UAntwerpen

21/04/2024
🖋: 
Auteur

Je kent het wel: je bent in een sportieve bui en wil naar de campus fietsen. Vol goede moed ga je naar de fietsenstalling van je kot, maar daar merk je dat je fiets kapot is. Of nog zoiets: je fietst met de zon op je snoet naar de campus, er is geen vuiltje aan de lucht tot je terugkomt uit de les en je fiets gestolen is. Gelukkig sprak dwars met een redder in nood: Leen Van Ham van de dienst Mobiliteit aan UAntwerpen.

“Wij willen ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen zich duurzaam verplaatsen. Daar doen we al heel wat voor. Het populairste voorbeeld is het herstellen van fietsen. We bieden twee manieren aan om dat zelf te doen: een fietsherstelkoffer en een fietsherstelzuil. De zuil dient vooral voor eenvoudige mankementen zoals een lekke band. Er zit een fietspomp in en een aantal gangbare gereedschappen die je kan gebruiken om iets aan te draaien of je band te vervangen. In de fietsherstelkoffer zit veel meer gereedschap zoals vervangbanden, olie, remkabels en versnellingskabels”, legt Leen uit. Een derde optie om je fiets te herstellen is via Werkmmaat. Via haar platform kan je je fiets aanmelden en dan komen de medewerkers hem ophalen op de campus. Wanneer het herstel gebeurd is, kan je je fiets daar terug ophalen en betaal je een spotprijs.

Daarnaast heeft dienst Mobiliteit nog interessante plannen: “We willen twee keer per jaar een fietsherstelmoment doen op de Stadscampus en de Buitencampus. Studenten kunnen met hun fiets langskomen in de voormiddag en dan kijkt een van de werkmmaten die gratis na. Als de remmen moeten worden aangespannen, of er moet wat gesmeerd worden, doen ze dat gratis. Als de remmen echt kapot zijn, herstellen ze die tegen de kostprijs van het materiaal. We hebben dat al één keer gedaan op de Stadscampus, maar er is toen maar twaalf man op afgekomen”, zegt Leen.

Naast de hersteldiensten wil Leen studenten ook attent maken op andere faciliteiten: “We horen vaak dat er fietsen van studenten gestolen worden. Daarom hebben we alsmaar meer afgesloten fietsenstallingen die ook voor studenten toegankelijk zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval op de Stadscampus onder het Paardenmarktgebouw. Daar is een mooie nieuwe fietsenstalling, maar die wordt nog niet veel gebruikt.” Ook bij het K-gebouw en onder het M-gebouw zijn afgesloten fietsenstallingen.

Een laatste faciliteit die weinig gekend is, is het fietsverhuursysteem van de universiteit. “Wij kunnen via de universiteit fietsen lenen en voor 7,5 euro per maand verhuren aan studenten”, vertelt Leen. Ze hoopt de genoemde faciliteiten onder de aandacht te brengen bij studenten in de wetenschap dat ze dan ook meer gebruikt zullen worden. Ik zou mijn Velo-kaart die me toch niet naar campus Drie Eiken kan brengen alvast graag omruilen voor een huurfiets.



close-up

21/04/2024
barbara
Bron/externe fotograaf

Max Schweigmann

🖋: 

Jacques Brel doet bij de meesten een belletje rinkelen en wie niet in slaap viel tijdens de Franse les weet dat Joe Dassin een oorwurm uitbracht over de boulevard waar de Tour ieder jaar eindigt – de editie van 2024 buiten beschouwing gelaten. Maar naast die usual suspects valt er nog heel wat moois te ontdekken in de wereld van het chanson. Zo is onze redacteur sinds een Parijse tweedaagse in de ban van Barbara.

Op een boogscheut van Gare du Nord had een platenboer zijn bakken vol vinyl en compact discs op het voetpad uitgestald. Zijn cliĂ«nteel bestond vooral uit Parijzenaren die op deze zondagnamiddag in september genoten van de laatste zomerzon. Toeristen waren in geen velden of wegen te bespeuren, zij mijden liever de straten waar heroĂŻneverslaafden hun roes uitslapen in de goot. Mijn twee reisgenoten en ik vormden de uitzondering op de regel en snuisterden in de bakken vol rafelige platenhoezen en gebarsten cd-doosjes. Ik stootte op een best-of-cd van de Franse chansonniĂšre Barbara. Een in-Parijs-aangeschaft verzamelalbum van een in-Parijs-groot-geworden artieste zou niet misstaan in mijn muziekcollectie. Ik overhandigde de verkoper van dienst een geldbriefje en stak de cd in mijn jaszak. De komende vierentwintig uur reisde Barbara mee langs de Eiffeltoren, het Louvre en de SacrĂ©-CƓur.

Op het moment van de aankoop was ik al enigszins vertrouwd met het oeuvre van Barbara. Ik leerde de chansonniÚre kennen door de nieuwjaarsspecial van Matthijs gaat door, een talkshow van de inmiddels verguisde Matthijs van Nieuwkerk. Vlak voor de jaarwisseling brak Van Nieuwkerk een lans voor het Franse lied in het gezelschap van Rob Kemps. Kemps, die als frontman van Snollebollekes de tent van links naar rechts molt, is naast fervent feestneus de eminentste chansonkenner ten noorden van de Moerdijk. Tijdens de uitzending werd oeverloos geleuter over het betere chanson afgewisseld met enkele verdienstelijke gastoptredens. Zo zong de Nederlandse Hollywoodster Jeroen Krabbé het nummer Dis, quand revriendras-tu? van Barbara. Krabbé wist met zijn mompelende parlando de harten te beroeren, al kwam hij met zijn uitvoering nog niet aan de enkels van het origineel.

Barbara maakte in de tweede helft van de vorige eeuw furore met melancholische luisterchansons. Met haar stem, die even fragiel klinkt als een porseleinen theekopje, zong ze over de lijdensweg die het leven heet. Haar zwaarmoedigheid was dan ook gegrond. Als Joodse was ze genoodzaakt om tijdens de bezetting onder te duiken. Haar familie zou het trauma van de Tweede Wereldoorlog nooit te boven komen. Barbara keerde haar disfunctioneel gezin al gauw de rug toe en trok naar Parijs waar ze in contact kwam met Jacques Brel en Georges Brassens, de boegbeelden van het intellectuele chanson. Gehuld in zwarte rolkragen – Sartres existentialistische garde zwierf in die dagen door de Lichtstad – schreven ze maatschappijkritische en literaire liederen. Barbara trad in de voetsporen van beide heren en schafte een garderobe met donkere coltruien aan. Door de combinatie van haar kledingstijl, korte haarsnit en indringende reeĂ«nogen was ze een klassevolle diva.

Naast haar eigen liederen zong Barbara ook nummers van andere artiesten. Zo bracht ze een geslaagde cover van Ne me quitte pas uit. Het succesnummer van Jacques Brel werd in de loop der jaren onder handen genomen door een rits artiesten. Bij Angelsaksen die het Frans niet onder de knie hadden, resulteerde dat vooral in miskleunen. Barbara wist gelukkig wel hoe ze eer moest betuigen aan Brel. De bekende emotionele uitbarsting in het refrein klinkt in haar versie minder pathetisch dan in het origineel, maar met haar breekbare stem slaagt ze er wel in om dezelfde sfeer te scheppen. Naast de melancholie van Ne me quitte pas waagde Barbara zich ook aan het frivole Les Flamands, waar Brel de spot drijft met de inwoners van z’n Vlaandrenland.

Dis, quand reviendras-tu?, Ne me quitte pas en Les Flamands zijn allen terug te vinden op het ‘Parijse’ verzamelalbum, maar het absolute hoogtepunt van de plaat is Nantes. Lang voor de indieklassieker van Beirut, bezong Barbara de Franse stad naar aanleiding van het plotse overlijden van haar vader. Tijdens haar Parijse jaren kreeg ze op een dag een telegram met de boodschap dat haar vader op sterven lag in Nantes. Barbara vertrok halsoverkop, maar arriveerde alsnog te laat bij zijn sterfbed. In Nantes brengt ze het relaas van haar tocht. Barbara legde de laatste hand aan het nummer vlak voor ze het podium van Théùtre des Capucines betrad. In de zaal maakten haar overgebleven familieleden hun opwachting.

Nantes groeide in de loop der jaren uit tot een publiekslieveling. Elk jaar reizen drommen francofielen en melomanen af naar de stad aan de Loire om in de voetsporen van Barbara te treden. Tot de jaren 1980 kwamen ze allen terug van een kale reis. Nantes mag dan wel de hoofdrol spelen in een van Barbara’s bekendste liederen, de stad had lang weinig te bieden aan de liefhebbers van de chansonniĂšre. De Rue de la Grange-au-Loup, waar het drama zich voltrok, bleek gefictionaliseerd. Het stadsbestuur van Nantes besloot in 1986 om alsnog een straat die naam te schenken. De officiĂ«le berichtgeving sprak over een eerbetoon aan de grootmeesteres van het Franse lied, maar wie tussen de regels door leest, ziet vooral een poging van de dienst Toerisme om de stad in de kijker te zetten. Een knap staaltje citymarketing waar ondergetekende meteen voor gezwicht is. Sinds die ene Parijse zondag in september is Nantes een van mijn droombestemmingen. Ik zie mezelf al flaneren langs de Loire. Hopelijk houdt de plaatselijke platenboer die dag een straatverkoop. 
 



stuvers aan het woord

21/04/2024
🖋: 
Auteur

Waar is de Studentenraad zoal mee bezig? Haar roze logo verschijnt te pas en te onpas in de mailbox, maar wat doet ze naast mailen? Op welke manieren beïnvloedt ze het dagelijks leven van de student? Om daarachter te komen neust dwars in de projecten van de Studentenraad. Deze editie stellen we vragen over multiple-answers-possible-vragen aan coördinator Onderwijs Margo Verstraete.

Multiple-answers-possible-vragen? Wat zijn het? Zoals de naam al doet vermoeden, zijn het meerkeuzevragen waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn. Margo licht het probleem daaromtrent toe: “Aan de ene faculteit krijg je deelpunten als je bijvoorbeeld drie van de vier juiste antwoorden hebt. Bij de andere faculteit krijg je nul punten.’’ Ze vertelt opgelucht dat niet elke faculteit dit soort vragen gebruikt. Voor diegenen die dit leed bespaard is gebleven en twijfelen of het zojuist geschetste beeld van een multiple-answers-possible-vraag echt zo absurd is, hieronder een voorbeeld.

Welkom, bij deze multiple-answers-possible-vraag. Kruis alle juiste antwoorden aan.

(a) Dit antwoord is juist. Je denkt: punt voor mij.

(b) Deze is onjuist. Je weet dit en je denkt nog steeds: vakantie in augustus. Mocht je deze toch aanduiden, krijg je aan geen enkele faculteit punten.

(c) Deze is ook juist. Of stond in de cursus het tegenovergestelde? Als deze juist is en je deze ook als zodanig aanduidt, krijg je nog steeds alle punten. Maar als je deze niet durft aan te duiden, krijg je aan sommige faculteiten slechts een deel van de punten. Aan een andere krijg je in deze situatie voor de gehele multiple-answers-possible-vraag geen punten.

(d) Deze is ook juist. Maar ja, je weet het niet 100% zeker
 Als deze nu toch niet juist is, krijg je geen punten – toch maar niet dan?

“Er is geen communicatie over hoeveel antwoorden juist zijn. Vaak is er ook geen communicatie over hoeveel punten je kunt verdienen. Studenten weten niet of ze het risico moeten nemen om er bijvoorbeeld drie aan te duiden”, vertelt Margo bezorgd.

De Studentenraad heeft al voor het einde van de giscorrectie gezorgd. “Diezelfde argumenten kunnen we nu ook op deze situatie toepassen.” Margo geeft een voorbeeld uit die argumentatie: “Toen is uit onderzoek een groot genderverschil gebleken. Vrouwen gokken veel minder en halen daardoor minder punten.”

“Wij pleiten om zulke vragen volledig, dus aan elke faculteit, af te schaffen en normale meerkeuzevragen of open vragen in te lassen met meer punten op toelichting en motivatie. Zoals nu aan een aantal faculteiten al het geval is.’’ Wat als de faculteiten het niet eens zijn met die drastische verandering? “Dan pleiten we voor een goed beleid op centraal niveau, zodat alle faculteiten eenzelfde beleid volgen.”



haatfabriek | satire

21/04/2024
🖋: 
Auteur

To hate or not to hate? Niemand vroeg het, maar het antwoord is meestal van wel. Het is niet omdat ik maandelijks dit hekelschrift neerpen dat ik daarom ook een hater ben. In wezen ben ik de meest optimistische persoon binnen de redactie – alleen zet ik die versie van mezelf even aan de kant wanneer het nodig is. Het is namelijk beter om je frustraties te uiten dan om ze op te kroppen. Deze keer vertel ik je over mijn ervaring met de helse applicatie WhatsApp.

In deze voorlaatste editie van de welgeliefde haatfabriek wil ik het even hebben over een van mijn grotere frustraties in het leven. Als redelijk archetypische Gen Z’er baan ik mijn weg niet graag naar het gedrocht deze messaging app. De achtergrond is lelijk, de foto’s die mensen me sturen worden zomaar opgesloten in mijn camerarol en ik wil de moeite niet doen om uit te zoeken hoe ik dat moet aanpassen. Het is een verschrikking om de app te openen op mijn laptop, want om een of andere reden moet ik elke keer weer een QR-code scannen. Alle meldingen verdwijnen bij het openen van de app alsof ik telkens in één keer iedereen die me via het medium wil contacteren van een onenthousiast antwoord wil voorzien. Als ik je dus ooit geghost heb op WhatsApp, dan is het je eigen schuld. Je had me maar niet op die manier moeten benaderen.

Elke keer dat ik de app gebruik, roept het namelijk veel vragen in me op. Waarom zetten ze in het midden van een woord een hoofdletter? Welke millennial of codeerfanaat heeft die beslissing gemaakt? Als lowercase aesthetic enthusiast en trotse ontwerper van het nieuwe logo van dwars kan ik mij niet in die beslissing inleven. Waarom zou je die lelijke app willen gebruiken in plaats van Instagram, Messenger of zelfs Snapchat en de dm’s van TikTok? Communiceer wat mij betreft via mail of Teams, of maak een gezamenlijk Worddocument aan en typ daarin. Deel een Photoshopbestand en teken pictionarygewijs wat je wil zeggen. Stuur een postduif met de coördinaten van een geheime kist waarin je een geheime boodschap voor me hebt achtergelaten, maar durf niet om me te contacteren via WhatsApp. Ik zal het je nooit vergeven. Maak een gedeelde Googlekalender en zet je bericht in de naam van een activiteit. Maak een Spotifyplaylist met songtitels die de boodschap overbrengen. Ik kan niet stoppen met betere alternatieven te bedenken en ondertussen stuur jij me op WhatsApp. Denk daar maar eens over na.

Kleine disclaimer voor als je je aangesproken voelt: er zitten geen vijandige bedoelingen achter deze tekst. Als je diep gekwetst bent, kan je me altijd een whatsappje sturen. Zo lees ik het niet en word ik er niet mee geconfronteerd. 
 



culinair

21/04/2024
cejf
Bron/externe fotograaf

Aline Cateux

🖋: 

Koffiebars zijn niet weg te denken uit het straatbeeld van eender welke Europese stad. Wist je echter dat het eerste koffiehuis op ons continent zich bevond in Sarajevo, de hoofdstad van het huidige Bosnië en Herzegovina? Koffie werd naar het Balkanland gebracht door de Ottomanen. Maar zeg nooit zomaar Turkse koffie tegen zijn Bosnische broertje, want door de eeuwen heen heeft de koffiecultuur aldaar een geheel eigen gezicht gekregen. In Bosnië is koffie dus in de eerste plaats een moment, meer dan een drank. Ik sprak erover met Aline Cateux, doctor in de antropologie aan de UCLouvain. Meer dan twintig jaar lang noemde zij Bosnië haar thuis.

“Overal waar je komt, krijg je koffie aangeboden”, ondervond Cateux persoonlijk in BosniĂ«. “Als je ergens wordt uitgenodigd en je weet niet wat mee te brengen, neem je koffie en gebak mee. Het is het klassieke Bosnische cadeau.” Ondanks sterke gelijkenissen is Bosnische koffiecultuur niet te verwarren met zijn Turkse variant. Dat merkt ook Cateux op: “Als je nu naar Turkije gaat dan drinken ze thee. Koffie drinken ze nauwelijks.” Dat verschil is er omdat koffie in BosniĂ« een hele ontwikkeling doormaakte sinds zijn introductie. “Bosnische koffie is echt iets heel anders geworden”, meent Cateux, “Het oude Sarajevo was een markt. Koffie werd dus al snel de drank waar men zaken rond deed. Je ging zitten voor een kopje koffie en besprak de prijs van goederen. Op die manier werd het echt iets collectiefs en sociaals.”

ćejf: even tijd voor jezelf en vrienden

Bosnische koffiecultuur is sterk gelinkt aan ‘ćejf’, een essentieel begrip in de Bosnische cultuur. Cateuxs buurvrouw leerde haar op een avond waar ćejf voor staat. “We deelden toen dezelfde tuin”, vertelt ze. “Ik ging er ’s avonds graag de laatste koffie van de dag drinken, samen met een sigaret. Op een dag zei mijn buurvrouw tegen me: ‘Het is echt grappig hoe jij de tijd neemt om de juiste plek te vinden waar je wil gaan zitten, dat je zorgt dat je koffie goed op temperatuur is en je dan je sigaret aansteekt en kijkt naar de stad. Dat is voor jou je eigen ćejf.’”

Lichamelijke gezondheid wordt bij ćejf overstegen: “Het is welzijn, niet in de zin van de gezonde dingen, maar in de zin van goede momenten. Ćejf is het achtervolgen van een moment, dat voor iedereen anders is.” Het is bovendien inherent gelinkt aan koffie, meent Aline: “In BosniĂ« drink je eerst koffie, en daarna doe je pas de dingen die je moet doen. Koffie is meer dan een drank, het is een moment. Je zet je ergens neer waar het mooi is. Misschien lees je iets. Het maakt eigenlijk niet uit, maar je gaat zeker niet rondlopen en andere dingen doen, waardoor je je koffie zou kunnen vergeten.”

Ćejf kan een persoonlijk moment zijn, maar het kan net zo goed collectief plaatsvinden. “Ja, er is een heel groot sociaal aspect waar ik echt van hield”, vertelt Cateux, die zelf meemaakte hoe koffie het bindmiddel kan zijn van een gezamenlijk moment. “Ik woonde in de oude stad, waar ik elke dag minstens twee keer koffie ging drinken. Dat was vaak met vrienden. Koffiedrinken in BosniĂ« duurt eeuwen, even is er niets anders meer van tel. Je kletst met je vrienden en geeft samen commentaar op de dingen in de stad.”

oorlogsverhalen

Ook in donkere dagen vormde koffie een houvast voor de BosniĂ«rs. De Bosnische burgeroorlog, zo’n dertig jaar geleden, heeft diepe wonden geslagen in het land. Mensen die generaties lang samenleefden kwamen recht tegenover elkaar te staan. Veel oorlogsverhalen bevestigen het belang en de sociale kracht van koffie. “Mensen bedachten recepten om tot iets te komen dat leek op koffie, anders was er niets om te delen”, vertelt Cateux. “Na de oorlog kwam ik soms in huizen van vluchtelingen waar je geen koffie aangeboden kreeg. Dat kon enkel zijn omdat er geen geld was om het te kopen. Dat was hĂ©t teken dat een huishouden superarm was.”

Voor veel vrouwen die hun zoons en mannen naar het front zagen vertrekken was koffie een houvast. Vaak werd de tijd letterlijk met koffiedik kijken gevuld. Tasseografie, het lezen van voorspellingen in het gruis dat overblijft onder in de kopjes, was een courante praktijk. Het bracht zekerheid in onzekere tijden. Het was hun eigen ćejf op het moeilijkste moment. Het gruis in hun lege koffietas vertelde hopelijk dat de oorlog spoedig zou stoppen en hun geliefde snel zou terugkeren. Cateux maakte het koffielezen zelf mee: “De vrouwen voorspelden mij altijd prachtige dingen. Er werd me bijvoorbeeld nooit voorspeld dat ik pijn ging lijden (lacht).”

Zeker voor de vrouwen van Srebrenica, waar het Bosnisch-Servische leger in 1995 8373 moslimjongens en -mannen ombracht, vormde het koffielezen een houvast. Cateux herinnert het zich nog goed: “Er waren veel geruchten dat de mannen misschien nog leefden en dat ze ergens gevangen waren genomen. En dus lazen de vrouwen de hele dag elkaars kopje om tegen elkaar te kunnen zeggen dat hun geliefde wel terug zou keren. Het was echt een heel krachtig hulpmiddel om de twijfel te doorstaan.”

ćejf: doe-het-zelf

Zelf zin gekregen om een Bosnisch koffiekransje te organiseren? Dan kan een gepast lekkernijtje zeker niet ontbreken. In eender welke bar in Sarajevo zal je bij je koffie een stukje Turks fruit krijgen, maar wanneer BosniĂ«rs bij elkaar op visite gaan zijn traditionele koekjes de verkozen lekkernij. De meest traditionele is de bosanski lokum, die makkelijk zelf gemaakt kan worden. Het recept vind je onder dit artikel. En vergeet zeker niet om de traditie te volgen en bij het koffiedrinken even lekker niets te doen. Misschien wordt dit wel jouw eigen ćejf-moment!

Bosanski lokum: het recept

ingrediënten

200 g boter

100 g suiker

1 ei

50 g kokosbloem

300 g zelfrijzende bloem

poedersuiker

bereiding

1. Breng de boter op kamertemperatuur, voeg de suiker en het ei toe en mix het geheel met een garde.

2. Voeg de kokosbloem toe en meng verder. Voeg er daarna de gewone bloem aan toe. Doe dit niet in één keer, maar in kleine delen en meng telkens opnieuw. Blijf bloem toevoegen tot je de perfecte consistentie bekomt: een deeg dat niet meer plakt, maar ook niet zo zacht is dat het uit elkaar valt.

3. Verdeel het deeg in drie gelijke bollen.

4. Rol deze bollen uit op een met bloem bedekt oppervlak. Blijf rollen tot de delen een egale dikte hebben.

5. Versnijd de rol in stukken van de gewenste lengte en leg deze op een vel bakpapier. Zet de plaat gedurende 15 min in een oven op 170 graden. Als afwerking kan je de koekjes besprenkelen met poedersuiker.

Nodig je vrienden uit, zet koffie, en geniet!



maatschappij

21/04/2024
counterstories
Bron/externe fotograaf

Eva Roelandt


April is Autism Awareness Month, een maand in het teken van autisme en het vieren van diversiteit. dwars sprak met Elena Dikomitis, maker van de podcast Autistic Counterstories, en ervaringsdeskundigen Silke Vanhoof en Jana Geets. Over één ding zijn ze het alle drie alvast eens: bij het brede publiek circuleren nog steeds veel vooroordelen en vastgeroeste ideeën. Want nee, Sheldon Cooper en Shaun Murphy zijn niet het toonbeeld van autisme.

Het doorbreken van die stereotypen is exact het doel van Autistic Counterstories. De podcast verscheen in februari 2024, maar het idee ontstond al veel eerder. “De podcast is opgestart vanuit het Autism Ethics Network, een onderzoeksnetwerk van UAntwerpen”, vertelt Elena. “Samen met het Centre for Health and Medical Humanities aan de Universiteit van Kent wilden zij aan de slag gaan met het thema autisme, gevoed door academisch onderzoek en persoonlijke ervaringen. Op basis van mijn eerder participatief podcastwerk zijn ze bij mij beland. In totaal zijn we zo’n tien maanden met het project bezig geweest. Het was voor mij van groot belang dat er voldoende tijd zou zijn om vertrouwen op te bouwen met geïnterviewden en samen met hen de podcastreeks vorm te geven.”

een inclusief proces

Elena heeft zelf geen rechtstreekse band met autisme. Toch was ze overtuigd om zich op dit project te storten. “Ik vond het een mooie uitdaging om aan de slag te gaan met ervaringen van mensen met autisme vanuit het besef dat er nog veel gaten in onze kennis zitten. Dat uit zich in academisch onderzoek, in de media en in alledaagse conversaties”, aldus Elena. Het podcastteam van Autistic Counterstories bestaat uit een diverse groep mensen waaronder mensen die zich op het autismespectrum bevinden. “Omdat ik zelf niet autistisch ben, was die diversiteit des te belangrijker.”

Silke, een van de ervaringsdeskundigen die aan het woord komt in de podcast, beaamt: “Met Elena had ik meteen een goed contact. Door de open sfeer had ik het gevoel dat ik heel veel vragen kon stellen. De structuur van de interviews werd ook afgestemd op de noden van de participanten. Zo heb ik bijvoorbeeld gevraagd om de vragen op voorhand te krijgen, zodat ik mijn antwoorden kon uitschrijven. En het was duidelijk belangrijk dat onze stemmen zo authentiek mogelijk de montage overleefden.”

een stem voor diversiteit

Het resultaat is een driedelige podcast met afleveringen van ongeveer een half uur. Elke aflevering vertrekt vanuit een andere invalshoek. “In de eerste aflevering ligt de focus op vrouwen, in het bijzonder vrouwen uit etnische minderheidsgroepen. We wilden kritisch beginnen, want als mensen denken aan een persoon met autisme, is dat vaak een witte man”, licht Elena toe. De tweede aflevering draait om mensen die niet of weinig spreken. “Normaal wordt het woord gegeven aan mensen die het woord nemen, maar nu wilden we het woord geven aan mensen die dat niet snel doen omdat ze zelden tot nooit tot spreken kunnen komen. Dat was een uitdaging in een audiogericht medium als een podcast, dus gingen we onder andere met muziek en poĂ«zie aan de slag”, aldus Elena. De laatste aflevering draait tot slot rond non-binaire of transpersonen met autisme. “Er valt nog heel veel te vertellen en niet alles komt aan bod in onze podcast. We moesten moeilijke keuzes maken.”

Op 29 maart was er een collectief luistermoment op onze universiteit. Elena vertelt: “Dat was een belangrijk moment voor mij, omdat het een publiek was waarin veel mensen met autisme zaten. Hun positieve reacties waren voor mij het teken dat we iets betekenisvol hebben gemaakt.” Ook Silke is tevreden met het resultaat. “De reacties die mij het meest raken, komen van mensen die zelf een autismediagnose of vermoeden van autisme hebben en zich erg gehoord voelen”, zegt ze daarover. Een van die reacties is extra bijzonder voor haar. In de tweede aflevering leest ze poĂ«zie voor van Birger Sellin, die autisme heeft en zich enkel schriftelijk kan uiten. “Zijn ouders stuurden een mail waarin ze lieten weten dat ze het gevoel hebben dat ik Birger echt heb begrepen. Daar was ik van onder de indruk.”

studeren met autisme

Silke is niet alleen ervaringsdeskundige in de podcast, ze is ook alumna van UAntwerpen. We spraken haar over haar ervaring met studeren met autisme. Het grootste deel van haar studie Taal- en letterkunde heeft ze zonder een diagnose doorgemaakt, want die kreeg ze pas op haar dertigste. Toen ze begon met studeren botste ze op verschillende moeilijkheden en uitdagingen die ze op dat moment niet goed kon beschrijven of zelfs begrijpen. Die uitdagingen ziet ze op twee verschillende niveaus, legt ze ons uit: “Op academisch niveau kom je opeens in contact met veel meer studiemateriaal dat je zelfstandig moet verwerken. Ook buiten je studies neemt de zelfstandigheid toe, zo ging ik bijvoorbeeld op kot. Die zelfstandigheid vergde veel energie van mij waardoor ik uiteindelijk ben gestopt met studeren.” In 2017 pikte Silke haar studies weer op. Op dat moment was ze ook bezig met haar diagnostisch traject. Toen ze een jaar later haar diagnose kreeg, kon ze met die handvaten een persoonlijk traject samenstellen en haar studie aanpassen aan haar noden.

Over die aanpassingen kon ook Jana ons meer vertellen. Jana is een studente Taal- en letterkunde aan UAntwerpen en omschreef studeren met autisme als een rollercoaster. Ze heeft vanaf het begin van haar studie haar traject gepersonaliseerd omdat ze langer bezig is met het verwerken van haar vakken. Zo kan een vak van drie studiepunten voor haar al snel evenveel tijd innemen als een van zes studiepunten voor iemand zonder autisme. Daarnaast zorgen lessen van twee uur met maar een korte pauze ook voor veel prikkels. “Gelukkig krijg ik voor veel lessen opnames, zodat ik eens kan terugluisteren”, vertelt ze ons. Dat terugluisteren helpt dan om het beter te kunnen begrijpen of om haar notities aan te vullen. Daarnaast kan Jana met de officiĂ«le documenten van haar diagnose nog verschillende andere faciliteiten aanvragen om haar studietraject te accommoderen.

Een voorbeeld daarvan is de faciliteit om een schriftelijk examen mondeling te mogen toelichten. Jana licht ons ook toe waarom dit belangrijk is: “Mensen met autisme kunnen vragen vaak anders of fout interpreteren en dan daardoor een antwoord schrijven dat eigenlijk niet klopt.” Jammer genoeg wordt die faciliteit nooit goedgekeurd bij Taal- en letterkunde, maar andere accommodaties zoals lesopnames, extra examentijd en verduidelijking van de vragen worden wel toegestaan. De universiteit heeft al een goede start genomen om autismevriendelijk te werken, maar er is nog plaats voor verbetering. Zo oppert Jana het idee om een prikkelvrij lokaal in te richten. Daarnaast haalt ze aan dat ook het STIP kan helpen door bijvoorbeeld een studentenpsycholoog stand-by te laten staan om studenten met autisme te helpen.

Zowel Jana als Silke halen aan dat er nog veel stereotypen zijn als het gaat over autisme. Die zijn niet alleen aanwezig in onderzoek, dat tegenwoordig al wel gebroken heeft met het idee dat autisme een ‘mannenbrein’ is. Ook in media en de samenleving blijft vooral het beeld bestaan van iemand met een hoge intelligentie, maar gebrekkige sociale vaardigheden. Tijdens Autism Awareness Month is het daarom belangrijk om te benadrukken dat er niet zoiets is als ‘normaal’, maar dat er meer dan één manier is waarop autisme tot uiting komt en dat iedereen op het autismespectrum daar op een eigen manier mee omgaat.

De podcast is te beluisteren via heel wat platformen: Spotify, Apple Podcasts, Amazon Music, Podcastle en Learn out Loud. Op YouTube is ook een ondertitelde versie te bekijken. Je kan Autistic Counterstories ook volgen op Facebook, Instagram en X. Voor vragen en feedback kunnen luisteraars terecht op het volgende adres: counterstoriespodcast@gmail.com

Het werk van podcastmaakster en alumna van UAntwerpen Elena Dikomitis (Studio De Nok) geeft vaak een stem aan individuen en gemeenschappen die anders niet of verkeerd gerepresenteerd worden. Haar podcasts vielen al internationaal in de prijzen (‘Getekend’, ‘Stoofpot met Za’atar’, ‘The Other Composer’). Haar meest recente producties zijn ‘Girls Make The City’ en ‘Sikh Silences across Generations’



UAntwerpen

21/04/2024

Moestuintjes en tuinieren zijn terug! Dat merk je overal, ook in stedelijke gebieden zoals Antwerpen. Zo investeerden districten Wilrijk en Berchem al in projecten om de straten te vergroenen met onder andere geveltuintjes. Ook de stad zelf promoot het aanleggen van geveltuintjes en dat lijkt te werken, want tijdens een stadswandeling de dag van vandaag zie je steeds vaker groene gevels. Onze universiteit trekt die groene lijn netjes door en ook op onze campussen zijn verschillende (moes)tuintjes terug te vinden. Wij zetten twee (moes)tuintjes op de campus in de kijker.

Wie wel eens les heeft in Het Brantijser op de Stadscampus, heeft het ongetwijfeld al gezien: het braakliggend lapje grond dat er tot een paar weken geleden vrij dood uitzag, leeft helemaal op! Dat zette deze redacteur meteen aan het denken. Heeft UAntwerpen dan toch geĂŻnvesteerd in tuinmannen die geen schapen zijn? Bestaan tuinkabouters echt? Na een zoekopdracht op Google kwam ik er al snel achter dat het gaat om ‘Hofstad’, een historisch proefveld voor stadslandbouw. Mijn nieuwsgierigheid was enorm aangewakkerd, dus contacteerde ik CĂ©cile Bruyet en Tim Soens, de coördinatoren van het project. CĂ©cile vertelt me dat het project deel uitmaakt van het vak ecologische geschiedenis in de derde bachelor Geschiedenis. Daar leren de studenten over allerlei thema’s met betrekking tot ecologische geschiedenis en een deel daarvan is landbouw. Hofstad is het praktijkdeel van het vak en draait vooral rond stadslandbouw. “Alle 160 studenten die in de cursus zitten, nemen ook deel aan het project. Dat was echt een praktische uitdaging, maar het lukt”, legt ze uit.

Binnen het kader van het vak zijn de studenten ingedeeld in zes groepen die allemaal aansluiten bij een historische periode. “De eerste tuin draait rond de vroege tot de hoge middeleeuwen. Daarbij is het thema de geschiedenis van geneesmiddelen. Dat zijn allerlei planten die toen voor zieken geteeld werden. De tweede tuin betreft de late middeleeuwen tot de premoderne periode. Daar is het thema de geschiedenis van smaak, en moeten de studenten met recepten werken. De derde tuin situeert zich ook in de premoderne periode, maar daar draait het allemaal rond diergeneeskunde. De vierde tuin draait rond industrialisatie, de periode waarin moestuinplannen voor stedelijke gebieden ontstonden. De vijfde en zesde tuintjes bevinden zich in de post-Tweede-Wereldoorlog-periode en gaan over het landbouwonderwijs”, legt CĂ©cile uit.

Naargelang hun periode en thema moeten de studenten bronnen zoeken om te ontdekken hoe de mensen toen aan landbouw deden. Zo beslissen ze welke gewassen ze kunnen planten en welke materialen ze mogen gebruiken. Dat is soms niet eenvoudig volgens professor Soens: “Studenten moeten zich een aantal vragen stellen voor ze beginnen. Als ze erwten willen zaaien moeten ze weten of mensen dat wel deden in de zestiende eeuw en hoe ze die dan zaaiden. Dan moeten ze ook nog op zoek gaan naar de historische varianten van erwten en het zaaigoed daarvoor, dus het is niet gemakkelijk. Ook als er insecten bij te pas komen is het niet evident. Je hebt geen insecticide, je hebt geen herbicide, dus je moet alles eigenlijk zelf uitvinden. Ook het bemesten gebeurt bijvoorbeeld met historisch verantwoorde meststoffen zoals turf en koemest in korrelvorm.”

Het doel van het prac ticum is om studenten actief aan het denken te zetten over stadslandbouw door de eeuwen heen. “Ze brengen maandelijks verslag uit van wat ze hebben gedaan, hoe ze dat hebben overlegd en welke bronnen ze daarvoor gebruikten. Het gaat ons dus echt om de argumentatie”, legt CĂ©cile uit. Toch kijken de historici ook vooruit, zegt Soens: “Je ziet vandaag in het stadsbeeld veel geveltuintjes en andere moestuintjes. Dat is wel de inspiratie natuurlijk. Er wordt vandaag nagedacht over andere manieren om aan voedselvoorziening te doen. De korte keten is weer belangrijk. Historici kijken naar het verleden om iets te zeggen over vandaag. Zo is geschiedenis maatschappelijk relevant.”

The Sympoiesis Garden

Op campus Mutsaard gelooft men ook dat tuinieren maatschappelijk relevant is. In de gangen vind ik flyers die me uitnodigen om op woensdagavonden mee te werken aan The Sympoiesis Garden. GeĂŻntrigeerd besluit ik om er volgende woensdag opuit te trekken en door de statige campuspoort op zoek te gaan naar de student-tuiniers. Rondom een picknicktafel vind ik een gezelschap dat thee en gebak met elkaar deelt. Met mij zijn Eline De Clerq, docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en oprichtster van het project, vier (ex-)studenten van de Academie en een kunstenaar. Zelf ben ik de enige student van UAntwerpen, maar ik word verzekerd dat ik evenzeer welkom ben. Omgeven door oude gebouwen, standbeelden en een afgedankte sokkel voelt de geschiedenis hier heel dichtbij. De mensen uit de geschiedenis blijken ook letterlijk dichtbij, de grond is immers een oude begraafplaats. Eline raadt me aan om niet dieper dan twintig centimeter te graven om een tĂȘte-Ă -tĂȘte met een schedel te vermijden.

Eline vertelt ons enthousiast het verhaal van de tuin. Tot enkele jaren geleden was tuinieren hier verboden. Toen hebben experts aangeraden om hier te tuinieren om zo de ecologie van de tuin te herstellen. Tegelijkertijd was er het idee dat studenten hier recht op hadden. De twee kwamen samen en zo werd het project geboren. Buiten de ecologie herstellen is het ook de bedoeling om studenten hier actief aan het denken te zetten. In tegenstelling tot Hofstad kwam dit project tot stand vanuit een artistieke, en geen historische, visie.

Dat punt wordt goed duidelijk gemaakt wanneer het woord agency valt, een term die elke geschiedenisstudent bekend in de oren klinkt. Historici debatteren er hevig over of patronen in de samenleving, structuur, of de wil van de mens zelf, agency, de grote drijfveer van de geschiedenis is. Ze zijn een beetje het kip en het ei voor historici. Hier wordt agency gebruikt in een context die de geschiedschrijving vreemd is: het gaat over die van de planten en niet die van de mens. Studenten leren in deze stadstuin om zichzelf als een deel van de natuur te zien en ervoor te zorgen, iets wat zeker in een tijdperk van klimaatverandering relevanter is dan ooit. De achterliggende visie van de tuin is ook gepubliceerd in de vorm van een kaart. Die is half kunstwerk, half academisch werk inclusief bronvermeldingen en geheel gratis te halen in de bibliotheek van de Academie.

Dat klinkt als veel theorie, maar in praktijk kwam het erop neer dat we gras gingen uittrekken. Niet omdat gras een ‘onkruid’ is, die term zouden de tuiniers hier nooit hanteren, maar omdat gras net het ‘onkruid’ verdringt. Als we alleen het gras verwijderen dan kunnen de andere planten groeien. Het merendeel van ons gezelschap gaat na wat minuten gras trekken over naar andere activiteiten. Ze gingen een hekje bouwen rondom het centrale stuk van de tuin om te vermijden dat bezoekers per ongeluk de planten gaan vertrappelen. Later worden er ook varens in de grond geplant.

Ik bleef twee uur bezig met het gras. Het is uitdagender dan je denkt. Je denkt perfect te weten wat gras is en wat niet tot je gedwongen wordt om alleen gras en niets anders uit te trekken. Zo aandachtig naar de grond moeten kijken dwingt wel een band met de aarde af. Je komt ook regelmatig oog in oog te staan met de bewoners van die aarde. De wormen zijn niet blij dat je gras uit hun aarde trekt. Hun veelvuldige aanwezigheid toont wel aan dat de grond gezond is. Buiten de wormen houdt er nog één collega grasplukker me gezelschap. Geen student van de Academie, maar een kunstenaar die hier is terecht gekomen uit fascinatie voor het project. Tijdens het grasplukken filosoferen we verder over de tuin en delen we levensverhalen. Na twee uur thee drinken, filosofische conversaties voeren en gras uittrekken is het tijd voor avondeten en gaan we allemaal stilletjesaan naar huis, ook de wormen die ik niet langer uit hun huizen kan verjagen. 

Iedereen is welkom om mee te helpen in de tuin. Info over de samenkomsten kun je vinden op de Instagrampagina. @royalacademyantwerpgarden 
 



close-up: recensie

02/04/2024
Wagner recensie
Bron/externe fotograaf

EPO

🖋: 

Richard Wagner liet naast talloze opera’s ook een omvangrijk literair oeuvre na waarin hij uitgebreid stilstond bij de ideeĂ«n achter zijn muziektheater. Philip Westbroek vertaalde de geschriften van de componist naar het Nederlands en schreef met De werkkamer van de meester een uitgebreide inleiding op de reeks. Onze redacteur waagde zich aan deze literatuur voor volmaakte wagnerianen.

Studenten die van de Stadscampus naar het Centraal Station wandelen, passeren nietsvermoedend Residentie Wagner. Vrees niet, de gelijknamige Russische paramilitaire groepering heeft – voor zover we weten althans – geen uitvalsbasis nabij de Rooseveltplaats. De residentie in kwestie heeft haar naam te danken aan de negentiende-eeuwse componist Richard Wagner, een toepasselijke naam dus voor een woongelegenheid op een boogscheut van de Antwerpse opera. Richard Wagner was namelijk een sleutelfiguur in de operageschiedenis. Hij verhief het muziektheater eigenhandig tot een hoger niveau. Luchtige liefdesverhaaltjes die louter als behang dienden voor de keuvelende burgerij, behoorden voortaan tot het verleden. Wagner doofde de zaallichten en schotelde het publiek allesomvattende epossen voor die complexe filosofische kwesties aansneden. Zijn werk is daardoor doorgaans voorbehouden voor melomanen die alleen maar genoegen nemen met het neusje en de zalm laten voor wat het is. 

Het oeuvre van de componist heeft desondanks de tand des tijds doorstaan. Elk zelfrespecterend operahuis heeft minstens één Wagneropera op het programma staan en zowat iedereen kan zijn WalkĂŒrenritt meeneuriĂ«n met dank aan de helikopterscĂšne uit Apocalypse Now. Het literaire proza van de componist verdween daarentegen wel in de plooien van de geschiedenis. Geheel ten onrechte, aldus Philip Westbroek. Wagners proza is namelijk cruciaal voor het begrip van zijn opera’s. Alles wat de componist ooit schreef had betrekking tot zijn operavernieuwing. Wie zich wil verdiepen in Wagners muziektheater en de vele ideeĂ«n die aan de grondslag daarvan lagen, kan dus niet aan zijn proza voorbijgaan. Daarom besloot Westbroek om de duizenden pagina’s die Wagner ooit volkrabbelde naar het Nederlands te vertalen. De negendelige reeks is naast een huzarenstukje een heus unicum. De Nederlandse vertaling is namelijk de enige integrale uitgave in een andere taal dan het Duits.  

Westbroek was Wagner na al die jaren nog niet beu en schreef een ‘handzame’ inleiding bij de negendelige prozareeks. Nu ja, driehonderd pagina’s muziekfilosofie zijn alleen maar handzaam voor echte wagnerianen, die het gewoon zijn om een ouverture van twintig minuten uit te zitten alvorens de eigenlijke opera begint.  

In de introductie van De werkkamer van de meester staat Westbroek uitvoerig stil bij het mysterie achter de impopulariteit van Wagners proza. Waarom leest niemand de geschriften van een componist waar liters inkt over zijn gevloeid? Ligt het aan Wagners complexe schrijfstijl? Westbroek ontkracht zulke opvattingen. Kant had ook niet bepaald een vlotte pen en diens werk wordt nog herhaaldelijk uitgegeven. Volgens Westbroek is het klaar en duidelijk waar het schoentje knelt. Wagners antisemitische opvattingen hangen als een donkere wolk boven zijn geschriften. Zijn omstreden essay Das Judenthum in der Musik, waarin hij van leer trekt tegen Joodse componisten en muziekcritici, is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de Duitse cultuurgeschiedenis. Niet zelden opperen specialisten ter zake dat het essay het pad effende voor het grote trauma van de twintigste eeuw.  

Intellectuele spons

Ondanks de – terechte – controverse loont het om Wagners ideeĂ«nwereld in te duiken, al was het maar om inzicht te krijgen in het negentiende-eeuwse denken. Wagner belichaamde het tijdsbestek: als een spons zoog hij gretig kennis en theorieĂ«n op die hij verwerkte in zijn muziekdrama. Westbroek bespreekt uitgebreid zijn geschriften over het zogenaamde gesamtkunstwerk. Wagners opvattingen daarover gaan terug tot zijn jeugdige Beethovenidolatrie. In een van zijn weinige verhalende geschriften brengt het alter ego van Wagner een bezoek aan de stervende Beethoven. De Weense toonmeester had met zijn orkestrale muziek het onderste uit de kan gehaald, waardoor er op het einde van zijn leven niks anders opzat dan het terrein van het woord te betreden. Resultaat: het slotkoor van zijn negende en laatste symfonie, het bekende Ode an die Freude naar een tekst van Friedrich Schiller. In het kortverhaal gaf Beethoven de toestemming aan Wagners alter ego om zijn nalatenschap verder te zetten en literatuur en muziek verder te laten samensmelten. Wagner zelf droomde van een synthese tussen de muzikale vernieuwingen van Beethoven en het literaire drama van Shakespeare. De optelsom van de twee delen resulteerde in het zogenaamde gesamtkunstwerk, een opera met een vernieuwde partituur en een literair libretto. 

Wagner was naast een operavernieuwer ook een intellectuele duizendpoot. Onder invloed van het socialisme stond hij op de barricaden, hij viel zijn geloof af na het lezen van Feuerbach en Bakoenin, vond God weer ten tijde van de opera Parsifal en kreeg geregeld een hoogleraar filologie uit Bazel op de koffie. Friedrich Nietzsche was zijn naam, de man in kwestie zou later nog iets met filosofie doen. Wagner schreef uitvoerig over al deze intellectuele stromingen en verwerkte ze in zijn opera’s. 

Voer voor wagnerianen

De werkkamer van de meester is naast een inleiding op de filosofische onderbouw van Wagners opera’s ook een overzicht van het negentiende-eeuwse denken. Alle benoemingswaardige intellectuelen en denkstromingen uit de ijzeren eeuw passeren de revue. Westbroek legt behendig de link tussen Wagners intellectuele ontwikkeling en de opera’s die in navolging daarvan tot stand kwamen. Daarbij legt hij vooral de nadruk op Wagners denken en schrijven, waardoor zijn levensverhaal naar de achtergrond verdwijnt. De affaire met Mathilde Wesendonck, de hechte band met schoonvader en toppianist Franz Liszt en zijn tragische levenseinde in VenetiĂ« komen slechts terloops aan bod. Biografische informatie is uiteraard bijkomstig in een monografie die zich toespitst op Wagners gedachtegoed, maar lezers die niet vertrouwd zijn met de levenswandel van de componist dreigen hierdoor de draad te verliezen.  

Westbroeks bespiegelingen leveren een rijke monografie op voor diegenen die zich willen verdiepen in de ideeĂ«n achter Wagners muziektheater en de negentiende-eeuwse cultuurgeschiedenis bij uitbreiding. Zij die geen kaas hebben gegeten van de behandelde onderwerpen, haken vermoedelijk na enkele pagina’s al af. Westbroek onderneemt weliswaar een poging om de lezer bij de les te houden door in elke hoofdstuk heldere inleidingen en samenvattende besluiten in te lassen, maar blijft in de eerste plaats een academicus met een grenzeloze eruditie. Deze kennis naar het brede publiek vertalen was kennelijk niet het doel van deze monografie. Wie een handzame inleiding tot het werk van Wagner wil lezen, grijpt beter naar de toegankelijkere biografie van Freddy Mortier.



Antwerpen

23/03/2024
🖋: 

Vergeet den Dolce en de Klimax, de prijs voor de meest memorabele Stadswaagnachtclub aller tijden gaat naar de inmiddels ter ziele gegane Cinderella’s Ballroom. In de jaren 1970 en 1980 groeide deze slecht verlichte kelder uit tot het epicentrum van de Antwerpse punkscene. De nabijheid van deze voormalige muziektempel inspireerde onze redacteur tot een zoektocht naar de sporen van het roemrijke Antwerpse punkverleden.

Wanneer ik ter voorbereiding van dit artikel over de verlaten Stadswaag struin, dwalen mijn gedachten af naar het Antwerpen van de jaren 1970. Na een periode van ongeziene groei belandde de economie in een neerwaartse spiraal. Voor jongeren was er nauwelijks toekomstperspectief. Arbeiders geraakten niet aan de bak in de haven en moesten elke dag noodgedwongen door weer en wind fietsen om een stempel te laten zetten en afgestudeerden konden niet aan de slag op de arbeidsmarkt. Hun dromen lagen al aan diggelen voor hun volwassen leven goed en wel begonnen was. Een eigen huis met tuintje – het ideaal van de babyboomgeneratie – zat er voor hen niet in. En wat met de vijand uit het Oosten? Zou hun schimmelrijke huurflat een nucleaire inslag overleven?

Ondertussen rommelde het aan de overzijde van het Kanaal. Om te ontsnappen aan de waan van de dag vluchtten Britse jongeren in een undergroundscene vol scheurende gitaren, leren jassen en welgeplaatste veiligheidsspelden. De punkers zagen het levenslicht. Hun motto: de wereld is naar de kloten. Hun antwoord daarop: een dikke middelvinger.

Na een reis door het Verenigd Koninkrijk besloot Antwerpenaar Luc Van De Poel dat de sinjorenstad nood had aan een dosis anarchie en stichtte hij ’s lands eerste punkband The Kids. Nomen est omen: bassist Danny De Haes was bij de oprichting amper twaalf jaar oud. Het contrast met frontman Ludo Mariman, een potige havenarbeider met de aaibaarheidsfactor van een hondsdolle rottweiler, kon haast niet groter zijn. In een mum van tijd kregen The Kids navolging van een reeks Belgische punkbands. Ervaring was dan ook geen vereiste. Met een handvol akkoorden, een mondje steenkolenengels en een frontman die de longen uit zijn lijf schreeuwde, kwam je al een heel eind.

Punk was naast een muziekgenre een ware levensstijl. Jongeren hulden zich in rafelige jeans en strakke leren jassen, maten zich een hanenkam aan en keilden hun studies en loopbanen in de vuilbak. Punkers hadden wel wat beters te doen met hun tijd. Pogoën op The Sex Pistols bijvoorbeeld. Of kleinburgerlijke pennenlikkers een goei saflet geven. Softies die in de flowerpower waren blijven hangen, verdienden eveneens een flink pak rammel.

party on, party on, party on

De buurt rond de Stadswaag was het kloppend hart van de Antwerpse punkbeweging. Niet verwonderlijk: door de nabijheid van de Academie, de UFSIA (een van de voorlopers van UAntwerpen) en de dokken woonden er rondom het plein vooral jonge kunstenaars, studenten en havenarbeiders. Bovendien waren de huurprijzen er door de armoedige staat van de panden aan de lage kant. Overdag sliepen punkers er hun roes uit. In de late namiddag zetten ze koers naar het Conscienceplein, waar ze de nacht inzetten in het Pannenhuis, de muziektempel waar de mannen van Pink Floyd in hun psychedelische begindagen nog hadden opgetreden. Anno 1980 was Pink Floyd een stadionvullende progrockband waar de meeste punkers hun neus voor ophielden.

Rond middernacht trok een stoet leren jassen naar de Stadswaag waar Cinderella’s Ballroom klokslag middernacht haar deuren opende – nomen est wederom omen. De muziekclub was het walhalla voor de in leer gehulde meerwaardezoeker. Door de boxen schalden de betere (post)punk, ska en new wave. Journaliste Annik HonorĂ©, de vrouw waar Joy Division-frontman Ian Curtis zijn hart aan verpand had, gaf regelmatig een acte de prĂ©sence en een groep modestudenten bewonderde de gewaagde outfits. Later zouden ze als couturiĂšres de wereld veroveren onder de naam de Antwerpse Zes. De festiviteiten in Cinderella’s Ballroom gingen door tot in de vroege uurtjes. Punkliefhebbers die nog in hun ouderlijk huis woonden, namen rond 10 uur de tram naar het centrum om zich aan te sluiten bij het feestgewoel.

ne plastieken zak

Een van de hipste vogels in Cinderella’s Ballroom was Gene Bervoets. Lang voor zijn doorbraak als acteur was hij de frontman van dienst bij The Plastik Bags. Bervoets en de zijnen keken verder dan het Londen van The Sex Pistols en lieten zich inspireren door de New Yorkse artpunkbands Talking Heads en Television. Ze doorspekten hun teksten met intellectuele referenties, hielden dandyeske verkleedpartijen en brachten een sound voort die een stuk geraffineerder was dan de sonische oplawaaien van hun aartsrivalen The Kids. Zelfverklaarde proletariĂ«r Mariman had namelijk een broertje dood aan pendantisme. Lang voor de fameuze battle of britpop barstte de Antwerpse battle of punk uit. Bervoets liet ooit in een interview optekenen dat hij vaak moederziel alleen op het podium stond omdat de overige bandleden slaags waren geraakt met de achterban van The Kids.

Toen de goegemeente lucht kreeg van de punkscene zond de BRT Marc Didden eropuit om het fenomeen te doorgronden. De eminente popkenner leverde een documentaire af met de poëtische titel Gisteren zullen we de pogo dansen. Met zijn kenmerkende piepstem stelde Didden de vragen die op de lippen van de brave huismoeder brandden: Hoe ziet de dag van een punker eruit? Waarom zijn jullie zo boos? Zijn jullie fascisten?

Vergis je niet, ondanks de ogenschijnlijk naïeve vragen wist Didden donders goed waar punk voor stond. Als klap op de vuurpijl kreeg hij zelfs enkele prominente figuren uit de beweging voor zijn lens: The Kidsfrontman Mariman deelt met branie zijn wereldvisie mee (wat die wereldvisie precies inhield, daar heeft al wie het Antwerps dialect niet machtig is het raden naar), De Brassers verkondigen de leer van hun Messias Johnny Rotten en de wereldvermaarde Talkings Heads zijn de – euh – talking heads van dienst.

there will be no next time

Toen Marc Didden de punk in de Vlaamse huiskamer bracht, was de beweging al over haar hoogtepunt heen. Punkers van het eerste uur hadden de gitaren inmiddels aan de wilgen gehangen; bands die niet ten onder gingen aan de dodelijk cocktail van drank, drugs en oplopende ruzies, zwichtten voor het grote geld. Zij die ooit het antikapitalisme predikten, tekenden nu een lucratief platencontract. Zo ook The Kids, die in de jaren 1980 salonfÀhig genoeg waren voor de Aardbeiprinsesverkiezing in mijn geboortedorp Melsele. Geloof me, een authentieke punker heeft daar niks te zoeken


De geest van de punk leeft misschien nog het meest voort in de kunsten. Ann Demeulemeester – een van de Antwerpse Zes – is sinds jaar en dag de vaste couturier van punklegende Patti Smith. Jan Fabres kevermozaïeken en punaisesculpturen stralen dan weer het geweld van een stevige pogo uit, zijn kattenvideo en werkattitude helaas ook.

Cinderella’s Ballroom sloot in het midden van de jaren 1990 de deuren, maar leeft voort in de gedachten van een generatie oud-punkers. In 2018 organiseerde de Academie een tentoonstelling over de Antwerpse punkscene. Op een steenworp van de Stadswaag vergaapten geïnteresseerden zich aan kijkkasten vol zines, buttons en cassettes. De punk van Cinderella’s Ballroom in een keurige museumopzetting
 Dat schoentje knelt.

Naar aanleiding van de tentoonstelling besloot Bervoets The Plastik Bags nieuw leven in te blazen. De huidige postpunkhype rond IDLES, Shame en Fontaines D.C. creĂ«ert een momentum voor de comeback van ervaren punkrotten. Allemaal goed en wel, maar die goeien ouwen tijd keert nooit meer terug. Een groep nostalgisch aangelegde vijftigers en zestigers houden de herinneringen aan Cinderella’s Ballroom in stand met een gesloten Facebookgroep die vernoemd is naar de voormalige nachtclub. Een eenvoudig postje met een videoclip van een of andere obscure eightiesband volstaat om de commentsectie te laten losbarsten. “Ik heb in Cinderella nog een pint gedronken met die gast”, merkt iemand op, doelend op een gitarist die (aan zijn kapsel te zien) elke dag 230 volt door zijn lichaam jaagt. Afsluiten doen alle berichten met een variatie op eenzelfde thema: “Da ware nogal is tijden hĂ©.”



het laatste woord

23/03/2024
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie gaan we mierenneuken over duivenmelker.

De duivenmelker, het lijkt bijna een metafysisch concept dat uitsluitend voorkomt in stripboeken en tekenfilms als baken van Vlaamse gezelligheid. Mijn excuses dat ik die bubbel moet doorprikken, maar duivenmelkers bestaan niet alleen in stripboeken en dat zette me aan het denken. Wat doen duivenmelkers eigenlijk? Produceren duiven melk? Zijn duivenmelkers boeren? Geraak je bij het lezen van die overvloed aan vragen in paniek? Maak je geen zorgen, ik zocht het allemaal voor jullie uit.

Wat houdt duivenmelkers bezig? Wel, ze melken alleszins helemaal geen duiven. Duivenmelkers zijn liefhebbers van de duivensport. Dat houdt in dat ze speciale duiven kweken en trainen om zo snel mogelijk een traject tussen een lossingsplaats en hun hok af te leggen. De winnaar van zulke wedstrijden is de eigenaar van de duif die de hoogste gemiddelde snelheid behaalt op het afgelegde traject. Dat traject kan oplopen tot 1100 kilometer per dag. Toen ik daarachter kwam, was ik in shock. Wat een stelletje oplichters, die duivenmelkers. Ten eerste zijn het de duiven die de sport uitvoeren en niet zijzelf. Ten tweede durven ze zichzelf als winnaar van de wedstrijd bekronen, terwijl die duif waarschijnlijk zit te puffen in een krap hokje.

Daarmee stopt het verhaal nog niet. Ik kwam er ook nog eens achter dat de vermeende atleten soms gebruik maken van motivatietechnieken om hun duiven sneller te doen vliegen. Een populaire methode is het weduwschap. Die techniek houdt in dat de mannetjesduif een week voor de vlucht gescheiden wordt van zijn vrouwtjesduif. Daardoor vliegen de mannetjes sneller, omdat ze zo snel mogelijk terug bij hun vrouwtje willen zijn. Hoewel dat allemaal romantisch klinkt, vind ik het vooral barbaars.

Ten slotte, hoe zit het met die duivenmelk? Uit een snelle zoekopdracht ontdekte ik dat duiven wel degelijk melk produceren. De duif maakt een melkachtige substantie aan in haar krop nadat haar jongen uit het ei zijn gekropen. Die melk is dan voor de eerste levensdagen de voedingsbron van de pasgeboren babyduifjes en wordt allesbehalve gemolken door een duivenmelker. Blijkbaar is het woord duivenmelker gewoonweg ontstaan naar analogie met het woord geitenmelker (iemand die geiten houdt en dus wĂ©l melkt om van de opbrengst te leven). Wat een oplichters, die duivenmelkers. Â