UAntwerpen

23/03/2024
Campusdichter (© Merijn Wüst | dwars)
Bron/externe fotograaf

Merijn Wüst

🖋: 
Auteur

Op de openingsreceptie van cultuurfestival Calamartes op 4 maart werd de gloednieuwe campusdichter bekendgemaakt, maar wat is een campusdichter? Dat is iemand die aan de universiteit verbonden is als student of doctoraatsstudent en haar maandelijks voorziet van nieuwe poëzie. Dat kunnen geschreven gedichten zijn, maar ook video’s, optredens en andere creatieve vormen.

Onze universiteit heeft al sinds 2019 een campusdichter en werd zo de eerste Vlaamse universiteit die een eigen dichter aanwierf. Het was toen doctoraatsstudent Zainab Noor el Hejazi die de spits afbeet. In 2021 nam student Rechten Esohe Weyden de fakkel van haar over. Zij was campusdichter tot en met vorig academiejaar. Het was dus hoog tijd voor een kersverse campusdichter. Ik stond met spanning te wachten voor de spiegeltent van het cultuurfestival toen werd aangekondigd dat het Leonie Moreels zou zijn die ons voor de komende periode zal voorzien van leesvoer. Na de bekendmaking begon ook meteen haar eerste publieke optreden als campusdichter, waarbij ze de aftrap gaf met een humoristische inleiding over de botte tang die blijkbaar jaarlijks gebruikt wordt om de spiegeltent open te breken. Dat leidde haar naadloos naar haar eerste spoken word-performance als campusdichter met bijpassende titel met botte tang.

Ik kon haar na afloop nog ontmoeten voor een gezellig gesprek. “Het is vooral heel druk geweest”, vertelde Leonie wanneer ik haar vroeg hoe het met haar ging. “Ik ben net terug van een uitwisseling in Utrecht, dus de voorbije week was het vooral wat terug in de plooien vallen in Antwerpen. Het is dan ook heel leuk om allemaal mensen terug te zien!” Het campusdichterschap en de weg daarnaartoe verliepen rustiger dan dat, wist Leonie me te vertellen. “Tijdens mijn tijd in Utrecht ben ik in contact gekomen met verschillende dichters­gezelschappen en daar heb ik wat van mijn materiaal laten lezen door bevriende schrijvers. Aangezien het campusdichterschap in Nederland heel bekend is, brachten zij me op het idee om campusdichter in Antwerpen te worden. Toen ik merkte dat er op dat moment nog geen vervanger voor Esohe was, heb ik mijn portfolio opgestuurd naar Rubi (het cultuurteam van UAntwerpen). Zij waren heel enthousiast en zo geschiedde.”

spoken word

Het schrijven heeft haar altijd al nauw aan het hart gelegen, vertelde Leonie. “Ik heb altijd al geschreven. Zo zijn er nog schrijfsels bewaard van toen ik klein was waarin ik dialogen opvoerde tussen producten uit de supermarkt (lacht). Later ben ik dan Woord gaan volgen als hobby en toen ben ik begonnen met poëzie schrijven.” Verder volgde ze het Spoken Word Traject van Noordstaat en rondde ze een opleiding schrijven aan de KADE Kunstacademie af. Ze won daarnaast al heel wat prijzen, waaronder de Jotie T’Hooft Poëzieprijs voor de jeugd.

Op de openingsdag van Calamartes bracht ze spoken word, maar dat is naar eigen zeggen niet haar specialiteit: “Ik denk dat ik toch sterker ben in het geschreven woord, maar door de cursus die ik volgde heb ik wel echt de liefde gevonden voor het gesproken woord.” Bij haar activiteiten als campusdichter is het haar plan de twee handig af te wisselen naargelang de gelegenheid. “Geschreven poëzie is nog altijd geschikter voor nieuwsbrieven en dergelijke, maar op evenementen wil ik graag afwisselen met spoken word.”

Bepaalde thematieken die terugkomen in haar poëzie zijn er volgens Leonie niet echt. Toch zijn er tendensen. Zo schrijft ze bijvoorbeeld vaak over het klimaat en daarmee won ze de Schrijfwedstrijd Klimaatverandering voor Gentse scholieren en studenten. Daarnaast werd ze ook klimaatdichter op het het 51ste Poetry International Festival in Rotterdam. Toch is engagement niet het doel van haar poëzie, vertelt Leonie. “Ik ben in de eerste plaats niet militant, dat is niet mijn eerste natuur en zeker niet mijn sterkste kant. Uiteraard wil ik luisteren naar en schrijven over dingen die leven bij studenten, maar het engagement zal nooit mijn initiële stijl overrompelen.” Verdere thema’s pikt Leonie uit het leven van alledag: “Mijn gedichten komen vaak bijna volledig uit mijn notitiesapp. Daar noteer ik dan woorden of kleine dingen die ik mooi vind uit het dagelijks leven. Dat kunnen dingen zijn die ik opvang uit gesprekken, maar ook dingen die ik zie terwijl ik op de fiets zit of vragen die in me opkomen. In dat opzicht zie ik mezelf soms meer als iemand die collages maakt van fragmenten en woorden dan een dichter (lacht).”

Of ze nu een woordensprokkelaar, dichter of woordkunstenaar is, moet nog duidelijk worden. Een ding is zeker: Leonie Moreels is onze campusdichter voor het komende academiejaar. In dit korte gesprek gaf ze wel een beetje blijk van wat we dit jaar nog van haar kunnen verwachten: poëzie die een sprong maakt uit de ivoren toren en tot leven komt in de straten van Antwerpen. Ze wil schrijven over het dagelijkse leven zoals zij dat ervaart, maar ook over prangende problematieken waar studenten van wakker liggen, zoals de klimaatopwarming. Naast geschreven poëzie kunnen we ook spoken word-performances en misschien nog veel meer verwachten van Leonie. Ik houd alvast mijn mailbox in de gaten voor de eerste updates!



dwarszitter

23/03/2024
🖋: 

Je kent het wel, met goede moed begin je in februari aan het tweede semester, maar in maart smelt je motivatie alweer als sneeuw voor de zon. Hoe anders had je leven er kunnen uitzien mocht je een ander pad ingeslagen zijn? Om dat te ontdekken gaat dwars regelmatig haar boekje te buiten. In deze editie trek ik, een student Taal- en letterkunde, naar een les ‘stofwisseling en hormonen 1’ uit de tweede bachelor Geneeskunde, gegeven door Christophe De Block.

Buiten adem kom ik op de valreep op tijd in de les. “De echte geneeskunde-ervaring”, laat ik me vertellen. Ook mijn neiging tot geeuwen lijkt gedeeld te worden door mijn buren (het is dan ook 8.30 u), maar daar stopt de echte geneeskunde-ervaring zowat. Ik hoop maar dat alle termen die De Block op ons afvuurt mijn aulagenoten bekender in de oren klinken. Bij de eilandjes van Langerhans droom ik meteen van een ontspannende eilandvakantie en de krebs­cyclus noteer ik eerst als crêpecyclus. Waar de les nu eigenlijk over gaat, daar kan ik de vinger niet opleggen. Iets met diabetes, meen ik op te vangen. Manneken Pis is daar blijkbaar het icoon van.

Het zou niet eerlijk zijn De Block de schuld te geven van mijn absolute verwarring. Hij merkt het zelf ook op: “Da’s eigenlijk toch vervelend, hé, dat je met geneeskunde alles moet blijven onthouden.” Tja, die voorkennis heb ik nu eenmaal niet. Dat De Block zijn best doet, dat kan zelfs ik niet ontkennen. Ik was al onder de indruk toen ik hem in doktersoutfit vooraan de aula zag staan. Toen daar ook nog eens kleurrijke animaties van glucose zwevend door de pancreas en een dosis humor bij kwamen, was ik helemaal verkocht. Die humor was met momenten best zwartgallig. Waarom er drie donoren nodig zijn, is me ontgaan, maar van de uitspraak “Eigenlijk is het te hopen dat er een groot accident gebeurt met drie donoren tegelijk” schrik ik toch even op.

De ergste schok moet op dat moment nog komen. Na zo’n twee uur les vraagt De Block of we allemaal recht willen staan. Wie dagelijks minstens 30 minuten sport, mag meteen weer gaan zitten. Wie dagelijks fruit of groenten eet, wordt ook verlost uit zijn lijden. Daarna staat nog slechts één eerlijke student recht. Wanneer hij ook op de vraag of iemand in zijn familie diabetes heeft “ja” moet antwoorden, is de sfeer even gespannen in de aula. Ik ben fan van interactieve lessen, maar ik haal toch ook opgelucht adem dat ik niet in zijn schoenen sta. Gelukkig mag ook hij snel weer gaan zitten.

Wanneer de volgende pauze aanbreekt, besluit ik me uit de voeten te maken, bang dat anders ook ik mijn levensgewoonten zal moeten openbaren. Voor de andere studenten gaat de les nog door tot 18 uur. Zelfs met pauzes is negen en een half uur lang, maar ik kan me voorstellen dat er ergere manieren zijn om je dag te spenderen als je werkelijk iets van de les begrijpt.  



coach conny

23/03/2024

Vanmorgen werd omstreeks 7 uur het levenloze lichaam van Coach Conny (52) gevonden aan de voet van een appartementsblok aan de Willem Elsschotlaan te Linkeroever. De vrouw stierf vermoedelijk door een aanrijding, maar de autopsie wees uit dat ze ook aan een levensbedreigende schimmelinfectie leed, een steekwonde had en van de zevende verdieping naar beneden was gevallen.

Op de plaats delict werden naast haar twee zonen Jordan (11) en Wesley (7)  ook een medewerker van pleegzorg en Conny’s huurbaas aangetroffen. Het CLB had pleegzorg afgestuurd op het gezin, omdat er op school vermoedens waren van verwaarlozing. De kinderen konden daarom na het tragische voorval meteen opgevangen worden. P. Robleem,  de huurbaas, was dan weer aanwezig om achterstallige huurgelden te innen en een uitzettingsbevel af te leveren: “Ik had  alles al geprobeerd, ik had zelfs een brief gestuurd naar het magazine waarvoor ze maandelijks schreef. En toch weigerde ze te betalen, een uitzettingsbevel was dus de volgende stap. Hoe moest ik anders van haar zijn afgeraakt?”

Op dat nieuws zou het slachtoffer slecht gereageerd hebben, waardoor ze met een bot keukenmes begon te dreigen. Robleem zou tijdens een poging om haar te ontwapenen het slachtoffer tussen haar ribben hebben gestoken en haar van zich afgeduwd hebben tegen de balustrade. Die was echter helemaal rot, waardoor het hout brak en de vrouw zeven verdiepingen naar beneden viel. Nu zit de politie met de vraag of Robleem weet had van de kapotte balustrade en hij haar er met opzet tegen duwde. De man wordt momenteel nog verhoord.

Na de val leefde het slachtoffer nog, waardoor Robleem al zeker niet vervolgd kan worden voor doodslag. “Mama riep nog iets naar ons toen ze op straat lag”, vertelt Jordan, een van haar zonen. Wesley bevestigt dit: “Voordat ze door een Deliveroobezorger op een brommer overreden werd, waren haar laatste woorden: ‘Ik betaal nog steeds geen huur, godverdomse gierigaard.’” Op de vraag hoe hij zich nu voelt, antwoordt de jongen alvast positief: “Goed. Mag ik nu bij een gezin wonen waar ze wel warm water hebben?”



progress lost

16/03/2024
Progress Lost (© Dennis Van Der Kuylen | dwars)
Bron/externe fotograaf

Dennis Van Der Kuylen

🖋: 

To the Moon is een visual novel in Japanse stijl, gemaakt met RPG Maker. Doorgaans zijn dat drie criteria waaraan gamers een slecht spel herkennen. Overigens is het spel misschien ook geen visual novel, niet Japans en met een heel ander programma gemaakt, maar dat verandert niets aan het feit dat de personages bestaan uit wat schraal ogende pixelvlekken die eindeloze flappen dialoog met elkaar uitwisselen over onderwerpen waar normale mensen niet mee bezig zijn. Dat To The Moon uiteindelijk toch een ‘geheimtip’ mag heten, ligt aan het feit dat heel wat gamers getuigen dat dit spel voor hen een heel emotionele ervaring blijkt te zijn geweest. Overigens zou de eenvoudige overdracht van een individuele emotie in principe al voldoende grond moeten zijn om gelijk welk spel te spelen, al was het maar omdat zoveel zogenaamd grote titels net daarop falen. 

Opgelet: deze tekst verraadt belangrijke elementen uit het verhaal van To the Moon.

To the Moon vertelt het verhaal van twee wetenschappers die werken voor Sigmund Corporation, een firma die de laatste wens van stervende mensen tracht te vervullen. Een belangrijke eigenschap van stervende mensen is dat ze een beperkte tijdshorizon hebben, en ook lichamelijk zijn de mogelijkheden bij het levenseinde doorgaans sterk verminderd. Daarom beleven klanten bij Sigmund Corporation geen echte ervaringen, maar krijgen ze een kunstmatige herinnering rechtstreeks in het hoofd ingeplant middels een complexe machine. Zoals de titel doet vermoeden wil het hoofdpersonage Johnny (John) Wyles dat de Sigmund Corporation hem virtueel naar de maan brengt. Helaas is Johnny in de loop van zijn lange leven vergeten waarom hij dit verlangen heeft. Niet toevallig werd de firma die het verhaal in gang zet genoemd naar Sigmund Freud en diens wat achterhaalde theorie over onderdrukte herinneringen. Dat mensen dingen gewoon kunnen vergeten of ze niet de moeite waard vinden om te herinneren is een idee dat nooit echt ingang heeft gevonden in de psychoanalyse. 

Bij Sigmund Freud ligt meestal een onverwerkt trauma aan de oorzaak van de onderdrukte herinnering (of seksuele frustratie, maar dat is hier nu even niet van toepassing). In To the Moon blijkt dit om de tweelingbroer van Johnny te gaan die stierf in een ongeval, waarna zijn moeder hun identiteit verwisselde. Dat is voorwaar zware kost. 

Later trouwt John met River, een jeugdvriendinnetje van hem aan wie hij in een melancholische bui ooit de (inmiddels vergeten) belofte heeft gedaan om haar weer te zien op de maan wanneer ze van elkaar gescheiden zouden worden. Wat John vooral aantrekt in River is het feit dat ze het syndroom van Asperger heeft, wat haar dingen steeds heel letterlijk doet verstaan en uitspreken. Dit stelt John in staat om nooit met haar over de kwetsuur van zijn trauma te moeten spreken. River echter lijdt onder het feit dat John haar vooral voor deze eigenschap waardeert maar vindt geen woorden om dit gevoel uit te spreken. 

Wanneer River ziek wordt en beseft dat ze zal sterven, probeert ze John aan zijn belofte over een weerzien op de maan te herinneren. Helaas kan ze in haar letterlijke taal enkel de onmiddellijke realiteit uitdrukken en bovendien wil John ook niets anders dan dat horen om niet met de demonen van zijn verleden geconfronteerd te worden. Uiteindelijk sterft River zonder dat de afstand tussen de twee wordt overbrugd en met het verdriet van de vergeten belofte in haar hart. Voor gamers die zelf met onverwerkt trauma geconfronteerd werden ligt daar de herkenbaarheid en de kracht van To the Moon. In deze Paastijd (of lente voor wie wat meer seculier ingesteld is) moet het niet enkel over dood gaan, maar ook over opstanding. Gelukkig is er vandaag dus de verlossing van de technologie middels de bijzondere bijdrage van Sigmund Corp. 

Bij het levenseinde wordt vaak de balans opgemaakt van het leven. Palliatieve zorgen bestaan ook deels in het helpen van mensen om het goede te benoemen en de keuzes die ze gemaakt hebben te aanvaarden. Door het inplanten van een valse herinnering schenkt Sigmund Corporation mensen de bizarre en ronduit egoïstische mogelijkheid om hierin vals te spelen zonder dat de omgeving mee betrokken wordt. Technologie vervangt de bittere realiteit door een romantische fictie, waarna het zwarte laken van de dood alles bedekt. John zal dan ook vredig sterven in de wetenschap dat hij River zal terugzien op de maan. Los van het brutale detail dat dit alles voor River zelf volstrekt geen betekenis meer heeft. 

Omdat Sigmund Corporation enkel in actie komt bij het levenseinde is dit spel niet de zoveelste afgezaagde hertaling van Plato’s allegorie van de grot, The Matrix of het gedachtenexperiment the experience machine. Toch bestaan er op dit thema talloze parallellen in de literatuur. Zo gaat het boek Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan (1904) van Louis Couperus gaat over twee mensen die op jonge leeftijd een traumatische gebeurtenis meemaakten en gebukt gaan onder schuldgevoelens. Hun verdere leven draait rond het onvermogen om hier met elkaar over te spreken. Op hen en hun omgeving wordt dit benoemd als een onvatbaar en massief familiegeheim. Pas bij hun dood – waar geen technologie aan te pas komt – komt alles wat rond hen vast zat weer in beweging. 

In The last Temptation of Christ (1955) van schrijver Nikos Kazantzakis, krijgt Jezus dan weer net voor zijn dood de verleiding van een gelukkig gezinsleven voorgeschoteld. De held van het evangelie verwerpt uiteindelijk deze leugen en keert zijn dood en mislukking om naar een verhaal over opstanding. De held van To the Moon daarentegen omhelst de leugen omdat ze voor hem in niets meer verschilt van de waarheid 

Waarschijnlijk zijn er nog heel wat meer literaire parallellen te vinden, maar wat al deze verhalen vooral met elkaar gemeen hebben is dat ze emotioneel hard binnenkomen en vaak een enorme weerstand oproepen bij lezers, kijkers en gamers. To the Moon speelt heel bewust in op de ambivalentie van een herkenbare kwetsuur, individuele redding voor John en het besef dat het voor River en John’s omgeving allemaal niet meer uitmaakt. Het is een relevante literaire bijdrage aan een universeel thema. De ironie is natuurlijk ook dat gamers hierbij noodzakelijk geconfronteerd moeten worden met de afgrijselijke graphics van RPG Maker en dus op hun beurt getraumatiseerd achterblijven.



03/03/2024
🖋: 
Auteur

Dat het rectorverkiezingen zijn aan UAntwerpen weet ondertussen elke student. De kandidaten, Koen Augustyns en Herwig Leirs, zijn ook min of meer algemene kennis, maar af en toe hoor je nog wel eens dolkomische vergissingen als “Ken en Harald”. Het beleid van de kandidaten is dan weer minder welbekend bij de gemiddelde student. Om te voorkomen dat er straks studenten naar het stemhokje gaan zonder te weten wat de kandidaten denken over duurzaamheid, artificiële intelligentie of studentenverenigingen, orgaaniseerde de Studentenraad twee rectordebatten. dwars stuurde een gegadigde naar de rectordebatten op de Stadscampus en campus Drie Eiken om verslag uit te brengen en de twee debatrondes samen te vatten. 

 

dilemmaronde 

De debatten starten met een dilemmaronde waarin Leirs en Augustyns met ja of nee moeten antwoorden op tien dilemma’s. Op het eerste dilemma: “Moeten de campussen rookvrij worden?”, reageren beide kandidaten positief. Op het tweede dilemma: “Zou er beter een eengemaakte studentenkoepel komen?” antwoorden beide kandidaten negatief. Het derde dilemma is meteen het enige puntje van onenigheid in deze ronde. Want op de vraag: “Moeten lesopnames gegarandeerd worden voor studenten?”, antwoordt Augustyns nee en Leirs ja. Daarna komt er weer algemene enigheid, want op de dilemma’s: “Moet er meer geïnvesteerd worden in komida om de prijzen voor studenten te verlagen?”, “Moeten schachtenverkopen verboden worden?”, “Moeten geëngageerde studenten zoals stuvers en praesides (en hopelijk hoofdredacteurs van studentenbladen, n.v.d.r.) daarvoor beloond worden met een microcredential?”, en ten slotte: “Is het de verantwoordelijkheid van de universiteit om duurzaam vervoer te voorzien tussen haar campussen?”, antwoorden beide kandidaten ja. Op het achtste dilemma: “Professoren ervaren veel te veel druk door onderzoek, zouden er niet beter onderwijsprofessoren komen die enkel lesgeven?” wordt unaniem nee geantwoord. Die trend wordt verdergezet bij het volgende dilemma: “Moet de universiteit politieke standpunten innemen in geval van internationale conflicten?” Op het laatste dilemma: “Is het de taak van de universiteit om een leidersrol in te nemen in klimaatbeleid?”, antwoorden de kandidaten allebei positief. 

voorstelronde

Na de dilemmaronde is het tijd voor een voorstelronde, waarin Augustyns de spits afbijt. Augustyns vertelt dat hij Farmaceutische Wetenschappen heeft gestudeerd aan KU Leuven en al jaren lesgeeft in de Medicinale Chemie aan UAntwerpen. Augustyns was voorzitter van de faculteit Farmaceutische Wetenschappen en is daar momenteel decaan. Hij vertelt dat hij zo beleidservaring heeft opgedaan en dat hij zijn mandaat bovendien graag doet. Verder vertelt hij dat hij als decaan heeft gemerkt dat een goede verstandhouding tussen de centrale diensten enorm belangrijk is en dat dat nauw contact een echt focuspunt zal zijn in zijn beleid. 

Dan is de beurt aan Leirs, die bioloog is van opleiding en vertelt dat hij zich engageerde als stuver, praeses en doctoraatsstuver. Leirs vertelt een homo universalis te zijn geworden door zijn onderzoek naar knaagdieren in Tanzania en zijn tijd in Denemarken. Hij was acht jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van UAntwerpen en is momenteel lid van verschillende besturen van internationale organisaties waar hij naar eigen zeggen veel beleidservaring heeft opgedaan. Leirs stelde zichzelf kandidaat omdat hij de universiteit enorm heeft zien groeien, maar ook heeft zien verkokeren. Hij verstaat hieronder het behandelen van problemen door een aantal langs elkaar heen werkende organen. Die verkokering tegengaan is voor hem een focuspunt. 

duurzaamheid

Elke van de zes rondes draait rond een bepaald thema. De eerste ronde gaat over duurzaamheid. De kandidaten wordt gevraagd welke maatregelen zij willen nemen voor een duurzamere universiteit. Leirs stelt allereerst dat de universiteit groener moet en dat er minder verharding moet komen door middel van groene daken en dakmoestuinen. Toch gaat het verduurzamingsproces van de universiteit volgens hem over veel meer. Hij vertelt dat er vooral te besparen valt op de energie die gebruikt wordt voor de gebouwen van en het transport naar onze universiteit. Die besparingen zullen ook nodig zijn, want de universiteit wil tegen 2050 klimaatneutraal en fossielvrij zijn. Dat is volgens Leirs een grote uitdaging,  maar hij levert concrete oplossingen zoals het leggen van zonnepanelen op alle daken die daarvoor geschikt zijn. Alleen dat zou al 3  à 4 gigawatt aan energie opleveren. Naast die zonnepanelen wil Leirs ook het autobestand van de universiteit elektrisch maken. Ten slotte wil hij de verouderde gebouwen die toe zijn aan vernieuwing wel 30 tot 40 procent verkleinen. Augustyns vertelt dat hij het eens is met wat Leirs al gezegd heeft. Daarnaast zegt hij dat hij het klimaatprobleem echt als een maatschappelijke uitdaging ziet. Daarom wil hij de expertise die we aan UAntwerpen hebben rond klimaatopwarming uitdragen naar de maatschappij. Hij gaat verder en zegt dat het de verantwoordelijkheid is van onze universiteit om kennis te verspreiden en die niet alleen te gebruiken om onze eigen universiteit te verbeteren.  

Wanneer de moderator vraagt of er wel budgetten zijn voor al die maatregelen, geeft Leirs toe dat die fondsen er momenteel niet zijn. Er is al wel 40 miljoen euro beschikbaar voor de komende jaren, maar dat is niet genoeg. Leirs stelt voor om leningen aan te gaan om in ieder geval al zonnepanelen te leggen en die leningen af te betalen met het bespaarde geld. Daarnaast wil hij vooral inzetten op fasering: de gebouwen in fasen gedeeltelijk veranderen om ze uiteindelijk volledig te vervangen. 

Augustyns  stelt dat die verouderde gebouwen wel 39 procent van de voetafdruk van onze universiteit beslag nemen. De gebouwen zijn ondertussen al meer dan 50 jaar oud en ook onderzoekstechnisch uitgeleefd, vertelt Augustyns. Er zijn dus sowieso investeringen nodig. Hij volgt Leirs in de redenering dat de gebouwen kleiner kunnen door efficiënter te werken en  gemeenschappelijke technologieën samen te brengen. Zo brengt Augustyns investering in onderzoek samen met investering in klimaat. Augustyns benadrukt ook het belang van mobiliteit, goed voor 44 procent van onze voetafdruk. Hij wil het pendelverkeer en het woon-werkverkeer verduurzamen door een tramlijn tussen de buitencampussen en het stadsnetwerk. Ook Leirs wil graag zo’n tramlijn.  

Als laatste onderwerp van deze reeds lange en gewichtige ronde komt belegging aan bod. Het is niet iets waar meteen aan wordt gedacht bij het thema duurzaamheid, maar toch is het relevant. Onze universiteit investeert namelijk in verschillende bedrijven en die bedrijven zijn niet altijd even milieuvriendelijk. Denk bijvoorbeeld aan oliegiganten als Shell. Dat die investeringen niet altijd even transparant of makkelijk te achterhalen zijn, kan heel eenvoudig als problematisch bevonden worden. Leirs vertelt dat hij vindt dat er inderdaad een zekere graad van transparantie moet zijn, maar dat die transparantie niet volledig hoeft te zijn omdat dat soms niet verstandig is omdat bedrijven zo elkaars commerciële belangen kunnen achterhalen. Hij vindt dat UAntwerpen moet desinvesteren in fossiele brandstof en dat ook moet tonen, maar niet op overhaaste manier. Zo stelt hij voor om bijvoorbeeld een ethische belegger aan te stellen. 

Augustyns pikt in op de complexe problematiek en verduidelijkt dat de universiteit zelf geen belegger is, maar dat ze daarvoor externe beleggers en banken in dienst neemt. Hij vindt dat er duidelijke richtlijnen zouden moeten zijn voor deze externe beheerders, maar hij vindt ook dat wij niet per se moeten weten waarin die beheerders beleggen als ze die richtlijnen volgen. Wat die richtlijnen zouden moeten zijn, wordt niet duidelijk uit het debat. 

studentenleven

De tweede ronde gaat over het studentenleven, mijn oren zijn dus gespitst. Augustyns gaat van start met de stelling: “Het studentenleven is niet het probleem, maar de oplossing!” Hij is van mening dat studeren meer is dan kennis opdoen en dat studenten meer verbonden moeten zijn met elkaar. Die verbondenheid is volgens hem ook een oplossing voor het verslechterend mentaal welzijn en de groeiende eenzaamheid van studenten. Zo bieden faculteitsclubs volgens hem de perfecte oplossing voor eenzaamheid bij studenten omdat het groepen zijn van studenten die zich met elkaar kunnen identificeren. Het zijn dan ook deze faculteitsclubs die Augustyns voldoende wil stimuleren.  

Leirs vertelt dan weer dat het verenigingenlandschap stevig is veranderd sinds hij is afgestudeerd. Er zijn de faculteitsclubs en de regionale clubs, maar ondertussen ook al themaclubs die zich richten op een specifieke activiteit of interesse. De faculteitsclubs hebben volgens Leirs, zoals ook Augustyns al aanhaalde, een groot belang omdat ze verankerd zijn in de faculteit en daarom een bepaalde verantwoordelijkheid dragen om studenten op te vangen en drempels te verlagen. Daarnaast stipt hij ook het belang aan van de nieuwe themaclubs. Die zijn volgens Leirs belangrijk om de diversiteit aan studenten ook te weerspiegelen in het verenigingsleven. Hij stipt aan dat hij het belangrijk vindt dat er een divers aanbod is aan activiteiten die laagdrempelig zijn zodat alle studenten ergens terecht kunnen. Augustyns geeft toe dat het een moeilijkheid is om de diversiteit van studenten ook te weerspiegelen in studentenverenigingen en dat dat voor hem ook een belangrijk punt is. 

Na de uiteenzetting over de clubs en verenigingen vroeg de moderator naar de feestlocaties rond de campussen van onze universiteit. Het is een feit dat deze aan lager wal zijn geraakt en zelfs verdwijnen uit het stadsbeeld. Leirs steekt van wal en geeft toe dat cafés niet meer werken. De reden daarvoor kent Leirs niet, maar hij vindt het een prangend probleem. Wat hem vooral stoort is dat het stadsbestuur blijkbaar niet rouwig is om het vertrek van die studentenlocaties. Leirs stelt voor om in dialoog te gaan met de stad om oplossingen te zoeken, maar ook om eigen ruimtes te gebruiken. Augustyns haalt dan weer aan dat zelfs burgemeester Bart De Wever op de academische opening aangaf dat studenten te braaf zijn geworden. Ook Augustyns stelt dus voor om te spreken met de stad om nieuwe ruimtes te faciliteren, maar ook om meer ontmoetingsruimtes te organiseren op onze universiteit. Die zouden niet alleen door studenten gebruikt worden, maar ook door doctorandi en postdocs. 

welzijn

De derde ronde draait volledig rond (studenten)welzijn. Daar is de centrale vraag vooral of zoals Students for Students, maar ook het STIP toereikend genoeg zijn voor studenten. Leirs begint en zegt meteen dat hij vindt dat de universiteit tegemoet moet komen aan de groter wordende vraag naar zorg bij studenten. Het kan niet zijn dat een student met serieuze problemen weken moet wachten. Daarom stelt hij dat er een soepele manier moet komen om studenten sneller te helpen. Daarnaast haalt Leirs opnieuw aan de drempels te willen wegwerken omdat hij toch schroom merkt bij sommige studenten, en dan vooral bij studenten die het het meest nodig hebben. Daar merkt hij bij op dat daar een groot kostenplaatje aan vasthangt, maar eentje dat broodnodig is voor de universiteit. Ook Augustyns geeft toe dat er duidelijk problemen zijn en geeft aan meer preventief te willen werken. Dat preventief werk is nodig omdat preventie altijd beter is dan therapie, maar ook omdat er een tekort is aan psychologen. De problematiek is dus niet gemakkelijk op te lossen. Toch denkt Augustyns dat er een oplossing is en die is, zoals hij ook al eerder aanhaalde, inzetten op het studentenleven. 

Na het debat over het STIP breekt het onderwerp grensoverschrijdend gedrag aan. Augustyns gaat van start en legt het systeem van vertrouwenspersonen, waarbij studenten terecht kunnen over grensoverschrijdend gedrag, uit. Dat zijn momenteel slechts twee personen, maar dat moeten er meer worden volgens Augustyns. Die vertrouwenspersonen moeten ook geprofessionaliseerd worden door een opleiding. Ook bystander training is iets waar Augustyns op wil inzetten. Leirs zegt dat het erg belangrijk is om de drempels om grensoverschrijdend gedrag te melden, te verlagen. Zowel voor slachtoffers als voor omstanders. Hij haalt aan dat er aan de faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen al verplichte bystander training wordt georganiseerd. Die trainingen zijn voor zowel personeelsleden als studenten verplicht en gaan bijvoorbeeld over seksueel grensoverschrijdend gedrag of intimidatie op de werkvloer. Leirs pleit ook voor dit soort trainingen 

onderzoek

Dan breekt de langverwachte ronde onderzoek aan, het enige beleidsdomein waar duidelijke verschillen zijn tussen het beleid van de kandidaten. De ronde zorgt dan ook voor ophef. Leirs gaat van start en legt uit dat hij een niet-competitieve interne projectfinanciering voorstelt. Die financiering zou gedurende de eerste jaren vooral gebruikt worden voor tijdelijke opvang van kwalitatieve projecten die extern net niet gefinancierd worden om zo meer zekerheid te kunnen bieden aan onderzoekers. Naarmate de nu nog lopende projecten meer en meer ten einde komen, krijgt de Onderzoeksraad meer mogelijkheden om die financiering dan verder creatief op verschillende niet-competitieve manieren in te zetten, bijvoorbeeld als basisfinanciering voor pilotstudies, of om een middenkader mogelijk te maken voor een aantal samenwerkende ZAP. Augustyns stelt meteen dat hij een concreter beleid heeft wat betreft onderzoeksfinanciering. Hij wil op de basisfinanciering van doctoraten inzetten omdat we qua aantal doctoraten achterlopen op andere Europese landen. Doordat de basisfinanciering gebruikt wordt voor doctoraten kunnen kandidaten makkelijker beginnen aan hun doctoraat. Dat komt omdat ze nu tegen elkaar moeten opboksen om fondsen te werven bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderwijs. Daar is het belangrijk om al preliminaire data te hebben voor kandidaturen. Zo vallen ambitieuze voorstellen vaak uit de boot. Door de basisfinanciering zou dat volgens Augustyns niet meer gebeuren en wanneer die data er dan wel komt, zal die er volgens hem voor zorgen dat er externe financiering komt. Augustyns heeft berekend dat met die strategie elke professor om de tien jaar een doctoraatsstudent kan begeleiden. Leirs stelt deze berekening in vraag. Want volgens zijn berekening zou deze strategie er slechts voor zorgen dat professoren om de 14 jaar een doctoraatsstudent kunnen begeleiden. Ten slotte is het lotingsbeleid van Augustyns volgens Leirs totaal geen beleid en is zijn eigen beleid veel flexibeler omdat het zich niet alleen focust op doctoraten, maar ook op pilotprojecten en overbruggingen. Toen brak het onderwerp van fossiel onderzoek en onderzoek in samenwerking met bedrijven aan. Augustyns vindt dat hierover transparantie moet zijn door het onderzoek te publiceren en valoriseren. Dat laatste is belangrijk om als universiteit geen ivoren toren te worden , zegt Augustyns. Ten slotte zegt Augustyns dat onderzoek met een partner als Shell wel kan als zij bijvoorbeeld willen verduurzamen. Leirs is het eens en geeft aan dat hij dat (die exacte zin) ook al heeft gezegd in het interview met dwars. Hij gaat ook een stap verder dan Augustyns en wil transparantie via een lijst die sponsoringen van zulke bedrijven weergeeft.  

onderwijs

De voorlaatste ronde gaat over onderwijs en begint met een vraag over artificiële intelligentie. Leirs gaat van start door te zeggen dat AI nog jong is en daardoor gegarandeerd nog kinderziektes heeft, maar dat het er volgens hem wel is om te blijven. Daarom vindt hij het zinloos om het te verbieden en wil hij er eerder voor zorgen dat onze universiteit voorbereid is op de veranderingen die AI teweeg kan brengen. Augustyns is het eens met Leirs. Hij wil vooral een duidelijk beleid rond AI en benadrukt ook de voordelen. Het is namelijk niet alleen tekstgeneratie, maar kan ook gebruikt worden voor bijvoorbeeld kankeronderzoek. 

Over lesopnames zijn de twee het dan weer oneens. Augustyns vind dat lesopnames moeten worden gestimuleerd, maar niet gegarandeerd. Hij erkent dat lesopnames een handig hulpmiddel zijn voor studenten tijdens het studeren, maar merkt toch op dat het door lesopnames moeilijk is om studenten naar de les te krijgen. Dat vindt Augustyns belangrijk, want hij denkt dat studenten heel wat missen door niet naar de les te komen. Daarnaast is het bijvoorbeeld zeer moeilijk om oefenzittingen te volgen bij een opname, legt hij uit. Om die redenen wil hij lesopnames momenteel niet garanderen.  

De moderator pikt hierop in en zegt dat sommige leerlingen bijvoorbeeld ziek zijn of gewoon echt niet kunnen komen. Augustyns verduidelijkt dat de meeste professoren in zijn faculteit wel al lesopnames aanbieden, maar dat hij niet weet hoe dat zit in andere faculteiten. Als laatste vertelt Augustyns ook dat lesopnames wel eens gevaarlijk kunnen zijn, want als de professor iets fouts zegt in die opname zouden de studenten bijvoorbeeld fout kunnen antwoorden op het examen. Leirs heeft een andere visie en wil de lesopnames wel garanderen. Hij ziet daar tal van andere redenen voor zoals het tegemoetkomen van studenten die ziek zijn, werkstudenten en andere uiteenlopende omstandigheden. Daarnaast verduidelijkt hij dat studenten die gebruik maken van lesopnames niet lui zijn, maar dat de manier van studeren is veranderd tegenover 40 jaar geleden 

studenten- en personeelsvoorzieningen 

De laatste ronde over voorzieningen begon met het onderwerp van stille ruimtes op de campussen. Augustyns geeft toe dat er op campus Drie Eiken nog niet genoeg zijn . Hij denkt dat die ruimtes belangrijk zijn voor studenten die hun geloof willen beleven, maar ook om zich even terug te kunnen trekken uit de drukte van het studentenleven. Ook Leirs ziet het belang van die ruimtes in en wil er meer van inrichten. 

Over de komida’s zijn de kandidaten het eens: de warme maaltijden moeten te allen tijde betaalbaar blijven voor studenten, ookal is het budget dat de universiteit ervoor krijgt niet  hoog. Of ze de maaltijden met vlees duurder willen maken dan de vegetarische? Absoluut niet, het heeft geen zin om het eten van vlees te ontmoedigen door de prijs aan te passen. Toch vinden beide kandidaten het duurzaamheidsaspect van het vlees wel belangrijk. Ze zijn het erover eens dat studenten moeten weten dat vlees vaak minder duurzaam is dan een vegetarische maaltijd, maar dat studenten een vrije keuze moeten krijgen. Dat het vegetarische aanbod groter is dan het aanbod vlees, lijkt hen een goed idee.  

Op het einde was er een korte jokerronde waarin de kandidaten zich mochten onderscheiden van elkaar. Augustyns schoof naar voren dat hij vindt dat hij een concreter beleidsplan heeft met vicerectoren die wel veel beleidservaring hebben. Leirs stipt dan weer aan dat hij qua stijl en toegankelijkheid erg verschilt van Augustyns, waarop deze stomverbaasd reageert dat hij zich niet kan voorstellen dat hij niet toegankelijk zou zijn en verwijst naar de mensen van zijn decanaat in de zaal die stuk voor stuk zullen zeggen dat er geen probleem is met zijn toegankelijkheidsfactor. 

Na twee uur komt de gegadigde redacteur met hoofdpijn uit de aula, maar gelukkig was er nog de receptie! Ter conclusie kan ik stellen dat de kandidaten op veel vlakken overeenkomen, maar als het botst, botst het écht! 



progress lost

03/03/2024
Progress Lost (© Dennis Van Der Kuylen | dwars)
Bron/externe fotograaf

Dennis Van Der Kuylen

🖋: 

Het is op de kop af dertig jaar geleden dat het klassieke avonturenspel Beneath a Steel Sky (1994) verscheen. Ondertussen staat het al enige tijd gratis op gog.com, wat voor mij recent een aanleiding was om dit stokoude pareltje een keer door te spelen. Mooi zag het er allemaal niet (meer) uit, maar het was wel nog steeds verrassend goed speelbaar. 

Opgelet: deze tekst verraadt belangrijke plotelementen 

Beneath a Steel Sky vertelt het verhaal van ene Robert Foster, een vondeling die opgroeit in het woeste land rondom Union City, een van de schaarse steden die de wereld nog kent nadat de klimaatcrisis en een atoomoorlog hun werk hebben gedaan. Daarmee vat dit spel alvast de toekomsthorizon van de gemiddelde studente perfect samen. De belangrijkste metgezel van Foster is Joe, een door hem zelfgebouwde artificiële intelligentie die in de vorm van een klein moederbord in allerhande apparaten kan gestopt worden en die daarbij regelmatig seksuele verwijzingen maakt over zijn nieuwverworven uitsteeksels. Ook dat staat niet zo heel ver van de leefwereld van sommige studenten. Het spel komt op gang wanneer Foster op een zekere dag ontvoerd wordt naar Union City. Daar blijkt dat deze stad met ijzeren hand geregeerd wordt door een boosaardige artificiële intelligentie. Uiteindelijk slaagt Foster erin om deze uit te schakelen en Joe in diens plaats in te pluggen in de centrale computer van de stad. Wanneer Foster terug de wildernis intrekt geeft deze nog over zijn schouder een laatste boodschap aan Joe mee: “Maak de burgers gelukkig.” 

Beyond a Steel Sky (2020) pikt de draad een paar decennia later terug op met Foster die opnieuw, ver van alle beschaving, de natte droom van het primitivisme beleeft. Hij wordt daarin echter ruw gestoord wanneer een kind voor zijn ogen ontvoerd wordt door een boosaardige machine. Een korte achtervolging brengt hem opnieuw aan de deurbel van Union City, waar inmiddels de dingen grondig fout blijken te zijn gelopen. Blijkbaar had Joe de stijlvolle aftocht van Foster op het einde van het eerste deel nogal letterlijk geïnterpreteerd en aansluitend een samenleving gecreëerd waarin burgers niet anders kunnen dan gedwongen gelukkig zijn. 

In zijn standaardwerk Amusing ourselves to death (1985) schets Neil Postman twee vormen van totalitaire regimes. Enerzijds zijn er regimes die als in het boek 1984 (1949) van George Orwell steunen op controle en repressie en waarin dwang en angst overheersen. Anderzijds zijn er regimes die mensen verleiden tot volgzaamheid door luxe, amusement en consumptie en dus zwaktes in het karakter van de mens uitbuiten. Het typevoorbeeld hiervan is te vinden in de roman Brave New World (1932) van Aldous Huxley. Het is interessant om te zien dat Beneath a Steel Sky nog met brede halen een orwelliaanse dystopie schetst, terwijl het tweede deel in deze reeks een huxleyaanse dystopie neerzet en met een wat fijnere kam op zoek gaat naar de zwakke punten in de gouden kooi waarin elke mens zichzelf gevangenzet. De makers van deze games kennen hun klassiekers, zoveel is duidelijk. 

Omdat Joe als artificiële Intelligentie onbedoeld gedwongen werd om het geluk van mensen te maximaliseren, creëerde deze vijf ministeries die elk een essentieel aspect van het leven beheersen: Plenty, Comfort, Safety, Aspiration en Wellbeing. Dit is wat verwarrend omdat uitgerekend in de roman 1984 vier ministeries worden genoemd (Truth, Peace, Plenty en Love) met de duidelijke boodschap dat deze elk het omgekeerde doen dan wat hun naam doet vermoeden.  

De vijf ministeries van Joe zijn echter geen orwelliaanse leugenmachines van de overheid, maar oprechte pogingen van hem om het geluk van mensen te bevorderen. Helaas vond de arme Joe het blijkbaar voldoende om enkel het wat verouderde model van de behoeftepiramide van Maslow uit 1943 toe te passen op zijn mank lopende utopie. In dit model schets Maslow vijf lagen van menselijke behoeften die bij vervulling zorgen voor geluk en die hier dus elk een eigen ministerie toebedeeld krijgen. Aan de basis van alles ligt het voorzien in elementaire lichamelijke behoeften (Plenty) en een hogere laag van veiligheid en zekerheid die voor mentale rust zorgen (Safety). Midden in de piramide zit de behoefte aan betekenisvolle sociale relaties. Iets wat in Joe’s dystopie heel herkenbaar wordt uitbesteed aan de troost van de consumptie (Comfort). De tweede hoogste laag is eigenwaarde, wat in het spel geperverteerd wordt tot het verwerven van Kudos-punten, een sociaal krediet bijgehouden in de boekhouding van het ministerie van Aspiration. Het bewustzijn van de eigen individualiteit en het verlangen om een zelfstandig individu te zijn is de hoogste laag in de piramide van het geluk. Voor zowat elke dystopie is deze ook de moeilijkste om te controleren. Gelukkig is er in Beyond a Steel Sky een technologische oplossing voor dit probleem. Het ministerie van Wellbeing zorgt ervoor dat ongewenste herinneringen, en bij uitbreiding alles wat mensen te veel doet afwijken van het vooropgestelde pad naar geluk, simpelweg gewist worden uit het geheugen. 

Het spreekt voor zich dat elk van deze ministeries een essentieel onderdeel van onze menselijkheid vernietigt: Plenty pleegt roofbouw op de omgeving, Safety zet mensen gevangen in de veiligheid van de stad en maakt hen angstig, Comfort zit in de weg van echt menselijk contact en Aspiration vernietigt paradoxaal genoeg de waardigheid van mensen door hun waarde te becijferen. Wellbeing tenslotte vernietigt vrijheid en feilbaarheid van mensen waardoor ze de facto ophouden mens te zijn.  

Door zijn knullige ministeries op de mensheid los te laten houdt Joe ons in ieder geval een spiegel voor. De meest zekere manier om mensen ongelukkig te maken bestaat erin om al onze verlangens onmiddellijk te vervullen. (Iedereen die ooit de allernieuwste gamecomputer heeft gekocht kan hier van meespreken). Wij mensen weten niet wat we willen en we weten niet wat ons gelukkig maakt. Dat is onze gebrokenheid, ons tekort, onze zijnsconditie of – als u zoals mezelf wat ouderwets aangelegd bent – onze erfzonde. Beyond a Steel Sky is een toegankelijke parabel over de onmogelijkheid om ons geluk uit te besteden aan technologie of welke andere valse Messias die zich ook moge aandienen.  

Wanneer Foster de zwakke punten in het plan van Joe aanwijst stopt deze met functioneren (iets waaraan onze politici misschien een voorbeeld zouden kunnen nemen). Daarna keert de held terug naar het woeste achterland waar hij vandaan komt, waarbij hij de stad stuurloos overlaat aan de grillen van de mensheid. Ik gun Foster natuurlijk van harte zijn Waldgang (of quiet quitting voor iedereen die niet de luxe van een schuiloord heeft), maar de echte erfgenamen van de wereld zijn vandaag niet degenen die vluchten naar de wildernis, maar degenen die zich vrij kunnen bewegen tussen de ministeries die ons verknechten. Niet toevallig voegde Maslow nog een zesde laag aan zijn model toe die hij zelftranscendentie, zingeving of het vinden van een hoger doel noemde. In het spel wordt dit niet gesymboliseerd door een ministerie van religie of iets dergelijks, maar doordat een van de personages zich opoffert voor de vrijheid van de anderen. Vrijheid als offer – zoals de Franse filosoof René Girard ons reeds vertelde – en geluk als de ultieme paradox. Met alle menselijke utopieën ontmaskerd zou het derde deel in deze reeks zomaar over het evangelie kunnen gaan. Daarin gaat het niet over een stad van mensen, maar over een Rijk van God, waarin de held op het cruciale moment alvast niet op de vlucht slaat en waarin ons mensenwerk een belofte op vervulling krijgt. In al hun schandaal en absurditeit is dat misschien de enige bevrijdende boodschap die overeind blijft wanneer de mensheid straks weer eens op haar gezicht valt na het vinden van een nieuw ideaal. 

Gert Van Langendonck 



studentenleven

25/02/2024
🖋: 
Auteur

Een nieuw semester, nieuwe vakken, nieuwe lessen én dus ook nieuwe schaakpartijen. Schaken tijdens de les, het is als uitgaan of roken: niet iedereen doet het, maar degenen die het doen hebben er duidelijk plezier van. De omstanders kunnen, buiten het af en toe ontvangen van vleugjes, enkel maar inbeelden hoe het is. Hoe kan je nu eigenlijk (goed) schaken tijdens de les? In dit artikel zal ik als zelfbenoemd schaken-tijdens-de-les-expert mijn geheimen prijsgeven. Hoewel ik niet graag geheimen deel en regelmatig de meest basale dingen als geheim bestempel, zal ik toch een poging wagen.

Beginnend bij mijn eerste geheim: schaken doe je met stukken op een bord. Het liefst speel je natuurlijk op een houten bord met stukken waar je mee kan gooien. Helaas raad ik dat tijdens de les af. Het is erg opvallend en als een stuk valt, vind je het moeilijk terug. Ik heb het voor journalistieke doeleinden één keer geprobeerd en wil iedereen die een pion vindt oproepen zich bij mij te melden. Begeef je daarom naar een gerenommeerde schaakwebsite en speel op je laptop. Elke laptop die het in zich heeft een powerpoint te openen kan een digitale blitzkrieg starten.

Nu je zelf ready to go bent, heb je enkel nog een tegenstander nodig. Gelukkig ben je vast niet de enige die het verhaal van de prof nu wel beu is. Maak oogcontact met medestudenten, zwaai wat gek of stuur een link in de groepschat van je jaar om een tegenstander te vinden. Het zou natuurlijk niet eerlijk zijn als je tegenstander zich niet in dezelfde benarde les bevindt. Mocht dit tevergeefs zijn, kan je altijd nog schaakpuzzels maken (elke dwarseditie heeft er twee), maar ook op schaakwebsites zijn er − onnodig veel − te vinden. Toegegeven, puzzels zijn minder leuk dan een gevecht met een echte tegenstander, maar ze zijn wel cruciaal om een betere (aula)schaker te worden.

Jij en je tegenstander zijn er klaar voor, het gevecht gaat nu echt beginnen. Zorg dat je centraal speelt. Probeer je pionnen in of toch vlak bij het midden van het bord te zetten en laat je andere stukken ze (mentaal) ondersteunen. Bedenk ook waar je jezelf het best kan zetten. Heb je een prof die veel rondloopt? Vermijd dan plekken aan de zijkant, zo wordt de pret niet bedorven door een rondwandelende laserpointerbezitter. Echte schakers denken vooruit!

Nu kom ik bij mijn laatste geheim. Schaak buiten de les. Het is misschien niet het eerste waar je aan dacht toen je de titel van dit artikel las, maar de beste schakers tijdens de les kunnen dat ook buiten de les goed. Oefen bijvoorbeeld thuis via internet. Wil je liever met werpbare stukken spelen? Sluit je dan aan bij hofleverancier van onze schaakpuzzels: studentenschaakclub De Rode Loper. Zó, nu weet je alle geheimen en kan je iedereen tijdens de les verslaan. Tenzij ze ook dit artikel gelezen hebben natuurlijk.



stuvers aan het woord

25/02/2024
🖋: 
Auteur

Waar is de Studentenraad zoal mee bezig? Het roze logo verschijnt te pas en te onpas in de mailbox, maar wat doet ze naast mailen? Achter welke nieuwe initiatieven aan de universiteit schuilt stiekem de Studentenraad, op welke manieren beïnvloedt ze het dagelijks leven van de student? Om daarachter te komen neust dwars in de projecten van de Studentenraad. Deze editie sprak ik over de rectordebatten met Laurens Verhaegen, de voorzitter van de Studentenraad.

Waarom organiseren jullie de rectordebatten?

“Ten eerste is het belangrijk dat de studenten een geïnformeerde stem kunnen uitbrengen tijdens de verkiezingen. Als student heb je misschien al wel wat zien voorbijkomen op de UAntwerpen Confessions-pagina en op het studentenportaal, maar in dit debat willen we de nuances leggen zodat je geïnformeerd kan stemmen. De debatten zijn namelijk een kans voor studenten om zelf vragen te stellen over zaken die hen aangaan, zoals AI, het studentenleven en duurzaamheid. Op die manier willen we ervoor zorgen dat studenten gehoord worden en hun meningen ertoe doen. Bij de verkiezingen acht jaar geleden merkten we al dat de debatten aanslaan bij studenten.”

Hoe verlopen de voorbereidingen?

“Omdat de bestuursrollen bij de Studentenraad jaarlijks roteren, was het bij ons zeker even zoeken hoe we eraan moesten beginnen. We hebben onder andere contact opgenomen met de voorzitter van 2016 om te vragen of hij advies voor ons had. Hij zei vooral dat we moeilijke vragen niet uit de weg moesten gaan en voor een externe moderator moesten kiezen, zodat het makkelijker is om moeilijke onderwerpen aan te snijden. Dat hebben we gedaan: de moderator wordt Remy Amkreutz, hoofdredacteur bij De Morgen. Voor de rest zijn we druk bezig met het samenstellen van een boeiend programma en het vastleggen van locaties. Het programma ziet er momenteel als volgt uit: we zullen starten met tien snijdende ja-neevragen, waarbij de kandidaten dilemma’s moeten beantwoorden. Daarna stellen de kandidaten zich voor en volgen vijf debatrondes over duurzaamheid en klimaat, studentenleven, welzijn, onderwijs en studentenvoorzieningen. Tussendoor is er nog een quiz en we sluiten af met een jokerronde waar elke kandidaat een eigen thema naar voren kan schuiven. De inhoud staat momenteel nog niet vast, daarvoor verzamelen we namelijk nog vragen van studenten via onze webpagina.”

Hebben jullie al contact gehad met de kandidaten?

“Absoluut. We hebben uitgebreide gesprekken gevoerd met beide kandidaat-rectoren over hun plannen. Tegelijkertijd hebben we uiteraard ook de belangen van studenten naar voren geschoven, zodat zij weten wat er leeft. We hebben afgesproken die gesprekken voort te zetten, zowel in aanloop naar als na de verkiezingen.”

Wie zal er volgens jullie winnen?

“Dat is de vraag van één miljoen! We zullen de moeilijkste vragen stellen en zien wie de beste antwoorden heeft.”

 

De rectordebatten vinden plaats op 27 februari (CST) en 29 februari (CDE + livestream). Inschrijven en vragen insturen kan via uantwerpen.be/rectordebat. 



close-up

25/02/2024
Liesbeth List (© ANP KIPPA | dwars)
Bron/externe fotograaf

ANP KIPPA

🖋: 

Alles komt en gaat, en komt daarna weer terug. Van de eighties tot de nillies, elk tijdperk heeft intussen wel zijn retour gemaakt. Welk tijdperk van mij mag terugkomen? – de jaren zestig! Die bedenking beviel me toen ik binnenwandelde bij platenzaak Wally’s Groove World in de Lange Nieuwstraat, niet ver van de Stadscampus. De plek transporteerde me helemaal terug in de tijd. Of misschien beleefde ik die trip door wat ik er kocht: platen van dé Nederlandse chansonnière uit de vorige eeuw, Liesbeth List.

List was een kind van de zee. Het was namelijk van over zee dat ze in 1942 vanuit Nederlands-Indië aankwam in Nederland. List kwam in Nederland wonen met haar vader en zijn vrouw. Haar moeder was tijdens de oorlog gestorven in Indië. Lists stiefmoeder overtuigde haar vader haar te laten adopteren door een vuurtorenwachter op het eiland Vlieland. Daar bracht ze de rest van haar jeugd door. De zee zou een terugkerend thema worden in haar leven, met nummers als De kinderen van de zee en Et la mèr, die haar liefde voor het zoute water bezingen.

Al vroeg droomde ze van een carrière als zangeres. Bij een tv-optreden werd zij opgemerkt door Ramses Shaffy, toen reeds een gekende zanger. Beide muzikanten waren vluchtelingen geadopteerd door een Nederlands gezin en ze hadden meteen een hechte band. De enige reden dat List en haar forever crush nooit een relatie hadden was – volgens List zelf – zijn geaardheid. Dat Shaffy homoseksueel was, was toen een publiek geheim. Hij nam haar op in Shaffy Chantant, zijn cabaretgezelschap, waarvan een van de meest markante nummers Shaffy cantate was. De liedtekst had naast “hahaha” en “hohoho” niet veel om het lijf, maar het is niet wat je zingt, het is hoe je het zingt – en goed zingen deden ze. Ramses en Liesbeth geven zich namelijk volledig over aan hun impulsen en verwijzen de traditionele zangregels naar de vuilbak. De vrijdenkerij uit de jaren zestig is zo door je luidspreker te horen.

Naast gehaha en gehoho met Ramses zong List ook in echte talen. Zo bekwaamde ze zich in het Nederlandse én het Franse chanson. In Liesbeth List zingt Jacques Brel uit 1969 brengt List hulde aan le plus grand van de Franstalige muziek. De grote Brusselaar wist het zangwerk te appreciëren en zakte in 1971 af met een helikopter om haar de gouden elpee te overhandigen. Na haar gouden sixties en seventies zou List meer de anonimiteit opzoeken, maar volledig vergeten werd zij nooit. De laatste decennia voor haar dood bracht ze terug nieuwe muziek uit, die telkens op belangstelling rekenen kon. Ze keerde hierin vaak terug naar haar jeugd, Indonesië en de zee, zoals in Een kind van overzee, waarin ze de trauma’s uit haar jeugd probeert te verwerken. Liesbeth List stierf in 2020 vredig in haar slaap. Haar as werd uitgestrooid bij Vlieland in de Waddenzee. 



rectorverkiezingen

25/02/2024
🖋: 

Herwig Leirs (°1963) is gewoon hoogleraar in het departement Biologie en was zeven jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van UAntwerpen. In zijn team zitten Steven Van Passel, Nathalie Dens, Maarten Weyn en Chris Van Ginneken als kandidaat-vicerectoren. Spreken we hier met de toekomstige rector van onze universiteit?

Wat was het eerste moment dat u dacht: ik ben de rector die UAntwerpen zoekt en verdient?

“Ik ben decaan geweest van de faculteit Wetenschappen, voorzitter van de Raad van Bestuur en kwam als kandidaat-vicerector op bij de rectorverkiezingen in 2016 in de ploeg die het uiteindelijk niet haalde. Toen heb ik voor het eerst gedacht dat ik me een volgende keer misschien zelf kandidaat moet stellen. Anderhalf jaar geleden begon mijn kandidatuur concreet vorm te krijgen. Het komt op het juiste moment. Als decaan heb je niet het overzicht over de universiteit als geheel, dankzij mijn voorzitterschap van de Raad van Bestuur heb ik dat inmiddels wel. Mijn inlooptijd zal hierom zeer beperkt zijn. Het is waar dat ik maar één mandaat rector kan zijn (Leirs verwijst naar zijn leeftijd, n.v.d.r.). Dat lijkt me positief. Ik hoef niet na te denken over een eventuele herverkiezing. Bovendien heb ik me omringd met een jong team met nu al veel ervaring dat na mij perfect ons werk kan voortzetten.”

Welke drie karaktereigenschappen maken van u de geschikte rector? Voor welke valkuil moet u opletten?

“Ik denk dat ik heel open en gemakkelijk bereikbaar ben. Ik heb vaak een goed inzicht in dossiers en zie er verbindingen tussen. Ik denk ook dat ik erin slaag mensen samen te brengen en te overtuigen. Een valkuil is mogelijk dat ik te veel dingen tegelijkertijd zelf wil aanpakken.”

Op welk vlak hebt u de universiteit positief zien evolueren in de tijd dat u er werkt?

“Ten eerste is de organisatie veel professioneler geworden. De universiteit heeft ook een duidelijke algemene visie gekregen op wat zij wil. Waar ik wel een gevaar zie, is dat er veel meer gespecialiseerde afdelingen zijn die hun dingen zo goed mogelijk proberen te doen, maar dat er zo verkokering ontstaat. Dat is een problematiek die we met ons team expliciet willen aanpakken. We hebben de functies van vicerectoren uitgebreid. De zaken die we hebben toegevoegd zoals duurzaamheid en internationaal beleid zijn transversaal; die vallen niet in één hokje te stoppen. We willen dat er in alle geledingen van de universiteit een reflex komt voor die kwesties.”

Naar welk aspect van de universiteit van dertig jaar geleden hebt u heimwee?

“De hele grote vrijheid voor zowel studenten als professoren om van alles te proberen en van alles te doen. Dat heeft er ongetwijfeld toe geleid dat er soms dingen misliepen en geld niet goed werd gebruikt, maar het had ook zijn charmes. Er worden nu meer externe regels opgelegd en het is nu administratief allemaal beter geregeld, maar dat zorgt ook voor een grotere belasting. Die strakkere regulering is niet eigen aan de universiteit, dat is iets maatschappelijks. Kijk naar de feestlocaties. Dat was vroeger vrijheid, blijheid. Wij kregen een stukje van het Fort en een hangar en daarbovenop 20.000 Belgische frank en dan moesten we zelf een toog metsen en de inrichting doen. Was die locatie brandveilig en perfect hygiënisch? Vrij zeker van niet. Maar het was wel heel plezant en als studentengroep had je een basis waar je naartoe kon. Dat zorgde niet alleen voor eenheid tussen de studenten, het gaf ons de kans te leren onze verantwoordelijkheid te nemen. Nu ben je een gebruiker en onderga je de dingen. Dat is wel spijtig.”

De toekomstige rector moet opboksen tegen de weinig rooskleurige financiële vooruitzichten. Besparingen dan maar?

“Laat ons proberen die te vermijden. Het ziet er zeker niet rooskleurig uit. Hopelijk kunnen we zaken efficiënter organiseren door taken te herverdelen. Hoe en wat valt nu moeilijk te zeggen. Zoiets moeten we met de diensten zelf bespreken. We zetten natuurlijk ook in op meer inkomsten.”

Vier gebouwen op campus Drie Eiken zullen worden vervangen door klimaatneutrale nieuwbouw. UAntwerpen heeft de ambitie om tegen 2050 fossielvrij te zijn. Daar staat volgens het klimaatactieplan een investering van 280 à 320 miljoen euro tegenover. Behoort klimaatbeleid voeren tot de kerntaken van een universiteit?

“Als universiteit waar je continu bezig bent met wetenschap, kun je niet doen alsof duurzaamheid onbelangrijk is. Dat kun je niet maken. Het genoemde bedrag zal moeten worden uitgespreid over een langere periode. Er is nu een investeringsprogramma van veertig miljoen euro voor de komende tien jaar. Dat betekent inderdaad dat we nadien nog versneld moeten investeren. We gaan slim moeten nadenken over hoe dat doel te bereiken. Dan denk ik aan ons patrimonium efficiënter maken. Kijk naar mijn bureau. Er zijn kasten met literatuur, maar daar zijn harde schijven voor of bibliotheken. En mijn verzameling van muizen- en rattenvallen kan vast ook elders staan. Ik denk dat we globaal bekeken met veel minder ruimte toekomen dan vroeger, ook door de digitalisering. Dan heb ik het niet over de laboratoria. Die kunnen we wel efficiënter gebruiken door afspraken tussen groepen te maken. Door te besparen op ruimte, bespaar je op energie. Dat vraagt een andere mindset. Nu gebruiken we de ruimte omdat ze er is. We moeten ruimte gebruiken omdat we ze nodig hebben.”

Hoe staat u tegenover hogere inschrijvingsgelden?

“Ongelukkig. De lagere inschrijvingsgelden zijn juist een belangrijke sterkte van onze samenleving. De vraag is alleen wat we moeten doen wanneer we ons onderwijs niet meer kunnen organiseren en de overheden niets meer geven. Ofwel moeten we de kwaliteit van ons onderwijs afbouwen, ofwel moeten we zeggen dat het individu extra moet bijdragen omdat de samenleving het niet meer op een gemeenschappelijke manier wil organiseren. Dat zou heel erg zijn.”

Gesteld: u bent rector en de Vlaamse regering vindt miraculeus eenmalig een potje met tien miljoen euro. U krijgt het geld op voorwaarde dat u het die dag nog besteedt aan één zaak. Waaraan besteedt u het?

“Een duurzaamheidsproject. Als het een ‘wat groter’ bedrag is, zou ik graag een tram aanleggen tussen de stad en de buitencampussen. Transport en energie zijn de belangrijkste uitdagingen. Daar valt klimaatgewijs hét verschil te maken.”

Zolang die mirakels niet gebeuren, blijft het zoeken naar financiering. De grootste stressbron uit een eerdere welzijnsenquête onder academici: het vinden van externe financiering. Zowel bij u als bij dhr. Augustyns kwamen echo’s daarvan terug in de beleidsvisie. Hoe komt u tegemoet aan die zorg?

“Om interne competitie tegen te gaan, wil ons team een deel van het geld van het BOF (Het Bijzonder Onderzoeksfonds is een potje geld dat UAntwerpen besteedt aan wetenschappelijk onderzoek, n.v.d.r.) niet langer competitief verdelen. Heel veel goede aanvragen halen het niet en dat zorgt voor veel frustratie. Als je aanvraag door het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek n.v.d.r.) wordt afgeschoten, kun je nog even bij je buur je ergernis ventileren. Bij het BOF is je buur misschien diegene die in de leescommissie je aanvraag minder gunstig dan een andere aanvraag beoordeelde en wellicht zit die daar ook nog eens heel verveeld mee. Het afschaffen van interne competitie kan niet van de ene dag op de andere. De interne competitie zal langzamerhand uitdoven omdat er nog veel geld in lopende projecten zit. Het vrijgekomen geld willen we in de eerste jaren gebruiken om net gemiste externe projecten een tweede kans te geven, een soort opvangsysteem dus. Na enkele jaren is er meer vrij geld beschikbaar en dat kan dan ingezet worden als een vorm van basisfinanciering. Dat zijn niet de grote vetpotten, maar het is wel genoeg om bijvoorbeeld als korte opvang te dienen, pilootstudies uit te voeren, of samen met collega’s een doctoraatsstudent in gang te zetten of een middenkader te organiseren. Zo stimuleren we ook de interne samenwerking.”

Stelling: dat universiteiten afhankelijker worden van externe financiering door overheden en bedrijven is een risico voor de wetenschappelijke integriteit.

“Ik denk dat dat correct is, maar tegelijkertijd heeft de universiteit de middelen om te mitigeren. In mijn eigen werkveld is er een tijd geweest dat de EU veel interesse had in projecten over de knaagdierproblematiek in de landbouw, nu is dat verschoven naar de impact van infecties in het wild op onze gezondheid. Externe financiers bepalen zo mee de scope van ons onderzoek. We hangen af van externe middelen, voor het vrije onderzoek zou het beter zijn dat alle middelen van alle overheden in een grote pot zitten en verdeeld worden via het FWO. Anderzijds is het zeker ook goed dat wij als wetenschappers een antwoord bieden op vragen uit de samenleving. Het is hoe dan ook van het allergrootste belang dat wetenschappers vrij onderzoek kunnen voeren. Het kan niet zijn dat wanneer de resultaten een financierend bedrijf niet bevallen, dat er wordt gedraald met de publicatie. Medewerkers moeten goed beschermd worden tegen eventuele druk. Ook al komt publicatieverbod niet veel voor, het kan niet aan een universiteit.”

Hoe kijkt u naar de volgende transparantiemechanismen? 1) Een openbaar register van alle lopende onderzoeken en samen­­­werk­­in­gen met externe financiers? 2) Openbare bekendmaking van de nevenfuncties van academici op hun profielpagina’s?

“Op zich heb ik met beide zaken geen probleem. Al wil ik bij het eerste het voorbehoud maken voor sommige onderzoeken die lopend zijn. Soms zijn die confidentieel om te vermijden dat bedrijven van elkaar te weten komen waarmee ze bezig zijn. Intern moet het wel geweten zijn en nadien moet er een publicatie volgen. Dat nevenfuncties openbaar zijn, vind ik normaal en relevant om te weten. Ik ben ook voorzitter van de Raad van Bestuur van de Zoo. Als een journalist me belt over dierentuinen, dan is dat het eerste wat ik zeg. Dan kan men oordelen of het nog opportuun is mij aan het woord te laten. Ik zie geen reden om als academicus nevenfuncties niet publiek te vermelden.”

Welke positie neemt u in inzake onderzoeken gefinancierd door de fossiele industrie?

“Ik vind niet dat we onderzoek gefinancierd door de fossiele industrie sowieso moeten verbieden. Een onderzoek naar hoe we meer schaliegas uit de grond kunnen halen, heeft geen plaats aan de universiteit. Als Shell een aantal verontreinigde gronden proper wil maken met behulp van ons onderzoek, dan vind ik dat wel verantwoord. Het is voor mij altijd een ethische afweging waarbij alle factoren moeten worden bekeken, bijvoorbeeld wat de kans is dat je eigenlijk wordt gebruikt voor greenwashing.”

Onder academici heerst de zorg dat onderwijs het ondergeschoven kindje wordt door de focus op onderzoek. Een oplossing die naar voren wordt geschoven, zijn onderwijsprofessoren. Terzijde: als je proffen eens flink wilt horen bekvechten met elkaar, begin dan over onderwijsprofessoren.

“Het is net begeesterend voor studenten les te krijgen van iemand die bezig is met onderzoek, zelfs in het eerste jaar. Al denk ik dat er meer variatie mogelijk is dan er nu is. Van professoren wordt gemiddeld verwacht dat ze 40% met onderzoek bezig zijn, 40% met onderwijs en 20% met dienstverlening. Het kan perfect dat een professor op een bepaald moment in zijn carrière 80% met onderzoek of onderwijs bezig is, maar een professor kan niet uitsluitend met één aspect bezig zijn.”

Meer of minder verengelsing?

“Ik denk dat we vooral meer masteropleidingen nodig hebben in het Engels, naast een paar goed gekozen Engelstalige bachelors. De primaire bedoeling moet zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Niet iedereen kan in het buitenland studeren. Studenten die in Antwerpen blijven, krijgen door de internationalisering de kans om een globaal perspectief te ontwikkelen. Je moet er bovenal voor zorgen dat de programma’s internationaal aantrekkelijk zijn. Je kunt wel lessen in het Engels doceren, maar dat maakt ze nog niet aantrekkelijk. Er moet een extra meerwaarde aan vasthangen. Buitenlandse studenten komen niet als onze opleidingen en de hele omkadering niet op punt staan.”

Uit beide beleidsvisies blijkt een bezorgdheid over het gedaalde marktaandeel studenten aan UAntwerpen. Tegelijk wordt er binnen en buiten de universiteit geklaagd over het aanvangsniveau van de studenten. Zijn er dan al niet genoeg studenten?

“We zijn een beetje van ons marktaandeel aan het verliezen en dat baart me zorgen. Antwerpen en omgeving heeft een groot potentieel aan pioniersstudenten. Dat zijn jongeren die in hun dichte omgeving niemand hebben die al aan de universiteit heeft gestudeerd, wat wil zeggen dat voor hen de stap veel groter is. Als ze naar een universiteit gaan, hebben ze niet onmiddellijk iemand om op terug te vallen voor raad of bijstand. Dat betekent dat we sterk moeten inzetten op het opvolgen van die studenten, zonder evenwel de lat te laten zakken. We zien ook dat studenten uit het Antwerpse naar andere universiteiten gaan. Waarom zijn we wat minder aantrekkelijk geworden? Onze universiteit moet nog meer als evidente keuze worden beschouwd. Ook financieel is dat geen detail. Vijftig of zestig studenten per lokaal maakt geen verschil in de kosten, maar wel in de financiering.”

Zijn lesopnames een vloek of een zegen?

“Lesopnames zijn positief, al denk ik dat je beter naar de les komt. Studenten kunnen nog eens zaken herbekijken die ze niet snappen en professoren kunnen verwijzen naar een opname als ze een keertje ziek zijn. Het gevaar dat proffen daardoor minder durven zeggen, wil ik relativeren. Als je iets niet op video wilt zeggen, is het wellicht beter om het helemaal niet te zeggen.”

Weet u wat u moet doen als een student op u afstapt en grensoverschrijdend gedrag meldt? Werkt het systeem?

“De student begeleiden naar een van de centrale vertrouwenspersonen. Als een student naar mij komt, zou dat betekenen dat die student het een lagere drempel vindt bij mij te melden dan bij een vertrouwenspersoon. Het verlagen van drempels is een algemeen aandachtspunt. Voor mensen met een diverse achtergrond is de drempel vaak nog hoger: ‘Kan ik mij met die persoon identificeren? Zal de persoon bij wie ik mijn verhaal doe mij snappen?’ Ook moeten de vertrouwenspersonen beter ondersteund worden. Ze hebben een basisopleiding, maar getoetst aan de praktijk is dat niet altijd voldoende.”

Maatschappelijke problematieken sijpelen door in de universiteit die zichzelf als actief pluralistisch bestempelt. De oorlog in Gaza is er een spijtig voorbeeld van. Wat doet u als rector?

“Ik vind het de taak van een rector alle mogelijke discussies toe te laten en te faciliteren. Dus op dat vlak, ik verwijs naar de protestactie in de Agora op de Stadscampus, zou ik er anders mee zijn omgegaan. Meningen mogen schuren, je kunt discussiëren en je moet ook niet altijd streven naar een compromis. Ik ben wel heel terughoudend om de universiteit zelf standpunten te laten innemen over zaken die niet onmiddellijk gaan over de universiteit zelf. Niet alle mensen binnen de universiteit hebben dezelfde opvattingen. Opnieuw: het is de taak van de universiteit het debat te stimuleren.”

In 2022 schorste de rector twee docenten na het uitlekken van filmpjes waarin ze beledigende uitspraken deden over studenten. Hoe had u als rector deze situatie aangepakt?

“Ik zou voorzichtiger zijn in mijn eerste reacties en uitvoerig naar de context kijken. Ik wil weten hoe het komt dat de uitspraken zijn gebeurd. Hoe komt het dat een onderwijsassistent die bekend staat om op een heel inclusieve manier om te gaan met studenten zulke dingen zegt? Mocht dat iemand zijn die altijd zo praat, moet daar hard tegen opgetreden worden, maar er ging ook het een en ander aan vooraf. Door de situatie beter te contextualiseren, denk ik dat er een zeker begrip zou ontstaan.”

Rector zijn is niet alleen beleid voeren. Het is het gezicht zijn van de universiteit. Is dat iets waar u naar uitkijkt of tegenop kijkt?

“Ik zie dat als een deel van de job. Ik zou minder snel een standpunt poneren dan de huidige rector en wat meer genuanceerd zijn in mijn uitspraken. Ik ga wel niet ineens hevig sociale media gebruiken, dat zou weinig authentiek zijn.”

Waarom moeten academici en studenten op u stemmen?

“Academici omdat ik ervaring heb en een goede academische achtergrond. Omdat ik iemand ben die heel veel begrip heeft voor de situaties waarin mensen werken en me goed kan inleven in de argumenten van anderen. Omdat ik mensen kan verbinden. Ook heb ik een brede interesse in alles wat er op de universiteit gebeurt. Studenten  moeten op me stemmen omdat ik heel benaderbaar ben. Bovendien ben ik zelf actief geweest als praeses en stuver, weliswaar veertig jaar geleden. Daardoor kan ik me ook goed in hen inleven.”

Op welke vlakken zijn u en uw tegenkandidaat het roerend eens en welke verschilpunten zijn er?

“Er zijn inhoudelijk veel gelijkenissen. We vinden de interne competitie allebei een groot probleem en maken ons sterk voor een goede financiële toestand van de universiteit. Onze persoonlijke stijl is anders en inhoudelijk wil ik nog aanstippen dat wij een sterkere focus op duurzaamheid en een bredere visie op internationalisering hebben. Dat laatste is niet louter een middel om studenten naar hier te trekken, maar we zien dat als een kans om de kwaliteit van ons onderwijs te verhogen.”

Welke vraag wilt u aan uw tegenkandidaat stellen?

“Ik zou willen weten hoe hij denkt over duurzaamheid en wat de belangrijkste reden is voor zijn kandidatuur.”