studentenleven

21/09/2024
🖋: 

Als nieuwe student aan UAntwerpen krijg je de kans om deel te nemen aan een eeuwenoude traditie: de studentendoop. Al moeten we je dat vast niet vertellen, want de doop is sinds 2018 niet meer weg te denken uit de media. Misschien schrikken de verhalen over extreme rituelen je af, of ben je juist enthousiast door positieve ervaringen van je oudere vrienden. Dit artikel biedt een overzicht om je te helpen een geĂŻnformeerde keuze te maken.

Het klinkt waarschijnlijk onaantrekkelijk: uren op je knieën doorbrengen, bedolven worden onder smurrie en ranzige voedselcombinaties voorgeschoteld krijgen, terwijl studenten van soms amper een jaar ouder tegen je schreeuwen dat je slechts een kutschacht bent. Ik hoor je al denken: waarom doen zoveel studenten zichzelf dat aan? De redenen lopen uiteen: om vrienden te maken, uit sympathie voor de vereniging en haar tradities, om zichzelf uit te dagen, of gewoon omdat ze het leuk vinden. Sommigen vinden het zelfs zo leuk dat ze zich laten dopen bij verschillende clubs. 

welwillend welgekomen 

Bij verschillende clubs? Ja hoor, het komt vaker voor dan je zou denken en daar is een goede reden voor. De doop is namelijk slechts het startmoment: na de doop ben je officieel ‘schacht’ (een minderheid van de clubs maakt nog onderscheid tussen het mannelijke ‘schacht’ en het vrouwelijke ‘por’) tot je ontgroend wordt tot ‘commilito’, een volwaardig lid. Hoewel de ontgroening vaak een relatief eenvoudig ritueel is, zoals het drinken van een ad fundum bier of een niet-alcoholische variant met wat zout, zijn het vooral de ervaringen in de tussenperiode als schacht die velen aanspreken. 

In deze periode krijg je vaak allerlei opdrachten, waarbij het vooral gaat om promotie maken voor clubactiviteiten en aanwezig zijn bij evenementen. Daar kunnen enkele ludieke opdrachten bij komen, zoals het clublied zingen in het buitenland of een valentijnsroos kopen voor een praesidiumlid. Tijdens cantussen leer je aan een aparte tafel, de zogenaamde ‘bak’, dan weer de kneepjes van het vak en de tradities van de club. 

Hoewel sommige clubs strenger zijn dan andere, zijn bovenstaande zaken vaak niet eens nodig om ontgroend te kunnen worden. Zo goed als alle clubs vinden het namelijk fijn om meer ingewijde leden te hebben en zullen je, indien je gedoopt bent en een minimum aan engagement hebt getoond, ook ontgroenen. Sterker zelfs, als er één ding is dat je uit dit artikel moet meenemen, is het dat je je helemaal niet moet laten dopen om lid te worden van een studentenclub. Lid ben je zodra je een lidkaart koopt en zelfs die heb je vaker niet dan wel nodig om naar een activiteit van een club te trekken, al krijgen leden meestal korting. 

het lieve leed 

De meeste universiteitsverenigingen die dopen kiezen voor een dagdoop, omdat die meestal als aangenamer wordt ervaren dan een intensieve weekdoop. Aesculapia, de club voor geneeskundestudenten, kiest voor een middenweg. Wout, praesidiumlid bij de club, licht toe: “Doorheen de maand oktober organiseren we vier doopactiviteiten. Ook organiseren we een weekend waarbij eerstejaars en praesidium elkaar op een leuke manier leren kennen.” De formule van Aesculapia is dus minder uitputtend dan een weekdoop, maar levert wel meer kansen op voor schachten om vriendschappen op te bouwen dan een korte dagdoop. PSW, de club voor studenten Politieke- en Sociale wetenschappen, kiest voor een andere middenweg met een doopdriedaagse. Nog andere clubs organiseren dan weer enkel een doopcantus. 

Hoe lang je doop ook duurt, je zult in elk geval worden uitgedaagd met een reeks activiteiten. Je kunt rekenen op enkele vaste elementen: je verkleedt je volgens een bepaald thema en ondergaat een ‘dril’, een fysiek gedeelte dus, en een ‘vettig gedeelte’. Clubs vullen die onderdelen verschillend in: bij de ene club zul je tijdens de dril vijftig keer moeten pompen, de andere club laat je rondjes lopen alsof je een personage uit Mario Kart bent. Hoe vuil je uit het vettig gedeelte komt, hangt ook weer af van de organiserende vereniging. Doorgaans besmeuren doopmeesters je met de goedkoopste voedingswaren die het praesidium bij elkaar kon rapen en krijg je allerlei ‘lekkers’ voorgeschoteld, zoals pickles met slagroom. Kroonjuweel van die vettigheid is de schachtenpap, een huisbereid vloeibaar goedje met mysterieuze ingrediĂ«nten. Om ervoor te zorgen dat de doop een plezierige ervaring blijft, zal de club je vooraf aanraden een doucheplek te voorzien. Sommige praesidia, die extra betrokken zijn, stellen zelfs hun eigen kot ter beschikking. Daarnaast zul je je voor een doop ook moeten inschrijven, zodat de aanwezige zorg- en zedenmeesters rekening kunnen houden met zaken als slechte knieĂ«n, astma, allergieĂ«n en diĂ«ten. Als een club je wil dopen zonder daarachter te vragen, moeten er alarmbelletjes afgaan. 

meeloperij of machtsspel

Naast de dril en het vettig gedeelte zijn er ook andere elementen die vaak aan bod komen, zoals de ‘olifantenpas’, het gezamenlijk scanderen van ludieke teksten en het aanleren van het clublied. Veel van deze opdrachten zijn bedoeld om je te helpen je (publieke) schaamte te overwinnen door samen met anderen te lachen en jezelf even uit je comfortzone te halen. De machtsverhoudingen tijdens een doop zijn vaak niet meer dan een symbolisch rollenspel. Toch zijn er enkele aandachtspunten. Zo zijn er nog steeds clubs die hun schachten tijdelijk ‘verkopen’. Hoewel dit niet per se negatief hoeft te zijn, geeft de club op die manier de controle uit handen. De ervaring hangt dan af van de intenties en betrokkenheid van de koper. Bovendien streven enkele clubs nog steeds naar de titel van ‘de bruutste’. Dit betekent dat ze de meest uitdagende doop proberen te organiseren. Om deze om-ter-hardst-mentaliteit te temperen, heeft het Antwerpse stadsbestuur geïnvesteerd in zowel een doop- en feestcharter als een inspiratiegids voor dopende studentenverenigingen.

het chauvinistische charter

Het doopcharter waarborgt de fysieke en mentale integriteit van de deelnemers en houdt het alcoholgebruik binnen de perken. Een belangrijk aandachtspunt is dat een doop moet doorgaan op openbare plaatsen. Afgesloten kelders waar de politie niet kan controleren zijn dus niet enkel een slecht teken, maar gewoonweg verboden. Het is simpel: clubs die het charter niet ondertekenen, mogen niet dopen. Sterker zelfs, als je deelneemt aan een doop van een club die het charter niet ondertekende, riskeer je zelf een tuchtprocedure binnen UAntwerpen. Je kijkt dus maar best na of de club waar je je wilt laten dopen het charter heeft ondertekend. Clubs die het charter niet hoeven te ondertekenen, zijn uiteraard de clubs die helemaal niet dopen. Vooral thema- en studieclubs passen steeds vaker voor een bindend welkomstritueel, vanuit het idee dat hun leden sowieso al een gedeelde interesse en dus connectie hebben. Zelfs onder de faculteits- en departementsclubs zijn er enkele die passen voor het ritueel. Andere kiezen dan weer voor een tussenweg. Een voorbeeld daarvan is Klio, departementsclub van Geschiedenis, die sinds 2021 niet langer een doop, maar een initiatiedag in de vorm van een stadsspel organiseert. Het verschil? Dat omschrijft Ronan, praeses van de club, als volgt: “Wij stimuleren geen banden vanuit een gedeelde vernedering, maar leggen de focus op het idee dat men samen sterk staat. Tijdens onze initiatiedag staat teamwork centraal.” Drillen en stinken staat dus niet meer in het woordenboek van Klio. “Na het stadsspel volgt een initiatiecantus waar we in een rustige omgeving de regels en praktijken omtrent cantussen aanleren”, sluit Ronan af.

grondige grenzen

Over één onderdeel van een doop, misschien wel het allerbelangrijkste, hebben we het nog niet gehad: jouw persoonlijke grenzen. Clubs hopen natuurlijk dat iedereen volop meedoet, maar in een respectvolle doop zou het stellen van je eigen grenzen net zo belangrijk moeten zijn als het verleggen ervan. Wout verzekert me dat dat bij Aesculapia alleszins het geval is: “Tijdens elk van onze doopactiviteiten is er niets verplicht. Je kan op elk moment zeggen dat je iets niet wilt of stoppen met de doop. Natuurlijk blijf je dan nog steeds welkom op al onze activiteiten, net zoals alle studenten.” Of je je laat dopen of niet, dat blijft jouw beslissing. Twijfel je nog? Veel clubs organiseren in het begin van het academiejaar een infoavond waar je laagdrempelig al je vragen kan stellen. Je kunt ook gerust even afwachten en je laten dopen in een later academiejaar. Nog een laatste goede raad van oma : vrienden voor het leven vind je sowieso wel, ook zonder doop. 



progress lost

15/06/2024
Progress Lost (© Dennis Van Der Kuylen | dwars)
Bron/externe fotograaf

Dennis Van Der Kuylen

🖋: 

Spoiler alert: deze tekst verraadt belangrijke plotelementen van Wolfenstein 2. 

Wie diep in Noordrijn-Westfalen langs het ingedommelde dorpje Wewelsburg passeert, ziet op een heuvel een eerder onopmerkelijk renaissancekasteel liggen zoals er in Duitsland bijzonder veel te vinden zijn. Dit specifieke kasteel is echter bijzonder omdat het vorige eeuw korte tijd dienst deed als opleidingsschool voor de gehate SS en godbetert ook als een wat knullig centrum voor nazi-occultisme. Wolfenstein 3D kwam nog te vroeg, maar het dorp en kasteel van Wewelsburg vallen mits enige fantasie wel te herkennen in het bijzonder onderhoudende Return to Castle Wolfenstein (2001) en vooral in het iconische Wolfenstein (2009) van Raven Software. Het alpenlandschap waarin dit alles zich afspeelde had dan weer niets met Wewelsburg te maken, maar vertelt eerder het verhaal van Berghof en Kehlsteinhaus, respectievelijk het woonhuis van de FĂŒhrer en het mythische Adelaarsnest, dat eigenlijk nooit meer was dan een veredelde taverne op een berg. De ‘Wolf’ in de naam tenslotte zou dan weer een herinnering kunnen zijn aan de Wolfschanze, Hitlers militaire hoofdkwartier tijdens het grootste deel van de oorlog. Kortom, Wolfenstein lijkt een amalgaam te zijn van bestaande en ingebeelde nazi-architectuur, groteske opvattingen over magische relieken vermengd met gnostische esoterie en afgekruid met de wat meer heroĂŻsche stukken uit de opera’s van Wagner. De naam van dit fictieve kasteel is als een kompas dat onveranderlijk wijst naar het hart van wat vandaag door velen nog steeds gezien wordt als het meest boosaardige regime ooit.  

Toch is al haar boosaardigheid de naam Wolfenstein weinig meer dan een slim decor waarop de ultieme held kan opstaan om het ultieme kwaad te wreken. In de oude games was dit nog de karikaturale B.J. Blazkowicz, van wie de intialen van zijn voornaam als een soort pre-internet meme, een onweerstaanbare aantrekking hadden op elke puber uit die tijd. In de recentere games gaat het om William (Billy) Joseph Blazkowicz, Terror Billy voor zijn vijanden, een ogenschijnlijk gewone mens van vlees en bloed die het toch niet kan laten om een volmaakte beheersing van de kunst van het oorlogsvoeren te combineren met een onkreukbaar karakter. William (voor de vrienden) is plezant om mee te spelen, maar wie niet constant het gevoel wil hebben om fataal tekort te schieten in het leven, moet vooral geen Blazkowicz in huis nemen. 

Iets helemaal anders is het feit dat in het inmiddels oeroude Wolfenstein 3D, de vuige Duitsers vaak het leven lieten met de inmiddels iconische kreet ‘Mein Leben’. Wie een cynische klootzak is voelt hierbij alleen maar leedvermaak, maar voor alle anderen betekent het toch een wat ongemakkelijk blik op de doodsangst en wanhoop van een stervende soldaat. Niet toevallig is net de uitspraak ‘Mein Leben’ uitgegroeid tot een iconisch thema in latere Wolfenstein-titels. Zo valt het op dat ook The New Colossus niet enkel William maar ook Den Duits tot menselijke proporties tracht te reduceren. William komt bijvoorbeeld een moeder tegen die hem in het gezicht slaat omdat hij haar zoon gedood heeft of luistert een gesprek af tussen twee Duitse soldaten het hebben over zinloos geweld en hun afkeer van terrorisme. Inhoudelijk zit Wolfenstein daarmee in een ethische spreidstand tussen hondsbrutale wraak en een wat zoetgevooisde parabel over menselijkheid. Iets wat Blazkowitcz in zijn eigen schizofrene leven gestalte geeft door rĂŒcksichtslos geweld op anonieme gemaskerde soldaten af te wisselen met het stichten van een kerngezin en een occasionele uitspraak over die heel specifieke opvatting over vrijheid die de Verenigde Staten vandaag steeds meer verlamt. In deze laatste bescheiden zin kan dit spel enorm overigens realistisch genoemd worden. De makers van het spel zijn zich overigens goed bewust van deze paradox. Zo moet Sigrun, de overgelopen dochter van nazi-topvrouw Irene Engel, even compleet door het lint gaan voor ze door de verzetsgroep als volwaardig gezien wordt.  

Het is bekend dat de echte nazi’s hun particuliere idee van de ideale mens wilden bereiken middels een combinatie van eugenetica en een weinig subtiel broedprogramma waar enkel blonde mensen met blauwe ogen voor in aanmerking kwamen. De fictieve nazi’s in Wolfenstein mikken meer op een onheilige huwelijk tussen vlees en metaal. Transhumanisme heet tegenwoordig het verbeteren van het eigen lichaam door technologie, maar in wezen is het weinig meer dan een heel specifieke laat-postmoderne variant van eugenetica. Het is wat een groot deel van de mensheid ervan doet dromen om een raketwerper als rechterarm te hebben of zoiets, zonder evenwel het algemeen enkelvoudig stemrecht af te schaffen. Tenminste daarin onderscheidt het transhumanisme zich nog van de hordes die eertijds met gestrekte rechterarm door de straten dwaalden. 

William Blazkowitcz zou natuurlijk geen Amerikaanse held zijn, wanneer hij ook op dit aspect Den Duits met de broek op de enkels zet. Als Irene Engel hem namelijk in een ronduit indrukwekkende tussenscĂšne de kop afkapt tijdens een publiekelijke executie, staan zijn verzetsvrienden klaar om hem een nieuw cybernetisch lichaam te geven. Daarmee transformeert Blazkowitcz ironisch genoeg net in de ĂŒbermensch die de historische nazi’s met eugenetica wilden bereiken en de fictionele nazi’s met technologie. In tegenstelling tot de gedwongen Stroggification van Matthew Kane in Quake IV (2005) en de zelfopoffering van Seth Walker in het wat ondergewaardeerde Space Siege (2008), ondervindt Blazkowitcz geen enkele sociale of fysieke hinder van zijn nieuw en verbeterd lichaam. Zelfs daarin overtreft B.J. ons allemaal 
 de klootzak. 

Groteske ensceneringen zijn zowat het handelsmerk van Wolfenstein en dus moet met enig sardonisch genoegen noodgedwongen vermeld worden dat er ook een hallucinante ontmoeting met bejaarde Adolf Hitler op Venus op het programma staat in The New Colossus. Iedereen die zichzelf gamer noemt zou dit moeten gespeeld hebben en het gevaar dat dit een spoiler is voor enkele lezers valt in het niet met het gebrek aan respect dat zou blijken uit het onvermeld laten van deze scĂšnes, die tot het beste behoren van wat computergames ooit hebben voortgebracht. Ook voor elke gamer en bij uitbreiding voor de hele mensheid is de keuze tussen boosaardigheid en menselijkheid een levenslange opgave.



10/06/2024
Sammy Mahdi
Bron/externe fotograaf

Johan Martens

🖋: 
Auteur
Auteur extern

Lola De Crom


Sammy Mahdi is een naam die nog voor weinigen vreemd in de oren klinkt. Hij groeide op als zoon van een Belgische moeder en een Irakese vader in Vilvoorde. In 2022 werd hij verkozen tot partijvoorzitter van CD&V. Sindsdien blaast Mahdi nieuw leven in de partij, maar hoe en vooral waarom? 

Mahdi koos om verschillende redenen voor CD&V, legt hij uit. “Toen ik als kind naar de politiek keek, was CD&V de partij die mij het minst irriteerde. Elke partij zei wel dingen waar ik het niet mee eens was. Wanneer iemand zei dat hij voor de zelfstandigen was en iemand anders voor de werknemers, vroeg ik me af of we er niet gewoon voor alle twee konden zijn.” Die instelling vond hij terug bij CD&V. Daarnaast voelde hij zich aangetrokken tot het familiale karakter van de partij: “CD&V is voor mij de partij die gelooft in mensen. Op economisch vlak wil de partij investeren in inkomen, koopkracht, welzijn en gezondheidszorg. Daarin zijn we dus eerder centrumlinks georiĂ«nteerd: warm en beschermend. Op socio-cultureel vlak letten we dan weer op integratie, migratie en veiligheid. We verwachten dat het migratiebeleid een aantal regels vooropstelt die iedereen moet naleven.” 

met de botte bijl of toch geslepen? 

Ondanks zijn migratieachtergrond is Mahdi’s visie over migratie vrij conservatief. Dat is geen toeval, vertelt hij. “Net omdat ik migratieroots heb, ga ik ervan uit dat samenleven niet vertrekt vanuit een wit blad. Progressieven geloven dat wel. Ze denken dat je een groep mensen van verschillende afkomsten samen kan zetten en dat zij perfect kunnen samenleven.” Volgens Mahdi kan een diverse groep wel samenleven, maar enkel als er een gemeenschappelijke basis is: dezelfde taal, regels, en een gezamenlijke inspanning. “Als je toekomt in een land, moet je je wel verder engageren. De lat moet hoog genoeg liggen, maar iedereen die erover springt, moet wel volledig omarmd worden”, legt hij uit. 

De genuanceerde stijl van Mahdi en zijn partij spreekt niet veel jongeren aan, zij kiezen namelijk steeds vaker voor extreme partijen. In een peiling van januari bij jongeren tussen 18 en 22 jaar oud, haalt CD&V slechts 10% van de stemmen. Mahdi licht toe: “In de laatste peilingen doen we het steeds beter. We zijn op twee jaar tijd gestegen met vijf procent. Dat komt omdat we steeds strijdvaardiger durven zijn.” Die strijdvaardigheid qua standpunten slaat aan bij jongeren, maar nuance blijft belangrijk voor CD&V, legt Mahdi uit. “Als ik een aantal partijen hoor spreken, dan denk ik: je weet ook dat dat niet kan. Socialisten zeggen bijvoorbeeld dat mensen minstens 3000 euro per maand moeten verdienen. Dat is wel strijdvaardig, maar niet realistisch. Wij pakken het anders aan. We zeggen dat de lonen omhoog moeten, eisen dat de belastingen op werk dalen en dat belastingen op vermogen van rijke mensen stijgen. Zo zijn we zowel genuanceerd als strijdvaardig. Dat laatste hebben we de voorbije jaren te weinig gedaan. Het is belangrijk dat we duidelijk maken wie we zijn en hoe hard we willen strijden.” Die strijdlust is volgens Mahdi de reden waarom hij in 2022 partijvoorzitter werd: “Vroeger was de partij niet uitgesproken genoeg. De leden gaven duidelijk aan dat we iemand nodig hadden die zijn mening geeft en dat probeer ik te doen. Ik zal altijd mijn hart op tafel leggen, of het nu gaat over Reuzegom of over de belastingen op arbeid.” 

Hoe het komt dat extreme partijen vaker strijdvaardig zijn, is volgens Mahdi duidelijk. “Ik denk dat linkse partijen soms voorstellen doen waarvan ze zelf weten dat ze niet mogelijk zijn. Aan de rechterzijde heb je ook partijen die zulke voorstellen doen om zich te kunnen profileren. Wij moeten onszelf ook durven profileren. We doen dat de laatste jaren vaker en daardoor raken steeds meer mensen overtuigd van ons verhaal; een genuanceerd verhaal waar mensen voor willen vechten.” Zo zoekt de partij de dunne lijn op tussen een standpunt innemen en populariseren, verklaart Mahdi. “Populistisch zijn, is zeker niet de bedoeling. Je moet vertrekken van waar je zelf in gelooft en dat duidelijk en krachtig durven formuleren. Meer politie op straat is voor ons bijvoorbeeld essentieel.” 

bruggen bouwen 

Een onderwerp waar de partij duidelijk op inzet, is respect. Laat dat nu net een waarde zijn die vooral populair is bij de oudere generatie, maar moet de partij niet net inzetten op jongeren? Mahdi verklaart: “Ik denk dat er een nieuwe generatie is waar die conservatievere waarde weer belangrijker is. We zijn geĂ«volueerd naar een geĂŻndividualiseerde samenleving waar het steeds rond ‘ikke ikke ikke’ draait en waar de rest kan stikken. Daarin is te weinig respect voor anderen. Die emoties voel je zowel bij ouderen die nostalgisch terugdenken aan tijden waarin mensen galanter met elkaar omgingen, als bij jongeren die daar ook naar hunkeren. Die twee doelgroepen vertonen vaak gelijkenissen.” 

Mahdi wil de brug slaan tussen jongeren en ouderen, maar dat lijkt een lastige balansoefening. Hij verduidelijkt: “Een centrumpartij heeft als voor- en nadeel dat je niet focust op één groep en de rest wegduwt. Toch denk ik dat er twee doelgroepen zijn die belangrijk zijn om iedereen mee te krijgen. Dat zijn de groepen die zich niet gehoord voelen in een gemeenschap. Die mensen willen wij een stem geven. Dat zijn vaak senioren. Zij worden vandaag snel afgeschreven omdat we denken dat ze al genoeg gezegd hebben. Ook jongeren voelen zich ongehoord. Zij krijgen vaak te horen dat ze nog te jong zijn om een mening te hebben en hun tijd moeten afwachten.” 

Om die twee doelgroepen mee te krijgen, heeft Mahdi een duidelijk plan: “We hebben drie centrale thema’s: veiligheid, welzijn en koopkracht. Als je gezondheid in orde is, je geld hebt om te betalen wat je moet betalen en je dat hebt in een veilige omgeving, heb je al heel veel. Rond die drie thema’s moeten we iets tastbaars naar voren schuiven voor de verschillende doelgroepen. Als het over veiligheid bij jongeren gaat, is risicoloos feesten een belangrijk thema. Daarnaast vinden jongeren het belangrijk dat ze veilig naar het station kunnen gaan en veilig kunnen fietsen. Voor ouderen zijn betrouwbare voetpaden dan weer cruciaal.” Ook het thema zorg is belangrijk volgens de partijvoorzitter: “Bij jongeren is mentaal welzijn een topprioriteit. Bij ouderen moeten we vooral zien dat de zorg betaalbaar blijft.” 

Onderwerpen als gemeenschapsvorming en broederlijkheid komen voortdurend terug in Mahdi’s verhaal: “Wij zijn geen religieuze partij, maar nemen wel een aantal waarden mee die daaruit voortkomen. Die hebben te maken met barmhartigheid en broederlijkheid; er zijn voor elkaar. Wij willen van individuen een gemeenschap maken. Dat is broederlijkheid.” Het is die ideologie van verbroederlijking die maakt dat CD&V een sterke boodschap heeft, maar ook dat ze moeilijk kan polariseren, legt de partijvoorzitter uit. “Ik vind dat je enkel mag polariseren tussen ideeĂ«n en niet tussen mensen. Tussen extreemrechts en de christendemocratie kan je polariseren. Artikel één van de statuten van CD&V luidt: ‘Elke mens telt.’ Dat staat diametraal tegenover het gedachtegoed van Vlaams Belang. Wij vinden daarentegen dat iedereen deel moet uitmaken van een gezamenlijk verhaal. Dat is waar we voor staan.” 

Toch zou een nauwgezette toeschouwer overeenkomsten kunnen opmerken tussen CD&V en Vlaams Belang. Beide partijen zetten namelijk in op eenzelfde doelgroep die Mahdi beschrijft als “groepen die zich niet gehoord voelen in een gemeenschap”. Daaronder vallen ouderen en jongeren. Bij Vlaams Belang wordt ook enorm ingezet op mensen die zich ongehoord en buitengesloten voelen en laat nu toevallig blijken dat ‘senioren’ en ‘jeugd’ een apart lemma krijgen in het verkiezingsprogramma van de partij. Die gelijkenis ontkent Mahdi niet. “Dat is een hele goede opmerking. Het klopt dat wij dezelfde doelgroepen aanspreken. Onze missie is daarentegen volledig anders. Wij zetten in op vertrouwen in de mensen, ook de nieuwkomers. Bij Vlaams Belang is dat totaal niet het geval.” 

Mahdi is duidelijk een partijvoorzitter met een doel: tonen wie CD&V is en waar ze voor staat. Hij haalt de strijdbijl tevoorschijn om van Vlaanderen weer één gemeenschap te maken. Waarom? “Iemand betekent pas iets in relatie tot iemand anders. Als je helemaal alleen op je eiland zit, heb je dan geleefd? Ik denk het niet. Ik denk dat je pas echt geleefd hebt als je dat kan doen samen met andere mensen”, aldus Mahdi. 



poëzie

10/06/2024
🖋: 
Auteur extern

Ynys Convents


Wij werken allen al een tijdje moedig aan iets allemaal 

        met name: wijzelf 

  

Ik denk niet dat ik de enige ben wanneer, 

  

 het zit zo: 

een gespannen cadans waarop mijn middenrif danst zit 

al jarenlang in mijn lijf, konijnenbang 

  

En volgens mij huppen wij allen 

weg van de kern die we niet kennen 

de kern -onze drijfveerboot 

waarmee we alle gevaren moederloos bevaren 

  

Wij werken allen al een tijdje moedig aan iets allemaal 

                   met name: wijzelf 

  

Twijfelmoedigheid beslaat ons, terwijl natuurlijk, 

natuurlijk zit er houden van in ons allen 

    

Alleen is er: 

de eigenrede waarop wij ons bestampen 

die ons vrijregent van de dingen waarvoor we springen zouden 

maar niet van wegzwemmen kunnen 

  

Dan denken we:  

had ik maar opgestoken wat mijn moeder aan me zei 

om het binnenstekeren in mij tegen te spreken 

  

en het vermoeden over te boten naar de weerkant 

dat ik Drijfkonijn voor altijd zal zijn 

  

Wij werken allen al een tijdje moedig aan iets allemaal 

                      met name: 

  

moedwillig driftkikkers smoren in het riet om niet  

nog jarenlang drijfkonijnen te zijn. 



10/06/2024
ijswafeltjes
Bron/externe fotograaf

Cremerie Veron

🖋: 

De maand juni is in volle gang, wat betekent dat de dagen weer langer zijn, de zon schijnt en de vakantie lonkt, maar er schuilt ook een addertje onder dat prachtige groene gras. Het is namelijk opnieuw blok en het zomerse weer maakt die niet makkelijker. Maar maak je geen zorgen, want dwars steunt je in deze donkere tijden met suggesties om je pauzes op te vrolijken. Deze Colémont CrÚme-glacegids stuurt je naar de beste plekken om tijdens de blok even af te koelen met een lekker ijsje. 

Mijn eerste stop zou normaal Cremerie Veron geweest zijn, maar toen ik daar aankwam, merkte ik tot mijn verbazing op dat ze nog niet geopend waren! Het ijssalon op de Paardenmarkt is de ideale plek om na een examen tot rust te komen. Op zijn Instagrampagina staat dat zijn momenteel nog in winterslaap is. Het Belgische weer is nu wel erg wisselvallig, maar naar mijn weten waren er tegen eind mei al genoeg dagen gepasseerd waarop een ijsje zeker welkom was geweest. Mijn stempelkaart blijft dus verscholen en ook op mijn heerlijk bolletje stracciatella zal ik nog even moeten wachten. 

Tweede keer, goede keer dan maar. Toen ik op zoek ging naar ijssalons in Antwerpen, moest ik meteen denken aan de mooie blauw-en-rozegekleurde foodtruck van het IJssloeberke die ik al zo vaak heb zien staan op de Groenplaats. Op weg naar mijn werk kwam ik deze toevallig ook tegen aan het Centraal Station en toen wist ik dat ik zijn ijs zo snel mogelijk eens moest uitproberen. Samen met een vriendin stapte ik na de les richting het station om onszelf na drie uur les te volgen (lees: NYT-puzzels op te lossen) te belonen. Het schattige standje heeft een beperkt aantal smaken, maar wel van goede kwaliteit. Ik koos voor yoghurt-kers en kreeg voor €2,5 een zeer goed gevuld potje. Normaal gezien ga ik (bijna) altijd voor een hoorntje, maar speciaal voor deze recensie ga ik dwars tegen mijn gewoontes in. Voor alle Kempenaars die dit lezen, de ijshoeve van het IJssloeberke is gelegen in Tielen en heeft een ijskar die ook rondrijdt in die omgeving. 

Voor het derde ijssalon haalde ik mijn inspiratie uit de afgelopen reizen met mijn gezin. In zowel Frankrijk als ItaliĂ« kwamen we namelijk hetzelfde ijssalon tegen en na wat opzoekwerk kwam ik erachter dat ze ook in Antwerpen een winkel hebben. Ik heb het hier over het ijssalon Amorino. Ze zijn gekend voor hun bloemvormige ijsjes waarbij je kan kiezen om er ook een macaron aan toe te voegen. Bij echte Italianen zijn ze minder geliefd, omdat het een grote keten is. Tijdens een gesprek over het verschil tussen ice cream en gelato met een Italiaanse vriendin kwam dit ijssalon aan bod en het werd niet positief onthaald. Het is een beetje als frietjes van de Quick vergelijken met Frituur Den Os. Dat betekent niet dat fastfood-frieten niet lekker zijn, maar een echte frituur zal altijd hoger staan op vlak van kwaliteit. De Antwerpense Amorino bevindt zich op de Oude Koornmarkt, naast de kathedraal. De kwaliteit van het ijs is vergelijkbaar met dat van Australian, maar de aesthetic van de presentatie maakt het wel een bezoekje waard. Omdat het kleinste potje toch al €4 kost, blijven mijn bezoekjes hier echter wel beperkt.   

Eindigen doe ik dan wel weer met een knaller, namelijk een echte artisanale Italiaanse gelateria genaamd Gelato Milanese. Gelegen op het Vleminckveld is dit ijssalon het verst verwijderd van de Stadscampus, maar het is absoluut de wandeling waard. Het ijssalon is gezellig ingericht en brengt je direct in zomerse sferen met een klein terrasje buiten om te genieten van je ijsje. Het wordt uitgebaat door Robert Milanese, een Italiaan met een passie voor gelato. Hij eindigde in februari nog in de top vijf van het Gelato Festival World Masters en dat zegt je al genoeg over de kwaliteit van het ijs. Het aanbod wisselt af, maar ik raad je zeker aan om eender welke sorbet te proberen. Oh, en tegen een echte caffÚ in een gelateria kan ik ook nooit nee zeggen! 



10/06/2024
🖋: 

In een poging om het thesisleed te ontvluchten, reisde onze redacteur tijdens het paasreces naar de eeuwige stad. De Romeinse onderstroom zorgde voor een reeks bespiegelingen over de uitwassen van het massatoerisme, liturgische kwesties en attractieve kalenderpriesters.

Vol bewondering staar ik naar het plafond van de Sant’Ignaziokerk in hartje Rome. Voor de façade van dit godshuis had ik een reis naar de laars niet moeten ondernemen. De voorgevel lijkt namelijk zo sterk op die van de Carolus Borromeuskerk dat een korte wandeling van de Stadscampus naar het Conscienceplein had volstaan om een evenwaardig architecturaal hoogstandje te aanschouwen. Het gigantische fresco met de triomf van Sint Ignatius was de twee uur durende vlucht naast een snurkende Italiaan wel meer dan waard. Hoewel de plafondschildering het uithangbord van de Sant’Ignazio is, ben ik een van de weinige bezoekers die effectief naar boven kijkt. De andere toeristen schuiven dociel aan voor een grote spiegel die halfweg de middenbeuk ligt. Wanneer ze de spiegel bereiken, werpen ze een muntje in de automaat die de plafondschildering luttele seconden verlicht. Tijd genoeg om een Instagramwaardige mirror selfie te nemen en daarna meteen rechtsomkeer te maken. De rest van de kerk laten de meesten voor wat het is. Misschien maar goed ook, bedenk ik me, wanneer een zelfverklaarde influencer bij het poseren haar handen op een grafmonument plaatst. Een verbodsbord dat aangeeft om dit vooral niet te doen, deert haar niet; een terechtwijzing van een omstaander evenmin. Alles voor het perfecte plaatje.  

Een Romereis is een ware martelgang voor zij die erfgoed een warm hart toedragen. Drie dagen later bezoek ik de Sint-Pietersbasiliek, waar alles buiten proportie is, zo ook het wangedrag van toeristen. Wanneer de gids een uiteenzetting geeft over het baldakijn van Bernini, zie ik in de verte hoe twee toeristen een pijl uit de handen van een heiligenbeeld proberen wrikken. De moed om tussenbeide te komen heb ik niet. Ik ben een persoon die aan de kassa zijn blik op het betaalapparaat fixeer, om daarna iets onverstaanbaar te stamelen dat voor “een prettige dag nog” moet doorgaan. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om een wildvreemde de les te spellen.  

De Sint-Pietersbasiliek laat vreemd genoeg geen indruk na. Het interieur is te bombastisch, de mensenmassa te woelig, het gejoel te luid. Deze plaats brengt een mens niet in hogere sferen. Ik moet denken aan de slechte pers die de Sainte-GeneviÚve, het latere Panthéon, in Parijs kreeg. Gelovigen weigerden er naar de mis te gaan door neoclassicistische overdaad. Na 1789 doopten de revolutionairen de kerk om tot het laatste rustoord voor vooraanstaande Fransen. Als nationalistisch bolwerk kwam het megalomane gebouw wel tot zijn recht.  

De rust in Sint Pieter keert niet terug wanneer de zondagsmis aanvangt. Drommen toeristen vatten post aan de ingang van de sacristie om een glimp op te vangen van clerici die in processie naar het hoofdaltaar schrijden. Talloze smartphones schieten de lucht in wanneer er wierook als voorbode door de deurlijst walmt. Nadat de processie gepasseerd is, verlaten de meeste toeristen de basiliek, op naar de volgende fotogenieke trekpleister. De kerkstoelen bij het altaar blijven ondertussen nagenoeg leeg.  

Ondanks de vele schandalen blijven de kerken in Rome volstromen, met toeristen althans. In elk godshuis is het een komen en gaan van bezoekers, maar weinigen nemen de tijd om te bidden of de mis bij te wonen. Om het dalend aantal collectes tijdens vieringen te compenseren, ontstaan er innovatieve praktijken om het onderhoud van de historische bouwwerken enigszins te kunnen financieren. De ‘verlichtingsautomaat’, die onder meer in  Sant’Ignazio terug te vinden is, blijkt een succesformule, net als de gepersonaliseerde munt en de decoratieve noveenkaars. De commercialisering van het katholicisme zet zich buiten de kerkmuren verder in toeristenshops die uitpuilen met pauselijke koffiemokken en magneten, maar het grootste verkoopsucces is de zogenaamde hot priest calendar. Sinds de passage van Andrew Scott in Fleabag is de interesse in celibataire adonissen niet meer te stuiten. Wat blijkt: de twaalf bekoorlijke modellen die gewillig voor de lens poseerden, hebben de priesterwijding nooit afgelegd. Een hot priest calendar heeft dus evenveel te maken met het katholicisme als een lachende tuincentrumboeddha met het boeddhisme.  

Voor een goed begrip, ik zwicht eveneens voor Roomse esthetiek. Als driejarige was ik aan het scherm gekluisterd toen de kardinalen zich na het overlijden van Johannes-Paulus II terugtrokken in de Sixtijnse kapel. Niet veel later was ik in mijn eigen parochie getuige van een spektakel dat in mijn kinderlijke fantasie elk conclaaf overtrof. Bij de inhuldiging van de nieuwe dorpspastoor woonden talloze clerici in kazuifel de eredienst bij. Gezeten op de arm van mijn vader – de kerk was voor de gelegenheid tot de nok gevuld, waardoor er enkel nog staanplaatsen voorhanden waren – vergaapte ik mij aan een spektakel met de nodige wierookwalmen, orgelklanken en halleluja’s.  

De voorliefde voor Roomse esthetiek dreef ook de grote Gerard Reve in de armen van de katholieke kerk. Reve, die opgegroeid was in een communistisch nest en openlijk over de herenliefde schreef, verbaasde vriend en vijand met zijn bekering tot het katholicisme. Toen de auteur in 1969 de P.C. Hooftprijs in ontvangst nam – de grootste onderscheiding in de Nederlandse letteren – organiseerde hij een viering in de Amsterdamse kerk van het Allerheiligste Hart, nu bekend als de Vondelkerk. De Nederlandse intelligentsia zakte af naar het godshuis nabij het Vondelpark voor een avond vol vertier met goochelaars, jongleurs en een muzikale hommage van De Zangeres Zonder Naam. Reve nam tijdens de viering plaats op een troon nabij het hoogaltaar waar hij voor het oog van progressief en antiklerikaal Nederland een lans brak voor het katholicisme: “De katholieke kerk is een heerlijke kerk, maar is ook [
] een poppenkast. En een poppenkast moet een Jan Klaassen hebben. En de functie van Jan Klaassen vervult deze paus. Deze man doet wat er van hem verwacht wordt [
]  dan zegt ie hoe het verderf om zich heen grijpt in film, televisie en overal en hoe de rokken van de dames maar steeds korter worden. En dat is heel goed dat ie dat zegt, de voorzienigheid wil dat ook zo, maar daar hoeft niemand zich ook maar iets van aan te trekken” Met het gedicht De blijde boodschap bouwt Reve verder op deze gedachte. In koeterlatijn laat hij de paus gewag maken van het toenemend verval der zeden. “Decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci”, steekt de Heilige Vader van wal, om uiteindelijk af te sluiten met de relativerende slotzin: “Cortomo nix aan de handa.”  

Terwijl de aanwezigen in de Allerheiligste Hartkerk enthousiast applaudisseerden, wist de rest van Nederland geen raad met de plotselinge bekering van ’s lands prominentste auteur. Praktiserende gelovigen spraken over blasfemie, antiklerikale provo’s verweten hem kleinburgerlijk traditionalisme. De oprechtheid van Reves devotie was bovendien gecontesteerd. De auteur schiep er heel zijn leven genoegen in om iedereen op het verkeerde been te zetten. Was zijn bekering een publiciteitsstunt? Een daad van rebellie tegen zijn communistisch achtergrond? Een spirituele bevlieging zonder meer? Of toch een uiting van diepe religieuze gevoelens? En wat te denken van circusacts en variĂ©tĂ© in een gewijde kerk? Stak Reve bewust de draak met de christelijke liturgie? Of was heel het spektakel juist verdoken kritiek op de omwentelingen in de katholieke kerk? In de jaren voorafgaand aan de prijsuitreiking had het Tweede Vaticaanse Concilie namelijk voor een nieuwe liturgie gezorgd. Celebranten mochten voortaan de mis opdragen in de volkstaal terwijl ze zich heel de tijd naar de gelovigen richtten. Tegenstaanders van Vaticanum II vreesden dat de Heilige Mis zou verzanden in een ordinaire circusact. Uit onvrede voor de nieuwe liturgie richtte de Franse aartsbisschop Marcel Lefebvre het priesterbroederschap St. Pius X op om de traditionele Tridentijnse mis in ere te herstellen. De Antwerpse afdeling van het priesterbroederschap gevestigd in de Hemelstraat – nomen is omen – stond centraal in een aflevering van de Canvasreeks Op een ander. Reportagemaakster Karine Claassen doet haar best om begrip op te brengen voor de leden van het broederschap die teruggrijpen naar het katholicisme van voor Vaticanum II, maar gaat de confrontatie over onderwerpen zoals homoseksualiteit en abortus niet uit de weg. Wanneer een van de geestelijken een redevoering over traditioneel moederschap afsteekt, hoor ik Reve Decadentia, immorale declameren. Of cortomo, bij Pius X is er serieus wat aan de handa.  

Hoewel ik de ethische standpunten van het broederschap afkeur, zet de documentaire me wel aan het denken. In het begin van de aflevering neemt de hoofdpriester de cameraploeg op sleeptouw door de kapel van het Allerheiligste Sacrament, de uitvalsbasis van de priorij aan de Hemelstraat. In een godshuis is er volgens hem geen plaats voor sofa’s en een gebakje achteraf. “Wie zo nodig in de zetel wil hangen, kan dat thuis ook doen”, besluit hij. Zelf zou ik het nooit zo scherp verwoorden, al kan ik me met de Romereis in gedachten wel vinden in deze uitspraken. Een kerkgebouw kan door zijn historische en esthetische waarde een toeristische trekpleister zijn, maar is in de eerste plaats een plek voor gebed en bezinning. Hoe u invulling geeft aan die bezinning mag u zelf weten. ProzaĂŻst en apologeet C.S. Lewis raadde aan om op de knieĂ«n neer te zijgen, Coleridge schreef een eeuw eerder dat hij nooit bad met bewegende lippen en gebogen knieĂ«n en de onfortuinlijke Sarah uit The End of the Affair van Graham Greene komt tot bezinning in een kerk zonder te bidden in de strikte zin van het woord. Voor alle houdingen weet ik begrip op te brengen. Of u effectief gelovig bent of niet, mag u ook zelf bepalen. Zelf schipper ik sinds mijn tienerjaren tussen agnostisme en theĂŻsme. Enige missioneringsdrang is mij dus volledig vreemd. Zolang u bij het betreden van de kerk de aardse rumoerigheid maar achterwegen laat en het nodige respect weet op te brengen. En als u ooit in Sant’Ignazio passeert, neem dan de raad van Ramses Shaffy – de Reve van het Nederlandse lied – ter harte: hoog Sammy, kijk omhoog!



23/05/2024

Sinds vorige week maandag bezetten studenten de Agora op de Stadscampus. Ze eisen transparantie over de academische banden tussen onze universiteit en Israël, het verbreken van die banden en dat de universiteit oproept tot een staakt-het-vuren. Wie zijn de bezetters en hoe gaat het met hen? 

Alles gaat zijn gewone gang in de Agora. Passanten wandelen tussen de aula’s, het geluid van sporters echoot tussen de muren en ijverige studenten blokken voor de aankomende examens. Toch is alles net een tikkeltje anders. Een tentendorp is neergedaald over de Agora, heeft de pingpongruimte geheel ingenomen en reikt naar het voorbeeld van typische Vlaamse lintbebouwing bijna tot de deuren van het C-gebouw. In elke hoek van de Agora prijkt wel een Palestijnse vlag of een slogan tegen de genocide in Gaza. De Agora is niet langer alleen het kloppende hart van de stadscampus, maar ook het centrum van een protestbeweging.  

“We moesten gewoon actie ondernemen na meer dan zeven maanden, we moesten iets doen om de genocide te stoppen. We vinden dat de universiteit hierin een rol kan en moet spelen. Volgens ons is het heel laf dat onze rector zich nu als een bureaucratisch blok opstelt”, zeggen student Elektronica-ICT Mo en student Geschiedenis Bas. Beiden zijn deel van UAntwerp for Palestine, de organisatie achter de bezetting. Dezelfde organisatie is al langer bezig met acties. “Dat is er gekomen na de heropleving van het conflict in Gaza na 7 oktober vorig jaar. Toen zijn wij begonnen met wekelijkse sit-ins op dinsdag in de Agora.” De overgang van sit-ins naar een bezetting is deel van een wereldwijde golf van campusbezettingen die begon in Amerika. In eigen land nam Gent twee weken geleden de voortrekkersrol.  

solidariteit 

Bij de bezetters heerst een gedeeld gevoel van solidariteit met het Palestijnse volk. Bij Mo is dat extra aanwezig door zijn afkomst: “Mijn vader is Palestijns en mijn moeder Jemeniet. Ik ben zelf in Damascus geboren. Sinds ik klein was, heb ik altijd geleerd waarom mijn grootouders alles achter moesten laten en moesten vluchten uit Palestina. Ik heb altijd geleerd van mijn grootouders dat dat ons land is, we hebben altijd geleerd wat IsraĂ«l ons aangedaan heeft. Ik heb veel Palestijnse vrienden en ze hebben dezelfde ervaring.”  Verder zegt hij: “We kunnen weinig doen, dus dit is het minste wat we kunnen doen. Het is een beetje moeilijk om hier te slapen, maar ik denk altijd aan de mensen in Gaza. Zij hebben helemaal niks. Wij hebben nog eten, drinken, steun en we hebben geen bommen boven ons.” 

Veel aanwezigen delen het gevoel dat dit het minste is dat ze kunnen doen. Student Emile sluit zich hierbij aan: “Het is moeilijk om veel te doen want ik ben uiteindelijk maar een achttienjarige westerse persoon. Ik denk dat de kleine dingen die je kunt doen om je steun te laten zien dan belangrijk zijn.”  We vragen ook Ynys naar haar overtuiging: “Ik doe mee uit solidariteit en omdat ik actie wou ondernemen. Ik geloof erin dat universiteiten met een boycot een krachtig signaal kunnen geven aan de IsraĂ«lische universiteiten die direct of indirect het apartheidsregime steunen en kritische stemmen ten opzichte van dat regime onderdrukken. Er is nood aan een krachtige, collectieve boodschap: wij ondersteunen deze schending van mensenrechten niet. Ik hoop dat een boycot dat signaal overbrengt en dat de IsraĂ«lische regering en universiteiten daardoor de druk voelen om het apartheidsregime en de oorlog te beĂ«indigen.” 

“Wij zijn bezorgd over wat er aan het gebeuren is in IsraĂ«l-Palestina”, zegt een geschiedenisstudent. “Ik denk dat wij er heel bewust van zijn dat er bepaalde instellingen zijn die die situatie in stand houden. Wij denken dat het belangrijk is dat aan te kaarten. We moeten de vanzelfsprekendheid van dingen waar we dit conflict mee in stand houden in vraag stellen.” Een medestudente valt hem bij: “Er wordt niet alleen indirect aan bijgedragen maar als onderwijsinstelling steunen we dingen die we niet zouden moeten steunen en associĂ«ren we ons met waarden waar we ons eigenlijk niet mee zouden moeten associĂ«ren.” De opleiding Geschiedenis is hier sterk vertegenwoordigd. Een andere geschiedenisstudent vindt dat niet vreemd. “Als je de geschiedenis kent, is het moeilijk om niet aan de juiste kant te staan.” 

blokupation 

Het valt op hoe rustig de bezetting overdag is. Veel bezetters gaan nog steeds naar hun lessen en tussen de lessen houden ze zich bezig met blokken. Boven drie rijen tafels met blokkende studenten prijkt een spandoek met daarop “Blokupation”. Als je de tenten en spandoeken even wegdenkt heeft het hier op momenten veel weg van een STUDY360-locatie. “Het is een solidair gevoel dat we hier allemaal samen zijn uit solidariteit met de Palestijnen. Tegelijk zijn we ook samen aan het studeren”, zegt masterstudent Ynys. Emile sluit zich daarbij aan: “We studeren gezamenlijk en er hangt een goed doel aan vast, dus het is een win-win situatie.” 

Tijdens de dag stromen mensen continu door de Agora. Voor sommigen is die drukte afleidend, maar de studenten motiveren elkaar om door te blokken. Af en toe wordt het studeren onderbroken wanneer iemand goed nieuws mededeelt. Een keer staat een vrouw op haar stoel en leest ze een sms voor van een Palestijn. Hij heeft gehoord van onze bezetting en steekt ons een hart onder de riem. Elke overwinning, hoe klein dan ook, van de andere universiteitsbezettingen resulteert steevast in een golf van vreugde over de Agora. Het is niet alleen uit solidariteit met hun collega-bezetters, maar ze halen er hoop uit dat hun eigen eisen ingewilligd kunnen worden. Na zo’n mededeling gaat het studeren gewoon verder, maar iedereen lijkt net dat tikkeltje gelukkiger.  

Soms stopt het blokken, maar gaat het leren verder. De bezetters zijn gemotiveerd om zich te informeren over het conflict. “Ik heb hier veel bijgeleerd de afgelopen dagen”, getuigt Emile. Dat gebeurt door met elkaar te praten, maar de organisatie voorziet daarvoor eveneens activiteiten. Zo zijn er lezingen van proffen en kijken de studenten samen films. Woensdag kwamen er Palestijnse parafietsers langs om hun verhaal te delen. Er zijn tevens boeken over het conflict voorzien door uitgeverij EPO en KdG for Palestine heeft onze dwarsdeelbak herbestemd als deelbibliotheek. Af en toe is er nood aan ontspanning. Op het einde van de dag is het dan headbangen op live rockmuziek of wegdromen bij poĂ«zie.  

kamperen op de campus 

Een campus bezetten is meer dan solidair zijn en blokken. Er komt allereerst een hoop organisatie bij kijken. “De eerste drie dagen waren we vooral met praktische zaken bezig”, zegt Bas. Een van die praktische zaken was afspraken maken met UAntwerpen. De bezetters verstoren de werking van de universiteit niet en laten alles proper en onbeschadigd achter. Stewards zien daarop toe en letten ook op de veiligheid. De universiteitsgebouwen gaan zoals gewoonlijk ’s nachts dicht, maar de bezetters kunnen nog naar buiten en kunnen de binnenkoer blijven gebruiken. “De rector laat ons eigenlijk heel veel doen, we hebben niet veel tegendruk. Wij vermoeden dat dat komt omdat hij zelf weet dat het bijna examens zijn en denkt dat als hij ons met rust laat we wel weg zullen gaan”, zegt Bas. 

Al bij al lijkt alles vlot te verlopen. Tijdens het schrijven van dit artikel konden we alvast rekenen op een constante voorraad thee en heerlijk warm eten. Dat werd gedoneerd door studenten en hun ouders, maar ook door restaurants. Eten dat koud moet blijven plaatsen ze in een koelkast uitgeleend door Agora Caffee. Afwas moet iedereen zelf doen in wat normaal een drinkkraan is. Niet alleen het bestek is proper maar evenzeer de bezetters zelf. Er is een regeling dat de douches van de sporthal gebruikt mogen worden van 23.00 u tot 8.00u. Anderen douchen dan weer thuis of bij vrienden. “Als je mij niet ruikt dan denk ik dat het nog steeds proper is”, grapt Ynys. Ook de kuisploeg doet ongehinderd verder om alles proper te houden, iets waar de bezetters zeer dankbaar voor zijn. Dat de kuisploeg hier al mee begint om 5.45u nemen ze er voor lief bij.  

Met oordoppen in merken de bezetters de ochtendshift amper op. Ook andere slaapobstakels lijken mee te vallen. “De grond is uiteraard hard. Het is niet heel comfortabel, maar daar heb ik me wel bij neergelegd”, zegt Ynys. "Het is minder ongemakkelijk dan ik dacht om hier te slapen.” Buiten de harde grond hoor ik een paar klachten over de warmte met de suggestie dat een extra raam open een aangename verbetering zou zijn. Desondanks die kleine klachten concluderen de studenten dat het blijven slapen gezellig en aangenaam is. Voor sommigen, zoals mensen met rugklachten, kan het dagelijks slapen op een harde grond wat te veel worden. Uiteindelijk is het een open bezetting dus de meesten hebben al gebruik gemaakt van hun recht om thuis te gaan slapen en later terug te keren.  

steun 

Een andere bemerking over het slapen is dat er wel eens zatte mensen op de ramen kloppen. Waarschijnlijk heeft dat meer te maken met de ligging naast cafĂ© De Prof dan om enige ideologische redenen (tenzij je alcoholisme een ideologie wilt noemen). Voor de rest is het vrij rustig gebleven zonder enig geval van agressie. De bezetters merken vooral steun, onder andere van al de organisaties die eten en materiaal doneren, maar ook vanuit de universiteit zelf. “We krijgen heel veel steun van studenten en professoren die langskomen”, getuigt Bas.  

Een van de professoren die langskomt is Henk de Smaele van het departement Geschiedenis. “Ik ben uitgesproken voor de opschorting van samenwerkingen met IsraĂ«lische universiteiten op dit moment. In die zin steun ik inhoudelijk de actie van de studenten. Er zijn hier ook redelijk wat van mijn eigen studenten die ik persoonlijk een hart onder de riem wil steken en ik wil zien hoe het met hen gaat.” Op de vraag of er veel steun is onder de professoren antwoordt hij: “Ik denk dat veel collega’s grote bedenkingen hebben bij wat zich momenteel afspeelt in IsraĂ«l-Palestina, maar ik begrijp ook de collega’s die het moeilijk vinden om een activistische houding aan te nemen of bang zijn dat ze academische serieusheid gaan verliezen door te participeren in een protest.” 

groei 

In de eerste week is de bezetting gegroeid van een lokaal protest naar een deel van een grotere beweging. In die week zijn er bezettingen gekomen aan bijna alle Belgische universiteiten. Sinds 19 mei vormen die een verenigd front met een gedeelde lijst eisen. Bij die eisen staan ook de drie waar UAntwerp for Palestine mee begonnen is. Daarbovenop wordt er nu ook geëist dat de universiteiten de educatieve noden van Palestijnen steunt en Israël erkent als koloniale staat die een genocide begaat op de Palestijnen. De volledige lijst met eisen kan je vinden op de Instagrampagina van UAntwerp for Palestine.  

Naast andere universiteiten is er ook toenadering tot KdG for Palestine, want zij voeren een gelijkaardige actie aan de Antwerpse Karel de Grote Hogeschool. Daar is het echter niet gekomen tot een bezetting. Er is een ook samenwerking met het SCTIG (Studentencollectief tegen imperialisme en genocide). Dat collectief is een samenwerking tussen Young Historians for Palestine, Actief Linkse Studenten en Anarchistisch Collectief Antwerpen, en ijvert voor het verbreken van de banden tussen de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte en Israël, in het bijzonder Tel Aviv University. SCTIG protesteert op 22 mei om die reden aan het Brantijser.  

Inmiddels zit de eerste week van de bezetting erop. De eerste eis van de bezetters, transparantie, is inmiddels ingewilligd. De rector mailde een lijst van samenwerkingen met Israëlische universiteiten. In een brief naar de rector zeggen de bezetters echter dat ze eraan twijfelen of die lijst wel compleet is, zo worden er geen vermeldingen gemaakt van eventuele samenwerkingen tussen de universiteit en de Israëlische privésector. Tegenover de andere eisen heeft de universiteit tot nu toe het been stijf gehouden. Als reactie zal de bezetting doorgaan. Tot wanneer blijft voorlopig onduidelijk.  



poëzie

18/05/2024
🖋: 
Auteur extern

Ynys Convents


Sloddervaar en ik zaten op een bank 

pluisstil 

in de koude lucht 

waar het allemaal begonnen was 

In de regen tussen ons heerste chaos, kriskras 

Maar net als de druppels 

was Sloddervaar zeker van zijn grond 

Ik wist niet wat te zeggen 

Ik was jong en er viel nog veel te leren 

van de wirwar, die me wel beviel en toch deed beven 

Ik wist niet wat te zeggen of wat te doen 

En door de oncontroleerbare onkunde 

durfde ik jammerlijk genoeg niet te slingeren 

Uiteindelijk liet ik vallen dat ik dankbaar was 

We staken een kaars op in de bodem 

Ik bedankte Sloddervaar omdat ik in al mijn onbestemdheid 

dat nooit zo bij hem ben geweest 

Daarna spreidden onze woorden in elkaar 

tot de tijd dat alles donker viel 

tot we de kaars uitbliezen 

om elkaar nooit volledig te verliezen 

Na we alles hadden gezegd, zaten Sloddervaar en ik op een bank 

pluisstil 

in de koude lucht 

waar het allemaal begonnen was. 



het laatste woord

18/05/2024
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie buigen we ons over matineus. 

Als universiteitsstudent word ik regelmatig uitgelachen door mijn jongere broer en zus met mijn definitie van ‘vroeg opstaan’. Toegegeven, wanneer zij zich elke dag vol moed naar de poorten van de middelbare school begeven, ben ik meestal nog diep in dromenland met een wachtende wekker naast me die ik waarschijnlijk toch zal negeren. Ik ben gewoon geworden aan de lessen in de namiddag en een rustige wandeling over het Operaplein wanneer de zon – moest die eens zichtbaar zijn – al hoog aan de hemel staat. Die ene dag waarop ik me dan toch al om acht uur uit bed moet sleuren is wel extra pijnlijk, hoewel ik wel eens een sceptische blik krijg wanneer ik de avond ervoor verklaar dat ik “morgen vroeg moet opstaan”. Gelukkig heb ik de middelbare school al even geleden afgerond. Ik denk namelijk niet dat ik dat nu nog zou aankunnen.

Jammer genoeg word ik ook regelmatig eens geconfronteerd met het feit dat mijn statuut van student hoger onderwijs geen excuus is. Mijn collega’s uit andere richtingen worstelen zich meerdere dagen per week door weer en wind om vroeg in de ochtend op de campus te zijn. Van een vriendin uit de opleiding Verpleegkunde, op weg naar haar stage of studentenjob, krijg ik zelfs geregeld berichten om vijf uur ’s ochtends – ben je gek? Laten we het dan maar op het rooster van Taal- en letterkunde steken dat ik het absoluut niet gewend ben vroeg op te staan. Daarnaast ben ik ook niet iemand die tijdens de examenperiode beter kan werken onder het licht van de opkomende zon met een kopje koffie naast mijn laptop. Sorry, maar ik ben gewoon geen matineus persoon, zelfs dan niet.

Al zijn mijn matineuze trekjes van de middelbare school jammerlijk teloorgegaan, heb ik er wel een basiskennis Frans aan overgehouden die ik kan gebruiken om dit woord beter uit te leggen. Het Franse woord matin, dat ochtend betekent, zie je er duidelijk in terugkomen. Matineus lijkt ook heel sterk op matineux, wat ochtendlijk betekent, al hebben we in het Nederlands de betekenis wat veranderd. Matineus gebruik je namelijk eerder als bijvoeglijk naamwoord wanneer je iemand beschrijft die het gewend is vroeg op te staan. Niet ik, dus. Voor zij die het wel zijn, heb ik in ieder geval al veel respect. Jullie mogen het mij gerust proberen aanleren, maar ik vrees ervoor dat matineus worden beperkt zal blijven tot het lijstje goede voornemens voor het jaar 2025. 



haatfabriek | satire

18/05/2024
🖋: 
Auteur

To hate or not to hate? Niemand vroeg het, maar het antwoord is meestal van wel. Het is niet omdat ik maandelijks dit hekelschrift neerpen dat ik daarom ook een hater ben. In wezen ben ik de meest optimistische persoon binnen de redactie – alleen zet ik die versie van mezelf even aan de kant wanneer het nodig is. Het is namelijk beter om je frustraties te uiten dan om ze op te kroppen. 

Het is weer eens de laatste dwars van het jaar en daarmee de laatste haatfabriek ooit. Met veel veranderingen voor de boeg wil ik even reflecteren over het haatjaar dat we achter de rug hebben. Er zijn namelijk veel dingen waar ik niet over heb kunnen schrijven, waarover ik vind dat er toch wat haat verspreid mag worden. Een speedrun, als je het zo wil noemen. Hier gaan we.

Autoalarmen. Rijexamens. De rijinstructeur die me op die ene grote rotonde in Wommelgem met meerdere rijvakken heeft gestuurd zonder waarschuwing. Mijn leerkracht Engels in het middelbaar die me geen punt bij wou geven terwijl ze zelf toegaf dat het antwoord dat ze fout had gerekend wel degelijk juist was. Mensen die te laat komen in de les én veel lawaai maken. Het feit dat ik op tijd was, wil namelijk zeggen dat ik te weinig geslapen heb. Gelieve mijn rust te bewaren. De PowerPointpresentaties van de gemiddelde UAntwerpen-professor die naar gewoonte mijn rust nooit bewaren. De verplichte proffenevaluatie die je moet invullen na elk semester en vooral alle dubbele vragen die erin staan. Mensen die op je haten als je eens één keer bij een prof gaat slijmen. Mensen die vinden dat alle poëzie moet rijmen. Elliptische zinnen. Mensen die  veel verkleinwoorden gebruiken. Mensen die tegen oude mensen praten alsof het kleuters zijn. Mensen die hun bankrekeningnummer niet in een apart bericht sturen. De chaos die over mijn hoofd neerdaalt als ik veel dingen na elkaar opsom. Ik stop dus maar beter. 

Zo, nu ben ik even uitgehaat. Wat er nu voor me op het pad ligt, weet ik even niet. Misschien kan ik gewoon stoppen met dramatiek faken en even wat geluk uitstralen? De dingen opsommen waar ik dankbaar voor ben? Een lijstje maken van alle dingen die ik de voorbije jaren geleerd heb? Wacht, ik haat lijstjes. Ik haat het vooral om zelf lijstjes te maken met het constante gevoel dat ik menig lijstonderdeel aan het vergeten ben. Het woord menig haat ik ook. Sorry Emma Mertens.

Kleine disclaimer voor als je je aangesproken voelt: er zitten geen vijandige bedoelingen achter deze tekst. Als je diep gekwetst bent, kan je me altijd een mailtje sturen met een eigen minihaatfabriek. Let wel op dat je er geen lijstje van maakt.Â