UAntwerpen heeft meer dan 1100 kunstwerken. Een groot deel daarvan is vrij te bezichtigen op de verschillende campussen, maar niet alles. Het leeuwendeel is hedendaagse kunst, van gevestigde waarden tot opkomend talent. Klinkt goed, toch? En tegelijkertijd… Wat is in vredesnaam het praktisch nut van al die doeken en beelden in de gangen? Waarom gaat daar budget naartoe als UAntwerpen ook meer geld zou kunnen toekennen aan een komida waarvan de prijzen níét opslaan?
De beeldvorming rond kunst in openbare ruimte is er niet eentje om over naar huis te schrijven. Arne Quinzes Rock Strangers in Oostende werd getrakteerd op boze buurtbewoners die het hun schone uitzicht op de zee vonden verpesten. Dankzij hen werd het een heuse mediarel. Pascal Smet liet Luk Van Sooms Man van Atlantis verwijderen uit het Brusselse straatbeeld wegens “te lelijk”. Universiteit Antwerpen kocht trouwens werken van beide kunstenaars aan. Gewoon. Dat je dat even weet.
Toch, kunst in openbare ruimtes heeft zo haar nut. Zo is het openbare karakter van de universiteit essentieel in dit hele verhaal: iedereen, van welke sociale klasse ook, heeft in principe toegang tot werken van hoog aangeschreven kunstenaars (of Pascal Smet hun oeuvre nu spuuglelijk vindt of niet), een democratisch recht. Oké, er zijn meer dan genoeg mensen, uit eender welke bevolkingsgroep, voor wie kunst echt niet kan boeien, maar ze kunnen er in theorie wel aan om hun gal op te spuwen. Dus.
Misschien nog belangrijker dan dat democratische karakter is wat kunst doet bij al wie er toevallig voorbij loopt. Het is niet per se van belang of je kunst interessant vindt en eigenlijk doet het er evenmin toe of je het werk in kwestie mooi vindt. Het feit dat het er hangt, geeft karakter aan het gebouw. Elke ruimte waardoorheen je passeert, krijgt een eigen identiteit, valt te onderscheiden van de vorige. Onbewust maakt dat ons productiever en gelukkiger, is uit onderzoek gebleken. Heb je dat nog nooit zo gemerkt in je beleving? Dat is goed mogelijk. Het effect van kunst merk je eigenlijk pas wanneer je in een gebouw bent waar elke gang op elkaar lijkt en waar niets onderscheidends is. In zulke gebouwen is het wat onbehaaglijk, wat kil ook, en de meeste mensen zullen er niet lang willen verblijven. Met kunst aan de muren wil je langer blijven omdat je je onbewust meer welkom voelt.
Kunst in openbare ruimtes heeft ook een verbindend effect en leidt tot meer gemeenschapsvorming. Een erg kleinschalig voorbeeld is het gebruik van opvallende kunstwerken als wegwijzers of ontmoetingspunten. Zo maakt afspreken aan het duikerachtige beeld in de komida van campus Groenenborger in één keer duidelijk waar je uithangt. Op een grootschaliger niveau kan je de lijn trekken tussen de identiteit van de universiteitsgebouwen en de identiteit van de universiteitsgemeenschap. Juist omdat de omgeving waarin je je identiteit als student opneemt een duidelijke persoonlijkheid krijgt door de aankleding, wordt het eenvoudiger om een gemeenschap daaromheen te vormen.
Nu sommige gangen in de Stadscampus door die vermaledijde dakbrand leeggehaald zijn, valt dat zo vaak onzichtbare effect van kunst meer op. Een gang met niet meer dan een houten frame heeft geen karakter, nodigt niet uit tot meer dan slechts erdoorheen lopen. De magie van verloren raken in Ysbrants werk ging verloren, het plezier van het luidkeels vreselijk noemen tegen wie het ook horen wil, verdween tezamen met het schilderij. Waar vorig academiejaar groepjes vrienden zich regelmatig in die gang verzamelden om te babbelen (en in de weg te staan), gebeurt dat nu nog zelden. Zulk verlies glipt ongemerkt door je vingers. Let er maar eens op: in welke universitaire ruimte voel jij je het meest op je gemak: wat hangt er daar allemaal ter decoratie?
- Log in to post comments