over esthetische wiskunde, comedy en Tokio

19/11/2017
Bron/externe fotograaf

Technopolis

🖋: 

De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. De metalshirts, de grappen waarbij de aula in een deuk ligt en de aartsmoeilijke stellingen die aan een hoog tempo in het half-Gents op het bord geklad worden, capibara’s en dergelijke inbegrepen: de lessen van David Eelbode, docent Wiskunde, zijn legendarisch onder zijn studenten. Buiten de faculteit Wetenschappen is hij (jammer genoeg) veel minder bekend.

U geeft onder meer les aan de richtingen Wiskunde en Fysica, maar waarom bent u ooit in de studierichting Wiskunde beland?

Wel, enerzijds de simpele observatie dat het onderwerp me blijkbaar wel lag in het middelbaar. Niet dat ik er niets voor moest doen (ik ben eerder een hardwerkende middenvelder dan een geniale spits), maar ik deed het graag en vond het enorm boeiend. Zeker theoretische fysica heeft me altijd geĂŻnteresseerd, al was het maar omdat mijn nonkel mijn nieuwsgierigheid op dat vlak prikkelde. Alles over de gekke wereld van de quantummechanica en relativiteit, ik wou dat echt kunnen snappen. Nog steeds trouwens.

 

Wat vindt u dan zo mooi aan wiskunde?

De zekerheid die ze biedt (eens bewezen, altijd waar) en de esthetiek die ze soms uitademt. Dat laatste vergt wat ervaring en een open geest, maar wanneer een bewijs in de juiste plooi valt, of wanneer het getal pi weer eens ergens opduikt waar je het niet verwacht, dan kan ik daar wel van onder de indruk zijn.

 

Was het altijd al uw plan om professor te worden?

Goh, neen. Blijkbaar wou ik als kind uitvinder of professor worden – al herinner ik me dat zelf niet meer – maar het ging allemaal vanzelf. Na mijn studies Wiskunde kreeg ik de vraag om te doctoreren (Richard, mocht je ooit deze woorden lezen: thanks again!) en van het een kwam het ander. Achteraf gezien heb ik hier uiteraard geen spijt van gehad, want mijn biotoop is wel degelijk die vijftien vierkante meter tussen het bord en een groep studenten.

 

Uw studenten zien u als de prof die nog het dichtst staat bij een comedian. Weet u de mening van Jan Modaal te weerleggen door te bewijzen dat wiskunde en comedy wel degelijk in één zin passen?

Humor en wetenschap liggen heel dicht bij elkaar. Als je een grap verzint, dan maak je een (leuke) mentale oefening: het begint vaak bij goed observeren en verbanden proberen leggen. Vervolgens probeer je daar iets creatiefs mee te doen: op dat vlak lijkt het wat op onderzoek verrichten. Dus het is een creatieve mentale constructie – en dat zou wat mij betreft de definitie van wiskunde kunnen zijn.

Ik ambieer overigens niet om komiek te worden, maar ik geloof wel in het Big Bang Theory-effect: ik denk dat een luchtige en speelse kijk op serieuze en vaak moeilijke zaken de interesse wel ten goede kan komen.

 

Ook heeft u aan de zijde van Lieven Scheire en een stel andere wetenschappers op het podium gestaan van de Science Comedy Night in Technopolis. Is dat iets wat u vaker doet? Wat waren uw ervaringen die avond?

Ik heb tien jaar geleden ooit een workshop stand-upcomedy gevolgd, en in die context heb ik wel al een paar keer op een podium gestaan. Maar ik heb die wereld vaarwel gezegd: laten we zeggen dat wetenschappelijk verantwoorde humor niet voor iedereen weggelegd is, en dat frustreerde me soms. De Science Comedy Night was anders, omdat ik daar echt voor 'het juiste publiek' stond. Het was dan ook een enorm toffe avond − ondanks de zenuwen, ik spreek dan ook niet elke dag voor 650 man − en ik hoop dat er meer van die initiatieven komen. Wat mij betreft was dat niet de laatste keer. Heel mooi om te zien ook hoeveel volk daarop afgekomen is, het leeft dus blijkbaar wel in Vlaanderen.

Mijn vorig comedyleven is trouwens ook een paar mensen bijgebleven. Zo had een van de organisatoren van een optreden me de raad gegeven om mijn grappen te verwerken in een boek, omdat hij vond dat de taalgevoeligheden en onderwerpen in mijn tekst verloren gingen op een podium. Die raad heeft acht jaar liggen rijpen, maar op een blauwe maandag ben ik er gewoon mee begonnen. Het resultaat gaat over wiskunde en wiskundigen ("wie zijn ze, wat doen ze, en lusten ze ook pindakaas?"), maar het is allesbehalve een tekstboek: het is in feite het ultieme antwoord op de vorige vraag. Een blad niet gelachen is een blad niet geslaagd, zoiets. Het is nog niet af, maar het einde is in zicht ...

 

Op welke plek zou u nu wel willen zijn?

Tokio! Hadden we niet afgesproken dat ik in ruil voor dit interview een ticket zou krijgen?

In Japan ben ik iets verloren, en ik keer graag zo vaak mogelijk terug om het niet te vinden. Ik weet dat het niet idyllisch klinkt, maar in Tokio gaat het om de esthetiek in de chaos. Een beetje zoals mijn sterke voorliefde voor metal, denk ik dan: onder dat snelle, en dat luide, en dat in-your-face-gehalte ligt een mooie boodschap. En de ramen in Tokio, uiteraard (de noedels dan, niet de vensters).

 

Als u met eender wie, levend of dood, een diner zou mogen houden, met wie zou u dan het liefst een avondje willen spenderen?

Henry Rollins (Amerikaans kunstenaar, n.v.d.r.). De energie die hij heeft, zijn verhalen, zijn aura, zijn talent: het mogen zelfs gewoon frieten zijn dan, dat zou me niet kunnen schelen.

Of met mijn vriendengroep 'Het Gerechte Pad' uiteraard. Maar die geraken niet weg met frieten. Zelfs niet die van Sergio Herman ...



de meest studentikoze locatie in Antwerpen onder de loep

19/11/2017
🖋: 

De Konijnepijp is een begrip in het Antwerpse studentenmilieu. Sinds mensenheugenis verzamelen feestneuzen zich aan het Paradeplein in het Wilrijkse Fort VI om heupwiegend de nacht door te brengen. Vorig academiejaar maakte het feestgedruis echter plaats voor zand, kuilen en graafwerken – de mop over het konijn schrijft haast zichzelf.

Een nieuw gebouw van het Stedelijk Lyceum Topsport rees pal over de Konijnepijp uit de grond. In diens zog werden het Paradeplein en alle nutsvoorzieningen onder handen genomen. De Konijnepijp sloot een tijd de feestpoorten, maar onderging geen ingrijpende veranderingen, laat Agnes Coeckx van het Departement Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten weten. “Naast de aankoppeling van nieuwe leidingen en de installatie van een branddetectiesysteem, werden er geen werken uitgevoerd.”

Dat de universiteit de werken aan de Konijnepijp betaalt, mag niet verwonderen: de feestlocatie is in het bezit van UAntwerpen, valt onder de Sociale Sector van de universiteit en staat onder toezicht van het Departement Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten. In de begrotingsbijlage van de Sociale Sector voor 2018 lezen we dat er 20.000 euro werkingskosten en 27.000 euro infrastructuurkosten naar de Konijnepijp vloeien. “Dat zijn de budgetten van de terugkerende kosten”, geeft mevrouw Coeckx aan. “De Sociale Sector neemt daarmee onder meer alle energiekosten en kleine herstellingen voor zijn rekening.” Uit de begrotingsbijlage maken we bovendien op dat de universiteit geen opbrengsten uit de Konijnepijp haalt. “De studenten betalen enkel (een gedeelte van) de schoonmaak en de afvalverwijdering. En bij beschadiging geldt ‘potje breken is potje betalen’.”

 

een blijvend probleem

De Konijnepijp opent al een tijdje opnieuw de deuren, maar met de ingrepen van vorig jaar zijn jammer genoeg niet alle hindernissen van de baan. De KP kampt namelijk met een aanzienlijke hoeveelheid vocht, simpelweg omdat de feestlocatie in essentie de kamer van een fort is. “Het vochtprobleem is inherent aan de fortgebouwen. Er valt weinig aan te verhelpen”, meldt mevrouw Coeckx. “Ventileren is de beste optie, die nog verder onderzocht wordt.” ASK-Stuwer beaamt dat het probleem moeilijk op te lossen is. “Dat zou lange en dure werken met zich meebrengen, iets waar de universiteit noch de student op zit te wachten.”

Ondertussen vormt het vocht een hindernis. Zo reageerde de universiteit tijdens de laatste Stuvoraad aarzelend op de verzuchting van ASK-Stuwer om nieuwe apparatuur, want ze zou niet graag haar nieuwe aankoop door vocht aangetast zien. Terwijl beide partijen onderhandelen, rijst bij ons de vraag waarom de universiteit blijft vasthouden aan de Konijnepijp. Is het niet gemakkelijker voor zowel ASK-Stuwer als de universiteit om een andere plaats te faciliteren, een waar geen inherente hindernissen aan verbonden zijn?

 

Voor studentikoze tradities als TD’s en cantussen wordt er niets voorzien.

 

Mevrouw Coeckx antwoordt temperend op deze opmerking en wijst erop dat feesten in Fort VI een traditie is, ontstaan uit het feit dat er weinig privĂ©-aanbod is voor fuiven in de omgeving van de buitencampussen. Naast de Konijnepijp, De Spoed, Den Hagar en ’t Biokot, die overigens allemaal aan het Paradeplein liggen, heeft de Wilrijkse student geen andere uitvalbasis om te feesten – of ze moeten afzakken naar Antwerpen-centrum. Ook ASK-Stuwer moet van geen alternatief weten: “De Konijnepijp is een ideale locatie, des te meer omdat studenten daar niemand overlast bezorgen.” En voor het vochtprobleem mag dan geen definitieve oplossing bestaan, het valt volgens ASK-Stuwer wel in te dijken: “Met een regelmatige schoonmaak en door het gebruik van een trekkast is de overvloed aan vocht te controleren.”

 

een unieke locatie

Als uitgangsplek die gefinancierd wordt door de universiteit, is de Konijnepijp uniek. Op de Stadscampus is een soortgelijke locatie afwezig. “De universiteit biedt haar infrastructuur aan voor academisch gerichte activiteiten, maar voor studentikoze tradities als TD’s en cantussen wordt er niets voorzien”, zegt Unifac-voorzitter Marnik Aerts. Waarom de universiteit een verschil in aanpak heeft? “Volgens mij omdat er op de Stadscampus vanzelfsprekend minder ruimte beschikbaar is en die ruimte hoe dan ook duur zou zijn. Bovendien moet er met de buurt rekening gehouden worden en krijg je almaar moeilijker een milieuvergunning. De vraag naar een locatie als de Konijnepijp is er dus zeker, maar de universiteit communiceert duidelijk dat dit geen optie is.”

Agnes Coeckx beaamt: “Om de leefbaarheid van de buurt te vrijwaren, wil de universiteit geen concentratie van dit soort activiteiten rond de campus.” Ze voegt eraan toe dat studentenclubs in de omgeving van de Stadscampus voldoende mogelijkheden hebben via privĂ©-uitbaters om fuiven te organiseren. In de omgeving van Wilrijk is dat niet het geval.

Marnik Aerts geeft aan dat er in de stad inderdaad meer mogelijkheden zijn, maar benadrukt dat die mogelijkheden enkel gelden voor kleinere feestjes. “Als je een grotere TD wil organiseren, blijven er nog maar een aantal zalen over. Bovendien is de huur van zo'n zaal en vooral de uitkoop van de drank duur. Als een club zich toch aan die uitkoop waagt, kan ze wel studentikoze prijzen bieden. De EuroDeals TD van PSW is daar een mooi voorbeeld van. Maar vaak vormt zo'n uitkoop een te groot financieel risico en regelen de clubs het als volgt: de zaal regelt de catering en strijkt dus de opbrengst van de verkochte drank op, en de clubs krijgen de opbrengst van de ticketverkoop. Dat de zaal de catering verzorgt, heeft wel tot gevolg dat de drankprijs gemiddeld drie euro bedraagt. En dat valt dan weer niet studentikoos te noemen.”

Studentenclubs die een TD in de Konijnepijp organiseren, hoeven niet wakker te liggen van huur of een uitkoop. De drankprijs is er bijgevolg veel schappelijker en bovendien uniform, want ze wordt elk jaar op de kringraad vastgelegd. Alle clubs bestellen hun hoeveelheid drank bij ASK-Stuwer en zij zorgt ervoor dat die klaarstaat.

 

een medaille van twee zijdes

Omdat er weinig tot geen (privĂ©)feestlocaties in en nabij Wilrijk aanwezig zijn, faciliteert de universiteit de Konijnepijp. De organiserende buitencampusclub heeft dus weinig keuze – het is een TD rond het Paradeplein of niet (in Wilrijk) – maar kan wel altijd op een uiterst studentikoze locatie rekenen, waar ze voor de drankjes niet veel moeten vragen en waar geen buurtbewoners over het nachtlawaai komen klagen. En al vloeit het vocht soms hinderlijk door de vertrekken, ASK-Stuwer noch de universiteit moeten weten van een zoektocht naar een alternatieve locatie. Bijna zou je medelijden krijgen met de clubs op de Stadscampus die uit meerdere feestlocaties kunnen kiezen, maar de student vaak blauw moeten laten betalen en de buurt moeten trotseren. Het is maar hoe je het bekijkt.



De Kotroute doet de stad oplichten

19/11/2017
Bron/externe fotograaf

Kotroute

🖋: 
Auteur

De Kotroute? Dat is een kunstenfestival dat baadt in een gloed van gezelligheid en warmte. Door jongeren georganiseerd en vol enthousiasme aan jou gepresenteerd: als je nood hebt aan een stevige dosis cultuur, is deze avond niet te missen.

November is een donkere maand. De schemering zet al vroeg in, en voor je het weet is de stad gehuld in duisternis. De donkerte op de straten doet de ramen van de huizen oplichten, en de kamers erachter lijken wel illustraties uit kinderboeken. Wanneer we door de straten lopen, kunnen we het niet laten om even binnen te gluren en voor een ogenblik toeschouwers te worden van de verborgen levens achter gesloten deuren.

Op donderdag 23 november word je uitgenodigd om te komen kijken wat er achter die deuren schuilgaat. Maak kennis met de Kotroute: meer dan dertig jonge artiesten stellen hun werk voor op 10 koten verspreid over Antwerpen. “We verwelkomen dit initiatief met open armen” vertelt één van de studenten die haar kot beschikbaar stelt. “Ons kot schreeuwt om kunst aan de muren, wij ontmoeten andere culturele zielen Ă©n de artiesten krijgen de kans om te tonen wat ze te bieden hebben.”

Een willekeurige greep uit het aanbod stelt niet teleur. Zo kan je genieten van knusse minicinema in tentjes of je laten verrassen door borduurwerk in de vorm van het menselijke skelet. Op maar liefst acht van de tien koten kan je je onderdompelen in een bad van muziek in uiteenlopende stijlen, van een intieme akoestische set tot warme Nederlandstalige muziek met een bitterzoet randje. Of het nu gaat om illustratie of schilderkunst, minicinema of fotografie, woordkunst, performance of muziek: de artiesten presenteren hun werk vol enthousiasme en transformeren de koten voor één avond in cultuurpaleisjes.

Die paleizen van cultuur lichten op doorheen de stad en verjagen het gure novemberdonker. Loop of fiets van het ene kot naar het andere, en laat de gloed van de kunstwerken of de muziek je verwarmen. Als klap op de vuurpijl kan je de avond afsluiten met een schitterende afterparty in Arenberg.

Nog niet overtuigd? Je krijgt deze avond vol cultuur al voor vijf euro in voorverkoop of zeven euro aan de kassa. De route start vanaf 19u aan het Letterenhuis, waar je je ticket voor een bandje kunt inruilen en meteen ook een routeplan meekrijgt.

Tickets en een uitgebreid programma van de avond vind je hier.

 



blikopener

19/11/2017
🖋: 
Auteur

Als centrum van onderwijs en onderzoek heeft de Universiteit Antwerpen een schat aan onderzoekstalent. Elke faculteit heeft meerdere doctoraatsstudenten om mee te pronken. Als buitenlands doctoraatsbursaal doet Sylwia Gawronska voor de Faculteit Rechten onderzoek naar illegale orgaanhandel. Een juridische kwestie die evident lijkt, maar dat geenszins is. Welke partijen zijn er betrokken, in welke mate zijn zij schuldig en volgens welk (internationaal) strafrecht behoort het vonnis geveld te worden? 

Een lastige kwestie, en daarom vragen we je om je de volgende situatie in te beelden: je bent 25, opgegroeid in een arme regio in India. Naar school ben je nooit geweest en dus produceer je van kleins af aan al bakstenen. Op een dag word je benaderd door een goedgeklede buitenstaander die je vertelt dat je veel geld kunt verdienen als je een nier afstaat. Over je gezondheid hoef je je geen zorgen te maken, want je nier zal na een tijdje terug aangroeien. 

Je besluit om het te doen, want je kunt het geld goed gebruiken. Je wordt naar een kliniek gebracht waar ze je nier verwijderen. Het geld dat je uiteindelijk voor je nier krijgt, blijkt veel minder dan je op voorhand beloofd is. Je stapt naar de politie om aangifte te doen, maar daar wordt je verteld dat je hebt meegewerkt aan illegale orgaanhandel. Je wordt gearresteerd, komt voor de rechter en belandt in de gevangenis. Je wordt berecht volgens het Indiase rechtssysteem, dat geen ruimte biedt voor een brede kijk op de kwestie. 

Voor dergelijke kwesties bestaat er internationaal recht. Gelukkig, zou je denken, maar voor opluchting is nog even geen ruimte. Wereldwijd zijn niet alle rechters bekend met internationaal strafrecht, waardoor het nauwelijks wordt toegepast. En als het wel wordt toegepast, dan is het nog maar de vraag hoe de zaak berecht gaat worden. Aan de ene kant is het een mensenrechtenkwestie, waarbij het gaat om het uitbuiten van een mens door misbruik te maken van zijn/haar kwetsbare positie. Aan de andere kant is het een criminele kwestie, waarbij de zijde van de mensenhandel wordt belicht. Internationale strafwetten bieden een juiste richtlijn voor rechters wereldwijd, maar door een onjuiste implementatie zijn het de slachtoffers die achter de tralies belanden.

Sylwia behaalde haar Master Internationaal Publiekrecht in Oxford. Voordat ze naar Antwerpen kwam, werkte ze in Thailand onder andere samen met het UNHCR om zaken omtrent mensensmokkel te behandelen. Haar rol is nu om de belangrijkste internationale strafrechtelijke instrumenten voor het vervolgen van illegale orgaanverwijdering te analyseren, en daarbij de overlap tussen mensenhandel en orgaanhandel in kaart te brengen. Op die manier kan ze beleidsaanbevelingen doen. Tevens onderzoekt ze de wettelijke aansprakelijkheid van orgaandonors met als doel de criteria voor slachtofferschap te bepalen die de bescherming van kwetsbare orgaandonoren tegen vervolging mogelijk maken.  

 

de wanhoop nabij

Beeld je nu eens de volgende situatie in: je bent een Belgische student van 25 jaar. Door een zeer ernstige nieraandoening werken je nieren al tien jaar niet meer naar behoren en moet je drie keer per week naar het ziekenhuis voor een nierdialyse om je bloed te zuiveren van afvalstoffen. Elke behandeling duurt drie tot vier uur. Je staat op een wachtlijst voor een donornier, maar hiervoor moet je nog minimaal vijf jaar wachten. Bij de geboorte bezitten de meeste mensen twee nieren. Hoewel je prima kunt overleven met één werkende nier, ben je gebonden aan het dialyseapparaat als je nieren samen voor minder dan 10% werken. 

In een ultieme wanhoopspoging begeef je je op Google voor een nieuwe nier. Je komt terecht op een Bengaalse website waar je een afspraak kunt maken voor een niertransplantatie. Je besluit om de sprong te wagen voor je nieuwe nier. Hoewel je weet dat het illegaal is, doe je er alles aan om onafhankelijk van het dialyse-aparaat te worden. In een ziekenhuis in Bangladesh vindt de niertransplantatie plaats. Over de herkomst van je donornier weet je niets.

In principe ben je volgens bovenstaand voorbeeld crimineel bezig. Ook ethisch is het niet te verantwoorden; voor je eigen gezondheid maak je gebruik van het leed van een ander. Toch is Sylwia van mening dat de twee uiteinden van illegale orgaanhandel niet gecriminaliseerd moeten worden. Beiden zijn in de meeste gevallen wanhopig en kwetsbaar, toch zijn de ontvangers tevens de drijvende kracht achter het criminele netwerk.  

 

oplossing

In de nieuw te schrijven richtlijn wil de doctoraatsstudente ook kijken naar de kant van de ontvanger. Zoals gezegd zijn ze onderdeel van het probleem, maar kunnen ze ook onderdeel van de oplossing zijn door een getuigenverklaring af te leggen. Op die manier kunnen de echte daders gepakt worden: de tussenpersonen en het criminele netwerk waarbij ze aangesloten zijn, alsook de kliniek en het medisch personeel dat de transplantatie uitvoert. Zij weten maar al te goed dat ze niet volgens de wet handelen.

Al met al zijn de zaken die door het gerecht behandeld worden slechts het topje van de ijsberg. Maar de zaken díé aan het licht komen, moeten wel rechtvaardig behandeld worden. Deze rechtvaardigheid wordt niet verkregen door alle betrokkenen op te sluiten, maar door te overdenken wie de slachtoffers en wie de daders zijn. 



het lot van millennials

19/11/2017
🖋: 

Dit schrijven zit me dwars. Hoe beschrijf je zoiets als een tijdsgeest? Het lijkt wel een bepaalde mist die in de lucht hangt. Dat vage gevoel van onzekerheid, dat je bij elke ademhaling inhaleert. Onzekerheid is hierin geen bijwerking of symptoom, het is misschien wel het belangrijkste bestandsdeel.

In dit artikel ga ik op zoek naar enkele kenmerken van dit tijdsgewricht, toegespitst op jongeren die vandaag op weg zijn in de richting van een volwassen leven. Wat is typisch aan de leefwereld van deze generatie van jongeren geboren vanaf 1980? Volgens motivational speaker Simon Sinek is die vraag te beantwoorden in vier facetten: opvoeding, technologie, ongeduld en omgeving.

 

opvoeding

De opvoeding die onze generatie heeft meegekregen is volgens Sinek belangrijk. We zouden als jongeren van onze ouders meekrijgen dat we speciaal zijn, dat we alles zouden kunnen krijgen wat we willen. Misschien zijn we wel een applausgeneratie, waar alles tot een performance wordt herleid. We hebben het dan over ouders die hun kind opvangen nog voor ze gevallen zijn. Curlingouders worden ze genoemd, naar de sport waarbij spelers een ijsbaan zo glad mogelijk maken zodat de teamgenoot optimaal kan scoren. Weinig weerbaar zouden we dus zijn, en dan loopt het volgens Sinek mis eens we op de arbeidsmarkt belanden. Op ons werk komen we er al snel achter dat we niet zo speciaal zijn. Ons zelfbeeld gaat aan diggelen, met steeds dat gevoel dat we iets missen in ons leven. In deze optiek kunnen we dan slecht tegen kritiek.

Volgens ontwikkelingspsycholoog Bart Soenens is dit echter allemaal onzin. Er is volgens hem geen enkel wetenschappelijk bewijs voor een applausgeneratie, laat staan voor Curlingouders. Vergeleken met de opvoeding van onze ouders komt wel naar boven dat de opvoeding minder autoritair en minder eenzijdig directief is geworden. Abram de Swaan stelt dat we inderdaad zijn geëvolueerd van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding. Van een fundamentele breuk is dus geen sprake, en met de huidige opvoedingspatronen veroordelen, zoals Sinek doet, daar schieten we niets mee op. Met technologie maakt Sinek een sterker punt.

 

technologie

Als jongeren zijn we steeds actiever in ons tweede leven op sociale media, waar we filters gebruiken en happy faces opzetten. We zijn er goed in anderen te laten zien dat ons eigen leven fantastisch is, ook al zijn we somber, triestig of ongelukkig. Alles onder controle, en op naar het volgende succesverhaal. Sinek koppelt dit aan het stofje dopamine dat vrijkomt in onze hersenen als we een bericht krijgen, en likes scoren op Facebook. Om die reden zouden we de likes op onze foto’s en berichten tellen, ons zorgen maken als we niet het gewenste aantal likes scoren op onze nieuwe profielfoto, en bovenal: om die reden grijpen we er elke dag naar terug en gaan we niet van sociale media af.

Het heeft dus iets verslavends, het zijn kicks die we nodig lijken te hebben om onze tijd door te komen. Dit is versterkt sinds we onze smartphone als een soort pacemaker overal mee naar toe nemen, quasi vastgeklikt aan ons lichaam en aan onze persoon. We gebruiken sociale media om de stress naar volwassenheid te temperen, waar als jonge personen stilaan de bevestiging van onze leeftijdsgenoten steeds belangrijker wordt. Maar dat werkt op sociale media eerder contraproductief. Sociale media laten de stress enkel toenemen, terwijl we onszelf proberen spiegelen in de filter van anderen. Onze smartphone is onze EHBO-kit geworden, die we voor het minste quasi gĂȘnante opendoen.

 

ongeduld

Bedrijven worden er steeds beter in om hun producten sneller tot bij ons te brengen. Volgens Sinek wordt onze generatie daar ongeduldig van, vooral bij thema’s die langdurig en met vallen en opstaan ontwikkelen. Zoals levensvreugde, tevredenheid op het werk, een liefdesrelatie, zelfvertrouwen, ervaring. We kunnen niet verwachten dat we die zomaar even bij elkaar swipen.

 

omgeving

Als laatste punt haalt Sinek de omgeving aan waarin we als jongvolwassenen moeten functioneren. Jammer genoeg heeft hij het slechts met één zin over een gebrek aan leiderschap, en daar houdt hij op. Wat betreft omgeving is er veel meer aan de hand: we leven in vloeibare tijden, zou socioloog Zygmunt Bauman stellen. Zekerheden zijn misschien wel iets van vroeger. Het enige wat er nog van zekerheid lijkt over te blijven, is dat we in dat ongrijpbare moment genaamd “nu” zitten. Dat versterkt een soort rusteloze druk om maar steeds door te gaan, dravend naar vooruitgang. Vroeger was het een stokpaardje van optimisten, maar vandaag begint het begrip vooruitgang eerder te lijken op het tegendeel. Volgens Bauman is vooruitgang omgeslagen tot een zwetend anticiperen van onweerkeerbare verandering, een soort permanente crisis die geen moment rust toelaat. Vooruitgang is een soort eindeloze stoelendans geworden, aangedreven door angst, waarin een moment rust onverbiddelijk leidt tot verlies en onomkeerbare uitsluiting. Zoete dromen over de toekomst ruimen plaats voor nachtmerries over achtergelaten worden en de boot missen. Fear of missing out heet dat, stel je voor dat je er niet bij hoort op het einde van de dag.

Vloeibare tijden komen we ook op de arbeidsmarkt tegen. Op ons werk wordt ons steeds gevraagd ons flexibel op te stellen. Men verwacht ervaring van ons nog voor dat we ergens begonnen zijn. We moeten constant op onze hoede zijn, en in staat zijn op elke willekeurige tel onze strategie 180 graden te kunnen wijzigen. Business Agility noemt men dat in het jargon, een combinatie die flexibiliteit tot gevolg heeft, die nodig is om globalisering en technologische ontwikkelingen enigszins het hoofd te bieden en competitief te blijven. Als werknemer worden we daar ook niet gelukkiger van. Op het werk vallen we maar al te snel in een beknellende trechter, waar we uitgeperst als citroenen aan de onderkant uitvallen. Opgebrand. Uitgeput. Leeg.

Misschien ontbreekt het ons aan een heilig doel, een ultieme lotsbestemming. Als geseculariseerde burgers geloven we al lang niet meer voltijds in God. Misschien leggen we ons heil vandaag wel bij onze partner die ons gelukkig moet maken, en die ons enkele tellen niet doet denken aan de angst en het gevoel dat we iets missen in ons leven.

Dat gevoel dat we de boot missen in ons leven hangt vaak samen met een geloof dat we als persoon niet goed genoeg zijn. Dat geloof proberen we weg te werken, met de overtuiging dat we nu op dit moment leven in dé tijd van ons leven. Huppend van de ene desillusie in de andere, vergezeld door angst die ons als een schaduw achtervolgd. Kunnen we nog tien minuten alleen in een park op een bankje zitten in vrede met onszelf? Even zonder de smartphone, en even zonder op die daverende sneltrein te moeten stappen? Kunnen we ook eens even niets doen en genieten van rust en stilte?

Tot slot wil ik graag een wens doen. Ik hoop dat we er echte vriendschappen en relaties aan over houden. Misschien is dat wel de ondertitel die ik zoek. Ik hoop dat we onze medemens in alle schoonheid face to face kunnen ontmoeten, zodat we even onze pacemaker vergeten, en met volle teugen kunnen genieten van een authentiek leven, vol wederzijds begrip.



de labiele wereld van het cryptogeld

18/11/2017
🖋: 

Er zijn al mensen schatrijk geworden door bitcoins te kopen en verkopen. Kan je met wat ondernemingszin en kennis van zaken nog rijk worden met cryptogeld, of is het daar te laat voor? dwars zoekt het uit!

 

wat is cryptogeld?

techniek

Cryptogeld is gebaseerd op cryptografie, ofwel wiskundige versleuteling. Elke gebruiker heeft een eigen geheime sleutel waardoor enkel die gebruiker transacties vanuit zijn portefeuille kan 'handtekenen'. Alle transacties worden bijgehouden door gebruikers zelf, in een bestand genaamd de blockchain. Om te zorgen dat je je geld niet twee keer kan uitgeven worden transacties nagekeken door anderen, die je een kleine premie betaalt om jouw transactie te behandelen.

voordelen

Cryptogeld is peer-to-peer, dus niet gecontroleerd door een overheid. Het is ook niet of nauwelijks gevoelig aan inflatie vermits de totale hoeveelheid geld in omloop gelimiteerd is.

nadelen

De gebruikte cryptografie vergt veel tijd en energie. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat transacties niet vervalst kunnen worden, maar het zorgt er wel voor dat het totale energieverbruik van bitcoin intussen al ongeveer gelijk is aan het electriciteitsverbruik van Ecuador. Een transactie kan ook al verschilende uren duren, en naarmate er meer gebruikers zijn zal dit er niet sneller op worden.

Eind oktober waren bitcoins voor het eerst meer dan 5000 euro waard; een maand later nadert de koers 10000 euro. Als je in 2010 voor 50 dollar bitcoins had gekocht, dan had je nu meer dan 50 miljoen. Zo'n verhaal doet goudkoorts opflakkeren bij een hoop mensen, en de situatie in de wereld van het cryptogeld doet dan ook denken aan de chaos en waanzin van een historische goldrush. Bitcoins zijn momenteel echter zo duur dat menigeen gelukszoeker andere wegen verkent.

Hier een kort overzicht van de word-snel-rijk-plannetjes van de dag.

 

koop een andere cryptomunt

Is bitcoin te duur? Koop gewoon een andere cryptomunt. Er zijn talloze andere virtuele munteenheden, met licht verschillende technologieĂ«n, door verschillende mensen ontwikkeld. Steek je geld in litecoin, dogecoin, ripple, ethereum, of een van de talloze andere en misschien ben je volgend jaar ook miljonair!

Het standaard plan is om een munt te kopen voor ze stijgt in waarde. Deze verkoop je dan op haar hoogste koers. De laatste stap is je winst uittellen met een demonische grijns op je gezicht. Maar welke munt dan, en wanneer precies moet ik die kopen en verkopen? Niemand die het weet, dat maakt het allemaal net zo spannend!

Deze verschillende cryptomunten geven de écht ondernemende goudzoeker een nieuw ideetje: Waarom niet mijn eigen cryptomunt lanceren?

 

haal geld op met je eigen cryptomunt

Sinds september 2017 is er een explosie van zogenaamde "ICO's" (Initial Coin Offerings): een nieuwe munt, vaak gewoon een kopie van een bestaande, die op de markt wordt gebracht door een start-up als een alternatief voor aandelen of crowdfunding. Soms zijn dit bonafide ondernemingen, maar maak je geen zorgen. Je hoeft geen legitieme start-up te hebben om je cryptomunt verkocht te krijgen. Al wat je nodig hebt zijn gladde verkoopspraatjes en een goedgelovig publiek. Aan die laatste geen gebrek in de gemiddelde gold rush.

Of je kan toch maar je eigen centjes investeren in andermans ICO met een schietgebedje tot een god naar keuze.

Wat je ook doet, maak haast! Het goud wacht niet en het fortuin is aan wie snel en roekeloos is.



betweter

18/11/2017
🖋: 
Auteur

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Je kent het vast wel, het fenomeen waarbij sommige jongens hun broek zo laag dragen dat je meer onderbroek ziet dan je eigenlijk zou willen. In de volksmond wordt er van ‘je broek op halfzeven dragen’ gesproken, ook sagging is een bekende term. Hoewel veel jongeren hun broek vandaag zo laag dragen, hebben maar weinigen een idee van de lugubere ontstaansgeschiedenis erachter. Tijd om daar eens verandering in te brengen.

Het gebruik om je broek op of zelfs onder je achterste te dragen, komt oorspronkelijk uit het gevangenisleven in de Verenigde Staten (waar anders?) in de jaren tachtig. In gevangenissen waren riemen verboden omdat ze gebruikt konden worden als wapen of om zelfmoord mee te plegen. Passende kleding was echter niet prioritair in de gevangenis, waardoor een broek te groot kon zijn en daardoor kon afzakken. Dat leidde dan uiteraard tot sagging: nog vanilla in deze vorm, kinkier in de volgende.

Dit is niet de enige reden waarom een broek laag kon hangen in de gevangenis. De gedetineerden zelf hebben er namelijk ook hun eigen betekenis aan gegeven. En die betekenis is verrassend seksueel geladen. Hoewel mannen natuurlijk wel de neiging hebben om alles rond seks te laten draaien. Wanneer een gedetineerde namelijk wou aantonen dat hij seksueel beschikbaar was, liet hij zijn broek zakken tot op zijn achterste. Zo konden anderen, die ongetwijfeld al heel de dag geil stonden, zien dat hij bereid was om seks te hebben, door het showen van zijn gat. Het was verder ook een signaal dat de cipiers niet opvingen. Zij dachten immers dat sagging kwam door het gebrek aan broeksriemen.

Soms was een gevangene helaas niet helemaal vrij in zijn keuze om zijn broek te laten zakken. Het gebeurde al eens dat een gevangene de bitch werd gemaakt van een andere. Hij werd dan verplicht zijn broek zo laag te dragen − lager dan wanneer je vrijwillig het signaal uitzond − zodat zijn ‘eigenaar’ makkelijker zijn broek kon aftrekken om hem anaal te verkrachten. Broek af, billen bloot en gaan. #MeToo

Denk er de volgende keer als je je broek laat doorhangen dus misschien aan dat je eigenlijk het signaal aan al je mannelijke medestudenten geeft dat je geĂŻnteresseerd bent in seksueel contact. Trek in het vervolg je broek misschien wat meer op, tenzij je al jaren tevergeefs aan het proberen bent, natuurlijk.



het laatste woord

18/11/2017
[kapoen (© [Annelies Belemans] | dwars)
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘kapoen’.

Liefste medestudent van de Universiteit Antwerpen,
Liefste toevallige lezer,

 

Je hebt nu onze laatste dwars van 2017 in handen. De temperatuur begint te dalen, het einde van het jaar is in zicht, kortom: tijd voor wat reflecties op het voorbije jaar, maar evengoed ook tijd om te brainstormen over goede voornemers voor 2018. Ik moet bekennen: me houden aan mijn voornemens is niet echt een talent dat mij toebedeeld is. Bovendien zijn nieuwjaarsbrieven nooit mijn forte geweest, met dank aan mijn introverte aard, gecombineerd met een grote familie en de situatieverergerende zinnen als ‘sapperdeboere, zit nu toch niet zo te loeren’. Aangezien het ondertussen een decennium geleden is dat ik voor de laatste keer met zo’n brief midden in een kamer heb moeten staan, had ik wel verwacht ondertussen mijn trauma wat verwerkt te hebben.

 

Niet dus. 2017 heeft de oude wond weer opengereten, en wel doordat een bepaalde les aan onze eigenste universiteit mijn ogen voorgoed geopend heeft voor het grootste schandaal en blinde vlek in onze Nederlandse taal. Eenmaal gehoord kan het niet meer onthoord worden, dus lezers met een gevoelige maag kunnen misschien beter dwars voor gezien houden voor 2017. Mensen die gevoelig zijn aan structurele onrechtvaardigheid en onwetendheid: verder lezen is op eigen risico. Mogelijke bijwerkingen zijn immers opborrelende (plaatsvervangende) schaamte, kwaadheid voor wat de mensheid je jaar in, jaar uit zonder de juiste voorkennis heeft laten zeggen. Andere bijwerkingen zijn ook het bij voorbaat verpesten van elke vorm van genot, ontroering of vertedering bij het horen van de keurig ingeoefende nieuwjaarsbrieven van je potentiële, toekomstige kinderen.

 

Gebruik de volgende informatie naar believen, al is het maar om de toekomstige generaties de vernedering en schaamte te besparen, om jullie kennis van de ware betekenis van woorden even te etaleren, of om jullie niet-blokkende familieleden even verslagen te laten voelen als jezelf na het studeren in de zogenaamde kerstvakantie. Want – hier komt het – het schattige, onschuldige woordje waarmee we jaar in, jaar uit onze nieuwjaarsbrief afsloten en die al menige ‘ooh's’ en traantjes hebben ontlokt bij de wat emotionelere volwassene toehoorder, volstond een paar eeuwen geleden nog om volkomen gerechtvaardigd een gevecht te starten. Een gemoedelijk koosnaampje was dit allerminst in de nieuwe tijd, een scheldwoord om de seksuele capaciteiten van iemand in vraag te stellen des te meer. Kapoen betekent immers niks minder dan gecastreerde haan. Tot zover de schattige kindjes die tot het einde van hun nieuwjaarsbrief zijn gekomen. Het is graag gedaan.

 

Je kapoen,

Jullie dwars-redactrice,

Antwerpen, 30 november 2017.



editoriaal

18/11/2017
🖋: 

Overdaad schaadt. Een hele zak kruidnoten in één vlotte beweging richting mijn maag sturen, deed me al meermaals mijn knabbeldaden met een tikkeltje misselijkheid beklagen. Dergelijke sugar rushes volstaan bovendien niet om de lichtjes ambitieuze combinatie van mijn studie en dwars de baas te kunnen zonder overvloedige powernapjes.

Ambitie schaadt, zo werd me laatst ingefluisterd. Toegegeven, daar zit wat in. Hoe meer je gelooft in je goede zaak, hoe meer energie je interesse kosten mag. Alles om de meest schittermagische queeste te laten zegevieren. Dat je je onderweg mogelijks door het donker wagen moet met een bijna uitgedoofd kaarsje, neem je er zonder morren bij.

Interesse schaadt. Want ook onze redacteurs tasten weleens in het duister na een woensdagse brainstormsessie. Met hun artikelideeën botsen ze bijwijlen op sceptische deuren. Ziedaar, we beoefenen onafhankelijke journalistiek. Jij en wij zullen het geweten hebben. Als jonge avonturiers zoeken we in de jungle van onze tuin naar kiertjes en kelderraampjes. Naar verborgen verhalen. Ondertussen dragen we onze studie als een strakker wordende das. En dat met trots.

We zouden kunnen opteren de jeugdige onverschrokkenheid samen met onze loep neer te leggen. Enkel het universitaire nieuws te brengen dat graag verkondigd wordt. Leest en hoort u dat echter niet al elders? Niet dat we graag consequent dwarsliggen, maar mogen we ambiëren meer te zijn dan een schoolkrantje?

Mogen we als een nieuwsgierige kleuter een opstapje zoeken om te kunnen reiken naar alle hoog gegrepen zoetigheden? We leren gaandeweg dat vallen niet de ondergang van onze ijver hoeft te betekenen. Hoe we in het donker aanstekers kunnen bovenhalen om vlammetjes te ontsteken. We durven te buigen door te botsen. We durven vooral weer op te staan. Te groeien. Door te zetten. Tot het vervelende toe.

We zijn dat irritante kind met taterwater dat plots lijkt de waarheid in pacht te hebben.



Maarten Devoldere spreekt

18/11/2017
🖋: 

Daar sta je dan schaapachtig naar een idool te lachen, niet wetende hoe onprofessioneel, of zelfs geestesziek je er dan uitziet. Maarten stelt voor om snel backstage het interview te gaan afnemen, want dan kan hij nadien misschien nog enkele uurtjes spenderen aan het schrijven van nieuw materiaal. We praten over het nieuwe album, de hoekjes van de liefde en alma mater Balthazar.

"Waar de naam Warhaus vandaan komt? Ik heb mijn eerste plaat op een oude sleepboot afgewerkt in de Gentse wateren. Die boot heette niet Warhaus, maar ergens stond dat wel in het gietijzer van die boot gekerfd. Ik was er altijd door geïntrigeerd, want ik weet niet wat het daar deed, maar ik vond dat ook wel chic klinken."

 

Je tweede cd heet ook Warhaus, wat toch een schril contrast is met het vorige We Fucked A Flame Into Being. Waar komt de titelkeuze vandaan?

"Bij de eerste cd had ik eerst mijn titel, voordat ik mijn nummers had. Ik schreef eigenlijk onder die paraplu van mijn titel. Bij mijn tweede plaat had ik dan weer al mijn nummers, maar nog geen titel. De eerste titel geeft wel wat extra cachet aan mijn plaat, maar hier vond ik dat wat overbodig. De foto met de grijns had ik bovendien al klaar voor de hoes van de nieuwe plaat, en in die zin vond ik het wel krachtig om de plaat dan naar de groep te noemen. Omdat die eerste titel inderdaad wat lyrisch was, had ik nu wat meer zin om daarmee te breken. Dan is het tweede album geen afkooksel van het eerste."

 

Ik zou de tweede cd zeker geen afkooksel noemen, maar ik vind het wel leuk dat de muziek echt een continuĂŒm is, het is tout court wel dezelfde stijl, niet?

“Ja die mening deel ik wel, het is voor mij een verdere uitdieping van het concept. Warhaus komt ook al een jaar na de eerste cd, ik had mijn wereldje gevonden en daar wilde ik nog even op doorgaan. Ik had wel nog ideeĂ«n over, mijn goede drive ineens gevonden. Het gevolg is dan ook dat deze nummers een wat meer spontane aard hebben. Die eerste plaat, daar heb ik 6 jaar aan gewerkt, elk detail moest kloppen, terwijl deze nummers een losser karakter hebben, er hangt een meer jazzy sfeer rond.

 

Ik vind minzaam omgaan met overspel in een relatie net romantisch.

 

Voor je eerste plaat zocht je je isolatie op een boot. Waar zocht je de stilte voor de tweede?

"Een vriend van mij raadde mij KirgiziĂ« aan, daar was hij net geweest. Midden in de bergen waren er twee boerderijtjes, daar hebben ze mij een maand gedropt. Ze spraken er geen woord Engels, ik moest met handen en voeten communiceren. De thema’s van mijn muziek hebben wel echt niks met die retraite te maken, het is zelfs wat tegenstrijdig, want in alle rust van de bergen kan ik dan schrijven over al mijn eigen chaos en wanorde, waarschijnlijk net omdat ik even uit die setting kan stappen en erop kan terugblikken."

 

de liefde

Je zingt heel vaak over de liefde, maar ook over de meer duistere kanten ervan. Zo bezing je overspel in het nummer Love’s A Stranger, dat je dan ironisch in duet met je vriendin zingt.

Ik vind zulke thema’s eigenlijk helemaal niet contrasterend. Ik vind minzaam omgaan met overspel in een relatie net romantisch. De clichĂ©s van de romantiek zoals hand in hand lopen, daar ga ik inderdaad wat aan voorbij, de hoekjes van de liefde vind ik veel intiemer en interessanter. No Such High en Everybody zijn bijvoorbeeld wel echt zeemzoete liedjes in mijn ogen, die ik vroeger nooit geschreven zou hebben voor mijn lief. Ondanks al die duistere kantjes zwelt het knuffelgehalte dus wel aan. Dat contrast zit er misschien wel een beetje in, maar de eindbalans is toch wel erg lief.

 

Jij wordt vaak gelinkt aan Cohen en Gainsbourg, ikzelf zie ook een vergelijking met Nick Cave. Je creëert een soort troubadourfactor, de tekst wordt dusdanig een belangrijk aspect van jouw muziek. 

Die drie namen hoor ik inderdaad vaak vallen en die vind ik ook echt fantastisch. Bob Dylan zet ik er ook graag bij. De klassieke songwriters inspireren mij wel, Lou Reed ook nog bijvoorbeeld. Ze hebben allemaal een wat old fashioned stijl en sterke thematische teksten. Ik ken wel enkel mijn klassiekers, en misschien nog de nieuwe single van Rihanna, maar ik ben ook geen wandelende muziekbibliotheek. Ik kan mijn muziek dus niet aan een onvoorspelbare naam linken.

 

Balthazar

Uiteraard wil ik ook eens polsen naar de alma mater, Balthazar. Wat zijn daar de verdere plannen?

Deze winter willen we aan de vierde plaat gaan werken. We zijn nu in een stadium dat we allemaal apart wat liggen te schrijven en dat gaan we dan samenvoegen tot een nieuwe plaat. Wat voor stijl die plaat gaat hebben is voor ons allemaal nog een raadsel. We hebben allemaal inspiratie opgedaan uit onze soloprojecten. Het gaat heel interessant worden om die verschillende stijlen samen te leggen en dan vorm te geven. Ik wil daar niet per se geheimzinnig over doen, maar wij weten ook gewoon nog niet wat voor iets het wordt. Hopelijk is de nieuwe plaat na de winter al klaar.

 

Hoe sta jij eigenlijk tegenover de andere soloprojecten van Balthazar? Zo is er Zimmerman van Simon Casier of J. Bernardt van Jinte Deprez. Gaan jullie ook naar elkaars optredens? Ik weet alvast van Jinte Deprez dat hij hier vanavond zal zijn.

Ja, we zijn wel fan van elkaar. Om nu altijd naar elkaars optredens te komen, is het net iets te druk, maar ik ben onlangs tijdens de toer nog naar Jinte gaan kijken. We speelden samen op een festival, en ook al is het een totaal andere stijl, ik vond zijn performance echt top. Ik heb hem daags nadien nog een bericht gestuurd dat ik echt jaloers was op zijn manier van spelen. Van sommige nummers vond ik ook dat die perfect op een nieuwe Balthazarplaat zouden kunnen passen.

 

Nemen jullie dan de stijlen van die soloprojecten mee naar Balthazar?

Ja, dat kan wel. Ik ben met Warhaus echt de classic way opgegaan, Jinte meer de hedendaagse. Het is wel wat zoeken naar een compromis, omdat Balthazar toch ook wat meer pop is en dus best wat relevant geluid voortbrengt voor dat genre. Dat wordt wel een uitdaging.

 

tussenmomentjes

DĂ© oneliner die ik vond rond jouw eerste plaat was: “Ik zie poĂ«zie in seks hebben op een vuil toilet”. Hoe zou je de tweede plaat beschrijven in zo één zin?

Dat moet dan iets zijn over de liefde, maar dat vind ik heel moeilijk. Dat is al een even lastige vraag als een leuke anekdote van op toer vertellen. Dan denk ik ook al direct: "ja gast" (lacht). Maar bon, liefde zit wat in onverwachte hoek, ik wil nu ook niet in een cliché vervallen, maar er zit veel oprechtheid en passie in oppervlakkigheden. Bijvoorbeeld bij het nummer Mad World denken mensen dan dat ik in de videoclip aan het lachen ben met de mensen die er wat dwaas bij komen dansen, maar ik vind het net heel mooi dat ze dat kwamen doen. Die tussenmomentjes, die meer marginale kantjes zoals wanneer uw lief een bord naar uw kop smijt, die vind ik prachtig.

 

Â