFSIA hebben mij twee dingen geleerd: ‘Plus est en vous’ uiteraard, maar ook ‘Une bonne action n’est jamais perdue’. Anderzijds moet je als student natuurlijk beseffen dat je tot de gelukkigsten ter wereld behoort, omdat de gemeenschap veel geld investeert waardoor erg betaalbaar en laagdrempelig hoger onderwijs kan worden gevolgd. Je mag natuurlijk feesten, maar als minister moet ik ook zeggen: ga naar de les.

 

Denkt u dat de huidige situatie van grote toestroom en laag inschrijvingsgeld behouden kan blijven? Nogmaals, in andere Europese landen staat dat systeem onder druk.

Smet Niet iedereen hoeft verderstuderen. Een goede loodgieter verdient meer dan een doorsnee jurist. Het is wel een merkwaardig debat. Dezelfde mensen die orakelen over een kenniseconomie, zeggen ook dat we de instroom moeten beperken. In ieder geval, de Vlaamse studenten hoeven zich geen zorgen te maken. Wij willen het inschrijvingsgeld niet verhogen, studietoelagen blijven behouden, het systeem van studentenvoorzieningen tussen hoge scholen en universiteiten wordt gelijkgeschakeld. Op dat vlak voeren we een erg sociaal en maatschappelijk verantwoord beleid. Jullie zijn eigenlijk met jullie gat in de boter gevallen.

 

We zijn ons daar best van bewust. We willen enkel dat het zo blijft.



De afrekening
28/02/2011
🖋: 

Het is alweer bijna twee maanden geleden dat de Groenplaats het decor vormde voor Music for Life, dé solidariteitsactie van Studio Brussel. Een week lang trotseerde het befaamde Glazen Huis het ijskoude winterweer en leefden Tomas De Soete, Sam De Bruyne en Sofie Lemaire op vruchtensapjes, goed voor 140 uur geweldige radio. Dankzij de inzet van heel wat studenten en personeelsleden, deed de Universiteit Antwerpen een flinke duit in het zakje.

Voor de Antwerpse studenten bracht december niet alleen de gewoonlijke stress van de aankomende examens mee, we staken ook een groot deel van onze energie in het organiseren van allerhande Music For Life-acties. Op de Universiteit Antwerpen alleen al werden niet minder dan 26 initiatieven georganiseerd, goed voor een totaalbedrag van 40.366,75 euro (Ook dwars zorgde voor een bijdrage). Mede dankzij deze bijdrage werd het recordbedrag van de editie in Gent van vorig jaar verpulverd: heel Vlaanderen zamelde maar liefst 5.020.747 euro in voor de aidswezen in Zuid-Afrika. Eens te meer een bewijs dat we trots mogen zijn op ‘onze’ Sinjorenstad!

 

Ook aan originaliteit ontbrak het de initiatiefnemers van talrijke acties dit jaar niet. “Je kon het zo gek niet bedenken of het was ‘For Life’. Van hotdogs naar soep over wafels tot frietjes, er werd gelopen, geroeid, gevreeĂ«n of blootsvoets gewandeld. Anderen knuffelden, fietsten, zaten op bedden of ruimden sneeuw. Kortom, geen enkele activiteit ontsnapte aan de Music For Life-koorts”, aldus Lies Klinkers van Studio Brussel. En we zouden de muziek bijna vergeten! Tussen zaterdag 18 en vrijdag 24 december werden veel plaatjes aangevraagd, met als absolute nummer één ‘Waka Waka (this time for Africa)’ van Shakira. Het zilver was weggelegd voor het wondermooie ‘No Sound But The Wind’ van Editors.

 

Verder leverde Music For Life enkele opmerkelijke cijfers op: zo werd de smartphone-applicatie van Studio Brussel 20.000 keer gedownload, doneerde stand-up comedian Alex Agnew 5 euro per verkocht ticket van zijn Sportpaleisshows. Zelfs de gedetineerden van de gevangenissen van Antwerpen en Brugge leverden een bijdrage door 2.500 pannenkoeken te bakken. Een opmerkelijke eenmalige actie was ook het openstellen van de kleinste toren van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Applaus voor ons allemaal!



De ongeziene cumul van Vitalski
28/02/2011
🖋: 
Auteur

Wat een cadeau van de stad, de officiĂ«le beĂ«diging als Nachtburgemeester van Antwerpen. Dat viel Vital Baeken, alias Vitalski, op zijn 40ste verjaardag te beurt. En toch, we studeren al enkele jaren aan deze alma mater, maar nog nooit kwamen wij hem tegen. Nochtans waren er periodes dat eerste bus of tram halen door de gezelligheid op cafĂ© een probleem was. Rechtstreeks van op de barkruk aan de toog naar het klapstoeltje in de aula, het moet al eens voorgevallen zijn. Er werd dan ook stilletjes gefluisterd dat “Vitalski het leven als nachtraaf reeds voor bekeken had gehouden”, of godbetert “die officiĂ«le titel niet meer verdiende.” Om alle criticasters lik op stuk te geven, vergezelden we Vitalski dwars doorheen nachtelijk Antwerpen.

De werknacht van Nachtburgemeester Vitalski begint om 8 uur, ’s avonds wel te verstaan. Hij treedt op in de onverwachte maar gezellige Meubelen Pluym met zijn nieuwste stuk ‘De Gelaarsde Kat’, een absurd verhaal in drie delen die hij consequent ‘helften’ noemt. Vooraan giechelen twee pre-pubers voortdurend. “Ze hebben mijn eerste helft helemaal verknald”, foetert hij achteraf. Het stuk zou perfect passen in het VARA-programma ‘Ga eens naar bed met een cabaretier’. Het motief van zijn theaterstuk is een doordrukje van Vitalski's leven. “Als ik chance heb, is het alleen maar om direct daarna 10.000 keer gedesillusioneerd achter te blijven.” Of dat blijkt toch uit zijn pas verschenen autobiografie ‘Ik slaap als een croissant’.

 

Burgemeesters schudden handjes

Na de voorstelling drummen de vrouwen elkaar voorbij aan een tafeltje dat dienst doet als geĂŻmproviseerd winkeltje. In vaktijdschriften zoals Dag Allemaal en Story wordt Vitalski versleten als een vrouwenzot. Dat zal dan wel, maar de vrouwen laten zich de aandacht welgevallen. Hij zuigt de vrouwelijke aandacht werkelijk aan. In het cafĂ© aan de meubelzaak, dat een aangename foyer is, doet hij zijn ronde tussen het publiek, terwijl hij voortdurend foto’s maakt om dan straks op zijn weblog te plaatsen. Netwerken, handjes schudden, het hoort bij het metier van Nachtburgemeester. Aan twee meisjes van 40 vraagt hij of “ze geen overbesekst koppel zijn”, want ze zijn nu in het bezit van het op één na laatst beschikbare ‘De Stiefmoeders Nadia en Sandrine’. Dat is een boek van Vitalski dat hij omschrijft als ‘een pornografische nachtmerrie’ en dat rijkelijk geĂŻllustreerd werd door zijn broer en compagnon de route Serge. Waarop beide vrouwen ietwat blozend antwoorden dat ze “gewoon vriendinnen zijn.” Na zijn ronde kruipt hij tussen zijn familie die en masse naar de voorstelling is komen kijken. Het doet hem duidelijk deugd om onder hen te zijn. Middernacht nadert en Vitalski neemt verontschuldigend afscheid: “de plicht roept.”

 

Het gaat van de meubelzaak naar een openingsfeestje in het Reuzehuis op de Turnhoutsebaan. Het regent dat het een lieve lust is, je verwacht ieder moment dat Gene Kelly vanachter een lataarnpaal met plezier in een plas springt. Vitalski, die in zijn jeugd aan volksdansen deed, laat zich echter niet inspireren. Met zijn lange jas als een aristocratische cape over de schouders, beent hij snel naar de voordeur. Vitalski wordt binnen verwelkomd als was hij de Messias in hoogsteigen persoon: hij wordt gekust, omhelsd, de hand geschud en poseert voor foto’s. Zo moet Jezus' intrede in Jeruzalem er ook hebben uitgezien. Het optreden van de band F.L.U.T. van de door Vitalski geniaal gevonden Harry Heirmans heeft hij jammerlijk gemist. Harry is een artefact uit de Antwerpse culturele scene voor connaisseurs. Op aandringen van Vitalski speelt Harry toch enkele tonen op zijn zelfgemaakte muziekmachine. Het zou niet de laatste keer zijn dat Vitalski zijn officiĂ«le titel gebruikt om iets gedaan te krijgen. Beneden proberen enkele dronken en uiterst vreemde snuiters de aandacht van Vitalski te trekken. Hij aanschouwt het allemaal met een bedenkelijke blik. Aan de bar staat Irene van Vliet, de 83-jarige Benidorm Bastard waarmee Vitalski in 1998 bij wijze van stunt in het huwelijksbootje stapte. Wat enkele jaren later ridderlijk door Arnon Grunberg werd nagedaan. “Ik kan niet lang blijven”, zegt hij haar. Dit was duidelijk niet meer dan een beleefdheidsbezoekje. “Geschifte bende daarbinnen”, herademt hij als we het pand verlaten.

 

Drs. Nachtburgemeester

Op cafĂ© heeft Vitalski afgesproken met Milla Fonteyne. Ze studeerde rond de eeuwwisseling Filosofie aan UFSIA en debuteerde in 2009 met de roman ‘Bekentenissen van een minnares’. “Een leuk boekje, maar geen literatuur. Het is lectuur; de Flair waarin je dan iets langer kan bladeren”, analyseert hij Milla’s werk. Ze leerden elkaar per sms kennen. Een gemeenschappelijke kennis vertrouwde Vitalski toe dat zij, als lezer van zijn krantenkolom, “Vitalski maar een omhooggevallen, arrogante kwal vond.” Waarop Vitalski Milla spontaan een bericht stuurde. Niet alleen Milla studeerde aan UFSIA, begin jaren 90 maakte Vitalski er het mooie weer op het departement Germaanse Talen. “Wij zaten met een waanzinnige generatie. Bij mij in de les zaten Tom Lenaerts, Tom Waes, Wim Helsen en Harold Polis, uitgever bij Manteau, en schrijver Jeroen Olyslaegers.” Op jonge leeftijd werd Vitalski veelvuldig gepubliceerd in de ter ziele gegane Swja (tot 2007 het literaire studentenblad van Germaanse Talen, nvdr.). In zijn autobiografie schrijft hij daarover: “die gedichten stonden daar ferm te glinsteren tussen, mag gezegd, het voorts eerder premature gebeuzel van mijn medestudenten.” In die tijd was Harold Polis notoir redactielid van Sjwa. “Hij was een echte fan van mijn werk, daarom verwachtte ik dat hij mij zou publiceren bij Manteau, jammer”, zegt Vitalski. Hoewel de nachtelijke burgervader in zijn studietijd vooral bezig was met studeren, produceren en consumeren van literatuur, was hij ook te vinden op td’s. “De thĂ© dansants van Skald (studentenvereniging van Germaanse, fuseerde in 2004 met Mistral tot Lingua, nvdr.) waren echt wel toffe feestjes. Op die van Wikings daarentegen bleven we liever weg. Nomen est omen, Wikingers zijn barbaren.” Nadat hij met grote onderscheiding zijn diploma behaalde, vatte hij een doctoraat Amerikaanse Letterkunde aan. “Dat was vooral een dekmantel voor mijn schoonmoeder. Voor haar leek het dat ik serieus bezig was. Ik kon wel eens professor worden.” Doctor in de Letterkunde werd hij niet, maar dat is nooit de bedoeling geweest. “Zo blijkt dat ik niet die dommerik ben, waarvoor ik word versleten”, zegt hij.

 

Boek versus vrouw

Vitalski heeft alweer zijn titel gebruikt om in het midden van de nacht ergens binnen te vallen. Vooraleer Vitalski zijn auto uit de parking rijdt, is Milla al lichtjes panisch uit zijn wagen gesprongen. “Ik rijd wel met de mijne”, drukt ze Vitalski op het hart. Vitalski belt aan bij Georges, een hoogbejaarde maar nog kwieke man die zijn boekenverzameling van de hand doet. In een typisch Antwerps rijhuis wordt Vitalski de trap opgeleid door de heer des huizes. ‘Een figuur’ zoals men dat noemt: een dikke witte baard, grote bril, bretellen die zijn blauwe werkbroek omhoog houden en met dat alles een flanellen houthakkershemd. Op de eerste verdieping is een kamer volgestouwd met dozen vol boeken. Hierin kan Vitalski een van zijn passies ten volle beleven: boeken zoeken om te verzamelen.

 

Na een halfuurtje houdt Milla het voor bekeken. Ze is zeker met voorbedachtheid in haar eigen auto naar hier gereden. Bij haar afscheid probeert Vitalski nog gauw een zoen te stelen. Milla weet zijn lippen nog net te ontwijken. Die vakbladen hebben dan toch gelijk. “Story of my life: ik verlies vrouwen omwille van boeken.” Toch laat Vitalski het niet aan zijn hart komen. Hij ploegt voort, doos per doos. Boeken worden opzij gelegd, ‘The Old Man and the Sea’, “die had ik nog niet.” Vreemd voor iemand die Engels heeft gestudeerd. De boeken die hij meeneemt, moet hij tenminste willen lezen, ook al zal hij dat niet noodzakelijk doen. “Ik wil me omringen met mooie dingen. Boeken zijn op dat vlak zoals vrouwen, ik wil ook meer vrouwen mee naar huis nemen dan ik zou kunnen neuken.” Nog één doos maakt hij Georges duidelijk. Hij wil die ene schat nog vinden, en dan 
 “jackpot!”: een Playboy uit 1984. “Vintage porno, dat is mijn ding”, grijnst hij. Na zowat de halve kamer te hebben doorzocht, vertrekt hij. Op weg naar buiten graait hij nog snel door wat boeken.

 

Diploma voor het fin-de-siĂšcle

Op weg naar cafĂ© De Kroon wordt een verkeerde keuze van baanvak aan een rood licht in een verlate stad eenvoudig gecorrigeerd. “Het nachtleven is vaak eenzaam en mensen komen niet meer naar buiten”, flapt Vitalski eruit terwijl hij het manoeuvre uitvoert, “Daarom dat ik me er niet meer met bezighoud.” Hij beschouwt de officiĂ«le beĂ«diging dan ook als een diploma. “Als een student zijn diploma behaalt, dan stopt hij toch ook met studeren. In de jaren '90 was ik de Nachtburgemeester van Antwerpen.” Deze redenering verklaart waarom hij niet meer de noceur is van weleer. Zijn beschrijvingen van dat tijdperk doen denken aan ‘Any Way The Wind Blows’ van Tom Barman, maar dan een decennium lang. “Het leek alsof iedereen zich amuseerde. En niet zomaar maar bij wijze van statement”, schrijft hij over die periode. “Dat gevoel was er echt wel. Creatief Antwerpen was zich zeer bewust van het fin-de-sciĂšcle. We telden echt af naar die nieuwe eeuw: ‘97, ‘98, ‘99. Iedereen was bezig geschiedenis te schrijven, niet alleen Tom Barman en zijn gevolg, maar ook Frank Focketeyn, Kompanie De Koe en vele anderen.” De naam Tom Barman valt. In zijn autobiografie portretteert Vitalski de dEUS-frontman als de startfiguur van een periode met een boeiend Antwerps nachtleven. “Tom Barman was een atoombom die boven Antwerpen werd gedropt en wij leefden 10 jaar lang in de positieve fall-out ervan”, verklaart Vitalski. Al is ook niet alles even positief. “Heel banaal misschien, maar hij ging er wel met alle wijven vandoor. En alles moest plots dwangmatig professioneel zijn met een manager en boekingskantoor. Terwijl ik tevreden was met de wijze waarop wij met Circus Bulderdrang bezig waren.” Het is in deze periode dat Vitalski het epitheton ‘Nachtburgemeester’ kreeg. “Dat heb ik niet zelf bedacht, maar het was Bart Meuleman die me zo noemde”, verduidelijkt hij. Meulenman beschreef Vitalski in de Witte Raaf als ‘De Nachtburgemeester van Antwerpen’ en zo zou hij voortaan bekend staan. De jaren 90 was niet alleen een decennium vol voorspoed. Als het niet lukte met Vitalski’s cabaretgroep Circus Bulderdrang, vroeg hij zich openlijk af waarom pakweg De Kakkewieten wel tot het establishment gingen behoren. “Jaloezie is des mensens, daarom heb ik die passages in mijn biografie geschreven. Als je bij het OCMW om geld moet gaan, dan benijd je succesvolle theatermakers.” Vitalski’s leven leest als een spannend jongensboek. Op het moment dat hij echt een paria lijkt te worden, komt er steevast een meevaller. “Het lijkt wel alsof ik twintig jaar research heb verricht om dit boek te schrijven. Want ik ben ik niet baldadig, ik deed alleen maar zo, omdat een afgeborstelde student toch geen echte schrijver kon zijn.” In ‘Ik slaap als een croissant’ zegt hij dat hij, zoals iedere goede Kempenaar, bescheiden is. Nochtans is het schrijven van een autobiografie daar bezwaarlijk een geste van. “Maar het werd een biografie over een generatie mensen in Antwerpen.”

 

De rode lampen in De Kroon lijken vanzelfsprekend één te worden met de nacht. StamcafĂ© is veel gezegd, maar hij frequenteert de zaak. Een niet onbelangrijk gegeven: “het zit hier vol schoon vrouwen”, roept hij uit. Terwijl hij keurend rondkijkt vraagt hij zich af of hij echt doorgebroken is. Er waren die ludieke filmpjes voor het Canvas-programma ‘De grootste Belg’, maar dat was geen doorbraak zoals enkele van zijn collegegenoten hebben gekend. Daarover citeert hij Schopenhauer: “Elke waarheid doorloopt drie stadia. Eerst wordt ze belachelijk gemaakt. Dan wordt ze hevig bestreden.

 

Tenslotte wordt ze vanzelfsprekend aangenomen. Dat is perfect toepasbaar op mijn persoon. Ik ben vanzelfsprekend geworden en ben daar best tevreden over.” Hij verlaat het “schrijverscafĂ© bij uitstek” en kijkt naar de toren van de Sint-Willibrorduskerk, waar geen uurwerk hangt. “Dit,” zo zei hij, “was geen avond met bacchanalen, maar als je pas op dit uur van je werk naar huis gaat, dan ben je met recht en rede Nachtburgemeester.”



Terreur aan de Agora-deur
28/02/2011
🖋: 

De examens zijn voorbij, hoog tijd om weer in je ‘gewone’ ritme terug te vallen. Iets te laat opstaan, de les binnenvallen en zo rap mogelijk een bekertje koffie en belegde broodjes scoren in de middagpauze. Schrik niet als je bij de deur wordt opgewacht door twee, vier of zelfs veertien flyeraars. Ze hebben maar één doel: het verspreiden van zoveel mogelijk flyers, ter promotie van een nieuw product/evenement. dwars voelt de ‘boosdoeners’ aan de tand.

Studentenvereniging Sofia organiseert jaarlijks acht activiteiten, die zonder volk lang niet zo gezellig zijn, zodoende wordt elke activiteit volop gepromoot. Op de vraag hoeveel flyers Sofia er jaarlijks doorheen jaagt, antwoordt praeses Christophe Nelen: “Voor grote td's en gala’s bestellen wij vijfduizend flyers, A5-formaat.” Doorvragen leert dat 20 percent van die flyers linea recta wordt weggegooid. Zonde van het papier! Maar Nelen bekijkt de zaak liever vanuit economisch perspectief: “Voor het drukken van duizend flyers extra vraagt flyer.be een marginale meerkost. Het is daarom dat wij flyers in grote oplagen laten drukken.” Zo bekeken ligt de schuld van het drukken in te grote oplagen bij de drukker, maar een medewerker van flyer.be nuanceert dit: “Een kleine oplage is duurder vanwege de startkost. Die blijft gelijk, ongeacht het aantal flyers dat je bestelt.”

 

Zesduizend bomen

Toch komen alleen de twee galabals van Sofia al neer op tienduizend flyers. Aan 10 gram per flyer, is dit per jaar 100 kilo papier, afkomstig van tweehonderd bomen. Ter vergelijking: tweehonderd bomen zijn goed voor de helft van wat je jaarlijks aan papier verbruikt en staat gelijk aan het gewicht van een jaar lang dagelijks de krant krijgen. Stel je voor dat alle dertig studentverenigingen jaarlijks 100 kilo flyers bestellen. Dat zijn zesduizend bomen, wat gelijkstaat aan de papierconsumptie van vijftienhonderd mensen en drieduizend krantenabonnementen. En dan zijn de studentbladen, waaronder dwars, nog niet eens meegeteld.

 

Verspilde moeite?

Vervelender zijn de ergernissen die de flyeraars veroorzaken. Als je na uren college naar een broodje van de Jean-Pierre snakt, dan is opgehouden worden door een legertje flyeraars het laatste waar je behoefte aan hebt. Bovendien zadelt de flyeraar je op met de keus tussen twee even vervelende gevolgen: 1. De flyer aannemen, om opgescheept te zitten met een papiertje waar je geen behoefte aan hebt of 2. De flyer niet aannemen en onbeleefd overkomen. De meeste kiezen voor de middenweg ‘flyer aanpakken en zo snel mogelijk weggooien’, al dan niet in de vuilbak. Is flyeren dan geen verspilde moeite? Wat Nelen betreft niet: een student die een flyer aanpakt registreert (onbewust) wat erop staat, ook als hij of zij de flyer vrijwel meteen weer weggooit. En daar komt bij: “Als wij al flyeren, is dat tijdens de voorverkoop voor een td. Wij overhandigen flyers het liefst persoonlijk en knopen dan ook meteen een babbeltje aan met die persoon. Achter ons staat een tafeltje waar de kaartverkoop gebeurt en daarboven hangen posters van de td om goed zichtbaar te maken waarvoor wij flyeren.”

 

De boosdoener(s)

Het bovenstaande klinkt heel nobel, maar waar komt die rij flyeraars dan vandaan? Volgens Nelen zijn het vooral de kleinere studentverenigingen die veel flyeren: “Voor kleinere verenigingen is het nodig om flyers uit te delen omdat die online te weinig volk bereiken om uit de kosten te geraken.” Maar Celien Joppen, dwars-lay-outer en tevens verantwoordelijke Cultuur bij Abundantia, kaatst de bal terug: “Meestal laten we zo’n driehonderd flyers in zwart-wit drukken. Wij investeren niet veel in onze flyers omdat we van mening zijn dat die toch gewoon in de vuilbak belanden. Heel wat grotere clubs hebben veel mooiere flyers en flyeren bijna iedere week.” Wie de boosdoener is, blijft dus onduidelijk. Waarschijnlijk is het legertje flyerende medemensen bij de ingang van de Agora niet meer dan een optelsom van verschillende verenigingen, die allemaal tot dezelfde slimme conclusie zijn gekomen dat zij daar de meeste studenten treffen. Tenzij die voortaan een andere uitgang nemen.

 

GEHEIMTIP voor flyerhaters

  • Doe alsof je aan het bellen bent
  • Vermom je als professor
  • Verhuis naar de buitencampus

 

GEHEIMTIP voor flyeraars

  • Maak een banner en plaats die op Blackboard
  • Schuif je flyer onder de toiletdeuren door
  • Adverteer in dwars


Specialisten wijzen op nieuwe synergie
28/02/2011

Naar aanleiding van de debattenreeks in maart rond wetenschap en levensbeschouwing, georganiseerd door het Centrum Pieter Gillis, verdiept dwars zich in de harde concurrentiestrijd tussen wetenschap enerzijds en geloof, spiritualiteit, en filosofie anderzijds. Wat is de tussenstand? Is er een winnaar, of een staakt het vuren? Tijden veranderen, kerken lopen leeg en wetenschappers zegevieren, of is het toch niet zo simpel? Een hedendaags overzicht van wetenschap en spiritueel atheĂŻsme, actieve meditatie en kritisch geloof.

Professor in de Filosofie Luc Braeckmans leidde ons door de verschillende fasen en nuances van dit heikele debat. Vervolgens staken we ons licht op bij ‘experts ter zake’, mensen die met twee voeten aan weerszijden van de rede staan. In de westerse geschiedenis lezen we het verhaal van twee grootmachten die strijden om de greep op de samenleving, en al haar aspecten. Deze twee machten, Kerk en wetenschap, faalden voor zover zij alle aspecten van het menselijke leven poogden te verklaren en controleren. De Kerk heeft al lang geen monopolie meer op de normen en waarden, wie je genezen mag en wat je seksuele belevingen al dan niet zijn. Anderzijds heeft ook het sciĂ«ntisme zich niet kunnen opwerken tot marktleider. De aanspraak van de wetenschap op de zinsvragen van de mens bleek hol, maar haar medische en technologisch bijdragen hebben een ongezien belang verworven. De mens is kritisch geworden, hij laat zich niet meer blind leiden. Hij maakt een persoonlijke afweging. Bij geloof spelen emoties mee, en bij wetenschap overtuigingen en passie. Door de veelheid aan lagen in de wetenschappelijke wereld, verschillende levensbeschouwelijke tradities en religieuze stromingen, valt de tegenstelling niet eenvoudig te analyseren. Het debat is geĂ«volueerd naar een meerstemmige dialoog op persoonlijk, maar evengoed op institutioneel niveau. Aan de universiteit is er volgens professor Braeckmans niet echt sprake van concurrentie tussen de faculteiten, maar eerder van een spanningsverhouding die binnen alle faculteiten heerst. Een verhouding die net heel vruchtbaar en interessant kan zijn. Er zijn dus nog sciĂ«ntisten en fundamentalisten. Wat ons echter interesseert is de groep die verzoening nastreeft. Iedere wetenschappelijke en religieuze traditie kijkt op een andere manier naar verschillende aspecten van zijn domein en zelfs binnen elke traditie heb je nog verschillende, zeer afwijkende interpretaties.

 

Vertekend beeld

Als we kijken naar de traditionele twist tussen wetenschap en geloof komen we snel bij het typische voorbeeld van de evolutieleer uit. Natuurlijke selectie is niet compatibel met het scheppingsverhaal, waardoor sommige gelovigen een onderbouwde wetenschappelijke theorie verwerpen en sommige wetenschappers liefst van al religie van de planeet zien verdwijnen. Zulke polariserende debatten schetsen echter geen realistisch beeld van de situatie in de werkelijkheid. En terwijl we weten dat lang niet alle gelovigen de wetenschap hebben afgezworen, bestaat de opvatting dat wetenschappers over het algemeen atheĂŻst of minstens agnost zijn. Vakblad Nature publiceerde twaalf jaar geleden nog een brief van professor Edward Larsson van de universiteit van Georgia. Daarin berichtte hij over een enquĂȘte die hij had uitgevoerd onder de topwetenschappers in de Verenigde Staten. Alle leden van de National Academy of Science, NAS, werden gevraagd aan te vinken of zij persoonlijk geloofden in God, niet geloofden in God of agnost waren of twijfelden. De agnosten en atheĂŻsten maakten volgens deze enquĂȘte 93 percent uit van alle topwetenschappers in Amerika. Slechts 7 percent geloofde in God. Zulke cijfers lijken erop te wijzen dat er een incompatibiliteit bestaat tussen wetenschap en een actieve geloofsbelijdenis. De wetenschappelijke wereld draait rond een verzameling waarden die door socioloog Robert Merton omschreven wordt als de “normatieve structuur van de wetenschap”. In het kort houdt deze in dat wetenschap gevrijwaard wordt van persoonlijke vooroordelen. Wetenschappers werken samen en experimenten moeten herhaalbaar zijn. Een theorie wordt niet aanvaard voordat ze ondersteund wordt door voldoende bewijzen. Wanneer een wetenschapper verder persoonlijk belang heeft bij een ontdekking, is die op zich onmiddellijk in twijfel te trekken. Wetenschap op topniveau vereist een zeer groot engagement, in die mate dat het meer wordt dan een beroep, maar een passie die een heel leven kan beheersen. In een leven dat volledig ingericht wordt rond die zogenaamde Mertoniaanse normatieve structuur, is geen plaats voor religie. Religie voldoet niet aan de waarden van een dergelijke structuur, meer nog, ze staat er vaak lijnrecht tegenover. Wanneer dan enkel topwetenschappers worden bevraagd, hoeft het resultaat niet te verbazen, maar het gaat duidelijk niet om een steekproef van de uitgebreide wetenschappelijke gemeenschap. Goede wetenschap vereist dan wel een normatieve structuur, het leven van een goed wetenschapper niet noodzakelijk. Op die manier is het niet onmogelijk dat wetenschap en geloof mekaar treffen. De overige 7 percent uit de enquĂȘte leveren hiervoor het bewijs.

 

Het voordeel van wetenschap én religie

Een voorbeeld van een gelovig topwetenschapper is Francis Collins. Vandaag is hij de directeur van het National Institute of Health in de Verenigde Staten en voerde hij indertijd nog het Human Genome Project aan. Bovendien is hij een overtuigd evangelist. Hij richtte de Biologos Foundation op die de relaties tussen wetenschap en geloof moet verbeteren door net te tonen dat de twee mekaar niet uitsluiten. Ook dichter bij huis is het niet eens zo moeilijk om een gelovige wetenschapper te vinden. Professor Hamid AĂŻt Abderrahim is deputy director-general van het studiecentrum voor kernenergie te Mol (SCKâ–ȘCEN) Ă©n moslim. In een interview met Tertio vertelde hij hoe religie hem naar wetenschap duwt, hem aanspoort door te dringen tot de kern van het bestaan. Voor hem is er hoegenaamd geen tegenstelling tussen de twee. Aan dwars verklaart hij zijn uitspraken in Tertio: “Als je gelooft, hoef je niet per se te denken: God heeft dit gezegd en dat gedaan, punt aan de lijn. Je moet de moeite nemen de zaken te begrijpen.” Maar ook wetenschap kent beperkingen. Op een bepaald moment kom je aan onbeantwoorde, fundamentele vragen. “Goed, eerst probeer je alles met wetenschappelijke argumenten te verklaren, en dat moet ook, maar na een tijd verschijnen nu eenmaal die fundamentele vragen.” Hij haalt de oerknal aan als voorbeeld. De wetenschap heeft nog steeds geen antwoord gevonden op de vraag waar die vandaan komt. “Hier kom je aan de grens tussen wetenschap en geloof. Iedereen heeft in zichzelf een manier om zulke vragen te antwoorden. Gaat het louter om een natuurfenomeen of om een ‘onzichtbare hand’, om God?” Het bestaan van een god erkennen, betekent voor professor AĂŻt Abderrahim echter niet dat je kan stoppen met zoeken naar de antwoorden. “Je moet altijd blijven zoeken. Dat is de curiositeit van de mens.”

 

Spirituele ondernemers

Ook niet-gelovige of agnostische wetenschappers zijn trouwens vaak in staat spiritualiteit te ervaren in hun wetenschap. In ‘Science vs Religion’ uit 2010 stelt auteur Elaine Howard Ecklund de term ‘spirituele atheĂŻst’ of ‘spirituele ondernemer’ voor. Dit zijn wetenschappers die zoeken naar “een waarheid die compatibel is met de wetenschappelijke methode” en geloven in een “betekenis die groter is dan het individu, een samenhang die de verschillende domeinen van het leven verenigt.” Door de religieuze vertakkingen en pluriformiteit in de moderniteit is er een vacuĂŒm in het domein van de zinsvragen ontstaan. Hoewel er grote veranderingen plaatsvinden in het religieuze en de wetenschap, zal de mens volgens professor Braeckmans niet ophouden met zinsvragen stellen. Dit zien we onder andere in een sluimerend vertrouwen dat nog steeds bestaat in de bron van het christendom en de opkomst van nieuwe spirituele en religieuze tradities. In dit vacuĂŒm onstaan nieuwe levensbeschouwingen, zowel esotherisch en new-age als het spiritueel atheĂŻsme. Het holisme bijvoorbeeld is een manier van kijken waarbij alles in de wereld als onlosmakelijk met elkaar verbonden is en in een voortdurend uitwisselingsproces. ‘Spirituele ondernemers’ tonen dat dit gedachtegoed perfect te verzoenen is met een wetenschappelijke achtergrond. Huisarts Evelyne Van der Schueren is geschoold in de klassieke geneeskunde en combineert die kennis met natuurgeneeskunde en homeopathie. Als arts vindt Van der Schueren het belangrijk om de patiĂ«nt volledig te omkaderen: body, mind en soul. Wanneer een patiĂ«nt bij haar komt met klachten, probeert zij steeds de context van die klachten te onderzoeken en niet alleen de symptomen op korte termijn te bestrijden. Van der Schueren ziet wetenschap en spiritualiteit niet als twee tegenstrijdige zaken, maar als zaken die elkaar aanvullen. Van der Schueren: “Ik denk dat het belangrijk is om nooit ergens fantiek in te zijn. In de spiritualiteit heb je ook mensen die echt de connectie met de realiteit verliezen. Daartegenover heb je mensen die enkel in hun leven toelaten wat wetenschappelijk onderbouwd en bewezen is. Die mensen zullen bekocht uitkomen, want dan wordt alles wel heel rationeel en droog. Het is dus altijd de combinatie van beiden. Je moet steeds kritisch blijven maar niettemin openminded. Het is een en-en-verhaal: het wetenschappelijke deel, mensen genezen met alles wat bewezen en onderbouwd is, Ă©n het holistische, spirituele deel.” Voor Van der Schueren, die al vroeg kennis maakte met het ‘out of the box’-denken, was haar studententijd vrij verwarrend: “Neem nu bijvoorbeeld het idee van de totale mens en de energie die alles bezielt. Als je dan in de geneeskunde ziet dat alles tot een deeltje gereduceerd wordt en niet in een totale context, dan mis je toch iets.”

 

Wijsheid = Kennis + Voelen

Samen met haar echtgenoot, die apotheker is, ontdekte Van der Schueren de actieve meditatie. Deze bestaat eruit met het lichaam te bewegen, te schudden, om zo verbonden te worden met de universele energie. Die energie zorgt ervoor dat het lichaam in een proces raakt: het lost de emotionele en lichamelijke blokkages op. De focus ligt hierbij altijd op het positieve, ook al word je tijdens de meditatie soms geconfronteerd met jezelf op een manier die je niet zo aangenaam vindt. Een van de kenmerken van deze vorm van actieve meditatie is het lachen als medicijn: blijf positief, wat er ook gebeurt in je leven. In deze actieve meditatie vonden Van der Schueren en haar echtgenoot een manier om de theorie in de praktijk om te zetten. Van der Schueren: “Je kan natuurlijk veel kennis opdoen vanuit boeken. Dan snap je helemaal hoe het zou moeten en hoe de wereld in elkaar zit, maar er is natuurlijk ook een techniek nodig om dat dagelijks toe te passen in je leven, waardoor je het kan gaan voelen. Het samenbrengen van kennis en voelen wordt een soort weten. Dat is de wijsheid waarmee je veel omvattender in het leven kan staan en waardoor je een veel bredere kijk krijgt op de alledaagse dingen. Als je die twee kan combineren, dan zit je goed.” Actieve meditatie is de manier die zij gebruiken om de theorie te beleven, maar er zijn ontelbaar veel tradities, technieken en goeroes die pogen een antwoord te geven op de vragen die de wetenschap niet kan beantwoorden. Of het nu de stempel spiritueel atheïsme, personalisme of wetenschappelijk geloof krijgt, de beweging zelf zorgt voor een fusie tussen de schijnbaar onoverbrugbare, maar interessante kloof tussen wetenschap en levensbeschouwing. Zinsvragen blijven nog steeds overeind, samen met de mens, en deze mens blijft dankzij de wetenschap overeind.



de Internationale Editie
28/02/2011
🖋: 
Auteur extern
Mozafar Hayder

Mozafar Hayder is een kind van zijn tijd. Als politiek vluchteling doet hij via zijn blog dienst als klokkenluider en onderhoudt hij nauwe contacten met het studentenprotest in Soedan. Ook CNN iReport, Facebook en Twitter zijn hem daarbij niet onbekend. In samenwerking met een studente van de Omdurman Ahlia University verzorgde hij deze Internationale Editie getiteld ‘Soedan - Een dictator in het nauw’.

Voor Marwa, een 23-jarige studente in Khartoem, was 30 januari geen alledaagse zondag. Het was een dag rijp voor de geschiedenis. Geïnspireerd door opstanden in Tunesië en Egypte, startten duizenden Soedanese studenten hun eigen facebook-revolutie.

 

De situatie in Soedan is echter ietwat complexer. Het regime heeft er de dictatuur haast heruitgevonden. Sinds 1989 kent het land een lange geschiedenis van wantoestanden. De zogenaamde Ghost Houses waarin duizenden studenten, professoren en activisten vaak tot de dood gemarteld worden, maken daar maar een klein deel van uit. Het hoofd van het regime, Omar al-Bashir, is aangeklaagd voor het Internationaal Strafhof wegens schending van de mensenrechten. Hij is het eerste staatshoofd dat tijdens zijn actieve loopbaan vervolgd wordt. Voor de president en zijn regime is het vasthouden aan de macht onvermijdelijk. Marwa en haar vrienden staan daardoor oog in oog met een regime van het ergste soort, één dat zich in het nauw gedreven voelt.

 

Op 30 januari botste een eerste poging tot massaprotest op geweld door veiligheidsdiensten. Een student werd gedood door geheime diensten in burgerkledij. Hij was niet het eerste, en ik vrees noch het laatste slachtoffer van het protest.

 

Doorgaans volstond zo’n reactie om een opstand in een vroegtijdig stadium al de kop in te drukken. De Arabische revoluties hebben echter iets in gang gezet. Wat een maand geleden nog onmogelijk scheen, ligt nu binnen handbereik. Wij – die zijn opgegroeid onder regimes als dat van Ben Ali, Moebarak en al-Bashir – hadden minstens één emotie gemeenschappelijk: angst. Deze regimes bestendigen hun bestaansrecht door het vernielen van de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van hun jeugdige onderdanen. Ze creĂ«ren een samenleving vol angst. Fysiek en mentaal misbruik doen hun intrede al op school, vieren hoogtij op de universiteit en kennen ook daarna geen weerga. Maar de gebeurtenissen in TunesiĂ« en Egypte toonden die angst ongegrond.

 

Het domino-effect is reeds in gang gezet. Panikerende regeringen maken de ene toegeving na de andere om een scenario Ă  la Ben Ali te vermijden. Wat van Soedan echter de uitzondering maakt, is dat het regime zich geen toegevingen kan veroorloven. Voor het regime en zijn hoofd stelt zich de keuze: macht of vervolging. Het regime van al-Bashir is in een eigen overlevingsstrijd gewikkeld en is bereid om alle registers open te trekken.

 

Zowel voor Marwa en haar dappere vrienden, als voor al-Bashir en zijn trawanten, is dit dus een gevecht op leven en dood. Voor de jongerengeneratie is het status-quo niet langer een optie. Angst is alom aanwezig. Veiligheidsdiensten in burgerkledij zijn overal. Ter illustratie, mensen zeggen al schertsend wel eens dat er in Khartoem geen echte burgers meer rondlopen! Het regime verdeelde de veiligheidsdiensten ook in milities die onmogelijk te controleren bleken, zelfs door henzelf. Maar niets van dat kan de macht van het volk nog stoppen, zoals we de afgelopen weken leerden.

 

Het is alvast geen gemakkelijk gevecht en het Soedanese regime slaat vooral zĂłnder te zalven, maar de dagen van angst zijn voorbij. Om dat te bewijzen, organiseerden Marwa en haar vrienden sinds 30 januari nog twee protestacties. Tweemaal werden ze brutaal onthaald. Het sterkte hun vastberadenheid alleen maar. Sinds 30 januari raakten veel studenten vermist en van vier universiteitsstudenten is geweten dat ze in kritieke toestand verkeren na dagenlange martelingen in één van de Ghost Houses. Het gevecht is echter nog maar net begonnen – en kreeg om eerlijk te zijn nog niet veel aandacht buiten de universiteitsmuren – maar niemand twijfelt aan het verdere verloop. Iedereen weet dat de inzet hoog is, maar voor deze dappere jongeren is vrijheid elke prijs waard.

 

Hoe kan jij helpen? Geloof het of niet, maar een tweet kan genoeg zijn. Het regime probeert het vertrouwen van de jeugd te breken. Ze censureren media om te voorkomen dat het volk het momentum kan verzilveren. Ook dictators leren van elkaars fouten. In Tunesië en Egypte bewezen sociale media een cruciale rol te spelen om het wereldpubliek te sensibiliseren. Het had toen een magisch effect op de revolutionairen die op een vernieuwd elan de strijd aanbonden. Als anderen naar je luisteren en met je strijd sympathiseren, dan werkt dat mobiliserend.

 

Dus tweet, deel en vertel je collega’s, vrienden en familie over de wantoestanden die deze studenten trotseren om elementaire vrijheden te bekomen. Ze hebben een verhaal dat de moeite waard is om te vertellen, en waar ieder van ons nog iets van kan leren, ook al leven we in een totaal verschillende wereld.

 

 

Volg Mozafar Hayder op kabarosblog.com



Maarten Staepels is onderzoeker
28/02/2011
🖋: 

Dat Antwerpen niet voor iedereen een paradijs op aarde is, is zelfs onder de meest onbekommerde studenten min of meer bekend. De Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen is geĂŻnteresseerd in de minder glansrijke kanten van onze prachtige Koekenstad. Peter Raeymaeckers, doctoraatstudent en gepassioneerd onderzoeker, staat aan het begin van een vierjarig onderzoek, niet naar de armoede zelf, maar naar de verschillende instanties en hulpverleningsorganisaties die instaan voor de zorg en begeleiding van onze minderbedeelde stadsgenoten. Meer bepaald zoekt hij onder de titel ‘Netwerken die werken’ uit hoe efficiĂ«nt die veelheid aan organisaties binnen de districten met elkaar samenwerken.

Hoewel het grootste deel van zijn onderzoek – zoals het meeste academisch onderzoek – uit weliswaar boeiende, maar weinig fotogenieke data-analyse (lees: kantoorwerk) bestaat, heb ik vandaag de kans om Peter te volgen op een dag vol excursies. Eerste punt op de agenda is het recruteren van organisaties binnen het district Borgerhout. Ik ontmoet Peter in een vergaderzaal van het districtshuis van Borgerhout. Met zijn marmeren vloeren en schitterende kroonluchters is het niet onmiddellijk de meest voor de hand liggende locatie om het over armoede hebben. Toch wordt hier vergaderd rond het thema ‘Wonen’, en zijn verschillende hulpverleningsorganisaties, zoals het Woonkantoor en de Huurdersbond, aanwezig. Ze willen het hebben over de hoge huurprijzen, het tekort aan betaalbare woningen en de premies die er beschikbaar zijn voor cliĂ«nten. Voor Peter een goede gelegenheid om zijn project voor te stellen, en de verschillende organisaties al een eerste keer warm te maken om aan zijn onderzoek deel te nemen. Aan de tafel zit ook een straathoekwerker die, zoals het straathoekwerkers betaamt, gekleed gaat in een laagdrempelige joggingbroek. Begeleid door een wat schoolse Powerpoint vat Peter zijn presentatie aan. Samengevat is het zijn bedoeling om de netwerken van verschillende welzijnsorganisaties in kaart te brengen, om zo uit te zoeken of er een verband is tussen de structuur en de effectiviteit van netwerken tussen hulpverleningsorganisaties. Deze organisaties zijn immers meestal nogal gespecialiseerd in bijvoorbeeld gezondheid of onderwijs, terwijl de cliĂ«nten vaak te kampen hebben met een “multidimensionele problematiek”. Zo heeft iemand die zich geen onderdak kan veroorloven het door zijn gebrek aan adres vaak moeilijk om een vast beroep te vinden. In zulke gevallen is het dus van belang dat de hulpverleningsorganisaties vlot naar elkaar kunnen doorverwijzen, informatie met elkaar kunnen uitwisselen, en in de mate van het mogelijke de cliĂ«nt misschien zelfs samen kunnen opvolgen. Gebruikmakend van parameters als densiteit en centraliteit wil Peter in kaart brengen naar welke instanties het vaakst wordt doorverwezen, en dewelke dan weer meer geĂŻsoleerd zijn.

 

Het publiek in de vergaderzaal volgt de presentatie aandachtig, met hier en daar wat instemmend geknik en een kleine notitie, maar over het algemeen lijkt de reactie toch nogal gelaten. “Heel normaal,” verklaart Peter, “het is vooral van belang dat ze al een eerste keer van m'n onderzoek gehoord hebben.” Hij regelt nog snel de e-mailadressen van alle aanwezigen, en we verlaten de vergaderruimte. “Als ik hen via e-mail contacteer zijn de meeste organisaties gelukkig wel geneigd om op mijn vragen in te gaan.”

 

Samen nemen we de tram naar Berchem. Als tegenprestatie voor hun deelname aan het onderzoek is Peter daar door de christelijke organisatie Sint Vincentius gevraagd om in 't Oud Kapelleke – eigenlijk een oud schooltje – een voedselbedeling bij te wonen. We worden buitengewoon vriendelijk ontvangen door Xavier, een wat nerveuze zestigplusser. Hij stelt ons stamelend – “ik spreek vijf talen, maar geen enkele goed” – voor aan de diaken, de zusters en enkele vrijwilligers, die de voedselpaketten staan samen te stellen. De onwrikbare goedheid van dit gezelschap zou kunnen volstaan om ter plekke toch weer even in een aards paradijs te gaan geloven, ware het niet dat om de zoveel minuten mensgeworden tragedies een brood, beleg, wat verse groenten, conserven, en drie kleine flesje Coca-Cola komen ophalen. “Voornamelijk vreemdelingen natuurlijk, heel dikwijls mensen zonder papieren”, vertelt Xavier, terwijl hij een Marokkaans vrouwtje geduldig probeert duidelijk te maken dat de chocomousse gelatine bevat. Enigszins tot mijn verbazing is er toch een vrij strenge controle op wie aanspraak kan maken op de voedselpaketten. “We doen regelmatig huisbezoeken. Onze middelen zijn jammer genoeg te schaars om te geven aan wie het niet Ă©cht nodig heeft. Ook wie betrapt wordt op de verkoop van producten wordt van onze lijst geschrapt.” Op vraag van Peter haalt Xavier nog een netjes gelamineerde lijst van andere organisaties boven. “We zouden wel willen, maar bij kwesties als zwangerschappen of huiselijk geweld kunnen wij niet helpen.”

 

Terwijl we weer richting tram wandelen, vraag ik Peter nog hoe hij de Zusters van Sint Vincentius zover gaat krijgen zijn online-enquete in te vullen. “Dat is wat mij betreft net het interessante aan het beroep van onderzoeker. Onderzoek is geen ambacht, het is geen routine. Ieder onderzoek vereist een andere aanpak, en over elk aspect van het onderzoek moet je eigen keuzes maken.”



het opwinnende kookboek van de universiteit
26/02/2011
🖋: 

Het Departement Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten van de Universiteit Antwerpen heeft alweer haar derde ‘Cookbook’ uitgebracht. Het thema is deze keer: koken met afrodisiaca! Voor zij die niet goed weten wat afrodisiaca zijn, dat zijn middelen die je opgewonden maken of zouden moeten maken. Een gekend afrodisiacum is Spaanse vlieg, maar ook heel wat voedingswaar dat de temperatuur kan doen stijgen. Oesters zijn daar een voorbeeld van. Dus als je op kerstavond weer eens snot in een schelp krijgt voorgeschoteld (“Oh, maar met peper en citroen is dat z-a-l-i-g!”) opslurpen die handel en je libido zal toenemen.

Net zoals bij de vorige kookboeken konden studenten en personeelsleden hun favoriete recepten met afrodisiaca inzenden. De recepten die uiteindelijk zijn opgenomen in het kookboek zijn op de mogelijkheden van studenten afgesteld: de gerechten zijn niet te moeilijk, de ingrediënten vind je gewoon in de supermarkt en vooral niet duur. Ook het boekje zelf heeft een studentikoze prijs. Kortom een kookboekje voor studenten en door studenten.

 

In plaats van je wederhelft op de zoveelste croque-monsieur of spaghetti bolognaise (“Ja, maar, het is met tagliatelle deze keer”) te verrassen, kom eens origineel uit de hoek en probeer eens één van de recepten uit ‘Cookbook 3’. Zelfs als je gerecht totaal mislukt, heb je wel nog de kans dat je tafelgenoot geil staat van het afrodisiacum dat je gebruikt hebt.

 

Zelf ben ik ook aan het koken geslagen en heb speciaal voor jullie een chocolade-amandelcake uitgeprobeerd. Je vindt dus ook lekkere desserts in dit kookboek terug. Het leuke aan het kookboek is ook dat je per gerecht uitleg en tips krijgt over het afrodisiacum waarmee je aan het koken bent. Dat ik niet wist dat chocolade een afrodisiacum was, is een schande, want Mr. Chocolate and me, we go way back. Toch alweer iets bijgeleerd dankzij het hoger onderwijs. Elk excuus om iets met chocolade te maken neem ik met beide handen aan en dus begon ik met goede moed te bakken.

 

Het recept is poepsimpel en het is zo klaar. Het originele recept maakt gebruik van melk- en pure chocolade, maar ik gebruik alleen het pure spul. Behalve amandelpoeder, voegde ik nog wat Amaretto aan het deeg toe. Nigella Lawson had er vermoedelijk ook nog peanut butter, fudge, whipped cream en andere vettigheid bij gedaan, maar ik wil nog in mijn broek passen. Je kan het deeg in een springvorm of een cakevorm gieten. Voor de gelegenheid koos ik voor de cupcakevormpjes. Ik heb twaalf cakejes uit het deeg kunnen halen. Twaalf cakejes betekenen twaalf mensen die ik blij (en hopelijk ook turned on) kan maken. Een van de cakejes heb ik natuurlijk zelf opgegeten en al zeg ik het zelf, it was delicious!