cultuur

18/05/2024
🖋: 
Auteur

Je kent het wel: je loopt door de stad en je denkt plots: Hoe zou het gaan met die ene persoon? Datzelfde had ik bij Slongs Dievanongs toen ik het liedje Lacht nor mij hoorde tijdens een stadswandeling. De Antwerpse zangeres werd in 2015 uit het niets bekend met die hit en bleef daarna nog een tijdje hangen in het Vlaamse BV-landschap. Na Lacht nor mij scoorde ze nog een paar hits met iFoon en de antipestschijf Move tegen pesten, maar daarna verdween ze van mijn radar. Uit een onoverkomelijke nieuwsgierigheid besloot ik met haar af te spreken.

Allereerst wil ik weten hoe haar megahit tot stand is gekomen. “Ik deed een benefiet voor mensen die een weeshuis in Tibet steunden. Ik werd op een dag wakker en ik had niet veel geslapen en had een minikatertje. Toen begon ik na te denken over hoe het was om hier op te groeien in een veilige omgeving. Het ergste wat er kon gebeuren is dat de crùme-glacekar om kwart voor negen in plaats van half negen kwam. Dat begon ik te vergelijken met hoe het is om daar op te groeien: zonder ouders, in de kou, op een berg en bedreigd door de Chinezen langs alle kanten. Vanuit die gedachte is het liedje ontstaan. Het gaat er eigenlijk over dat je moet inzien hoe goed we het hebben. Soms lukt dat niet als je niet ziet dat de wereld groter is dan de wijk waar je woont. Dan zijn de kleine bekommernissen van je dag precies heel groot, terwijl er mensen op een andere plek het veel zwaarder hebben”, legt Slongs uit.

Die plotse bekendheid was dus niet het doel van Lacht nor mij, zegt ze: “Ik heb dat eigenlijk op een kwartierke geschreven en doorgestuurd naar de mensen waar ik mee samenwerkte voor mijn eerste hit Goeiemorgend goeiendag. Ik wist nog niet goed wat een producer was, want ik had nog niet veel ervaring: gewoon wat rappen met den halve. Zij hebben het nummer doorgestuurd naar Sony en twee weken daarna was het op de radio. Nog twee weken daarna was het nummer één. Dat was helemaal niet het plan.” Toch bereikte het lied hoge pieken: “Het is een lied dat vanuit de juiste plek geschreven is en dat iedereen heeft aangesproken, van jong tot oud”, vertelt Slongs daarover. Die plotse bekendheid was overweldigend, maar de zangeres vond een goede manier om daarmee om te gaan. “Ik ben sowieso een sociaal mens. Ik kende de helft van ‘t Stad al en toen kwam daar gewoon de helft van Vlaanderen bij. Dat eerste jaar was wel heftig. Ik kon plots niet zomaar naar de supermarkt gaan. Alhoewel ik mezelf niet heb aangepast aan de fame, want als er iemand 60 per uur rijdt in de Nationalestraat, zal ik die nog altijd uitschijten.”

Lacht nor mij is een nummer dat bulkt van maatschappijkritiek en dat is een trend in de discografie van Slongs. Onlangs bracht ze met Vogelreservaat nog een nummer uit dat door en door gaat over klimaat, maar denk bijvoorbeeld ook aan Move tegen pesten. “Wie je bent, wordt weerspiegeld in je muziek”, vertelt ze daarover. “Ik woon gewoon heel graag op deze aardbol en ik vind dat je niet kakt waar je eet. Laten we er met zijn allen het beste van maken, want we hebben maar een aarde en niemand kan eraf.” De overkoepelende boodschap die Slongs wil overbrengen is simpel, vertelt ze. “Doe niet aan een ander aan wat je zelf niet wilt dat jou aangedaan wordt. Dat klinkt heel christelijk en hippie, maar het is wel een waarde die staat als een huis.”

Slongs heeft dan ook verschillende filosofische voorbeelden, zegt ze. “Ik houd heel hard vast aan de filosofie van de Dalai Lama omdat dat gewoon de right way is om te denken. Ook Bob Marley is voor mij al sinds ik jong was een groot voorbeeld. Hij gebruikte zijn stem om een stem te geven aan diegenen die er geen hebben. Hij heeft bijvoorbeeld de rechten van No Woman No Cry overgeschreven aan een soup kitchen in Kingston, Jamaica. Die soup kitchen werd gerund door een man zonder benen in een rolstoel die soep maakte voor daklozen”, zegt Slongs. Haar idolen zijn dus vooral helden van het goede doel. “Ik vind dat je het succes dat je hebt moet delen met anderen. Daarom blijf ik me inzetten voor goede doelen en om awareness te creĂ«ren rond milieu, daklozen, thuislozen en jongeren”, vertelt ze.

Ook nu blijft Slongs creatief en geĂ«ngageerd bezig, vertelt ze. “Ik ben nu bezig aan een toneelstuk dat gaat over de Bisschoppenhoflaan, een godvergeten baan in Deurne waar iedereen zo snel mogelijk weg wilt. Het stuk is geschreven door interviews te doen met honderden mensen daar. Het weerspiegelt het leven van de mensen die daar wonen: de oude, de nieuwe, de nieuwkomers, ... Ik vertel hun verhalen: echte verhalen, uit het leven gegrepen. Dat is een heel mooi awarenessproject.”

Solidariteit is de overkoepelende term die de carriĂšre van Slongs het beste categoriseert, vertelt ze. “We zijn veel machtiger samen dan alleen, maar het probleem is dat we allemaal denken dat alle problemen de schuld zijn van bepaalde groepen. Iedereen wijst naar elkaar, maar eigenlijk moeten we naar boven kijken, naar de grote machtige bedrijven zoals NestlĂ©. Als NestlĂ© blijft ontginnen in gebieden die eigenlijk van Afrikaanse stammen zijn, dan gaan we er niet komen. We zouden eigenlijk allemaal een dag niet moeten tanken of een hele maand geen Nutella of Nesquik moeten kopen. Als we dat samen doen, dan is het game over.” Slongs gelooft in een menselijk front tegen de machtige bedrijven. Dat klinkt misschien utopisch, maar daarover weet Slongs het volgende: “Het is gemakkelijk om utopisch te zijn, maar je moet het wel zijn. Als je dat verliest, dan verlies je echt alle moed. Als iedereen dat steentje in die rivier verlegt, dan kunnen we een dam bouwen.”

Ik kan dus stellen dat het goed met haar gaat. En waar ze nu is? Ergens op de Bisschoppenhoflaan, misschien? Of in de wijk wor dak kik cruizde met de poes die ligt te soeze? Ik denk vooral de wereld gon geneze, want dien betere wereld begint be A!



editoriaal

18/05/2024
🖋: 

Mijn laatste editoriaal. Elke letter die ik typ is een zorgvuldige afweging. Ik voel de druk om deze laatste kans te grijpen en mezelf te overtreffen. Maar laat me duidelijk zijn: ik ga niet melig worden. Er zijn nog tal van maatschappelijk relevante onderwerpen die ik wil aansnijden.

Laat me het hebben over overmatige vleesconsumptie, een urgent probleem dat niet langer genegeerd kan worden. Als tienjarige snikte ik aan de keukentafel dat ik Bambi niet wilde opeten, en sindsdien ging geen hap vlees mijn mond meer in. Ik wil mijn laatste editoriaal gebruiken om je ervan te overtuigen hetzelfde te doen. Laat me het ook hebben over sociale ongelijkheid, over discriminatie en onrechtvaardigheid die nog steeds diepe wonden slaan in onze samenleving. Laat me het hebben over de naderende verkiezingen. Laat me het hebben over internationale conflicten. Laat me het hebben over gezondheidszorg en welzijn, de vergrijzing van de bevolking, de kwaliteit van het onderwijs en over technologie en ethiek. Laat me het hebben over prangende maatschappelijke kwesties. Als ik maar niet melig word.

Er is zoveel waar ik nog over wil schrijven, zoveel waar ik van wakker lig. Loslaten is nooit mijn sterkste punt geweest. Pas toen ik anderhalf jaar oud was, durfde ik mijn eerste stapjes te zetten zonder mijn mama’s  pink vast te houden. Ik heb medelijden met iedereen die me ooit een snelle omhelzing wilde geven, want eens in mijn armen, houd ik je daar liefst zo lang mogelijk. Opruimen ervaar ik als een marteling. Zelfs een dode plant in de groencontainer gooien, voelt alsof ik een stukje van mezelf achterlaat. Ben ik nu toch melig aan het worden?

Volgend academiejaar laat ik niet alleen dwars achter, maar ook de Sinjorenstad waar ik geboren en getogen ben. De stad waar ik niet alleen mijn eerste stapjes zette, maar waar ik ook even voorzichtig leerde fietsen, verstoppertje speelde achter de kathedraal en door de straten huppelde van geluk met mijn diploma van de middelbare school stevig in mijn handen geklemd. De stad die getuige was van mijn eerste dansmoves, mijn eerste midnight snack in de kebabzaak en mijn eerste tongzoen. Nu wordt het echt te persoonlijk.

Mijn masteropleiding in Brussel lonkt. De reisgids over onze hoofdstad die al een maand prominenter dan mijn studieboeken op mijn bureau ligt bewijst mijn ongeduld. Ik zal er ongetwijfeld nieuwe herinneringen maken waaraan ik me zal vastklampen. Dat houd ik mezelf althans voor terwijl ik duizenden foto’s van mijn vrienden afdruk, mijn collectie dwarsen alvast in een verhuisdoos stop en luidkeels meeschreeuw met Let It Go om mezelf moed in te zingen. Meligheid alom. Gelukkig schreef de redactie in mijn plaats over maatschappelijk relevante kwesties.

Pebbles Antonissen,

hoofdredacteur



progress lost

13/05/2024
Progress Lost (© Dennis Van Der Kuylen | dwars)
Bron/externe fotograaf

Dennis Van Der Kuylen

🖋: 

In Hades kruipen spelers in de rol van Zagreus, de recalcitrante zoon van Hades die als een volstrekte randdebiel probeert te ontsnappen uit zijn vorstenhuis in de onderwereld en ook wel uit de toxische relatie met zijn emotioneel blinde vader. Concreet betekent dit dat Zagreus keer op keer, ergens in de vier korte werelden van de hel of middels een dodelijke nekslag van de CEO van de onderwereld zelf, brutaal het leven verliest. Door de hoge moeilijkheidsgraad van Hades is de onderneming van de baldadige zoon van Hades namelijk gedoemd om vele malen na elkaar catastrofaal te mislukken. Enkel een handvol, met veel moeite vrijgespeelde, vaardigheden vergroten de kans op een goede afloop, maar de belangrijkste factor naar succes blijft toch twintig uur oefenen met bezwete handen en strak gespannen zenuwen. Spelers krijgen in ieder geval het gevoel dat ze iets verwezenlijkt hebben in hun leven, wanneer ze hun arme vader een eerste keer dodelijk gewond door de knieën zien zakken, ook al stelt het objectief weinig meer voor dan op het juiste moment wat knoppen induwen.

Op deze aardkloot moeten gamers zowat de meest verwende wezens zijn die er rondhangen. Als het wat te moeilijk voor ze wordt smijten ze hun veel te dure muis of RGB-controller tegen de muur kapot uit pure frustratie. Als het allemaal wat te weinig uitdaging heeft slaat de verveling toe als een wollen muts die over kletsnatte haren wordt getrokken. De enige constante in beide gevallen is geween en tandengeknars om het ellendige lot dat hen als arme gamers ten dele valt. Dit alles om maar te zeggen dat de ronduit geniale verdienste van Hades erin bestaat dat dit spel zowat iedereen in de juiste flow weet te houden. Tot aan de eerste geslaagde ontsnappingspoging is de uitdaging net groot genoeg. Zes totaal verschillende wapens zorgen bovendien voor de nodige afwisseling. Maar vooral na de ontlading van een eerste geslaagde ontsnappingspoging zorgt het zogenaamde ‘Pact of Punishment’  ervoor dat gamers zelf kunnen experimenteren met bijkomende moeilijkheidsgraden en navenante beloningen. Wanneer de gebruikers van je spel zichzelf beginnen bezig te houden dan weet je als spelmaker dat het goed zit en Hades zit héél goed.

Volgens Freud zit in iedere jongen het verlangen om zijn vader te vermoorden (en zijn moeder te trouwen, maar incest en andere afwijkende seksualiteit is toch nog een groter probleem in gameland dan eenvoudig hondsbrutaal familiaal geweld). Vadermoord komt blijkbaar voor in de beste families en in combinatie met Zagreus die zich als een rotverwend prinsenkind gedraad en diens Goddelijke nonkels en tantes die in Hades de boel op alle mogelijke manieren proberen op te stoken zorgt dit voor een ronduit gespannen sfeer in de diepste kringspier van de hel. Het is allemaal plezant om te zien, als een kruising tussen een dubbelaflevering van familie en een gemiddeld Vlaams kerstetentje in een verkiezingsjaar. Dat wil ook zeggen dat er af en toe wel wat sleur in komt en alleen mensen die al meer dan een decennia elke aflevering van Thuis of Familie gezien hebben, zullen kunnen weerstaan aan de verleiding om hier en daar wat eindeloze dialoog weg te klikken. Het drama van een ander blijft nu ook niet eeuwig blijft boeien. Dat is ook zo in studentenclubs.

Maar eerder dan het portret van een disfunctionele club, excuseer familie, wil Hades toch vooral een onderhoudende Griekse tragedie zijn. Pre-Christelijke culturen zoals die van de antieke Grieken, verschillen op drie belangrijke punten van ons hedendaags westers wereldbeeld. In de eerste plaats zijn deze culturen collectief. Identiteit is gemeenschap en de moderne onzin van jezelf zijn, heet in die culturen nog gewoon hoogmoed of hybris. Griekse tragedies draaien bijna allemaal om het feit dat een individu zijn eigen plaats in het geheel vergeet en daarmee op het verboden terrein van de Goden komt. Enkel die hebben namelijk het recht hebben om onverkort hun onsympathieke zelf te zijn. Iets wat ze dankbaar combineren met ongegeneerd machtsmisbruik en een slecht karakter. Wie als gewone sterveling afwijkt wordt vernietigd en wat er overschiet nog extra gestraft ook. Zagreus maakt als godenkind  in ieder geval dankbaar misbruik van zijn oogverblindend wit goddelijk privilege om af te wijken van de norm zonder de prijs te moeten betalen.

Een tweede kenmerk van antieke culturen is dat ze cyclisch zijn. Er is enkel een eeuwige opeenvolging van seizoenen waarbij de hele cultuur gericht is op het behoud van die orde. Het geloof in vooruitgang is iets waar de mensheid pas recent last van heeft gekregen. Misschien bestaat de scherpste observatie van de makers van Hades er wel in dat de structuur van roguelike games en van Griekse tragedies op dit punt erg gelijklopend zijn. Elke overwinning van Zagreus blijkt tegelijk een onvruchtbaar falen te zijn. Het is een boodschap uit vervlogen tijden die ons op uiterst ironische wijze bemiddeld wordt door het voorlopige hoogtepunt van vooruitgangsgeloof: de moderne spelcomputer.

En tenslotte zijn antieke culturen tribaal. Het radicaal ethische idee van een universeel broederschap van mensen dat door het Christendom in onze samenleving is vervlochten, is in de meeste antieke culturen grotendeels afwezig. De naaste is degenen die tot de groep behoord, al de rest is vijand. In heel het spel is bijna tastbaar aanwezig dat de godenfamilie elkaars bloed wel kan drinken, maar tegelijk zonder verpinken zouden samenspannen om iedere buitenstaander die te dicht in de buurt komt te vernietigen. Als een moderne weldoener trekt Zagreus zich het lot aan van enkele van de strengst gestraften uit de onderwereld. Noem het gerust een klassieke variant van het ‘white savior complex’, waarbij de begenadigde godenzoon in het voorbijgaan wat kleine verbeteringen in het leven van pakweg Sysiphus of Euridice aanbrengt, maar echte structuren van onderdrukking en ongelijkheid in de onderwereld niet in vraag stelt, laat staan dat hij een nieuw Ethos voor de onderwereld ontwikkeld. Dan was de bevrijdende tocht door de hel van onze Heer en heiland Jezus Christus toch van een andere orde.

En daarmee weet u ook weer wat spelen, geachte lezer, tijdens de komende blok en examens.

 

 

 



quiz

21/04/2024
🖋: 

Heb je altijd al mee aan dwars willen werken, maar weet je nog niet hoe je in ons gezellige team zou passen? Ben je een lay-outer die tijdens het redactieweekend graag Tetris speelt met woorden en afbeeldingen, of eerder een social butterfly die voor elk artikel een passende caption kan schrijven? Misschien voel je je comfortabeler met een potlood of fototoestel in de hand en bezorg je prachtige beelden bij elke editie. Als woorden meer je cup of tea zijn, ben je misschien wel de nieuwste toevoeging aan team (eind)redactie. Door deze korte test in te vullen, kom je te weten welk team jou op het lijf geschreven staat. Veel invulplezier!

Na een vermoeiende dag kom je aan op je kot. Wat is het eerste dat je doet?

♱) Je leest verder in het spannende boek waarin je ’s ochtends was begonnen.
♣) Je herorganiseert je kot.
♠) Je neemt nog net op tijd je BeReal.
♡) Je neemt een foto van de mooie zonsondergang die je door je raam ziet.

Het is eindelijk weekend. Waar spendeer je je kostbare vrije tijd?

♱) Je gaat de nieuwe boekenwinkel om de hoek bekijken.
♡) Je bezoekt een nieuwe tentoonstelling in het KMSKA.
♣) Je maakt een uitje naar de dichtstbijzijnde MediaMarkt om een ergonomische computermuis te kopen.
♠) Je reist naar Parijs voor een korte citytrip en plaatst een foto van de Eiffeltoren als bewijs op Instagram.

Het is 9:30 uur en je eerste les gaat zo meteen beginnen. Waar neem je plaats in de aula?

♣) Vooraan, zodat je het design van de powerpoint van je prof kunt beoordelen.
♡) Achteraan, zodat je een goed overzicht hebt van de aula.
♱) Aan de zijkant, om ongestoord verder te schrijven aan je nieuwste fanfictionverhaal.
♠) Niet, want je gaat liever die nieuwe koffiebar in de studentenbuurt bewonderen met je vrienden.

Tussen de lessen door ga je – uiteraard – naar de theecantus van dwars. Wat doe je daar?
♠) Je leert de mensen die rondom je zitten kennen en hebt er aan het einde van de cantus een heleboel nieuwe vrienden bij.
♡) Je maakt een snelle tekening in de codex van je buur.
♣) Je helpt na de cantus met opruimen, zodat alle tafels en stoelen weer netjes staan.
♱) Je brengt een vrije versie tijdens De kikker en verbaast iedereen met je creativiteit.

resultaten

Had jij vooral ♡? Dan pas jij helemaal binnen team beeld. Zowel fotografen als illustratoren zorgen elke dwarseditie voor passend beeld bij elk artikel en kunnen bovendien hun talent kwijt op de cover en de centerfold.

Had jij vooral ♠? Dan zou team sociale media heel blij zijn met jou! Met regelmaat ontdek je namelijk via Instagram en Facebook nieuwe dwarscontent.

Had jij vooral ♱? Dan hoor je bij team (eind)redactie. Elke editie schrijven de redacteurs artikels over uiteenlopende onderwerpen, terwijl de eindredacteurs elk stuk grondig nalezen tijdens onder andere de eindredactiebrunch.

Had jij vooral ♣? Dan zou je goed passen bij team lay-out! Tijdens het maandelijkse redactieweekend puzzelen de lay-outers de dwars in elkaar, waarbij er voldoende ruimte is voor creativiteit.

Had jij van alles een beetje? Dan ben je net als dwarsmascotte Burt een creatieve duizendpoot en zou je elk team wel kunnen ondersteunen.

 



kortverhaal

21/04/2024
🖋: 

Als student in een stad als Antwerpen kan je niet om het openbaar vervoer heen. Vroeg of laat zal je je eens op een tram of bus bevinden, of je het nu wilt of niet. Helaas is niet elk vervoersmiddel even comfortabel.

Ik heb reizen met de trein altijd al veel aangenamer gevonden dan reizen met de tram. In een trein lukt het me doorgaans wel om een zitplaats te bemachtigen, meestal zelfs aan het raam. Tijdens de rit kan ik dan ongestoord muziek luisteren of een boek lezen, terwijl het landschap geruststellend voorbijglijdt.

Trams zijn anders.

Vandaag stap ik op bij tramlijn vier, met een boek onder mijn arm en vol frisse moed. Het is nog geen drie uur in de namiddag: ik ben de avondspits nog ruim voor. Over een dik halfuur zal ik toekomen aan treinstation Antwerpen-Berchem na een hopelijk verkwikkende tramrit. Maar zodra de tram komt aanrijden, krijgt mijn hoop op een rustige rit al een deuk. De wagon waarin ik plaatsneem, zit stampvol met afgematte pendelaars en luidruchtige klassen die net terugkomen van een of andere schooluitstap, en dus zijn de zitplaatsen voorlopig bezet. Het boek onder mijn arm moet nog even wachten, ook al kijk ik al een hele dag uit naar het volgende hoofdstuk. De blikken doos waarin we staan, rammelt intussen onverstoorbaar verder, terwijl ik me bij elke bocht vastklamp aan de dichtstbijzijnde leuning om niet in de schoot van de norse dame naast me te vallen. Bij elke nieuwe halte stromen er meer mensen naar binnen en voel ik me des te meer een ingeblikt sardientje. Ook de hangjongeren die ik had gehoopt te ontwijken, blijken hun scholen al verlaten te hebben: enkelen met toestemming, de meerderheid ongetwijfeld zonder. Met gespannen schouders en mijn boek tegen me aangedrukt sta ik tussen twee pendelaars, zij al even ongemakkelijk als ik. Om niet voortdurend onbedoeld oogcontact te maken met de passagier voor mij, vestig ik mijn blik op een reclamebord van het Wit-Gele Kruis. “Mijn ronde door de stad en elke dag de wereld zien”, staat er, terwijl de man op het reclamebord geruststellend naar me glimlacht. Hij oogt ontspannen en zelfs gelukkig, een gemoedstoestand die ik niet associeer met mijn eigen ronde door de stad. Ook de wereld om me heen krijg ik voorlopig niet te zien. Mijn gezichtsveld beperkt zich immers tot de kalende kruinen en volgeladen rugzakken van mijn medepassagiers, want ik ben te klein om over hun hoofden naar buiten te kijken.

Wanneer de meeste spijbelaars afstappen bij de Meir, kan ik een van de schaarse stoelen inpalmen. Nu verandert de blikken doos in een blik op de wereld, want met de afgestapte passagiers heb ik zicht gekregen op de wereld achter de ongewassen ruiten. Eindelijk sla ik mijn boek open, vol verwachtingen voor het nieuwe hoofdstuk dat te lang op zich liet wachten, terwijl het landschap geruststellend voorbijschokt.



culinair

21/04/2024
🖋: 

Wie af en toe vegetarisch eet, weet dat je vandaag de dag de keuze hebt uit meer dan alleen traditionele vleesvervangers zoals tempeh, tofu en seitan. Ook een talrijk aanbod van vegetarische kip, worst en andere vleesvarianten is tegenwoordig te vinden in de winkelrekken. Als je net als ik geen keukenprinses bent, zijn die makkelijk te bereiden vleesvervangers een godsgeschenk, alleen is niet elk stukje nepvlees even lekker. Geen nood, dwars gidst je door de vegetarische wildernis en testte welke vleesvervangers je wel en welke je zeker niet moet eten. 

de plantaardige crispy chicken burger van Vivera

Op het eerste gezicht lijkt er met deze vegetarische kipburger niet veel mis. Ik zou hem zelfs als lekker omschrijven, zeker als je hem tussen een hamburgerbroodje met wat groenten serveert. Toch laat ik Vivera’s crispy chicken burger – die helemaal niet zo krokant is – de volgende keer links liggen in de supermarkt. Zodra je hem begint te bakken, komt er immers een eigenaardige geur vrij die je de komende uren niet uit je kot zal kunnen verdrijven, hoeveel geurkaarsen je ook brandt.

de Boulettes Very Chouettes van De Vegetarische Slager 

De Vegetarische Slager is niet het goedkoopste merk in dit rijtje, maar hij slaagt er wel in om overtuigende gehaktballetjes op tafel te toveren. Zowel in een pastasaus, als op de barbecue smaken de Boulettes Very Chouettes namelijk erg goed. Wanneer je conservatieve grootouders nog eens balletjes in tomatensaus komen eten, kan je hen dus stiekem een vegetarische maaltijd voorschotelen. 

de plantaardige zalmfilet van Vivera

Als je deze veganistische visvervanger momenteel in je diepvriezer, koelkast of winkelmand hebt liggen: abort mission. Vivera’s plantaardige zalmfilet is zonder twijfel de meest weerzinwekkende vleesvervanger die er momenteel op de markt is. Al na één hap vloog hij onverbiddelijk in de vuilnisbak, want zowel qua smaak als qua textuur slaat Vivera de bal volledig mis met deze triestige poging tot zalm. Het verbaast me dan ook dat alle ingrediĂ«nten die erin zitten, goedgekeurd zijn door het voedselveiligheidsbeleid van de Europese Unie. Neem er gerust een hap van als je durft, maar dwars is niet verantwoordelijk als je erna te misselijk bent om naar je les te gaan.

de spinazieburger van The Bio Veggie Company

Dat de BioPlanet een waar walhalla is voor vegetariĂ«rs en veganisten zal je vast niet verbazen. Na Vivera’s catastrofale zalmfilet voelt het als een verademing om er rond te lopen, want echt slechte vleesvervangers heb ik er nog niet gevonden. Toch blijft de spinazieburger van The Bio Veggie Company mijn favoriet. In vergelijking met bovengenoemde vleesvervangers smaakt deze het minst artificieel en het meest naar echt voedsel. De kaasburger van hetzelfde merk is om diezelfde reden dan ook een even grote aanrader. 



close-up

21/04/2024
barbara
Bron/externe fotograaf

Max Schweigmann

🖋: 

Jacques Brel doet bij de meesten een belletje rinkelen en wie niet in slaap viel tijdens de Franse les weet dat Joe Dassin een oorwurm uitbracht over de boulevard waar de Tour ieder jaar eindigt – de editie van 2024 buiten beschouwing gelaten. Maar naast die usual suspects valt er nog heel wat moois te ontdekken in de wereld van het chanson. Zo is onze redacteur sinds een Parijse tweedaagse in de ban van Barbara.

Op een boogscheut van Gare du Nord had een platenboer zijn bakken vol vinyl en compact discs op het voetpad uitgestald. Zijn cliĂ«nteel bestond vooral uit Parijzenaren die op deze zondagnamiddag in september genoten van de laatste zomerzon. Toeristen waren in geen velden of wegen te bespeuren, zij mijden liever de straten waar heroĂŻneverslaafden hun roes uitslapen in de goot. Mijn twee reisgenoten en ik vormden de uitzondering op de regel en snuisterden in de bakken vol rafelige platenhoezen en gebarsten cd-doosjes. Ik stootte op een best-of-cd van de Franse chansonniĂšre Barbara. Een in-Parijs-aangeschaft verzamelalbum van een in-Parijs-groot-geworden artieste zou niet misstaan in mijn muziekcollectie. Ik overhandigde de verkoper van dienst een geldbriefje en stak de cd in mijn jaszak. De komende vierentwintig uur reisde Barbara mee langs de Eiffeltoren, het Louvre en de SacrĂ©-CƓur.

Op het moment van de aankoop was ik al enigszins vertrouwd met het oeuvre van Barbara. Ik leerde de chansonniÚre kennen door de nieuwjaarsspecial van Matthijs gaat door, een talkshow van de inmiddels verguisde Matthijs van Nieuwkerk. Vlak voor de jaarwisseling brak Van Nieuwkerk een lans voor het Franse lied in het gezelschap van Rob Kemps. Kemps, die als frontman van Snollebollekes de tent van links naar rechts molt, is naast fervent feestneus de eminentste chansonkenner ten noorden van de Moerdijk. Tijdens de uitzending werd oeverloos geleuter over het betere chanson afgewisseld met enkele verdienstelijke gastoptredens. Zo zong de Nederlandse Hollywoodster Jeroen Krabbé het nummer Dis, quand revriendras-tu? van Barbara. Krabbé wist met zijn mompelende parlando de harten te beroeren, al kwam hij met zijn uitvoering nog niet aan de enkels van het origineel.

Barbara maakte in de tweede helft van de vorige eeuw furore met melancholische luisterchansons. Met haar stem, die even fragiel klinkt als een porseleinen theekopje, zong ze over de lijdensweg die het leven heet. Haar zwaarmoedigheid was dan ook gegrond. Als Joodse was ze genoodzaakt om tijdens de bezetting onder te duiken. Haar familie zou het trauma van de Tweede Wereldoorlog nooit te boven komen. Barbara keerde haar disfunctioneel gezin al gauw de rug toe en trok naar Parijs waar ze in contact kwam met Jacques Brel en Georges Brassens, de boegbeelden van het intellectuele chanson. Gehuld in zwarte rolkragen – Sartres existentialistische garde zwierf in die dagen door de Lichtstad – schreven ze maatschappijkritische en literaire liederen. Barbara trad in de voetsporen van beide heren en schafte een garderobe met donkere coltruien aan. Door de combinatie van haar kledingstijl, korte haarsnit en indringende reeĂ«nogen was ze een klassevolle diva.

Naast haar eigen liederen zong Barbara ook nummers van andere artiesten. Zo bracht ze een geslaagde cover van Ne me quitte pas uit. Het succesnummer van Jacques Brel werd in de loop der jaren onder handen genomen door een rits artiesten. Bij Angelsaksen die het Frans niet onder de knie hadden, resulteerde dat vooral in miskleunen. Barbara wist gelukkig wel hoe ze eer moest betuigen aan Brel. De bekende emotionele uitbarsting in het refrein klinkt in haar versie minder pathetisch dan in het origineel, maar met haar breekbare stem slaagt ze er wel in om dezelfde sfeer te scheppen. Naast de melancholie van Ne me quitte pas waagde Barbara zich ook aan het frivole Les Flamands, waar Brel de spot drijft met de inwoners van z’n Vlaandrenland.

Dis, quand reviendras-tu?, Ne me quitte pas en Les Flamands zijn allen terug te vinden op het ‘Parijse’ verzamelalbum, maar het absolute hoogtepunt van de plaat is Nantes. Lang voor de indieklassieker van Beirut, bezong Barbara de Franse stad naar aanleiding van het plotse overlijden van haar vader. Tijdens haar Parijse jaren kreeg ze op een dag een telegram met de boodschap dat haar vader op sterven lag in Nantes. Barbara vertrok halsoverkop, maar arriveerde alsnog te laat bij zijn sterfbed. In Nantes brengt ze het relaas van haar tocht. Barbara legde de laatste hand aan het nummer vlak voor ze het podium van Théùtre des Capucines betrad. In de zaal maakten haar overgebleven familieleden hun opwachting.

Nantes groeide in de loop der jaren uit tot een publiekslieveling. Elk jaar reizen drommen francofielen en melomanen af naar de stad aan de Loire om in de voetsporen van Barbara te treden. Tot de jaren 1980 kwamen ze allen terug van een kale reis. Nantes mag dan wel de hoofdrol spelen in een van Barbara’s bekendste liederen, de stad had lang weinig te bieden aan de liefhebbers van de chansonniĂšre. De Rue de la Grange-au-Loup, waar het drama zich voltrok, bleek gefictionaliseerd. Het stadsbestuur van Nantes besloot in 1986 om alsnog een straat die naam te schenken. De officiĂ«le berichtgeving sprak over een eerbetoon aan de grootmeesteres van het Franse lied, maar wie tussen de regels door leest, ziet vooral een poging van de dienst Toerisme om de stad in de kijker te zetten. Een knap staaltje citymarketing waar ondergetekende meteen voor gezwicht is. Sinds die ene Parijse zondag in september is Nantes een van mijn droombestemmingen. Ik zie mezelf al flaneren langs de Loire. Hopelijk houdt de plaatselijke platenboer die dag een straatverkoop. 
 



het laatste woord

21/04/2024
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie zorgt het woord ‘ravissant’ voor beroering.

In het kleinburgerlijke boerengat waar ik mijn tienerjaren sleet, zwom Z tegen de stroom in. Hij bracht zijn dagen door met het luisteren naar klassieke muziek, het schilderen van stillevens en het lezen van de Russische bibliotheek. Die leeshonger leverde hem een zodanig uitgebreid vocabularium op dat onze vriendengroep het raden had naar de betekenis achter zijn woorden. Zo liep Z in het plaatselijke jeugdhuis, waar steeds de weeë geur van overgeefsel en verschraald bier hing, een gemeenschappelijke vriend Y tegen het lijf. Y was zojuist van straat geraakt en stelde zijn vriendin aan Z voor. Laatstgenoemde wist haar te vertellen dat ze een ravissante verschijning was. De vriendin van Y was gecharmeerd, al had ze geen flauw benul wat ravissant zijn precies inhield.

Toen ik de anekdote ter ore kreeg, raadpleegde ik prompt de Dikke Van Dale. Het beduimelde schoolexemplaar wist mij te vertellen dat ‘ravissant’ buitengewoon aantrekkelijk betekent. In het etymologisch woordenboek las ik dat het archaïsch aanvoelende ‘ravissant’ slechts een eeuw voorkomt in de Nederlandse taal. Het woord zou ontleend zijn aan het Franse ravir dat vertaald kan worden als ‘beroeren’ of ‘ontrukken’. Ravir heeft net als het Engelse to rape het Latijnse werkwoord rapere of verkrachten als oorsprong. Dat laatste woord is in mijn geheugen gegrift nadat ik als eerstejaarsstudent Latijn de onthutsende oefenzin dominus rapuerit servos (de meester verkracht de slavinnen) kreeg voorgeschoteld. Rare jongens die Romeinen 


In de daaropvolgende jaren kwam ik het woord ‘ravissant’ maar één keer tegen, in een beschrijving van de Antwerpse spoorwegkathedraal dan nog. Of Z daar voor iets tussen zat, weet ik niet. Onze wegen scheidden na het middelbaar. Z ging studeren in de Arteveldestad, ik vertoef momenteel in de metropool waar duiven het standbeeld van Rubens vakkundig onderschijten. Af en toe zie ik Z op het perron staan, wachtend op een trein die hem een andere richting zal uitbrengen. Omdat de sporen ons scheiden, blijft het weerzien beperkt tot een opgestoken hand. Ik zou de geur van gal en gerstenat in het jeugdhuis nog eens moeten opzoeken in de hoop hem daar tegen het lijf te lopen. Kan ik nog eens een avond leuteren over Orff, Matisse en Tolstoj. Ravissante verschijningen die ons willen vergezellen mogen zich melden bij de redactie.
 



maatschappij

21/04/2024
counterstories
Bron/externe fotograaf

Eva Roelandt


April is Autism Awareness Month, een maand in het teken van autisme en het vieren van diversiteit. dwars sprak met Elena Dikomitis, maker van de podcast Autistic Counterstories, en ervaringsdeskundigen Silke Vanhoof en Jana Geets. Over één ding zijn ze het alle drie alvast eens: bij het brede publiek circuleren nog steeds veel vooroordelen en vastgeroeste ideeën. Want nee, Sheldon Cooper en Shaun Murphy zijn niet het toonbeeld van autisme.

Het doorbreken van die stereotypen is exact het doel van Autistic Counterstories. De podcast verscheen in februari 2024, maar het idee ontstond al veel eerder. “De podcast is opgestart vanuit het Autism Ethics Network, een onderzoeksnetwerk van UAntwerpen”, vertelt Elena. “Samen met het Centre for Health and Medical Humanities aan de Universiteit van Kent wilden zij aan de slag gaan met het thema autisme, gevoed door academisch onderzoek en persoonlijke ervaringen. Op basis van mijn eerder participatief podcastwerk zijn ze bij mij beland. In totaal zijn we zo’n tien maanden met het project bezig geweest. Het was voor mij van groot belang dat er voldoende tijd zou zijn om vertrouwen op te bouwen met geïnterviewden en samen met hen de podcastreeks vorm te geven.”

een inclusief proces

Elena heeft zelf geen rechtstreekse band met autisme. Toch was ze overtuigd om zich op dit project te storten. “Ik vond het een mooie uitdaging om aan de slag te gaan met ervaringen van mensen met autisme vanuit het besef dat er nog veel gaten in onze kennis zitten. Dat uit zich in academisch onderzoek, in de media en in alledaagse conversaties”, aldus Elena. Het podcastteam van Autistic Counterstories bestaat uit een diverse groep mensen waaronder mensen die zich op het autismespectrum bevinden. “Omdat ik zelf niet autistisch ben, was die diversiteit des te belangrijker.”

Silke, een van de ervaringsdeskundigen die aan het woord komt in de podcast, beaamt: “Met Elena had ik meteen een goed contact. Door de open sfeer had ik het gevoel dat ik heel veel vragen kon stellen. De structuur van de interviews werd ook afgestemd op de noden van de participanten. Zo heb ik bijvoorbeeld gevraagd om de vragen op voorhand te krijgen, zodat ik mijn antwoorden kon uitschrijven. En het was duidelijk belangrijk dat onze stemmen zo authentiek mogelijk de montage overleefden.”

een stem voor diversiteit

Het resultaat is een driedelige podcast met afleveringen van ongeveer een half uur. Elke aflevering vertrekt vanuit een andere invalshoek. “In de eerste aflevering ligt de focus op vrouwen, in het bijzonder vrouwen uit etnische minderheidsgroepen. We wilden kritisch beginnen, want als mensen denken aan een persoon met autisme, is dat vaak een witte man”, licht Elena toe. De tweede aflevering draait om mensen die niet of weinig spreken. “Normaal wordt het woord gegeven aan mensen die het woord nemen, maar nu wilden we het woord geven aan mensen die dat niet snel doen omdat ze zelden tot nooit tot spreken kunnen komen. Dat was een uitdaging in een audiogericht medium als een podcast, dus gingen we onder andere met muziek en poĂ«zie aan de slag”, aldus Elena. De laatste aflevering draait tot slot rond non-binaire of transpersonen met autisme. “Er valt nog heel veel te vertellen en niet alles komt aan bod in onze podcast. We moesten moeilijke keuzes maken.”

Op 29 maart was er een collectief luistermoment op onze universiteit. Elena vertelt: “Dat was een belangrijk moment voor mij, omdat het een publiek was waarin veel mensen met autisme zaten. Hun positieve reacties waren voor mij het teken dat we iets betekenisvol hebben gemaakt.” Ook Silke is tevreden met het resultaat. “De reacties die mij het meest raken, komen van mensen die zelf een autismediagnose of vermoeden van autisme hebben en zich erg gehoord voelen”, zegt ze daarover. Een van die reacties is extra bijzonder voor haar. In de tweede aflevering leest ze poĂ«zie voor van Birger Sellin, die autisme heeft en zich enkel schriftelijk kan uiten. “Zijn ouders stuurden een mail waarin ze lieten weten dat ze het gevoel hebben dat ik Birger echt heb begrepen. Daar was ik van onder de indruk.”

studeren met autisme

Silke is niet alleen ervaringsdeskundige in de podcast, ze is ook alumna van UAntwerpen. We spraken haar over haar ervaring met studeren met autisme. Het grootste deel van haar studie Taal- en letterkunde heeft ze zonder een diagnose doorgemaakt, want die kreeg ze pas op haar dertigste. Toen ze begon met studeren botste ze op verschillende moeilijkheden en uitdagingen die ze op dat moment niet goed kon beschrijven of zelfs begrijpen. Die uitdagingen ziet ze op twee verschillende niveaus, legt ze ons uit: “Op academisch niveau kom je opeens in contact met veel meer studiemateriaal dat je zelfstandig moet verwerken. Ook buiten je studies neemt de zelfstandigheid toe, zo ging ik bijvoorbeeld op kot. Die zelfstandigheid vergde veel energie van mij waardoor ik uiteindelijk ben gestopt met studeren.” In 2017 pikte Silke haar studies weer op. Op dat moment was ze ook bezig met haar diagnostisch traject. Toen ze een jaar later haar diagnose kreeg, kon ze met die handvaten een persoonlijk traject samenstellen en haar studie aanpassen aan haar noden.

Over die aanpassingen kon ook Jana ons meer vertellen. Jana is een studente Taal- en letterkunde aan UAntwerpen en omschreef studeren met autisme als een rollercoaster. Ze heeft vanaf het begin van haar studie haar traject gepersonaliseerd omdat ze langer bezig is met het verwerken van haar vakken. Zo kan een vak van drie studiepunten voor haar al snel evenveel tijd innemen als een van zes studiepunten voor iemand zonder autisme. Daarnaast zorgen lessen van twee uur met maar een korte pauze ook voor veel prikkels. “Gelukkig krijg ik voor veel lessen opnames, zodat ik eens kan terugluisteren”, vertelt ze ons. Dat terugluisteren helpt dan om het beter te kunnen begrijpen of om haar notities aan te vullen. Daarnaast kan Jana met de officiĂ«le documenten van haar diagnose nog verschillende andere faciliteiten aanvragen om haar studietraject te accommoderen.

Een voorbeeld daarvan is de faciliteit om een schriftelijk examen mondeling te mogen toelichten. Jana licht ons ook toe waarom dit belangrijk is: “Mensen met autisme kunnen vragen vaak anders of fout interpreteren en dan daardoor een antwoord schrijven dat eigenlijk niet klopt.” Jammer genoeg wordt die faciliteit nooit goedgekeurd bij Taal- en letterkunde, maar andere accommodaties zoals lesopnames, extra examentijd en verduidelijking van de vragen worden wel toegestaan. De universiteit heeft al een goede start genomen om autismevriendelijk te werken, maar er is nog plaats voor verbetering. Zo oppert Jana het idee om een prikkelvrij lokaal in te richten. Daarnaast haalt ze aan dat ook het STIP kan helpen door bijvoorbeeld een studentenpsycholoog stand-by te laten staan om studenten met autisme te helpen.

Zowel Jana als Silke halen aan dat er nog veel stereotypen zijn als het gaat over autisme. Die zijn niet alleen aanwezig in onderzoek, dat tegenwoordig al wel gebroken heeft met het idee dat autisme een ‘mannenbrein’ is. Ook in media en de samenleving blijft vooral het beeld bestaan van iemand met een hoge intelligentie, maar gebrekkige sociale vaardigheden. Tijdens Autism Awareness Month is het daarom belangrijk om te benadrukken dat er niet zoiets is als ‘normaal’, maar dat er meer dan één manier is waarop autisme tot uiting komt en dat iedereen op het autismespectrum daar op een eigen manier mee omgaat.

De podcast is te beluisteren via heel wat platformen: Spotify, Apple Podcasts, Amazon Music, Podcastle en Learn out Loud. Op YouTube is ook een ondertitelde versie te bekijken. Je kan Autistic Counterstories ook volgen op Facebook, Instagram en X. Voor vragen en feedback kunnen luisteraars terecht op het volgende adres: counterstoriespodcast@gmail.com

Het werk van podcastmaakster en alumna van UAntwerpen Elena Dikomitis (Studio De Nok) geeft vaak een stem aan individuen en gemeenschappen die anders niet of verkeerd gerepresenteerd worden. Haar podcasts vielen al internationaal in de prijzen (‘Getekend’, ‘Stoofpot met Za’atar’, ‘The Other Composer’). Haar meest recente producties zijn ‘Girls Make The City’ en ‘Sikh Silences across Generations’



culinair

21/04/2024
cejf
Bron/externe fotograaf

Aline Cateux

🖋: 

Koffiebars zijn niet weg te denken uit het straatbeeld van eender welke Europese stad. Wist je echter dat het eerste koffiehuis op ons continent zich bevond in Sarajevo, de hoofdstad van het huidige Bosnië en Herzegovina? Koffie werd naar het Balkanland gebracht door de Ottomanen. Maar zeg nooit zomaar Turkse koffie tegen zijn Bosnische broertje, want door de eeuwen heen heeft de koffiecultuur aldaar een geheel eigen gezicht gekregen. In Bosnië is koffie dus in de eerste plaats een moment, meer dan een drank. Ik sprak erover met Aline Cateux, doctor in de antropologie aan de UCLouvain. Meer dan twintig jaar lang noemde zij Bosnië haar thuis.

“Overal waar je komt, krijg je koffie aangeboden”, ondervond Cateux persoonlijk in BosniĂ«. “Als je ergens wordt uitgenodigd en je weet niet wat mee te brengen, neem je koffie en gebak mee. Het is het klassieke Bosnische cadeau.” Ondanks sterke gelijkenissen is Bosnische koffiecultuur niet te verwarren met zijn Turkse variant. Dat merkt ook Cateux op: “Als je nu naar Turkije gaat dan drinken ze thee. Koffie drinken ze nauwelijks.” Dat verschil is er omdat koffie in BosniĂ« een hele ontwikkeling doormaakte sinds zijn introductie. “Bosnische koffie is echt iets heel anders geworden”, meent Cateux, “Het oude Sarajevo was een markt. Koffie werd dus al snel de drank waar men zaken rond deed. Je ging zitten voor een kopje koffie en besprak de prijs van goederen. Op die manier werd het echt iets collectiefs en sociaals.”

ćejf: even tijd voor jezelf en vrienden

Bosnische koffiecultuur is sterk gelinkt aan ‘ćejf’, een essentieel begrip in de Bosnische cultuur. Cateuxs buurvrouw leerde haar op een avond waar ćejf voor staat. “We deelden toen dezelfde tuin”, vertelt ze. “Ik ging er ’s avonds graag de laatste koffie van de dag drinken, samen met een sigaret. Op een dag zei mijn buurvrouw tegen me: ‘Het is echt grappig hoe jij de tijd neemt om de juiste plek te vinden waar je wil gaan zitten, dat je zorgt dat je koffie goed op temperatuur is en je dan je sigaret aansteekt en kijkt naar de stad. Dat is voor jou je eigen ćejf.’”

Lichamelijke gezondheid wordt bij ćejf overstegen: “Het is welzijn, niet in de zin van de gezonde dingen, maar in de zin van goede momenten. Ćejf is het achtervolgen van een moment, dat voor iedereen anders is.” Het is bovendien inherent gelinkt aan koffie, meent Aline: “In BosniĂ« drink je eerst koffie, en daarna doe je pas de dingen die je moet doen. Koffie is meer dan een drank, het is een moment. Je zet je ergens neer waar het mooi is. Misschien lees je iets. Het maakt eigenlijk niet uit, maar je gaat zeker niet rondlopen en andere dingen doen, waardoor je je koffie zou kunnen vergeten.”

Ćejf kan een persoonlijk moment zijn, maar het kan net zo goed collectief plaatsvinden. “Ja, er is een heel groot sociaal aspect waar ik echt van hield”, vertelt Cateux, die zelf meemaakte hoe koffie het bindmiddel kan zijn van een gezamenlijk moment. “Ik woonde in de oude stad, waar ik elke dag minstens twee keer koffie ging drinken. Dat was vaak met vrienden. Koffiedrinken in BosniĂ« duurt eeuwen, even is er niets anders meer van tel. Je kletst met je vrienden en geeft samen commentaar op de dingen in de stad.”

oorlogsverhalen

Ook in donkere dagen vormde koffie een houvast voor de BosniĂ«rs. De Bosnische burgeroorlog, zo’n dertig jaar geleden, heeft diepe wonden geslagen in het land. Mensen die generaties lang samenleefden kwamen recht tegenover elkaar te staan. Veel oorlogsverhalen bevestigen het belang en de sociale kracht van koffie. “Mensen bedachten recepten om tot iets te komen dat leek op koffie, anders was er niets om te delen”, vertelt Cateux. “Na de oorlog kwam ik soms in huizen van vluchtelingen waar je geen koffie aangeboden kreeg. Dat kon enkel zijn omdat er geen geld was om het te kopen. Dat was hĂ©t teken dat een huishouden superarm was.”

Voor veel vrouwen die hun zoons en mannen naar het front zagen vertrekken was koffie een houvast. Vaak werd de tijd letterlijk met koffiedik kijken gevuld. Tasseografie, het lezen van voorspellingen in het gruis dat overblijft onder in de kopjes, was een courante praktijk. Het bracht zekerheid in onzekere tijden. Het was hun eigen ćejf op het moeilijkste moment. Het gruis in hun lege koffietas vertelde hopelijk dat de oorlog spoedig zou stoppen en hun geliefde snel zou terugkeren. Cateux maakte het koffielezen zelf mee: “De vrouwen voorspelden mij altijd prachtige dingen. Er werd me bijvoorbeeld nooit voorspeld dat ik pijn ging lijden (lacht).”

Zeker voor de vrouwen van Srebrenica, waar het Bosnisch-Servische leger in 1995 8373 moslimjongens en -mannen ombracht, vormde het koffielezen een houvast. Cateux herinnert het zich nog goed: “Er waren veel geruchten dat de mannen misschien nog leefden en dat ze ergens gevangen waren genomen. En dus lazen de vrouwen de hele dag elkaars kopje om tegen elkaar te kunnen zeggen dat hun geliefde wel terug zou keren. Het was echt een heel krachtig hulpmiddel om de twijfel te doorstaan.”

ćejf: doe-het-zelf

Zelf zin gekregen om een Bosnisch koffiekransje te organiseren? Dan kan een gepast lekkernijtje zeker niet ontbreken. In eender welke bar in Sarajevo zal je bij je koffie een stukje Turks fruit krijgen, maar wanneer BosniĂ«rs bij elkaar op visite gaan zijn traditionele koekjes de verkozen lekkernij. De meest traditionele is de bosanski lokum, die makkelijk zelf gemaakt kan worden. Het recept vind je onder dit artikel. En vergeet zeker niet om de traditie te volgen en bij het koffiedrinken even lekker niets te doen. Misschien wordt dit wel jouw eigen ćejf-moment!

Bosanski lokum: het recept

ingrediënten

200 g boter

100 g suiker

1 ei

50 g kokosbloem

300 g zelfrijzende bloem

poedersuiker

bereiding

1. Breng de boter op kamertemperatuur, voeg de suiker en het ei toe en mix het geheel met een garde.

2. Voeg de kokosbloem toe en meng verder. Voeg er daarna de gewone bloem aan toe. Doe dit niet in één keer, maar in kleine delen en meng telkens opnieuw. Blijf bloem toevoegen tot je de perfecte consistentie bekomt: een deeg dat niet meer plakt, maar ook niet zo zacht is dat het uit elkaar valt.

3. Verdeel het deeg in drie gelijke bollen.

4. Rol deze bollen uit op een met bloem bedekt oppervlak. Blijf rollen tot de delen een egale dikte hebben.

5. Versnijd de rol in stukken van de gewenste lengte en leg deze op een vel bakpapier. Zet de plaat gedurende 15 min in een oven op 170 graden. Als afwerking kan je de koekjes besprenkelen met poedersuiker.

Nodig je vrienden uit, zet koffie, en geniet!