de dwarsdoorsnede

28/02/2019
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Ditmaal waagt onze redacteur zich aan een biografie, en wel over een voor Antwerpen heel bijzonder persoon: de stadsdichter avant la lettre Wannes Van de Velde. Het boek Wannes - Hier is hem terug, door Dree Peremans sr., verwijst met zijn titel naar het lied Hier is em terug dat Wannes schreef na zijn herstel van leukemie, de ziekte die hem helaas twee jaar later, in 2008, toch nog fataal werd.

Wannes Van de Velde was een muzikant die vooral bekend is van zijn liedjes in het Antwerps, geïnspireerd op oude volksmuziek. Wannes groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog en begon zijn carriere als beeldend kunstenaar. In zijn biografie lees je hoe hij dan via de gitaar en zijn levenslange passie voor de flamenco uiteindelijk vooral bekend werd als de eigenzinnige, bebaarde zanger met een groot hart.

 

Je kan dit boek gerust een klassieke biografie noemen. Het begint bij de geboorte van Willy - Wim - Wannes Van de Velde en eindigt met zijn dood. Intussen leer je de personen en plaatsen kennen die een rol speelden in het leven van de Antwerpse zanger, en wordt er ook regelmatig historische context gegeven. Met een goede vijfhonderd bladzijden neemt het boek rustig de tijd om zijn onderwerp uit te diepen. Het meandert langs personages en gebeurtenissen uit Wannes’ leven, waarbij je zeker geen coherent verhaal moet verwachten, eerder een verzameling van kleine schetsen, gerelateerde feitjes en anekdotes.

 

Cover (© rr)
© rr

Het hart van het boek ligt in mijn ogen bij de woorden van Wannes Van de Velde zelf, die overvloedig aan bod komen in uittreksels uit interviews, geschriften en liedjesteksten. Wannes was een meeslepend verteller en als hij de geuren van zijn straat beschrijft, word je verplaatst naar een andere wereld. Tegelijk zijn die verhalen ook zo intens van kleur dat ze soms lijken te zweven op de rand van de legende, als volkse verhalen uit een oude overlevering waarin de grens tussen feit en fictie vervaagt. Toch weet Dree Peremans dan wel te nuanceren en worden verhalen waar mogelijk afgetoetst aan andere bronnen en worden contradicties aangewezen. Maar zoals het gaat met levensverhalen, zijn ook bij Wannes de nevelen van de tijd soms in staat de ware toedracht te versluieren.

 

Als je op zoek bent naar een pageturner of een boek dat leest als een roman, dan laat je deze biografie best links liggen. Wat je wel kan verwachten, is een goed beeld van een artiest, de artistieke milieus waarin hij vertoefde en de wereld waarin hij leefde. De auteur steekt ook niet onder stoelen of banken dat hij zelf een groot bewonderaar is van Wannes Van de Velde. Toch voelt het boek best evenwichtig aan: occasionele kleine kantjes worden niet uit de weg gegaan en er wordt gestreefd naar objectiviteit. Al bij al leest Wannes - Hier is hem terug vooral als een ode aan een groot artiest.

 

 

Technische gegevens
isbn 9789462670648 - april 2016 - uitgeverij EPO - hardcover - 552p. - 39,90 €



de dwarsdoorsnede

28/02/2019
🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer las onze redacteur het boekje Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime van Bruno Latour.

Als er één zaak is waar iedereen een mening over heeft, is het de klimaatverandering. Van Donald Trump en klimaatnegationisten tot Anuna De Wever die oproept tot spijbelen om de politici in beweging te zetten; het (politieke) spectrum aan meningen is zeer divers. Bruno Latour betoogt in zijn boek dat we niets van de politiek van de laatste decennia kunnen begrijpen zonder het vraagstuk van het klimaat en de verschillende visies daarin centraal te stellen. 

Dat de kwestie bovendien rechtstreeks verbonden is met ongelijkheid en onrechtvaardigheid, blijkt uit enkele parallellen die Latour trekt tussen vier historische gebeurtenissen. Hij kiest hier expliciet voor de verkiezing van Donald Trump, de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het klimaatakkoord van Parijs, de toename van migratie ten gevolgen van oorlog en klimaatverandering, en de Brexit. Het ideaal van een gedeelde, geglobaliseerde en gemoderniseerde wereld wordt door verschillende elites overboord gegooid en vervangen door ontkenning van de klimaatmutaties en of een hang naar een terugkeer naar de eigen bodem.

Hoewel dat idee van ontkenning veel weg lijkt te hebben van een complottheorie à la Joke Schauwvliege, weet Latour het zeer overtuigend neer te zetten. Ontkenning is slechts een van de mogelijke reacties op de veranderingen die we doormaken. Volgens Latour is het dan ook noodzakelijk om een kaart te tekenen met de posities die ingenomen worden in het politieke landschap en hoe die posities door klimaatmutaties onder druk komen te staan en hoe een nieuwe gedeelde oriëntatie naar voren komt. Maar wat is die nieuwe oriëntatie dan en hoe springen we er het best mee om?

Het omgaan met de aarde, ons begrip van modernisering en het geloof in technologische vooruitgang staan hier duidelijk ter discussie. Dit is ook het doel van de reeks Kantelingen van Octavo, waar dit boek deel van uitmaakt. Hierin worden wetenschappelijke inzichten omtrent deze problematiek voor een ruim publiek toegankelijk gemaakt en in een historisch perspectief geplaatst. In een essay van 125 pagina’s zo’n complexe materie uit de doeken doen, is geen makkelijke opgave, maar Latour is er relatief goed in geslaagd.

Het idee dat het ideaal van globalisering en modernisering niet houdbaar is, is niet nieuw. De manier waarop Latour dit doet, is daarentegen wel vernieuwend. Hij koppelt dit idee aan de klimaatmutaties en de idee dat niet enkel mensen als actoren gezien moeten worden. De aarde zelf wordt in de uiteenzetting van Latour omgetoverd van omgeving naar actor, wanneer zij reageert op acties van de mens. Bovendien worden mensen 'gereduceerd' tot aardbewoners die samenleven met andere aardbewoners. Dit zorgt voor veel stof tot nadenken, want als wij niet de enige actoren zijn, is het antropocentrisch wereldbeeld dan nog wel houdbaar? Wat met dieren, planten... de aarde?

Tijdens het lezen zweefde ik tussen hoop en wanhoop. Hoop vanwege het vooruitzicht op een nieuwe politieke omgang met de aarde waarin iedereen zich zou kunnen vinden. Wanhoop omdat het lijkt alsof de tekst geschreven is als een race tegen de klok waarbij het eigenlijk niet vijf voor twaalf is, maar eerder half één. Niet enkel de klimaatproblematiek geeft je het idee dat het een race is. Latour geeft namelijk vanaf de eerste bladzijde al genoeg denkstof; soms te veel om op korte tijd te verwerken. In zijn betoog hanteert hij een heel aantal concepten die soms op zo’n snelheid de revue passeren dat je onmiddellijk vergeten bent welke betekenis eraan toegekend wordt. Nogal lastig wanneer dat concept na veertig pagina’s opnieuw opduikt en de betekenis je totaal ontschoten is.

Waar kunnen we landen? is een boek dat je ondanks moeilijke concepten doet nadenken over je eigen positie op de politieke kaart, de klimaatverandering en de toekomst. Het biedt bovendien niet enkel een schets van de politieke situatie, maar ook een mogelijke oplossing. Deze oplossing is concreet, maar tegelijkertijd vaag genoeg om interpretatie mogelijk te maken en je als lezer toch te doen hongeren naar meer. 
 

Technische informatie:
ISBN 9789490334253 - € 19,50 - 132 pag. - distributie Epo - uitgeverij Octavo 



poëzie

21/02/2019
🖋: 
Auteur extern

Nicolas-Alexander Goossens


 

Het dorpe wentelt zich tegen glas tot zand,
tot storm stopt, opdat land niet meer schreeuwt.
De vensters staan open, elf slagen kunnen nader
komen, en zelfs de doven stoppen als
het lood zinkt.

Daar gij springt en de vermolmde horizon
kust, drenk mij in de zuivel der aarde
want ik ben hier niet echt omdat
ik toch zal vertrekken, dus zetel mij
in uw heilig huis van vel en dodendraad.

Een gebied van bossen en oud verdriet,
al had het geen naam, gelijk een hand
treft het ons onwrikbaar, een kramp die
hunkert naar verse landduinen.

Het is volbracht, het schaap kent rust.



het laatste woord

21/02/2019
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip en verdwenen beroep van ‘porder’.

Tegenwoordig gebruiken we onze smartphone om wakker te worden, terwijl deze taak niet al te lang geleden werd uitgevoerd door wekkers. Maar hoe werden mensen gewekt voordat de wekker werd uitgevonden? De vaste slapers die door het gekraai van de haan heen sliepen, en zij die het zonder moesten stellen, werden op een andere manier gewekt. 

Voor de industriële revolutie zijn intrede deed in Europa, leefde de mens volgens het ritme van de natuur. Het opkomen van de zon betekende dat men op moest staan en wanneer deze weer onderging, zat de werkdag erop. Later werd het uur van de dag weergegeven op kerkklokken in de stad en op uurwerken bij de mensen thuis. Met de uitvinding van de stoommachine werd het voor velen rendabeler om in fabrieken te werken en konden mensen niet meer volgens de natuur leven. Op tijd in de fabriekshal staan, betekende bovendien vroeg opstaan.

Families of fabriekseigenaren huurden hiervoor een porder in. Deze tikte, tegen een kleine vergoeding, met een stok tegen het slaapkamerraam om de fabrieksarbeiders te wekken. In uitzonderlijke gevallen had de porder zelfs een huissleutel, waardoor hij bij de mensen aan het bed kon staan om ze uit hun nest te porren. Nu rijst de vraag natuurlijk: wie porde de porder wakker? Het blijft gissen naar een antwoord op die vraag. Overigens was het beroep erg gewild onder vrouwen. Zo konden zij extra geld verdienen om hun gezin te onderhouden.

Toen het beroep zijn intrede deed, kostten porders zo'n zeven cent per week. Later was dit twintig cent voor elke zesdaagse werkweek. Waar een technologische ontwikkeling het beroep in het leven riep, deed eenzelfde ontwikkeling het beroep weer verdwijnen. De uitvinding van de wekker bleek de doodsteek voor het ambacht van porder. Destijds kostte een wekker eenmalig 75 cent.

Laten we van de gelegenheid gebruik maken om het beroep van porder nieuw leven in te blazen, en dan wel als studentenjob. Studenten die geen moeite hebben met opstaan porren de studenten wakker die dat wel hebben. De 'porstudent' wordt dan ingehuurd door bezorgde ouders of door medestudenten die willen dat hun groepsgenoot op tijd op de bespreking van het groepswerk verschijnt. 



bingedrinken en spacen aan UAntwerpen

21/02/2019

Afgelopen examenperiode maakten bijna duizend studenten van UAntwerpen tijd vrij voor drugs. Niet (per se) om te gebruiken, maar om er iets over te zeggen in onze drugsenquête. Poppers, pillen en paddenstoelen, alsook bier en booze komen aan bod. De alomvattende vraag luidt: welke rol spelen genotsmiddelen in het leven van de Antwerpse student? Let’s talk about drugs!

Met 961 respondenten heeft een kleine 5% van onze studenten een aantal prangende vragen beantwoord. Alle faculteiten zijn met minstens 67 deelnemers ruimschoots vertegenwoordigd. 56,6% van hen is vrouw, 43,1% man en 0,3% X. De respondenten lijken dus vrij representatief te zijn voor de Antwerpse studentenpopulatie. Een op twintig studenten is echter niet genoeg om harde uitspraken te doen. Wat hier met jullie gedeeld wordt, is dus slechts indicatief. De studenten werden bevraagd over hun drugsgebruik, drankconsumptie en hun gedachten hierover. We willen niet ontkennen dat alcohol ook een drug is, maar hebben er alsnog voor gekozen om drank als een apart onderwerp te behandelen. De effecten zijn zeker vergelijkbaar, maar tussen onze omgang met drank en die met andere middelen zit toch een wereld van verschil.

 

harder dan de rest

Onze enquête is natuurlijk geen primeur, om de vier jaar worden alle studenten van Vlaanderen ondervraagd over hun drank- en drugsgebruik. Guido Van Hal, vakvoorzitter van Epidemiologie en Sociale Geneeskunde van UAntwerpen, heeft dit in 2017 als laatste gedaan bij 36.000 Vlaamse studenten. Volgt onze universiteit netjes de meerderheid, of zijn wij de vreemde eend in de bijt?

Cannabisgebruik is bij 40% van de Vlaamse studenten al eens voorgekomen. Bij onze respondenten zegt iets meer dan de helft wel eens aan een joint te hebben getrokken. Ook als het op partydrugs aankomt, schieten wij Vlaanderen voorbij. Bijna 14,3% geeft aan XTC te hebben genomen, terwijl dit in Vlaanderen maar 6,9% is. Cocaïne is al eens in de neus geslopen bij 9,8% van onze schoolgenoten, ten opzichte van 5,3% in geheel Vlaanderen. Ketamine is gebruikt door 4,3% op onze unief, bij alle Vlaamse studenten is dit 2,2%.

Er zijn dus toch wel enkele opvallende verschillen te bespeuren. Volgens verslavingspsychiater Geert Dom zijn er enkele mogelijke verklaringen, maar dienen we toch te nuanceren. Het kans bestaat dat dwars vooral een groep heeft aangesproken die meer bezig is met drugs. Die groep zou dit soort enquête wellicht eerder invullen. Daarnaast gaat het van studenten uit, dus is er een lagere drempel om vrijuit te spreken, maar uiteindelijk is Antwerpen ook een stad met veel grote discotheken en ja, er is veel coke.

 

de stoutste van de klas

We kunnen UAntwerpen niet als één groep studenten zien. Een geneeskundestudent zal misschien heel anders met drank en drugs omgaan dan een student Rechten. De respondenten lijken dat te bevestigen. Er zijn twee grote uitschieters als we kijken naar hoe er onder de faculteiten met drugs geëxperimenteerd wordt. Sociale Wetenschappen (SW) en Toegepaste Ingenieurswetenschappen (TI) spannen de kroon: respectievelijk 61% en 63% van deze studenten heeft al eens drugs gebruikt. De SW-studenten hebben ook het meest van harddrugs geproefd. Bijna een vierde van deze respondenten zegt harddrugs te hebben geprobeerd. XTC en cocaïne blijken hun favoriete middelen.  

Daartegenover staan Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen (GGW) en Farmaceutische Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen (FBD). Deze faculteiten zijn met 41% en 43% het meest voorzichtig. Misschien is op dagelijkse basis met gezondheid bezig zijn een flinke wake up call?

Bij alcoholgebruik wordt de andere kant van de medaille getoond. FBD is namelijk de minst gebruikende, maar ook de vaakst drinkende faculteit. 38% van deze respondenten geeft aan meerdere malen per week te drinken en 11,6% geeft zelfs aan (bijna) dagelijks te drinken. Ook bij Bedrijfswetenschappen en Economie (BE) wordt er door velen meermaals per week gedronken (39%), maar bij het dagelijkse drinken spant FBD de kroon. De deelnemende SW-studenten laten een ander geluid horen: maar liefst 23% van de respondenten geeft aan niet te drinken, waarvan 17% zelfs nooit met drinken is begonnen. Onder hen geeft maar 23% aan meermaals per week alcohol te nuttigen. Over het stoutste of braafste jongetje van de klas kunnen we dus nauwelijks nog spreken. De faculteiten die minder drinken gebruiken meer drugs, en zij die drugs gebruiken nemen weer afstand van alcohol. 

 

eentje is geentje! 

Spannende avonturen beleven in beschonken toestand en er later eens over een nieuw glas om lachen, het is haast een studentikoze vanzelfsprekendheid. Net geen 7% van onze respondenten geeft in de enquête aan (bijna) dagelijks te drinken. Bijna de helft van deze studenten drinkt meer dan vijf glazen alcohol op een avond. Wanneer we Van Hal hiernaar vragen, wijst hij op het fenomeen van bingedrinking. Deze term gebruiken we wanneer een man (meer dan) 6 en een vrouw (meer dan) 4 glazen alcohol op 2 uur tijd consumeert.

Een onderzoek van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD), de universiteiten van Antwerpen, Gent en Leuven en het KHLim toonde aan dat 23,3% van de mannelijke studenten en 15,4% van de vrouwelijke studenten minstens een keer per maand bingedrinkt. Hoewel in onze enquête de vraagstelling niet dezelfde was, lijkt de genderdiscrepantie bij overmatig drankgebruik groter te zijn bij de Antwerpse student. Zo geeft 11,6% van de studentes aan meestal meer dan vijf glazen achterover te slaan als ze eenmaal beginnen te drinken, tegenover 39,4% bij hun mannelijke collega’s.

 

Ik vind kinderen nemen een even stupide manier om met de leegte van het leven om te gaan.

 

Het is opvallend dat 13% geheelonthouder is, waarvan meer dan driekwart nooit een druppel alcohol tot zich heeft genomen. Hiervan was de grote meerderheid vrouw (61,6%). Redenen om het drinken af te zweren waren de gezondheidsconsequenties, het niet lekker vinden of er simpelweg geen nood aan hebben en schrik om controle te verliezen. Verschillende respondenten geven aan dat het niet makkelijk is om op café iets niet-alcoholisch te bestellen: “Ik drink eigenlijk zelden of nooit. Hier krijg ik vaak stomme reacties op.” Er is nog te vaak een sociale druk om te drinken.

 

smoke weed everyday

De helft van de respondenten heeft al eens een jointje gerookt. In de laatste week voor het invullen van de enquête rookte 10,4%. Cannabis is een veiliger product dan alcohol om veel redenen, maar zeker niet helemaal veilig. Geert Dom waarschuwt voor het veelvuldig gebruiken van hoog potente wiet, die meer dan 8% THC bevat. Op lange termijn kan dit straffe spul gevaarlijk zijn. 

Het risico op psychose, schizofrenie, depressie en zelfs suïcide verhoogt erdoor. Die relaties zijn niet spectaculair hoog, maar aan langdurig en overmatig gebruik van dat sterke spul, hangen soms nefaste gevolgen vast. Kwetsbaar zijn voor psychische ontregeling speelt een belangrijke rol. Een bijkomende factor is leeftijd: hoe jonger je begint te gebruiken, hoe hoger het risico. Guido Van Hal geeft ook aan dat er een klein deel is dat dagelijks blijft smoren tijdens de examenperiode en dat dit een struikelblok kan vormen. Sporadisch kan een jointje geen kwaad, maar zoals bij alles is te veel nooit goed. Met mate aan de marihuana is dus de boodschap.

 

zelfkennis, het begin van alle wijsheid

Dom ziet peer pressure als een belangrijke stimulans voor overmatig drankgebruik onder studenten. Wanneer we 'pinten gaan pakken' op café, lopen we door de invloed van anderen het risico om meer te drinken dan gepland. Uit de enquête blijkt niet toevallig dat in de verpletterende meerderheid van de gevallen in sociale omstandigheden gedronken wordt. Ook uit de redenen waarom er gedronken wordt, blijkt deze sociale component duidelijk. De gezelligheidsdrinker is de grootste categorie onder de drinkende studenten. Op de tweede en derde plek staan respectievelijk ‘gewoon lekker’ en ‘om me te amuseren'. Een van onze vragen was of je al eens tegen je wil drugs hebt genomen, dit was zo bij 7,3% van de gebruikende studenten. De redenen hierachter waren dubbel. In sommige gevallen was dit ongewenst, à la iemand doet iets in je drankje. Maar ook veel studenten gaven aan dat het onder sociale druk gebeurde.

Van Hal voegt daar nog iets aan toe: de social norms approach, die inhoudt dat men meestal het ongezonde gedrag van peers overschat en zich hieraan spiegelt in het eigen gedrag. Studies tonen aan dat in geval van een overschatting van het gepercipieerde gedrag mensen zich pas tot het reële gedrag richten, wanneer dit in de vorm van feedback tot de ware proporties wordt teruggebracht. Hierin zit dus ook een oplossing voor de drankproblematiek.

Normeren gebeurt altijd. In onze enquête geeft bijna de helft aan dat ze het gebruik van een partner niet leuk vinden noch tolereren, bijna een derde tolereert dit dan weer wel ondanks dat ze het niet fantastisch vinden. We zijn schijnbaar draaglijk onverdraagzaam.

 

het kan niet altijd feest zijn

We geloven dus niet dat gebruik altijd een groot probleem is, maar is drinken of met drugs experimenteren dan normaal? Dom vertelt ons dat het drinken van alcohol een sociaal leer- en socialisatieproces is. Als ouders bijvoorbeeld dagelijks een glas wijn drinken, leren kinderen dat drinken normaal is en is de drempel om zelf eveneens dagelijks te drinken lager. Pinten pakken gaat verder dan puur een glas bier drinken: de connotatie van sociale gezelligheid is nooit ver weg. Zo nu en dan eens uit nieuwsgierigheid iets gebruiken tijdens je studie is ook niet ongebruikelijk. De mens zoekt nu eenmaal naar genotsmiddelen, en het nodig hebben van die uitlaatklep is des mensen, stelt Van Hal.

Dit proces gaat niet over een nacht ijs. Alcoholgebruik start namelijk met een eerste, experimentele fase. Pas tussen de leeftijd van 18 en 24 jaar vindt er doorgaans een forse toename plaats, de stereotiepe ‘piek’ tijdens het studentenleven. Onder onze respondenten komen de partydrugs ook aan het licht, maar de periode van hard feesten is van voorbijgaande aard. Als alles normaal verloopt, dooft dit stilletjes uit wanneer we het studentenleven adieu zeggen. Nieuwe verantwoordelijkheden, verwachtingen en vooral werk vormen belangrijke factoren voor dit afscheid. Of zoals een respondent het verwoordde: “Geen tijd voor die zever.”

 

Die lichamelijke drinkcapaciteit zorgt voor een vals gevoel van veiligheid.

 

Toch zijn er een aantal mensen die blijven steken in die tweede fase van overmatig gebruik, vooral op het gebied van alcohol. Ongeveer 14% van de volwassen bevolking ontwikkelt gedurende zijn leven een alcoholverslaving. Zo verovert drankproblematiek de derde plaats en de daarbij horende dubieuze eer in de Meest Voorkomende Psychiatrische Aandoeningen-wedstrijd. Alleen depressie en angststoornis laten de alcoholverslaving achter zich.

 

gevaar schuilt in een klein glaasje

Een donkere wolk hangt volgens de AUDIT (Alcohol Use Disorders Identification Test), een vragenlijst die peilt naar alcoholgebruik, boven de hoofden van ongeveer de helft van de studenten. Van Hal legt ons uit dat de voortvloeiende problemen uit drankmisbruik zich niet noodzakelijk beperken tot de studententijd, zoals het behalen van lagere cijfers, maar dat de impact ook nog voelbaar kan zijn op latere leeftijd. Toch moeten we volgens hem niet streven naar een nultolerantie. Het komt er vooral op aan om erover te waken dat het niet uit de hand loopt. 

Het verschilt van persoon tot persoon of we ons bewust zijn van eventuele schadelijkheid van alcohol, wiet of XTC. Het probleem met drank en drugs is niet zozeer het feit dat ze bestaan, het probleem is dat we niet vaak aan de werkelijke problemen denken. Dom wijst ons er dan ook op dat ons lichaam ons kan bedotten: tussen de leeftijd van 18 en 24 jaar kunnen mensen lichamelijk gezien goed tegen drank. Daarna neemt dit af. Die lichamelijke drinkcapaciteit zorgt echter voor een vals gevoel van veiligheid. Er zijn sluimerende effecten op de hippocampus als mensen in die periode veel drinken, aldus Dom. Dat merk je niet op het moment zelf, maar pas jaren later, meer bepaald bij de geheugenfunctie. Omdat we nu na al die pinten nog kunnen wandelen, ontwikkelen we een vals gevoel van tolerantie. De vraag is of we deze risico’s wel willen lopen. Soms wel, of zoals een respondent het verwoordde: “Ik vind kinderen nemen een even stupide manier om met de leegte van het leven om te gaan.” 

 

koorddansen

Dat er bij drank- en drugsgebruik ook verslaving op de loer ligt is niet nieuw, maar de risico's bij studenten liggen zoals je kunt lezen op andere vlakken dan bij andere groepen. Volgens Dom leidt gebruik in slechts 10% van de gevallen tot verslaving. Dat is duidelijk niet voor iedereen een reden om ver van drank en drugs weg te blijven, maar zeker wel een reden om bij groepsdruk en bespreekbaarheid stil te staan. In je studentenjaren balanceer je immers op een dun lijntje.



betweter

21/02/2019
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Deze keer hebben we het over de dagen van de week. Waarom noemen we ‘maandag’ niet ‘sterdag’ of ‘wolkdag’? Deze nieuwsgierigheid vormde de inspiratie voor dit artikel. Wat moet een student anders doen tijdens de blokperiode? Om maar direct tot een antwoord te komen: de maan in maandag komt van het Latijnse dies Lunae, oftewel ‘dag van de maan’. Het waren dus de Romeinen die met deze benaming kwamen. Verschillende Indo-Europese talen verwijzen naar de maan in de benoeming van de eerste dag van de week, zoals in het Franse lundi of het Italiaanse lunedi, maar lang niet allemaal. Als je het Hongaarse hétfö letterlijk vertaalt, dan krijg je ‘weekhoofd’, terwijl Portugal segunda-feira gebruikt, wat ‘tweede dag’ betekent. Waarom er een ‘o’ verdwenen is in het Engelse Monday, blijft een mysterie.

Veel talen behouden een Latijns tintje als het om dinsdag gaat. Het Franse mardi komt bijvoorbeeld van dies martis, naar de planeet Mars. Het Nederlands doet het anders. Dinsdag zou vernoemd zijn naar een (redelijk onbekende) Germaanse god, genaamd Thingsus, de god van volksvergaderingen. Misschien was dinsdag vroeger vergaderdag? Ook woensdag dankt zijn naam aan een opperwezen, namelijk Wodan, oppergod van de Noorse mythologie. Talen waarbij de Latijnse benoeming bewaard bleef, zoals in het Spaans miércoles, verwijzen dan weer naar de god Mercurius, die zich bemoeide met handel, reizen en winst.

Donderdag komt opnieuw van een Germaanse god, namelijk Donar, de god van de donder. In het Scandinavisch is dit Thor, terug te vinden in het Engelse Thursday. De Romeinen konden niet achterblijven, maar hebben hun eigen god om deze dag naar te vernoemen - same job different man -, namelijk Jupiter. Het Franse jeudi vindt hier zijn wortels. Maar niet alle dagen van de week zijn naar mannelijke goden vernoemd, er is ook vrouwelijk schoon. Vrijdag is namelijk vernoemd naar de Germaanse Frigg, godin van de liefde, vruchtbaarheid en seksualiteit.

Voor wie niet kan omgaan met halve verhalen zullen we nog afsluiten met zaterdag en zondag. Voor beide moeten we ons weer richten tot de Romeinen. Deze dagen komen respectievelijk van de goden Saturnus en Sol. Zo zitten onze dagen van de week boordevol mythologie, en zit jouw hoofd boordevol nutteloze weetjes waarmee je op café al eens een gesprek kan starten. Blame it on the exams.



over Samson en Gert, gebakken flensjes en de beroepsmisvorming van een literatuuronderzoeker

21/02/2019
🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die ze zelf niet durven stellen. Valerie Rousseaus officiële titel is  'Onderwijsbegeleider' bij de vakgroep Nederlands van het departement Letterkunde. Dit wil zeggen dat ze proffen ondersteunt bij hun onderwijstaken, door lessen voor te bereiden of didactisch materiaal te ontwikkelen, en dat ze zelf ook colleges geeft. Daarnaast is Valerie ook stagecoördinator voor zowel de bachelor- als masterstages van Nederlands, is ze de ombudspersoon van heel Taal- en Letterkunde, en werkt ze mee aan het Verzameld Werk van Louis Paul Boon. Een groot takenpakket, dat spontaan vragen doet opborrelen.

Op het bureau van het departement Nederlands hangt het vol met foto’s van Hugo Claus en Louis Paul Boon. Bent u hen ondertussen al beu, of geniet u nog steeds van deze pareltjes?

Op het gevaar af een heel voorspelbaar antwoord te geven: natuurlijk geniet ik nog steeds van het werk van deze twee grootmeesters in onze Nederlandstalige literatuur. Zelf studeerde ik niet in Antwerpen, maar in Leuven (noem het een jeugdzonde), waar in de opleiding Germaanse Talen toen weinig aandacht was voor Boon en Claus. Toen ik hier kwam werken, werd ik in een heerlijk 'Boonbad' ondergedompeld. Ik heb het voorrecht om nauw te mogen samenwerken met Kris Humbeeck, dé grote Boonexpert die ook mij nog onophoudelijk nieuwe en boeiende aspecten van Boons oeuvre, leven en schrijverschap laat ontdekken.

 

Voor studenten was de afgelopen maand een ware hel. Was dit ook zo voor u, of heeft u het tijdens examenperiodes net rustiger, bijvoorbeeld omdat u geen lessen moet voorbereiden?

Ik weet dat het voor studenten vast een schrale troost is, maar examenperiodes zijn ook voor docenten geen pretje. Rustiger is het zeker niet, eerder het tegenovergestelde. We hebben stapels verbeterwerk en velen onder ons zijn dan tegelijk al volop bezig met de voorbereidingen voor de vakken die in het tweede semester gedoceerd worden. Bovendien probeert iedereen net dan ook wat extra tijd te maken voor onderzoek.

 

Dit jaar kwam de allereerste en intussen beroemde “Compacte Cultuurquiz van de Lage Landen” tot stand. Wat vond u van deze eerste editie, en kan u al verklappen of er een volgende editie komt?

Wat een fijne avond! Zelf vond ik deze eerste editie zeer geslaagd en ik heb samen met mijn collega’s (die, trust me, soms ook wat koudwatervrees hadden) erg genoten. Wat ons betreft komt er zeker een tweede editie. Hoewel we dit jaar al op een mooie opkomst konden rekenen, hopen we de volgende keer nog meer studenten te bereiken. In de aanloop naar de quiz voelden we bij sommigen wat terughoudendheid. Ik hoop dat het enthousiasme van de studenten die dit jaar hebben deelgenomen aanstekelijk werkt en helpt om de laatste reserves en barrières weg te nemen.

 

Heeft u tijd voor hobby’s naast uw drukke dagen aan de UAntwerpen?

Mijn hobby’s staan momenteel op een laag pitje. Net als veel jonge mama’s doe ik mijn uiterste best om een drukke baan te combineren met een gezin. Doorgaans lukt dat vrij aardig, maar dat betekent wel dat me-time schaars is. Ik heb destijds een opleiding theater gevolgd en bij heel wat amateurverenigingen gespeeld. Podium en publiek mis ik vaak, al is college geven natuurlijk ook wel een stukje performen.

 

Een vraag die we wel moéten stellen aan een literatuurdocent: wat is uw favoriete boek?

Dit is eigenlijk de vraag die je niet wil krijgen omdat het zo ontzettend moeilijk is om die keuze te maken. Als ik mij beperk tot de Nederlandstalige literatuur en focus op wat ik de afgelopen jaren heb gelezen, dan kies ik Wil van Jeroen Olyslaegers en De consequenties van Nina Weijers. Het boek dat voor mij echter het meeste heeft betekend is De Monstertrilogie van Tom Lanoye. Toen ik in de zomer van 2003 Het goddelijke monster en vervolgens even gulzig Zwarte tranen en Boze tongen verslond, wist ik dat deze trilogie centraal moest staan in mijn scriptieonderzoek. Professor Hugo Brems steunde mijn plannen en die scriptie was eigenlijk het begin van een mooi traject dat mij uiteindelijk naar hier, naar Antwerpen, heeft geleid.

 

Kan u eigenlijk nog genieten van een goed boek voor het plezier? Of wordt elk boek een onderzoeksobject?

Toegegeven, het is moeilijk geworden om met een onbevangen blik een boek te lezen. Tijdens het lezen betrap ik mezelf erop dat ik aan het analyseren ben, dat ik spontaan linken leg met andere werken en dat ik – en dat overkomt mij het vaakst – al nadenk op welke manier ik er in colleges mee aan de slag kan. Als literatuurwetenschapper ben je getraind in het doorzien van bepaalde verteltechnieken, retorische trucjes en tekstuele strategieën en dat schakel je niet zomaar uit. Tegelijk betekent dat natuurlijk niet dat ik geen plezier meer kan beleven aan een goed boek (O horror: wat zou dat een tragisch lot zijn voor de literatuurwetenschapper!), maar de manier waarop je literatuur leest en waardeert verandert wel.

 

Heeft u als literatuurverslinder ook een guilty pleasure die u moet bekennen?

O ja, meerdere zelfs. De vraag is natuurlijk welke ik hier ga bekennen. Ik geef er eentje prijs: samen met mijn jongens Gust en Stan naar de Samson & Gert Kerstshow kijken en als kind van de jaren 80 niet eens stiekem zelf heel hard genieten van deze trip down memory lane.

 

Wat doet u het liefst op een zondagmorgen?

Een uitgebreid ontbijt nemen en tot de middag in pyjama rondlopen. In ons gezin zijn lazy sunday mornings heilig! Ik heb er doorgaans te weinig tijd voor, maar tijdens het weekend neem ik graag samen met mijn gezin een uitgebreid ontbijt. Op zondagmorgen staat de tafel vol lekkers: verse broodjes, yoghurt, homemade granola, vers sap, lekkere koffie, gerookte zalm met ricotta en afwisselend een zachtgekookt eitje of vers gebakken flensjes.



helpt PFK studenten groeien?

21/02/2019

In mei 2007 stapte een groep politiek actieve studenten naar de universiteit om als één stem enkele rechten af te dwingen voor politieke en filosofische studentenclubs. Tien jaar later is het Politiek-Filosofische Konvent een gevestigde waarde in het intellectuele avondleven. Toch is lang niet iedereen op de hoogte van wat er zich in deze kringen afspeelt, al vinden we onder de oud-leden van deze clubs invloedrijke politici terug. dwars gaat daarom in gesprek met oud-leden Lode De Waele (Liebran) en Werner Vandenbruwaene (LVSV), PVDA-fractiemedewerker Sim Dereymaeker (Comac), Antwerps gemeenteraadslid voor CD&V Sam Voeten (CDS) en Vlaams Belang-partijvoorzitter Tom Van Grieken.

in den beginne

Lode De Waele stond mee aan het begin van de oprichting van het PFK-Spectrum. In 2007 was hij voorzitter van de studentenkring Liebran, die een kritische geest en politiek bewustzijn wou ontwikkelen bij studenten. De Waele merkte dat het politieke debat afwezig was op de actief-pluralistische UAntwerpen. Frappant, want de noemer ‘actief-pluralisme’ houdt in dat de universiteit een vrijplaats moet zijn voor politieke, filosofische en religieuze meningen. Het PFK-Antwerpen wilde dit veranderen door een vertegenwoordiging van het hele politieke spectrum aan de student aan te bieden.

Grote en kleine clubs van alle windrichtingen kwamen in het PFK samen. Het nationalistische NSV! en het conservatieve KVHV tekenden present aan de rechterzijde, het centrum werd vertegenwoordigd door Liebran en CDS en uit linkse hoek stapten de studenten van GRAS, Animo Stuant en Comac mee in het project. Ook het liberale LVSV, dat zich niet in een hoek wilde laten duwen, was van de partij.

 

Veel partijen trekken studenten naar zich toe om die dan omhoog te duwen.

Sim Dereymaeker

 

Elke club had een eigen motivatie om deel uit te maken van dit nieuwe initiatief. Zo vertelt Sam Voeten van het toen heropgerichte CDS, dat extra zichtbaarheid en gratis zaalverhuur interessant waren voor politieke verenigingen, die vaak minder middelen hadden dan studentikoze clubs. NSV! zocht dan weer een manier om lezingen te organiseren op de campus, want de universiteit stond daar afkerig tegenover. LVSV had door een goede relatie met de UAntwerpen niet echt behoefte aan een overkoepeling, maar werkte mee omdat ze principieel vond dat elke stem aan bod moest komen. Volgens de initiatiefnemers was aansluiten bij VUAS (vandaag: Unifac) geen optie, deze wilde absoluut politiek neutraal blijven. Ook voor LVSV was dit een no go, zij vreesden dat bij deze koepel hun intellectuele vrijheid aan banden zou worden gelegd. Bovenal was er bij de oprichters een gezamenlijke frustratie: de ‘zuipclub’ werd wel erkend, maar politieke clubs vielen uit de boot.

 

de politieke student: vroeger en nu

We vroegen ons af of het politiek engagement bij studenten stabiel is gebleven, of dat de huidige studenten vooral op een eigen carrière focussen. Sim Dereymaeker, die vroeger bij Comac zat en vandaag binnen PVDA geregeld met studenten in aanraking komt, is alvast niet akkoord met de tweede stelling. Hij vindt het een ziekte van oudere generaties om hun visie op de jeugd te plakken. Wel blijkt dat waar vroeger meerdere politieke clubs stampvolle openingsdebatten klaarspeelden, tegenwoordig alleen LVSV daar nog in slaagt. Volgens Tom Van Grieken is het maatschappelijk engagement wel minder, wat volgens hem een gevolg is van de individualisering van de maatschappij en het studentenleven.

 

over botsende ideologieën

In de statuten van het PFK staat te lezen dat clubs geen directe subsidies mogen ontvangen van een politieke partij. Toch zien we dat in de realiteit de lijn tussen partij en ‘onafhankelijke’ club vervaagd is. Zo waren zowel de voorzitter als de ondervoorzitter van CDS en de eventcoördinator van LVSV vorig jaar kandidaat bij de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen (bij respectievelijk CD&V en Open Vld) en staat de huidige voorzitter van NSV! op de lijst van Vlaams Belang voor het Vlaams Parlement. Tom Van Grieken benadrukt dat er in zijn tijd geen directe link met Vlaams Belang was, sterker nog: NSV! was vaak kritisch over de partij.

Aan de linkerzijde was er volgens hem wel meer afhankelijkheid. Sim Dereymaeker verklaart dat Comac, de officiële studentenbeweging van PVDA, inderdaad een goede band heeft met de partij. “Veel partijen trekken studenten naar zich toe om die dan omhoog te duwen. Toch is het belangrijk afstand te houden van de jongeren, zodat deze in alle vrijheid kunnen denken en experimenteren.” Ook LVSV’er Werner Vandenbruwaene is kritisch: “Wij waren in tegenstelling tot anderen volstrekt onafhankelijk ten aanzien van Open Vld. Toen had je de na-ijver met LDD en de opkomst van N-VA. Velen voelden zich niet thuis bij deze partijen. Als ik kijk naar mijn generatiegenoten, zijn er niet veel die professioneel in de partijpolitiek zijn gestapt.”

 

door dezelfde deur

De Waele vertelt over de moeilijke beslissing bij de opstart, om politieke extremen al dan niet toe te laten in de koepel. Zo werd in het parallelle PFK Gent oorspronkelijk beslist dit niet te doen. PFK Antwerpen zou uiteindelijk wel iedereen toelaten die voldeed aan de statuten, om willekeur te vermijden. Volgens De Waele kon het PFK zo ook een rol spelen in het voorkomen van fysieke agressie tussen links en rechts. Het model had succes: enkele jaren later kon de NSV! in Gent en Leuven ook toetreden tot de studentenkoepels.

 

Wij hadden buiten ideologische verschillen geen probleem met de linksen.

Tom Van Grieken

 

Daarmee was de animositeit echter nog niet uit de wereld. Wie weleens gaat betogen weet dat voor elke rechtse betoging een linkse tegenbetoging bestaat en omgekeerd. Dat dit anders zou zijn onder studenten leek ons sterk. Vandenbruwaene van LVSV legt uit: “Wij bekeken het PFK pragmatisch, als een platform om omgang met de universiteit te organiseren betreffende apolitieke zaken zoals de huur van zaaltjes. Hoewel we weinig affiniteit hadden met de extreme zijden van het politieke spectrum, wilden we Comac en NSV! er wel bij. Hen niet toelaten, zou haaks staan op de doelstelling waarmee we het PFK begonnen.”

De liberalen hielden zich dus ver weg van opstootjes tussen links en rechts. De Actief Linkse Studenten dachten er anders over. Zij betoogden en hielden een petitie, die ondertekend werd door 1000 mensen, om NSV! eruit te gooien wegens gewelddadigheid. Volgens Sim Dereymaeker was dit gepast, want toen dwars een artikel over dertig jaar NSV! publiceerde, vielen deze laatste binnen in het dwarslokaal om de boekjes te vernietigen. Van Grieken beweert daar niets van te weten: “Het is een jammere zaak, want wij hadden buiten een ideologische tegenstelling geen probleem met de linksen. Ze hebben deze beschuldigingen ook nooit kunnen bewijzen. Onze acties waren radicaal, maar de grens van het geweld overschreden we niet.”

 

de toekomst van het land

Er zijn te veel invloedrijke politici en opiniemakers voortgekomen uit de politieke clubs van het PFK om op te sommen. Is lid worden the way to go voor studenten die later premier willen worden? De Waele legt uit: “Op de universiteit moet je een kritische geest ontwikkelen, ook politiek bewustzijn hoort daarbij. Ik merk dat van mijn generatie PFK’ers toch wel enkele mensen hun weg vonden naar een partij. Wie later aan politiek wil doen, zit zeker goed met de ideologische scholing bij een van de PFK clubs.” Ook Van Grieken benadrukt de rol die NSV! speelde in zijn ontwikkeling. “Ik heb er deelgenomen aan debatten, persberichten opgesteld, geleerd om te gaan met een tegenslag ... Bij een partij wordt elke fout je zwaar aangerekend, in een studentenclub kan je al eens een slechte activiteit organiseren zonder al te veel gevolgen.”

Van Grieken roept alle studenten op om mee te doen aan debatten, lezingen en workshops. “Die zijn veel zinvoller dan servetten draaien voor een lokaal partijevenement!” Sam Voeten valt hem bij: “Het valt op dat het aantal dubbele lidmaatschappen sterk gestegen is. Er is niets mis met partijpolitiek, maar die werkt helemaal anders dan een studentenclub. Ik merk dat mensen die aan de universiteit een sterke ideologische vorming kregen, een voordeel hebben wanneer ze bij CD&V aankomen. Daarnaast zorgt (politiek) engagement ook voor belangrijke organisatorische vaardigheden.” Sim Dereymaeker sluit de discussie af: “Comac wilde de studenten lostrekken van de ivoren toren van de universiteit. Voeling met wat buiten de theorie gebeurt, is belangrijk voor alle mensen die een politiek engagement willen aangaan. We moeten de mensen dienen, niet ons ego of grote idealen.”

 

Dit jaar organiseert PFK-Spectrum drie gezamenlijke activiteiten: een politieke markt op de stadscampus, een speeddebat en een debat tussen de voorzitters. Wie meer informatie wenst over het PFK of de individuele clubs kan contact opnemen via de Facebookpagina of op het debat (24/04).



the student protest you’re not hearing about anymore

21/02/2019
🖋: 

University students all over Nicaragua are fighting for the democratization of their country. Throughout the civic uprising, protesters have been threatened, tortured and killed by the Nicaraguan government. Luisa and Amanda experienced the conflict from two different perspectives. Luisa was an exchange student when the revolt started, whereas Amanda was taken into custody after participating in anti-government marches.

In April 2018, Nicaraguan students started organizing peaceful nationwide marches and sit-ins at universities. They were protesting the government, led by President Daniel Ortega and his party the Sandinista National Liberation Front (FSLN), as it did not react fast enough to a wildfire that destroyed parts of the Indio Maíz Biological Reserve. Moreover, the government announced a social security reform that represented a threat to the population's social security. Consequently, people led by student groups took to the streets. On the 19th of April, protesters were killed and injured by police and pro-government paramilitaries such as the FSLN aligned official national university union. Already during the early beginnings of the conflicts, the official national university student union showed that it would not operate as a representative body for students´ rights. On the contrary, they went as far as attacking fellow resisting students as part of their pro-government engagement. They are directly associated with the Sandinista Youth, which in turn is aligned with Ortega´s Sandinista National Liberation Front (FSLN). When Ortega finally dismissed the social security reform, the revolting students of Nicaragua had already broadened their demands and wanted to see Ortega´s reign over the country come to an end.

 

I´ve been treated like a criminal for demanding justice and democracy.

 

The Sandinistas used to be very popular in Nicaragua. During the Nicaraguan Revolution of the 60s to 80s, they freed Nicaragua from the dictatorship of the then ruling Somoza family. Their goal was to establish a socialist oriented society, with Cuba as their role-model. One of their leading commanders was our culprit himself, Daniel Ortega. 

After the events of the Nicaraguan Revolution, Ortega became president and his party, the FSLN was elected into office. They governed Nicaragua from 1979 to 1990 and regained power in the National Assembly after Ortega was reelected as president in 2006. After obtaining 'supermajority' in the National Assembly, FSLN changed the country´s constitution, so that Ortega was able to uphold his presidential office in a reelection 2016. In 2017, Ortega single-handedly appointed his wife, Rosario Murillo,  as vice-president. A month after the public outrage in April 2018 at a 'peace' talk in Managua to put an end to the weeks of unrest and deadly repression, The Guardian reports that the mighty pair Ortega and Murillo were greeted by critics chanting “Asesino!” (“Killer!”)

When the protests started, Luisa (21) was in the middle of an exchange. “Facebook, Twitter and Instagram were my main sources of information”, she says. She found out about the unrest in her country through a live video on Facebook. Social media platforms were an important tool for protesters in Nicaragua to mobilize and inform the world about what was happening. Videos and other footage of repression against civilians by the Nicaraguan government went viral on Twitter under the hashtag #SOSNicaragua. Luisa knows that few of her fellow students were politically active before the conflict. She explains that “they were driven into political activism by the social injustice they saw happening around them.”

Nicaragua is one of the poorest countries in the western hemisphere. Therefore, the government´s plan to cut social security was the last straw. On the 19th of April 2018, people gathered at the Xalteva Church for a peaceful protest. Civilians were beaten up and wounded by police, resulting into protesters burning the Sandinista flag on a main square in Granada as an act of rebellion. Among them was Amanda (22), a student and activist, who was captured by police when she was on her way to Managua to organize a national march in Granada. “It was a horrible experience. I was treated like a criminal for demanding justice and democracy”, she recalls. While in custody, Amanda and her fellow activists were forced to take off their clothes and do squats in front of police officers. Thanks to the support Amanda and her friends received from the population and church bishops, the police released them with a warning not to get involved with the anti-government movement again. After having fled to Managua, Amanda and her friends were pushed into exile to Costa Rica.

 

Students were driven into being politically active by the social injustice around them.

 

The Civic Alliance for Justice and Democracy reveals that 137 students have died during the conflict. An Amnesty International Report of September states that at least 322 people have been killed (most of them by state-led activities) and 2,000 were injured.

Luisa did not return home after her exchange. “My friends warned me to never come back to Nicaragua again and to stay safe in Europe. The conflict has taken a toll on my friends. They became very depressed.” She returned home at last during the fall of 2018. “People can go outside relatively safe now but nothing is the same.” Ortega´s legitimacy has been challenged. The restraint of civilians, however, has not stopped. “Sometimes we are still restricted to go outside in the evenings due to curfews. The police are everywhere, controlling everyone.” The government makes 'terrorists', even 'US-led propaganda' responsible for the nation-wide conflicts. Hence, students in custody are facing charges of terrorism. Luisa isn´t spending too much time at her university, since students are still being persecuted by police. She´s taking online courses instead, to complete her studies.

Amanda has not returned home from her exile in Costa Rica. She demands the liberation of political prisoners. To establish this and to enable her return, she thinks the Ortega regime has to be gone. According to Luisa, international intervention is the only hope for Nicaragua. “We need the international community to force democratic and fair elections so Ortega and his party can be put out of power.”

We can show solidarity with the resisting Nicaraguan students, by trying to maintain contact with them and spreading their stories online. As students, we should defend the right to pursue education and the statement that no politician is allowed to take away our right to protest and to speak our minds. Whether you´re from Nicaragua or from Belgium, this is a students´ struggle.

 

Note from the editor: The names in this article have been changed for the safety of our interviewees.



blikopener

21/02/2019
🖋: 

Met 30.000 belangengroepen in Brussel alleen, is lobbyen een gigantische industrie waar veel mensen dagelijks mee bezig zijn. Toch heeft lobbyen een negatieve connotatie en hebben mensen er dikwijls een obscuur beeld van. Films waarin belangengroepen snode plannen smeden met corrupte politici in donkere achterkamertjes doen het goed op het witte doek. De werkelijkheid is echter anders, zo blijkt uit een onderzoek van Iskander De Bruycker, politicoloog en docent aan de UAntwerpen. Gelukkig maar.

Het onderzoeken van de concrete invloed van lobbyen is niet eenvoudig. Om dit toch te doen heeft Iskander De Bruycker 125 wetgevingszaken van de Europese Unie geanalyseerd, waaronder gerelateerde interviews en meer dan 3557 uitspraken in de traditionele media. Hieruit blijkt dat lobbyisten wel baat hebben bij media-aandacht, maar enkel als de doelen van de belangengroep verbonden kunnen worden aan het algemeen belang. Wanneer een lobbygroep haar doel enkel profileert als goed voor zichzelf wint ze daar dus niet bij. Er blijkt zelfs geen verschil te zijn tussen media-aandacht zonder binding met het algemeen belang en helemaal géén media-aandacht.

Hoe meer contact lobbygroepen opnemen met journalisten om het belang van de burger in de berichtgeving rond hun zaak te benoemen, hoe meer kans ze hebben op hun felbegeerde succes. Maar slagen lobbygroepen hierin? In de praktijk lijkt dit aantal beperkt. Slechts 19% van de lobbygroepen uit het onderzoek kon de eigen doelstellingen in traditionele media zoals kranten verbinden met de belangen van de Europese burger. Een kleine 20% van de belangengroepen bereikt dus deels of volledig wat ze willen.

 

Er is een kloof tussen wat beweerd wordt dat de publieke opinie is en wat deze feitelijk is.

 

Waar de sociale media steeds belangrijker worden, gebruiken lobbyisten ze vooral om te communiceren met leden en hun achterban. Om thema’s te lanceren, het beleid te beïnvloeden en druk uit te oefenen op politici gebruiken lobbyisten nog steeds traditionele mediakanalen. Traditionele en sociale media vertonen wel gelijklopende patronen: onderwerpen die veel aandacht krijgen op sociale media, komen ook in de traditionele media terecht en vice versa.

 

democratische vraagtekens

Van een democratie mag je toch verwachten dat de uitkomsten van het beleid het resultaat zijn van de voorkeur van de kiezer. Echter, als zo veel mensen dagelijks bezig zijn met lobbyen, wat zegt dat dan over deze democratie? Door het grote aantal belangengroepen in Brussel rijst de vraag naar de feitelijke invloed van lobbyisten. Het antwoord hierop hangt af van hoe je het bekijkt. Aan de ene kant is lobbyen nuttig. Belangengroepen leveren belangrijke, technische informatie waarvan de doorsnee beleidsmaker vaak geen idee heeft en hebben zo een noodzakelijke rol in de democratie. In de praktijk kan iedereen lobbyen om op deze manier invloed uit te oefenen. Excessen zoals afpersing en omkoping bestaan, maar blijken uit De Bruyckers onderzoek grote uitzonderingen.

Toch bestaan er vraagtekens bij het idee dat belangengroepen zich inzetten voor het algemeen belang. Is dit eigenlijk wel waar? Ook hier is De Bruycker mee bezig. “Veel politici en lobbyisten zeggen dat ze de publieke belangen verdedigen en dat hun argumenten een breed draagvlak kennen, maar tot nu toe blijkt uit het onderzoek dat dit niet zo is. Op Europees niveau zien we dat politici die dit beweren, niet significant meer steun vinden in de publieke opinie. Er is een kloof tussen wat beweerd wordt dat de publieke opinie is en wat deze feitelijk is. De volgende stap is onderzoeken hoe dit komt.”

 

Veel lobbyisten zeggen dat hun argumenten een breed draagvlak kennen, maar uit het onderzoek blijkt dat dit niet zo is.

 

transparante achterpoortjes

In de meeste gevallen is lobbyen dus een rechtmatige bezigheid die de democratisch verkozen beleidsmakers een handje helpt om een goed beleid uit te stippelen dat ook in de praktijk werkt. Toch is het belangrijk om waakzaam te blijven: het blijft een achterpoortje in de beslissingsprocessen van de Europese Unie. Zoals eerder vermeld, is het immers niet altijd zo dat belangengroepen werkelijk het algemene belang van de Europese burgers voor ogen hebben. Daarom is het belangrijk dat het lobbyen op een transparante manier verloopt. “Burgers moeten bijvoorbeeld kunnen opzoeken welke lobbyist bij welke Europese commissaris is geweest, hoelang die daar is geweest en hoe vaak ze elkaar zien. Zo kunnen we gemakkelijker achterhalen of wetgeving mogelijk te veel in een bepaalde richting wordt geduwd. Op Europees niveau zijn er meer en meer initiatieven om het allemaal veel transparanter te maken, deze zijn ook steeds vaker verplicht, en dat is een goede zaak. In België is het al stukken minder.”

Zo nu en dan valt te lezen dat de democratie dood is. Moeten we geloof hechten aan dergelijke bittere uitspraken en het schimmige beeld dat Hollywoodfilms ons voorspiegelen? Het verdict volgens Iskander De Bruycker: “Ik ben niet bezorgd. Lobbyen heeft een belangrijke rol in de democratische samenleving en in het politieke bestel. Zolang mensen weten wat er gebeurt, is de democratie niet in gevaar.”