culinair

18/05/2024
🖋: 

Donderdag 22 december 2023, het is een dag die ik niet snel zal vergeten. Tussen het zuipen door zocht ik verlichting in een goede kaaskroket. Net daar, terwijl ik er niet op voorbereid was, brak mijn hart in tweeën. Tussen mij en mijn geliefkoosde kaaskroketten in de vitrine hing een papier dat mij het trieste nieuws aankondigde: dit zouden mijn laatste kaaskroketten van De Jean worden. De grote vragen van de mensheid: Is er een leven na de dood? Is er een studentenleven na De Jean?

Beeld je mijn geluk in toen mijn vader me kwam vertellen dat de krant een opvolger had aangekondigd. Zoals Arthur het zwaard uit de steen trok, zo trok Dennis van Frituur Den Os de frituurpan uit het vet. De vraag bleef of hij een waardige opvolger zou blijken. Bij monarchen kun je dat testen met twintig matrassen en een erwt, maar frituuruitbaters werken anders. De vele krantenartikelen leerden me alvast dat ook Den Os tot 4 uur ’s nachts openblijft, wat, denk ik, de belangrijkste info is. Voor de rest slaan de artikels de bal mis door bijna geheel te focussen op het nieuwe exclusieve biertje het Os’ke. De media leken niet te beseffen dat het laatste ding waar de Ossenmarkt een tekort aan had, wel bier moest zijn.

Wij bij dwars snappen de student wel. Feesten en zuipen vragen een tol. We hebben frieten en snacks nodig om onze nachten op stap te overleven. Helaas laten de andere frituren ons tijdens die nachtelijke escapades in de steek. De Jean was anders, alleen op hem konden we rekenen als we zat, hongerig en uitgeput waren om 3 uur ’s nachts. Het interieur was misschien simpel en het personeel soms wat nors, maar dat was deel van de charme. Als ik Den Os binnenstap lijkt die charme toch wat verdwenen. De Jean had geen neonkleurige lampen of gigantische flatscreen-tv nodig om frieten te verkopen, laat staan een ‘Instagram follower count checker’. De iets-in-de-tweehonderd volgers maken me alvast niet sterk onder de indruk. Ik ben alleen maar bang dat deze gadgets in mijn rekening verwerkt gaan worden. Godzijdank blijken de prijzen nog normaal, in tegenstelling tot die van de meeste zaken die hip proberen te zijn. Veel tijd krijg ik ook niet om het VTM-nieuws te volgen op het gigantische flatscreen, want er wordt aan een goed tempo doorgewerkt. Dan volgt het moment waar ik op had gewacht: ze overhandigen me mijn pak friet en een kaaskroket. Goed krokante frieten die toch zacht zijn vanbinnen, niet te vettig en goed gekruid. De kaaskroket is een perfect ronde schijf, knapperig aan de buitenkant met een heerlijke smeuïgheid vanbinnen. Er is hoop voor het studentenleven. 



close-up

18/05/2024

Dit artikel is voor alle Swifties die ‘s ochtends vroeg een wekker hebben gezet om zo snel mogelijk naar The Tortured Poets Department te luisteren. Wij mede-Swifties hebben allemaal vijf nummers opgelijst die wij respectievelijk de beste tracks vinden, en dat was geen sinecure. Toch offerden we ons op voor die taak en voorzagen we zelfs schriftelijke toelichting. Oh ja, voor alle non-Swifties die kunnen lezen; probeer het eens, misschien leer je eens iets nieuws!

Julie

1. How Did It End?
2. I Can Do It With a Broken Heart
3. Florida!!! (feat. Florence + The Machine)
4. thanK you aIMee
5. The Prophecy

Met de zachte pianotonen, zweverige klanken en lyrics die ronduit poëzie genoemd kunnen worden, schrijft Taylor Swift zich met How Did It End? opnieuw een weg in mijn hart. Ik ben grote fan van haar nummers die je uren kan ontleden, en dat is ook hier het geval. Anderen zouden de kalme metafoor van de dood doorheen het nummer luguber kunnen noemen, maar ik vind het prachtig bitterzoet. De verteller die zich hier afvraagt hoe een relatie is kunnen eindigen, maakt in ieder geval heel duidelijk deel uit van The Tortured Poets Department.

Florence + The Machine op een Taylor Swift-album? Graag! Wie had kunnen denken dat deze twee topzangeressen, met wel elk een heel eigen stijl, ook samen een dynamisch duo zouden vormen? Samen maken ze een nummer met een zeer meeslepende melodie, maar dat ook een diepere boodschap heeft: wat doe je wanneer je wilt ontsnappen aan je leven en niets gaat zoals je het wilt? Waar ga je dan naartoe? Florida, blijkbaar!

Remco

1. The Black Dog
2. Guilty as Sin?
3. loml
4. Chloe or Sam or Sophia or Marcus
5. Down Bad

Een van Taylors favoriete manieren van schrijven is beginnen vanuit een klein moment in haar leven, om het dan breder te trekken naar een algemene situatie en haar gevoelens hierover. Dat doet ze in The Black Dog nummer weer. “I am someone who until recent events you shared your secrets with, and your location. You forgot to turn it off. And so, I watched as you walked into some bar called The Black Dog.” Verder beeldt ze zich in wat er zich afspeelt in The Black Dog. “Now I wanna sell my house and set fire to all my clothes. And hire a priest to come and exorcise my demons, even if I die screaming. And I hope you hear it.” Mogelijks een beetje dramatisch, maar als je dat niet graag hebt moet je misschien niet beginnen aan dit album.

“Who’s gonna stop us from waltzing back into rekindled flames if we know the steps anyway?” is de opener van loml. Muziekkenners weten dat een wals op de maatsoort Ÿ gedanst wordt. Swift heeft tot nu toe nog maar één nummer in die maatsoort en dat is Lover, een nummer waar ze heel trots op was toen ze het schreef en een ode aan de liefde en haar geliefde is. Deze geliefde noemt ze later in dit nummer een cinefiel, tussen een hele hoop hartbrekende referenties naar films. “Dancing phantoms on the terrace, are they second-hand embarrassed that I can’t get out of bed ‘cause something counterfeit’s dead?”

Emma

1. So Long, London
2. The Alchemy
3. The Tortured Poets Department
4. Who’s Afraid of Little Old Me
5. Down Bad

So Long, London toont hoe Taylor haar relatie met Joe Alwyn probeert te redden; “Pulled him in tighter each time he was drifting away”, en hoe die pogingen uiteindelijk falen: “I stopped CPR, after all it’s no use”. Dat laatste vers verwijst naar You’re Losing Me: “I can’t find a pulse / My heart won’t start anymore”. Dat is niet de enige kruisbestuiving tussen de nummers met hetzelfde thema, want ook: “So how much sad did you think I had” verwijst terug naar “How long could we be a sad song”. Toch zijn het niet eens die twee geniale lagen van het nummer die me zo bekoren. Het is eerder de sfeer van het lied: totale verslagenheid, stilte na de storm. Het is hetzelfde gevoel dat je krijgt wanneer je jezelf even de tijd geeft om je te wentelen in je eigen verdriet.

Who’s Afraid of Little Old Me? is simpelweg het allerperfectste nummer voor een wandeling om alle woede weg te wandelen aan een stevig tempo. “If you wanted me dead, you should have just said”, “Is it a wonder I broke, Let’s hear one more Jo”, “I was tame, I was gentle, Till the circus life made me mean”, “Who’s afraid of little old me?! Well you should be”... Ik kan zo nog wel even doorgaan.

Elena

1. The Bolter
2. I Hate It Here
3. Robin
4. But Daddy I Love Him
5. Chloe or Sam or Sophia or Marcus

Voel ik me persoonlijk aangevallen door The Bolter? Misschien. Is het een te goed nummer om op een andere plaats te zetten dan nummer één? Zeker. De titel heeft meerdere betekenissen, zoals het wegvluchten uit relaties of van de paparazzi. Het is ook de naam van een boek, geschreven door Frances Osborne, over Lady Idina Sackville. Ook zij kreeg als bijnaam ‘The Bolter’ omdat ze vijf keer is getrouwd. Taylor Swift heeft het in het nummer dan ook over iemand die wegvlucht uit verschillende situaties. In het refrein horen we dan dat ze deze keer vlucht uit een toxische relatie.

In But Daddy I Love Him is Taylor Swift kwaad. Ze schrijft die woede van zich af met lyrics als “all these vipers dressed in empath’s clothing”, over haar fans en de media die haar relatie met The 1975-frontman Matty Healy bekritiseren. Healy staat bekend om zijn controversiĂ«le uitspraken. Toen Taylor afgelopen jaar een korte fling met hem had, werd haar verweten die uitspraken goed te keuren.

Hanne

1. I Can Do It With a Broken Heart
2. Cassandra 
3. So Long, London 
4. The Smallest Man Who Ever Lived 
5. The Bolter

Met een titel als I Can Do It With a Broken Heart verwachtte ik eerst een pijnlijke ballade over het verwerken van en het leven met een gebroken hart, maar niets is minder waar. Het nummer begint met een upbeat synthesizer en het is zeer dansbare popmuziek, maar de tekst vertelt een heel ander verhaal dan de muziek. Het speciale aan dit nummer is dat je op de achtergrond bepaalde instructies hoort. Dit vind ik een fantastische toevoeging! Het tellen zodat ze weet wanneer ze moet beginnen zingen vlak voor het refrein en de repetitie van de choreografie die in de intro te horen is, zijn details die voor mij deze track echt op nummer één zetten. Daarnaast is het herkenbare van de tekst en de situatie een belangrijke factor voor mij. Ik ben nu niet beginnen optreden voor uitverkochte stadiums, maar “I cry a lot, but I am so productive” heb ik wel op mijn Erasmus-uitwisseling gedaan. Het is maar hoe je het dan bekijkt.

Over TSMWEL zou ik een hele pagina kunnen vullen, dus ik hou het hier kort. In tegenstelling tot ICDIWABH is dit wel een pijnlijke ballade met een hoog meeschreeuwgehalte. Vooral de bridge is weer een voorbeeld van hoe krachtig Taylor met haar teksten aan de slag gaat. De eerste keer dat ik dit nummer hoorde, ben ik beginnen huilen vanaf de eerste zin en dat zegt je alles over het effect van dit nummer. 



close-up

18/05/2024
🖋: 

In het hedendaagse Hollywood, waarin spektakelgerichte epen en blockbusters de norm zijn, bestaan er nog maar weinig ‘auteurs’, filmmakers met een eigen unieke en herkenbare filmstijl. Als we de geschiedenis in duiken, kennen we zo onder andere Orson Welles, Akira Kurosawa en, van eigen bodem, Chantal Akerman. Vandaag de dag vallen vooral de kleurrijke postkaartjes van Wes Anderson op.

Al vanaf zijn eerste langspeelfilm kan je Andersons werk van ver herkennen. Zo is ook zijn doorbraakfilm Rushmore (1998) duidelijk van de hand van een perfectionist, alhoewel die nog niet zo postkaartjeswaardig is als zijn latere werk. In die atypische high school film probeert Max Fischer, een pretentieuze tiener, de liefde van zijn leven voor zich te winnen, maar zij wijst hem af en begint een affaire met een van zijn vrienden. Tegen de achtergrond van minutieus gestileerde sets en symmetrische decors wreekt Max zich, met alle gevolgen van dien. Zo introduceert Anderson in Rushmore al meteen zijn vaste thema’s, die hij naast wraak en onmogelijke liefde aanvult met overleden moeders, overspel en driehoeksrelaties. Desondanks worden zijn films nooit te donker, want die melancholische onderwerpen weet de Amerikaanse regisseur steeds te combineren met droge humor.

In The Royal Tenenbaums (2001), een tragikomedie in herfstkleuren over een disfunctionele familie, keren die onderwerpen terug. Andersons visuele stijl blijft hier echter vrij realistisch, want de sets zijn nog niet zo extreem symmetrisch als in zijn latere films. Zijn oog voor detail etaleert hij al wel: elke kamer in het herenhuis van de Tenenbaums is zo zorgvuldig ingericht dat het doet denken aan een levensgroot poppenhuis. Daaruit heeft The Umbrella Academy dus duidelijk inspiratie gehaald, want naast het imposante huis zijn ook de uniformen en de onmogelijke liefde tussen Allison en Luther gebaseerd op Andersons film.

Anderson zelf laat zich ook graag inspireren. Je zou bijvoorbeeld The Life Aquatic with Steve Zissou (2004) kunnen zien als zijn interpretatie van het iconische Jaws. In Andersons film trekt documentairemaker Steve eropuit met zijn team om wraak te nemen op de haai die zijn beste vriend vermoordde. Voor deze film doet de regisseur weer beroep op zijn ensemblecast, want hij werkt vaak samen met dezelfde acteurs, zoals Bill Murray, Anjelica Huston en zijn goede vriend Owen Wilson.

Vanaf Moonrise Kingdom (2012) is Wes Anderson geen filmmaker meer, maar transformeert hij in een kunstschilder. Het visuele aspect van de film prevaleert immers boven de inhoud, wat een nieuwe fase in zijn oeuvre aankondigt. Moonrise Kingdom speelt zich af in de jaren 1960 en gaat over twee van huis weggelopen tieners die verliefd zijn geworden. Anderson houdt de perfectionist in zich niet langer tegen: elk beeld uit de film is namelijk een volmaakt tableau vivant, dat zo op een postkaartje gedrukt kan worden – ik zou ze in ieder geval graag verzamelen. De tweedimensionale setdesigns en het vintage kleurenpalet versterken dat picturale aspect alleen maar. Helaas zorgt Andersons focus op het uiterlijk van zijn films er ook voor dat de inhoud oppervlakkiger wordt.

Een uitzondering daarop is The Grand Budapest Hotel (2014), naar mijn mening Andersons magnum opus. In die film combineert Anderson een complex kaderverhaal met strak geënsceneerde decors en interessante personages. Een fictieve auteur, die gebaseerd is op Stefan Zweig, reist in de film naar een vervallen hotel dat symbool staat voor de vergane glorie van het Europese continent. Daar krijgt hij het levensverhaal van de hotelmanager te horen. Die vertelt over zijn sprookjesachtige tijd als lobby boy toen het hotel nog een toevluchtsoord was voor de aristocratische en kosmopolitische elite. De beelden die Anderson vervolgens schept, spreken zo tot de verbeelding dat je zin krijgt om deze zomer nog een reis te boeken naar Centraal-Europa, om ook een glimp op te vangen van de restanten van het fin de siÚcle. De dreiging van een Groote Oorlog maakt echter een eind aan de hoogdagen van het hotel. Als dat verhaal je al bekend in de oren klinkt, is dat geen toeval, want Anderson liet zich inspireren door De Toverberg van Thomas Mann. Bovendien deed de film zelf ook dienst als een belangrijke inspiratiebron voor Ilja Leonard Pfeijffers Grand Hotel Europa, kijk bijvoorbeeld maar eens naar de cover.

In The French Dispatch (2021) kiest Anderson opnieuw voor een Europees decor. Ditmaal neemt hij zijn kijkers mee naar Frankrijk, waar het fictieve stadje Ennui-sur-Blasé de uitvalsbasis vormt voor het Amerikaanse magazine dat zijn naam deelt met de film. Vandaaruit vertrekken ook de kortverhalen die in de film aan bod komen, waarbij elk verhaal een artikel uit het magazine moet voorstellen. Een duidelijke rode draad tussen die afzonderlijke delen is er echter niet, waardoor het plot van The French Dispatch net als het stadje soms nogal ennuyeuse is. Maar geen nood, de film zelf is mooi genoeg om naar te kijken, dus laat je aandacht gerust afdwalen. 

Hoewel bovenstaande films slechts een greep uit Andersons oeuvre zijn, kan je zijn filmstijl al in drie woorden samenvatten: symmetrisch, picturaal en eigenzinnig. Voeg daar nog een vast kleurenpalet, droge humor en excentrieke personages aan toe en je hebt onmiddellijk een Andersonklassieker. Helaas bestaat er nog geen officiële postkaartjescollectie van zijn films, maar als je net als ik een grote fan bent van zijn visuele stijl kan je gelukkig terecht op de website van Accidentally Wes Anderson. 



cultuur

18/05/2024
🖋: 

Beloofde jij jezelf op 1 januari dat je elke maand een boek zou lezen, maar staat je hoofd daar niet naar tijdens de blok? Verslind je klassieker na klassieker, maar zijn Shakespeare of Agatha Christie te zwaar tussen het studeren door? Of heb je simpelweg zin om je studieboeken in te ruilen voor ontspannende lectuur? Jeugdboeken to the rescue! Ze lezen vlot, zijn vaak ook nog eens steengoed en het heerlijke nostalgische gevoel krijg je er zomaar bij. Als fanatiek jeugdboekenlezer dook ik in mijn boekenkast op zoek naar mijn favorieten.

De meisjes

Sprookjesfan? Dan is De meisjes een aanrader. Annet Schaap bewerkte zeven sprookjes en gaf een twist aan de befaamde personages. Denk bijvoorbeeld aan een wolf die zijn uiterste best doet om zich te beheersen en het meisje in het bos niet lastig te vallen. Zoals de titel al doet vermoeden, krijgen de vrouwelijke sprookjespersonages een hoofdrol en nemen ze hun lot in eigen handen. Van Goudlokje tot de Schone Slaapster, de verhalen leveren stuk voor stuk een enorme dosis girlpower. Schaaps hele oeuvre is trouwens de moeite waard, dus als je hebt genoten van De meisjes, kun je zo door naar bijvoorbeeld Lampje.

Wonder

Wonder van R.J. Palacio is waarschijnlijk de bekendste titel uit de lijst. Na de publicatie in 2012 was het al een succes en de verfilming in 2017 deed de verkoopcijfers nog verder stijgen. Voor wie de hype is ontgaan: Wonder gaat over Auggie, een tienjarig jongetje met een gezichtsafwijking dat voor het eerst naar school gaat en geconfronteerd wordt met pesterijen. Auggie en zijn omgeving vertellen elk een deel van het verhaal. Hoewel het onderwerp zwaar kan lijken, is het vooral een humoristisch en warm boek. Auggies positieve ingesteldheid werkt aanstekelijk, zo aanstekelijk dat ik het boek intussen drie keer las.

Wat is er eigenlijk met jou gebeurd?

Echt niet veel tijd? Dan is een graphic novel de oplossing voor een korte, maar ontspannende pauze. Net als in Wonder krijgt ook het hoofdpersonage van de bekroonde Noorse full colour graphic novel Wat is er eigenlijk met jou gebeurd? te maken met vooroordelen. In woord en beeld vertelt auteur Jenny Jordahl het verhaal van Janne die gepest wordt vanwege haar gewicht. Jannes ouders bedenken een plan: voor elke kilo die ze verliest, krijgt ze geld, een plan dat al snel in een eetstoornis resulteert. In tegenstelling tot Wonder gaat de graphic novel minder luchtig om met het zware onderwerp. De donkere gedachten nemen ook visueel de bovenhand. Toch schijnt er door het hele verhaal vooral een positieve boodschap en moedigt Jordahl haar lezers aan om zichzelf te zijn. Als oudere lezer is het boeiend om te zien hoe jeugdliteratuur omgaat met zulke thema’s.

Konijn & Boom

Van weinig tekst naar helemaal geen. Het prentenboek Konijn & Boom van Balint Zsako vertelt een diepgaand verhaal zonder een enkel woord. De prachtige illustraties nemen je mee op een magische reis waarin emoties en verbondenheid tussen het konijn en de boom tot leven komen. Het boek prikkelt voortdurend je verbeeldingskracht, waardoor het zowel voor kinderen als volwassenen een betoverende leeservaring is. Je kunt er snel door bladeren tijdens een pauze, maar je kunt je er ook urenlang in verliezen en steeds weer nieuwe details opmerken op de pagina’s. Mijn persoonlijke favoriet is de dubbele pagina gevuld met geel-roze lucht, met in het klein en zwart onderaan het konijn en de boom op een heuvel. Al is eigenlijk elke pagina een pareltje.

Nevermoor

Het gezegde ‘Never judge a book by its cover’ geldt niet voor Nevermoor van Jessica Townsend, dat naar het Nederlands vertaald werd door Sabine Mutsaers. Het boek is net zo betoverend als de gouden letters op de leerachtige omslag doen vermoeden. Nevermoor draait om een vervloekt meisje dat ternauwernood aan de dood ontsnapt en terechtkomt in een magische wereld. Dat klinkt als een kopie van een alom bekende serie door een controversiĂ«le auteur, maar Townsend weet er een verfrissende draai aan te geven. Vooral de wereld waarin het hoofdpersonage Morrigan Crow terechtkomt, is fascinerend. Een magisch hotel dient als verblijfplaats, er is een eigen openbaarvervoersysteem dat de Wunderground wordt genoemd en Morrigan moet in vier proeven strijden tegen honderden andere kinderen om een plek in het Wondergenootschap te bemachtigen. Goed nieuws voor wie helemaal verkocht is voor deze mix van Harry Potter en Koning van Katoren: in augustus 2024 verschijnt het vierde deel van de serie. Je hebt dus nog tijd genoeg om de eerste drie boeken in huis te halen.

Het fantastische bomen- en plantenboek

Het fantastische bomen- en plantenboek is een subliem concept van Olivier Tallec en ideaal om je lachspieren aan het werk te zetten tijdens een korte pauze. Marita Vermeulen verzorgde de Nederlandse vertaling. Van de weessokkenwilg tot de tandenborstelboom, dit boek staat vol verrassende bomen en planten die je nog nooit hebt gezien. De ludieke afbeeldingen worden vergezeld van natuurkundige beschrijvingen die je bijna van het bestaan van de planten zouden overtuigen. Wie wil er nu geen ijsjesboom in hun achtertuin planten? Wees gewaarschuwd: eens je het boek hebt opengeslagen, is het moeilijk om het weer weg te leggen, want plant na plant blijft Tallec verbazen



poëzie

18/05/2024
🖋: 
Auteur extern

Marlena Tokarska (backpage)


in de navel van het universum ontplooit zich
een droom donker en vochtig als een baarmoeder
dit noem ik mijn antilichaam
fluctuerend tussen latent en ontvlambaar
balanceer ik het gewicht van afgeworpen
vruchten tussen mijn stroeve bekken
          (erdoorheen weerklinkt een wiegende mantra
                                                      ik voel dus ik ben mijn lichaam)
feilloze cycli keerden zich tegen mij
het verzet opgeëist en ik ben plooibaar
maak van elke zandkorrel een parel
ik besta enkel buiten mezelf waar
het parelmoer wordt afgesleten door
steriele objecten en de anticonceptiepil
          (de meest gelezen vrouwenliteratuur zijn bijsluiters
                                      met de oppervlakte van een dekbedhoes)
mijn lichaam zal altijd te krap blijken er kan
altijd iets worden gemist maar nooit toegevoegd
een pijn die voor altijd naamloos zal blijven



stuvers aan het woord

18/05/2024
🖋: 
Auteur

Waar is de Studentenraad zoal mee bezig? Haar roze logo verschijnt te pas en te onpas in de mailbox, maar wat doet ze naast mailen? Op welke manieren beïnvloedt ze het dagelijks leven van de student? Om daarachter te komen neust dwars in de projecten van de Studentenraad. Deze editie vertelt voorzitter van de Studentenraad, Laurens Verhaegen, over de stuververkiezingen.

Stuververkiezingen? Wat zijn ze en waarom zijn ze zo belangrijk? Zoals de naam al doet vermoeden zijn het verkiezingen waarbij we op onze studentenvertegenwoordigers, de stuvers, stemmen. “De Studentenraad vertegenwoordigt alle 23.000 studenten, zowel op facultair als op centraal niveau. Het democratisch verkiezen van stuvers is belangrijk om te weten of een stuver gedragen wordt door studenten. Daarom is een minimale opkomst van 10% nodig voor een geldige stemming”, vertelt Laurens.

Begin mei heb je kunnen stemmen op kandidaten voor centrale stuvers. Die vochten om een plaatsje in de Stuvoraad of de Onderwijsraad.  De Stuvoraad, waarin vier stuvers van de buitencampussen en vier van de Stadscampus zetelen, praat over studentenvoorzieningen. Laurens vertelt: “Daarin worden de grote lijnen uitgezet voor bijvoorbeeld de komidabegroting. De studentenrestaurants worden altijd duurder, dat zien we niet graag. De Stuvoraad beslist dan bijvoorbeeld mee welk eten meer gesubsidieerd wordt. In de Onderwijsraad zit van elke faculteit één stuver. Zij werken mee aan het onderwijs- en examenreglement, dat elk jaar wordt opgesteld.”

Er zijn ook facultaire stuvers die zich inspannen voor een fijne werking van hun faculteit. “Zij dragen bijvoorbeeld bij aan examenroosters. Of geven het aan wanneer een prof iets toch niet helemaal juist doet.” Laurens vervolgt geruststellend: “Deze en ook de andere stuvers kunnen nooit zelf nadeel ondervinden van hun uitlatingen als stuver. Dat is vastgelegd in het Statuut van de Student.” Daarin staat: ”De universiteit ziet de student los van hun hoedanigheid als studentenvertegenwoordiger.” De facultaire stuvers worden pas verkozen in september of oktober. “Vroeger was dat ook in april, maar toen konden eerstejaars geen stuver worden. Dat is nu anders.”

Naast de centrale stuvers zijn er in vrijwel elk jaar stuvers te vinden, in totaal 180.De huidige stuvers en de pasverkozen stuvers van volgend jaar vind je via deze link. Wilde je altijd al stuver worden, maar was je net te laat met aanmelden? Begin volgend academiejaar zijn er opnieuw verkiezingen, dan voor facultair vertegenwoordigers. Nog niet overtuigd? “Het is heel leuk en het staat goed op je cv.” Laurens vervolgt anekdotisch: “Op een jobbeurs zei een werkgever tegen mij: ‘Als ik moet kiezen tussen twee gelijke cv’s en de ene is stuver geweest en de andere niet, dan kies ik voor de oud-stuver.’” 



proffenprofiel

18/05/2024
dorp Suriname
Bron/externe fotograaf

ISTT-team Latour

🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. Deze maal ging dwars op bezoek bij professor Marleen Goethals. Zij heeft er reeds een gevulde carriÚre als stedenbouwkundig ontwerper op zitten. In 2013 maakte ze de stap naar de academische wereld en werd ze lector in de master Stedenbouw en ruimtelijke planning. dwars stal een uur van haar kostbare tijd voor een gesprek over Suriname, misdaadseries en wat een professor kan leren van haar studenten.

Wat is het grootste verschil tussen werken als ontwerper of als academicus?

Als ontwerpers gingen wij onze sites wel verkennen, maar echt participatiewerk kwam toen niet aan bod. Een belangrijk moment was mijn betrokkenheid bij de eerste plannen voor de Oosterweelverbinding. Het consortium waarvoor ik werkte had die ontwerpwedstrijd toen gewonnen, maar het Oosterweelproject is dan later met een volksraadpleging weggestemd. Ik geloof nog altijd in de kracht van ontwerp, maar ik ben heel kritisch geworden over hoe je dat precies doet. Die kritische houding, die bij academisch werk centraal staat, wil ik dan ook overbrengen aan mijn studenten.

Een groot verschil tussen de twee jobs is uiteraard de aanwezigheid van studenten. Wat hebt u in deze tien jaar van hen bijgeleerd?

Heel veel! Dat is een van de redenen waarom ik het doe, en blijf doen. Ik werk zelf bijvoorbeeld veel met participatief actieonderzoek. Studenten hebben bij mij al meermaals de ogen geopend over welke methodes wel of niet werken. Ze zijn vaak kritisch als ik hen participatieve onderzoeksmethodes, zoals samen kaarten maken met jongeren, aanreik. Studenten voelen vaak al snel aan wat wel of niet zal gaan, en passen de methodes aan. Dan denk ik: dat is eigenlijk wel goed gezien. Het is niet ongebruikelijk dat ik die aanpak dan zelf ook ga gebruiken.

U bent werkzaam als promotor van enkele studenten die voor hun masterproef een drietal maanden in Suriname verblijven. Wat zit er achter die samenwerking?

Die samenwerking vindt plaats in de Interdisciplinary Studio for Territories in Transition (ISTT), waarin ik samen met collega’s uit de masters Stedenbouw, Architectuur en Erfgoedstudies masterproefonderzoek begeleid. We werken hiervoor samen met de Anton de Kom Universiteit van Suriname. In het begin ging dat over beleidsondersteunend ontwerponderzoek. Later is de focus verschoven naar het stimuleren van publiek-civiele initiatieven die de slechte leefomstandigheden kunnen verbeteren. Met participatief actieonderzoek ontwikkelen de studenten samen met bewoners kennis over ruimtelijke problemen, waardoor gemarginaliseerde groepen een stem in het debat over ruimtelijke vernieuwing krijgen.

Wat kunnen wij leren van Suriname?

Bijvoorbeeld hoe lokale gemeenschappen omgaan met publieke ruimte. In de woonwijk Latour in de hoofdstad Paramaribo zijn er straten, en er zijn percelen. Publieke ruimten zijn er niet. Je ziet hoe mensen zich braakliggende percelen gaan toe-eigenen en ze gebruiken als korte voetgangersdoorsteek, maar ook als groentetuin en ontmoetingsruimte. De coördinator van het gemeenschapscentrum van Latour maakte ons ook duidelijk dat als buren aan gemeenschapswerk doen, er wel direct iets tegenover moet staan. Als jongeren bijvoorbeeld niet kunnen betalen om het voetbalveld te gebruiken, dan kunnen ze dat oplossen door te helpen bij het onderhoud van het veld. Er komt onmiddellijk iets in de plaats voor hun inzet. Door die kennis te verbinden met de ‘ontluikende urban commons’ van de lege percelen kan er een alternatieve aanpak voor het tekort aan groene publieke ruimte, en deels ook voor de wateroverlast, in de wijk gevonden worden.

Als u nooit stedenbouwkundige geworden was, hoe zou uw carriĂšre er dan uitgezien hebben?

Ik kijk heel erg op naar wetenschappers die zich bezighouden met de klimaatwijziging, zoals biologen en milieuwetenschappers. Alles wat te maken heeft met de situatie in het Amazonewoud volg ik op de voet. Het is ongelooflijk wat er op ons afkomt. En ik heb enorm veel respect voor de mensen die dat allemaal blootleggen.

Hebt u in Suriname iets gezien van die problematiek?

Ja, het is echt heel schrijnend. We werken bijvoorbeeld samen met een gemeenschap die haar dorp door erosie in de rivier ziet verdwijnen. Eigenlijk zou zo’n dorp moeten verhuizen naar een tien meter hogere plek. Het is zeer ontmoedigend, soms komen er dan andere universiteiten, die nauwelijks met iemand spreken, een voorstel voor een damwand doen. Ze bouwen die dan ook nog eens. Achteraf blijkt dan dat de damwand de traditie van de gemeenschap om zich te baden in de rivier bemoeilijkt. Wij zitten met ons participatief actieonderzoek wel op een goed spoor, maar het gaat dan weer allemaal niet snel genoeg. 

Een klassieke vraag om het proffenprofiel af te sluiten: wat is uw guilty pleasure?

Ik heb meer dan één guilty pleasure, natuurlijk. ’s Avonds wanneer ik thuiskom, ontspan ik me graag met misdaadseries. Zelfs van de iets minder goede kan ik echt genieten. Ze helpen me om mijn dag te vergeten. Gelukkig heb ik een man die op tijd zegt dat het genoeg is, en tijd is om te gaan slapen. Anders zou ik bij een korte serie in staat zijn om ze volledig uit te kijken op een avond. (lacht) Meestal blijft het gelukkig bij twee afleveringen.

Ik ben vooral fan van series die maatschappijkritisch zijn. Een van mijn favoriete televisiemakers is David Simon, schrijver van The Wire. Dat is een serie over drugcriminaliteit in de Amerikaanse stad Baltimore. Elk seizoen handelt over dezelfde gebeurtenissen in dezelfde stad, maar ze worden telkens getoond vanuit een andere hoek. Zo is er een reeks vanuit de blik van de journalistiek of het onderwijs en zelfs het misdaadmilieu zelf. Het is spannend, maar je komt ook meer te weten wat er achter die drugcriminaliteit zit en hoe het zover is kunnen komen



studentenleven

18/05/2024
🖋: 

Er is maar één ding beter dan een blokpauze in het zonnetje: een blokpauze in het zonnetje met het perfecte broodje. Wat is dat perfecte broodje en waar vind je het? Met mijn notitieblok in de aanslag trok ik langs de broodjeszaken in de Antwerpse studentenbuurt met een eenvoudige vraag: welk vegetarisch broodje raad je me aan? Als zelfverklaarde foodrecensent – ik had een foodblog toen ik acht jaar oud was – legde ik de broodjes op de figuurlijke rooster.

Happy Food – baguette Grieks ****œ

Starten doe ik in mijn go-to broodjeszaak, Happy Food. Ik bestel hier altijd een smos feta of een panini Italiano, maar voor de gelegenheid laat ik de immer enthousiaste uitbaatster mijn broodje uitkiezen. Ik krijg een baguette Grieks voorgeschoteld, een zomers broodje met feta, olijven, tomaat, komkommer, sla en yoghurtdressing. Een soort smos feta deluxe, dus. Vooral de frisse yoghurtdressing trekt me over de streep. En hoewel ik doorgaans een olijvenhater ben, pasten zelfs die perfect in het geheel. Met zijn 6,50 euro is dit een van de duurste broodjes op de kaart – slimme tactiek wel, me het duurste broodje verkopen – maar aan het begin van de maand wanneer ik nog niet te hard op mijn budget moet letten, zal ik het zeker nog eens bestellen.

Oliver’s – broodje houmous & pompoen **

Aan de andere kant van de Ossenmarkt vind je Oliver’s. Wie de altijd ellenlange aanschuifrij trotseert, wordt beloond met een uitgebreid aanbod. Volgens de medewerkster achter de toog is het broodje houmous & pompoen een absolute aanrader, waar ze me een kleintje van verkoopt voor 5 euro. Een merkwaardig herfstige aanrader bij 21 graden, als je het mij vraagt. Van de huisbereide hummus, gegrilde pompoen en zongedroogde tomaten zou ik nog kunnen genieten, ware het niet dat brokjes Oosters gemarineerde tofu mijn eetlust bederven. Ik meng graag tofu onder mijn avondeten, maar tussen een broodje pas ik er toch liever voor. Op vlak van originaliteit scoort dit broodje dan weer wel. Van ‘keep it simple’ is duidelijk geen sprake bij Oliver’s. Deze smaakcombinatie bleek een misser, maar ik kan niet anders dan toegeven dat ik nieuwsgierig ben naar de andere broodjes op de kaart.

Smoskot – broodje mozzarella pesto *

Hoewel Smoskot de dichtstbijzijnde broodjeszaak is bij ons redactielokaal, kom ik hier eigenlijk nooit. Hun broodje mozzarella pesto overtuigde me niet om daar verandering in te brengen. Het lijkt een klassieker waar je niets verkeerd mee kunt doen, maar dan moet er wel pesto te bespeuren zijn. Een smaakloze groene veeg op de bovenste helft van een slap broodje weet me niet te bekoren. Verder is het broodje – waar ik 5,50 euro voor neertelde – gevuld met veel rucola en hier en daar een schaars schijfje tomaat of plakje mozzarella.

Bagatel – broodje Italia ****

Een broodje Italia, een chique naam voor alweer een broodje mozzarella pesto. De betere soort deze keer, met een dikke en smaakvolle laag pesto op een krokant broodje. Ook de tomaat en mozzarella bleken een stuk smaakvoller en waren onder minder rucola verborgen. Ja, dit broodje Italia weet, in tegenstelling tot haar soortgenoot, wel te overtuigen. Bovendien betaal je een halve euro minder dan voor zijn tegenhanger bij Smoskot. Op de kaart blinken ook allerlei warme broodjes, dus bij Bagatel zien ze me zeker nog terug om ook die uit te proberen.

‘t Winkeltje – vegetarisch broodje martino **œ

Het vegetarisch broodje martino van ‘t Winkeltje is niet voor de gevoelige eters. Zelden zag ik zoveel mosterd, tabasco, augurk en fel afsmakende ui op een broodje. De eerlijkheid gebiedt me om daaraan toe te voegen dat je niet vaak vegetarische broodjes martino tegenkomt, dus veel vergelijkingsmateriaal heb ik niet. Toch kan ik niet anders dan het jammer vinden dat de smaak van de martino zelf verloren ging tussen de overheersende smaken van de rest. Waarom dan toch nog 2,5 sterren? Het uitgebreide broodaanbod van ‘t Winkeltje mag ook beloond worden. Kleine witte en lichtgrijze broodjes, zachte ronde broodjes in drie soorten en halve stokbroden, ze hebben het allemaal. Vooral het witte ronde broodje kan ik warm aanbevelen. Bovendien maak ik de wandeling naar deze zaak in de Lange Klarenstraat regelmatig en weten hun andere broodjes me wel te bekoren. Volgende keer bestel ik dus gewoon weer waar ik zelf zin in heb, een broodje aardappelsla bijvoorbeeld.

Agora – smos kaas *****

Eindigen doe ik met een buitenbeentje, de Agora. Ik was wat beteuterd toen ik er een smos kaas kreeg. Hoe kan dit alledaagse broodje je beste vegetarische optie zijn? EĂ©n hap en ik was bijgedraaid. Zelden heb ik zo’n goede smos kaas gegeten als die van de Agora – en geloof me, ik heb al veel smosjes kaas gegeten. Een dikke plak kaas, goed veel mayonaise en groentjes die zo vers proeven dat je zou denken dat ze net van het veld komen, tussen een heerlijk broodje dat de perfecte balans tussen krokant en tĂ© krokant vond, deze smos kaas heeft alles dat een smos kaas moet hebben. Als kers op de smos is het ook nog eens het goedkoopste broodje dat ik tijdens mijn broodjesavontuur at. Ik kocht een kleintje voor 3,30 euro, en voor 5,20 euro heb je er een groot. De Agora mag dan niet de eerste plek zijn waar je aan denkt wanneer je een smosje wil kopen, de welverdiende winnaar van dit grote broodjesonderzoek is ze wel.



UAntwerpen

18/05/2024
🖋: 
Auteur

Het academiejaar zit er bijna op en dat betekent twee dingen. Ten eerste loopt het ambtstermijn van rector Herman Van Goethem ten einde en ten tweede is de tijd bijna aangebroken voor rector-elect Herwig Leirs. Ik nam nog snel mijn kans voor een historisch dubbelinterview met beide heren. Alle serieuze vragen die ik kon bedenken, zijn hun ondertussen al lang gesteld, dus kwam ik voor een ludiek gesprek met koffie.

Met Van Goethem gaat het goed, maar hij vertelt me dat hij het toch drukker heeft dan verwacht: “Ik dacht dat het intussen wat uitbollen zou zijn, maar dat is helemaal niet het geval. Iemand heeft mij gezegd dat het zoals Parijs-Roubaix is: je moet tot het einde spurten over kasseien. Mijn opvolger weet dus nu al dat het stilte voor de storm is.” Die opvolger heeft het ook nu al druk, zegt hij: “Het is natuurlijk druk, maar dat is niets onverwachts.

Ik ben al aan het meedraaien met verschillende dingen en ik krijg al veel informatie. Daarnaast zijn er evenementen waar ik naartoe ga als de rector iets anders te doen heeft. Op die manier leer ik al veel mensen kennen en zie ik hoe het systeem achter het rectoraat draait.”

Beiden hebben mooie vooruitzichten voor de komende vier jaren. Van Goethem gaat op emeritaat en kijkt er vooral naar uit om terug zelf zijn agenda te kunnen bepalen. “Daar zal vooral veel ruimte zijn voor vrije tijd. Dat zal volledig nieuw zijn voor mij, want de afgelopen acht jaar was dat bijna nooit het geval. Als onderzoeker is het niet moeilijk om die vrije tijd in te vullen: ik ga terug naar mijn onderzoek. Als men het mij vraagt, wil ik daarnaast ook nog wel meewerken aan projecten – zolang het er niet te veel zijn. Ik wil zeker geen oude meneer worden die naar raden van besturen gaat met zo’n leeg boekentasje.” Voor Leirs zit het dan weer anders: “Ik kijk er vooral naar uit om een aantal van de dingen die we in onze beleidsvisie hebben geschreven te realiseren. Dat zal niet altijd zo simpel zijn, want daarvoor heb je natuurlijk middelen nodig en er zullen keuzes gemaakt moeten worden.” Het is vooral rond duurzaamheid dat de rector-elect graag wil werken, vertelt hij. “Als we erin slagen om de universiteit duurzamer te maken, zou ik dat heel fijn vinden.”

De twee kennen elkaar ondertussen al goed, aldus Leirs. “We kennen elkaar al acht jaar omdat ik de afgelopen zeven jaar voorzitter was van de Raad van Bestuur. Toen hebben we heel goed samengewerkt en nu eigenlijk ook.” Van Goethem vertelt hoe de twee overeenkomen qua karakter: “We komen allebei vaak met de fiets naar het werk en we zijn allebei witte cisgender mannen en wat nog allemaal. Ik denk dat we alle twee ook naast het beleid van de universiteit nog allerlei andere interesses hebben die soms een beetje gelijk lopen.” Zo hebben de beide mannen allebei een plezierige interesse in geschiedenis. Misschien denken ze zelfs weleens aan het Romeinse Rijk.

Ik vroeg me af wat de succesvolle heren op jonge leeftijd voor ogen hadden. Leirs droomde van een sprookjesachtig beroep: “In de lagere school wilde ik ontdekkingsreiziger worden: veel reizen en nieuwe dingen ontdekken. Ik had ook een bak met allemaal knopjes op en dan fantaseerde ik dat ik daarmee van alles kon doen. Soms was het een computer, al bestond dat toen nog niet, maar dat haalde ik uit stripverhalen. En soms was het het dashboard van een onderzeeĂ«r. Daar heb ik heel lang mee gespeeld.” Van Goethem was niet minder ambitieus, want hij wilde archeoloog worden. “Toen ik tien jaar was, dacht ik al tussen stenen een Romeinse villa te ontdekken. Tijdens de eerste jaren van de middelbare school veranderde dat, toen wilde ik archivaris worden. Ik was dus nog een grotere weirdo dan Herwig.”

Na die aparte kinderdromen zijn de heren toegetreden aan (de voorlopers van) onze  universiteit, maar waren ze toen ook al zulke bezige bijen? “Zeker en vast”, vertelt Leirs. “In het eerste jaar ben ik begonnen als een rustige student. Ik ging toen niet te veel uit. In het tweede jaar ben ik praeses geworden en toen was het hek van de dam. Ik heb heel veel gefeest, maar ik was ook heel geĂ«ngageerd. Zo zat ik als student al in de voorlopers van wat nu onderwijscommissies zijn en was ik ook lid van de Raad van Bestuur van de UIA (Universitaire Instelling Antwerpen, n.v.d.r).” Toch lukte het voor Leirs om ook nog genoeg te studeren. “Het was fijn om te studeren. We hadden interessante proffen. Niet allemaal natuurlijk, maar veel proffen konden mensen echt  stimuleren om iets te doen.” Of hij altijd in de les zat? “Meestal wel, ja. Er werd natuurlijk niks opgenomen. Toch werd er ook veel gebrost om iets anders te gaan doen: bio-koten kuisen bijvoorbeeld.”

Van Goethem vindt zijn studieverhaal minder opwindend, maar moet qua werklast niet onderdoen: “Ik studeerde Rechten, maar mijn belangstelling ging ook uit naar geschiedenis. Daarom begon ik, terwijl ik al Rechten studeerde, ook aan de opleiding Geschiedenis. Toen waren alle examens in juni; alle vakken waren dus jaarvakken. Ik heb dus geweldig hard gestudeerd, want ik deed de ene studierichting in juni en de andere in september. Uitgaan deed ik ook, maar ik heb vooral verschrikkelijk hard gewerkt. Ondertussen had ik ook al een eerste boek geschreven, wat mij een werkmier maakt. Mijn vrouw zegt dat ik dat tot nu toe ben gebleven en dat ik nu wat minder zou moeten werken.”

Wanneer ik de twee om studietips vraag, reageren ze hartelijk. “Ik probeerde de leerstof echt bij te houden vanaf het begin, maar dat was omdat ik het allemaal interessant vond”, vertelt Van Goethem. Ook Leirs was iemand die zijn leerstof goed bijhield: “Ik maakte fiches waarop ik de hoofdlijnen schreef. Ik deed dat niet elke avond en ook niet na elke les, maar twee weken na een les waren de fiches toch zeker gemaakt.” Interesse is dus de boodschap. “Je moet vooral iets studeren dat je zelf heel boeiend vindt, dan gaat alles al veel makkelijker”,  aldus Van Goethem.

Van Goethem mag dan niet zo veel studietips hebben, leestips heeft hij genoeg: “Ik lees heel graag romans. Mijn lievelingsauteur is Gabriel García Márquez. Hij schrijft heel verhalend, heel meeslepend en ook heel verschillend. In het algemeen vind ik dat je alleen de beste boeken moet lezen, vooral als je weinig tijd hebt. En als een boek na 100 bladzijden niet goed is, dan leg ik het weg en doe ik het ook weg. De strafste boeken die ik de laatste tijd heb gelezen zijn Grand Hotel Europa en Erasmus: Dwarsdenken, een hele straffe biografie over Erasmus.” De ultieme aanraders zijn volgens Van Goethem Schuld en boete en Madame Bovary. Die laatste moet je volgens hem wel in het Frans lezen. Leirs is wat lezen betreft minder fanatiek, legt hij uit. “Ik heb heel veel boeken die voor een derde gelezen zijn tot ik geen tijd meer heb en ze opzij leg. Die verzamel ik dan op een stapel met papiertjes ertussen om te herinneren waar ik ben gebleven.”

Ik stel het me al voor, de rector die ergens op een bankje bij Campus Middelheim Madame Bovary leest. Alhoewel ik helemaal niet weet waar Van Goethem graag rondhangt. “Ik vind dat wij ongelooflijk verwend zijn om aan de universiteit te werken. Ik vind het globaal genomen een hele mooie universiteit met verschillende campusen, mooie gebouwen, mooie ruimtes en veel kunst. Als je hier al zo lang werkt, is het probleem dat je die schoonheid op den duur niet meer ziet. En als rector ben je sowieso omhooggevallen; je komt alleen op de mooiste plekken en overal waar je komt, word je ontvangen in de schone salon”, vertelt hij daarover. Nu goed, als de rector ergens een boek zou willen lezen, is het op een bankje van Campus Paardenmarkt. “Als je mij vraagt om een mooie plek, denk ik meteen aan de Paardenmarkt. Als ik daar nu rondloop, zeg ik van ‘Wat is dit?’ Het is ongelofelijk wat we daar hebben gedaan.” Leirs kiest daarentegen voor verschillende plekken: “De binnentuin van het Hof van Liere is een mooie locatie, maar er is ook een schitterende plek op Drie Eiken waar je in de richting van het talud kijkt met al dat groen. Zeker als de schapen daar staan, is het er echt mooi.”

Ten slotte kon ik het niet laten, ik werd sentimenteel en wilde weten of rector Van Goethem nog enige laatste woorden heeft voor de studenten. Na een diepe zucht begint Van Goethem: “Dan wil ik graag het studentenschap overstijgen. Ik wens alle mensen veel geluk toe; een goed lief, een partner – niet alleen staan, samen zijn. Wat je dan ook studeert, dat is eigenlijk allemaal niet zo belangrijk. De rest volgt. En natuurlijk hoop ik dat je je studies en je job met passie doet. Dat het je heel veel voldoening geeft.”



maatschappij

18/05/2024
🖋: 
Auteur extern

Evelien Kippers


‘Joepie, gentrificatie!’ Die graffiti stond in 2016 enkele weken te prijken op een van de zes nieuwe woontorens aan het Kattendijkdok op het Antwerpse Eilandje. Een van de daders, na de feiten anoniem geïnterviewd door Het Nieuwsblad, hekelde de manier waarop de stad te werk ging bij de opwaardering van de buurt: in tandem met ontwikkelaars en boven de hoofden van de bevolking. Die werd verdrongen uit haar wijk, een proces dat bekend staat als gentrificatie. Dat is geen puur Antwerps fenomeen. Dat zagen wij als studenten Stedenbouw met onze eigen ogen op onze studiereis naar Milaan. Ook in de wijk Via Padova voelen inwoners de hete adem van de herontwikkeling. We spraken met bewoners en vrijwilligers over hun wijk. Kunnen we in Antwerpen iets van hen leren?

Wat is dat nu juist, gentrificatie? Steden kennen van oudsher buurten die het beter of slechter doen. Verpauperde wijken worden bevolkt door marginalen en ongewilden, maar vaak ook door gewone families met een laag inkomen. Deze verloederde wijken zijn een doorn in het oog van het stadsbestuur en zij willen deze graag opwaarderen. Ook projectontwikkelaars vinden ze interessant: goedkope panden opkopen om ze dan later duurder te verkopen in een opgewaardeerde buurt kan hen een flinke som opleveren. De dupe is de originele gemeenschap, waarvoor geen plaats meer is in de opgewaardeerde buurt. Vaak ontstaan spanningen tussen hen en de nieuwkomers uit een hogere sociale klasse.

LOC 2026

Gemeentes proberen vaak de opwaardering van een buurt een boost te geven door te investeren in de publieke ruimte. Op het Eilandje was dat het geval met het MAS, maar ook het stadsbestuur van Milaan investeert in achtergestelde wijken. Bij informatiecentrum LOC 2026 (Loreto Open Community) krijgt de buurt rond het Piazzale Loreto een blik op de toekomst van het plein. De verantwoordelijken van LOC 2026 ontvangen ons in hun smetteloos wit hoofdkwartier pal op het Piazzale Loreto dat door dit project in een nieuwe plooi gelegd wordt. In de toekomst wordt het plein autoluwer en groener, maar ook levendiger, dankzij verschillende high-end winkelpanden geĂŻntegreerd in een metrostation. Kosten noch moeite worden gespaard voor LOC 2026. Tegen een achtergrond van levendige renderingen en maquettes vertelt een professor ons hoe de hele buurt betrokken wordt.

de wijk achter het plein

Dat de regeneratie van het Piazzale broodnodig is, merken ook wij. Het Piazzale Loreto is dan wel in één diagonale lijn te kruisen met de auto, als voetganger doe je er door de vele stoplichten makkelijk een kwartier over. Daardoor vormt het plein een barriÚre naar het centrum van de stad. Om nog maar te zwijgen van de waaghalzen die het met de fiets doen. Ook aan de buurt achter het plein moet de herontwikkeling van Loreto ademruimte geven. Die buurt, Via Padova, ontspringt op het chaotische verkeersplein en strekt zich vier lange en drukke kaarsrechte kilometers uit tot op de A51, zeg maar de grote ring rond Milaan.

Vandaag is Via Padova een superdiverse wijk. Dit is het gevolg van een lange geschiedenis van migratie. Dat weet Giorgio, een lokale vrijwilliger, ons te vertellen: “Milaan was het centrum van de Italiaanse industrie. Mensen uit het hele land kwamen naar hier omdat er veel vraag was naar arbeiders. Na de Eerste Wereldoorlog was er een enorme migratie vanuit het Zuiden.” De wijk speelt al decennia een rol als aankomstwijk voor mensen die uitwijken naar Milaan, ook vandaag. “We hebben hier 54 verschillende nationaliteiten wonen”, vertelt Giorgio. De leefomstandigheden voor de migranten waren en zijn slecht. Via Padova is nog steeds een wijk waar men na aankomst snel uit de armoede probeert op te klimmen om naar elders in de stad te verhuizen.

de Amici

Langs de kant van Via Padova ligt het Parco Trotter, een groene oase in het midden van de wijk. “Dit is geen gewoon park. Het is oorspronkelijk gebouwd voor kinderen met ademhalingsproblemen”, legt Giorgio ons uit. Hij draagt als voorzitter samen met andere vrijwillige vrienden in de organisatie Amici del Parco Trotter met veel liefde zorg voor het wijkpark. Het mooie park is vandaag een school, elk leerjaar beschikt over een eigen paviljoen. “Het is de grootste speelplaats van het land”, aldus Giorgio. Centraal doet het voormalig openluchtzwembad dienst als turnzaal. Ondanks de kwaliteit van de school, is het vooral de armere bevolking die hier schoolloopt. Meer gegoede Italianen hebben snel argwaan tegenover een school in zo’n diverse wijk.

Na de schooluren opent het park zijn deuren en is het een groene long voor de hele omgeving, weg van het drukke verkeer. Bovendien is de bibliotheek van de school een motor voor de integratie van moeders die hier hun eerste woordjes Italiaans leren. Hierover vertelt bibliothecaris Guido ons vol jeugdig enthousiasme: “Deze bibliotheek is gemaakt voor ouders, zodat ze hun kinderen niet nodig hebben om met de leraren te praten. We proberen mensen met een andere moedertaal actief te ondersteunen. We hebben tweetalige boeken die makkelijk te lezen zijn, omdat je de tekst zowel in het Italiaans als in je eigen taal hebt.”

tussen twee buurten

Giorgio vreest dat de opwaardering van de wijk kapitaalkrachtige inwoners zal aantrekken. Hij kijkt hierbij angstig naar Nolo, de buurt ten noorden van het Piazzale Loreto. Deze voormalige migrantenwijk had ooit veel weg van Via Padova, en werd in 2000 nog aangeduid als een gevarenzone. Vandaag is zij onherkenbaar veranderd. Nolo is een van de hipste wijken van Milaan.

“De wijk wordt in het midden opgedeeld door het park”, vertelt Giorgio. “Aan de ene kant heb je Via Padova, en aan de andere kant is er een nieuwe wijk die we Nolo noemen. De huurprijzen zijn er erg hoog. Er zijn veel bars en restaurants die niet goedkoop zijn. Aan de andere kant is Via Padova nog steeds hetzelfde als wat het al lang was, maar er vinden nu wel wat veranderingen plaats.” Guido, de bibliothecaris, valt in: “Heb je de werkzaamheden langs de weg gezien, om het autoverkeer te verminderen? Er is een groot project op het Piazzale Loreto. Dat deel van de stad zal veel veranderen. Dit project zal de problemen voor de immigranten en de arme mensen in Via Padova verergeren”, zegt hij, verwijzend naar LOC 2026.

Op Via Padova voelt men de hete adem van gentrificatie. Ascensia, lerares op de school en woonachtig op Via Padova, uit haar bezorgdheid: “Ik hoop dat Via Padova een plaats kan blijven voor goede mensen, niet enkel voor rijke mensen, maar voor goede mensen.” Al ziet ze de nieuwe ontwikkelingen niet als eenzijdig slecht: “Voor mij zijn de plannen goed, al hoop ik dat ze geen gentrificatie zullen teweegbrengen. Ik wil een betere wijk voor iedereen. Het stadsbestuur moet maatregelen nemen om de huisprijzen betaalbaar te houden.”

Kattendijkdok

In 1990 werd Antwerpen opgeschrikt door de sloop van de Koninklijke Stapelhuizen aan de ItaliĂ«lei. Dat gigantische magazijn moest plaatsmaken voor een ontwikkeling van appartementen en kantoren. Het zou het begin zijn van de regeneratie van het Eilandje. Zo’n twintig jaar later werd op een boogscheut van dit oude entrepot het MAS geopend, symbool van de eerder gestarte herontwikkeling. Een buurt die in de jaren tachtig nog als achtergestelde buurt werd aangeduid, is nu een stadswijk in volle ontwikkeling, waar de oude zeemanskroegen plaatsmaken voor hippe bars.

Gentrificatie is een proces van decennia, zelfs nu is het Eilandje nog niet in zijn laatste stadium aangekomen. Wie op zoek gaat, kan nog restanten vinden van de oude volkswijk die niet zo lang geleden zeer levendig was. In Via Padova, die nog aan de vooravond van een gentrificatie staat, is er nog weinig van te zien. Toch zijn de bewoners van de straat zich zeer bewust van de aanstaande ontwikkelingen, veel meer dan de Antwerpenaren toen de Stapelhuizen werden gesloopt in 1990. “Hipster dimmerda”, staat er nu al op graffiti te lezen.

Wie bouwt de stad van morgen? Zijn het de professionals die de wijk zeggen te vertegenwoordigen? Ver weg van de Milanese stedelijke planning door experts, creëren de Amici en zovele andere associaties een échte dialoog. Die dialoog creëert een samenhorigheid die hopelijk groot genoeg is om de druk van stad en ontwikkelaar te weerstaan. Ze kan de stad van morgen bouwen. Als een Milanees bewustzijn leefde in het Antwerpen van de jaren negentig, zou de nieuwste buurt van de stad er misschien heel anders uitgezien hebben.