In de Antwerpse Zirkstraat, te midden van de galerieën, vintagewinkels en B&B’s, rijst een uniek torentje op. Je ziet het niet vanaf de straatkant en tot voor kort zou je de binnenkoer van huisnummer 36 nooit zomaar zijn opgelopen. Toen een goede vriend me echter vertelde dat de toren het recent opgeknapte Michiel Coignet Observatorium huisvest, beheerd door volkssterrenwacht Urania, dacht ik terug aan mijn negenjarige ik; het jongetje dat in hun planetarium in Hove, maar ook ver daarbuiten verdwaald rondliep tussen de sterren. Soms staat hij in scherp contrast met de hier-en-nu-ik, die toch geen astronoom of uitvinder geworden is en liever boeken en films tot zich neemt dan zelf op onderzoek te gaan. “Bij deze”, dacht ik bij mezelf, “breng ik daar verandering in.” Zodus gingen die vriend en ik op een zaterdagavond naar het observatorium, op zoek naar sterren en de maan. En wie weet zou de telescoop me kunnen vertellen bij welke komeet dat negenjarige jongetje tegenwoordig uithing.
Dat het een avond met contrasten en confrontaties tussen uitersten zou worden, had ik al snel door. Het trof me voor het eerst toen mijn vriend op het terras van een restaurant vertelde over zijn vorige ervaring in het observatorium en alle hemelgewelfwonderen die hij toen tegen de heldere, pikdonkere maartlucht zag afsteken. Terwijl de late zon na 19u nog eenmaal door het dikke wolkenpak brak en mijn laatste stukje currykip zowaar oplichtte, had ik niet dezelfde hoop voor deze observatieavond.
omhoog naar het verleden
Op de binnenkoer van Zirkstraat nummer 36 ontmoetten we stadsgids Roger, die onze groep de honderd treden van de toren zou opleiden. De diversiteit van de omgeving viel me meteen op. Zo lopen er op de binnenkoer dagelijks leden van amateurkunstvereniging Fameus en naaiers van het atelier DOEK langs de toren zonder wellicht door te hebben wat zich daarboven afspeelt. Inmiddels zag een oudere vrouw uit onze groep hetzelfde grofgeweven tapijt in de lucht hangen als ik, maar zij hield er de humor goed in: “Als we de maan niet zien, zullen we ze er zelf maar moeten bijtekenen”, zei ze als haast oprechte suggestie.
Roger wist dat er opklaringen zouden komen en maakte alvast van de gelegenheid gebruik om het verhaal van het observatorium te vertellen. Amper twee jaar geleden had Urania ontdekt dat een vereniging in 1922 op de top van het gekke torentje een telescoop en koepel had geïnstalleerd die operationeel bleven tot eind jaren ’80. Benieuwd in welke staat hij deze Rapunzel zou aantreffen, wentelde Roger twee jaar geleden de trap op, baande zich een weg door de spinnenwebben en beklom moedig de roestige ladder die buiten langs de koepel loopt. De bereikbare ligging, het uitzicht op de omgeving en de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal bleken de ideale plaats voor een ambitieus passieproject.
Wel was er nog een hoop werk voor de boeg, aangezien de koepel, de verroeste apparaten en niet in het minst de telescoop zelf aan een meer dan fikse opknapbeurt toe waren. Gelukkig kon Urania rekenen op haar vele vrijwilligers met hun breed scala aan achtergronden. Lassers, timmerlieden, spiegelslijpers, transporteurs en ook geschiedkundigen sloegen de handen in elkaar en maakten het kleine observatorium in een jaar tijd ready for take-off.
Terwijl we de stenen draaikolk – elke bezoeker op eigen tempo – naar boven cirkelden, haalde Roger ook zijn expertise als historische stadsgids naar boven. Zonder op adem te moeten komen vertelde hij ons de geschiedenis van de naamdrager van deze sterrenwacht, de vergeten Antwerpse homo universalis Michiel Coignet. Die zette de Zuidelijke Nederlanden eind zestiende eeuw nochtans letterlijk op de kaart van de internationale wetenschap. Hij schreef wiskundige opstellen, ontwierp baanbrekende astronomische instrumenten en maakte navigatiekaarten die met Francis Drake de wereld rondgingen. Omdat hij niet dezelfde naamsbekendheid geniet als Galilei of zelfs zijn aartsrivaal Simon Stevin (onder andere de bedenker van de term wiskunde), zag Urania in dit vernieuwde observatorium een uitgelezen kans om Coignet in zijn eigen stad weer beroemd te maken.
Terwijl ik de plot van een historische roman uitdacht over de tweestrijd tussen Coignet en Stevin, die ook op politiek vlak rivalen werden wanneer Spanje Coignet en de Noordelijke Nederlanden op hun beurt Stevin inhuurden als militair strategen, opende Roger de deur naar het nu nog kleine dakterras bovenaan de toren. Roger lichtte het toekomstplan toe om het dakterras uit te breiden zodat liefhebbers er binnenkort met hun eigen telescoop konden staan. Op helderdere nachten haalt de gids hier ook een laserpointer boven om op sterrenconstellaties te wijzen. Ik bedacht me dat een astrobar, zoals Urania er een in Hove heeft, hier ’s zomers niet zou misstaan.
maandans
We gingen verder naar de koepel, maar aangezien die en de instrumenten daar in originele staat hersteld waren, had Roger er een hele karwei aan om de telescoop scherp te stellen. Omdat alle hemellichamen in constante beweging zijn, werd ons bezoekersgroepje algauw onderdeel van een gekke maandans: we cirkelden haastig de compacte koepel rond om allemaal de maan door de telescoop te bezichtigen terwijl Roger diezelfde sterrenkijker om de twee minuten verder moest opschuiven om diezelfde maan niet te laten ontsnappen.
De dans leidde bij mij tot zo’n ruimtelijke desoriëntatie dat ik even dacht dat die negenjarige ik voor mij stond. Nadat ik mijn beeld weer op scherp had gesteld, werd duidelijk dat het om een andere jongen ging, die met zijn moeder twintig minuten later was binnengekomen. Hij maakte de verloren tijd echter ruimschoots goed door ernstig in de telescoop te kijken en onze beste gids met een hoop stevige vragen over de hemellichamen te bombarderen. Zoals je al ziet aankomen herkende ik mezelf in zijn ongebreidelde enthousiasme. Ik kreeg heimwee naar die jonge jaren, toen ik nog niet wist dat je geen astronoom kon worden zonder een diepe kennis van fysica en een ingebouwd wiskundetalent. Hoe kon er toch zo’n contrast bestaan tussen de ik van vroeger en die van nu? We leken haast tegengestelden…
We slaagden er met z’n allen nog in om ook Mars te bekijken, hoewel hij zo klein uitviel dat het eerder vergelijkbaar was met een bronzen 5-centstukje aan de andere kant van de keukentafel. Marsmannetjes zouden we niet meer zien, maar de gidsbeurt kwam met nog wat uitnodigende woorden mooi ten einde. We werden van harte uitgenodigd om naar de volgende kijkavonden in juni te komen of naar de Astronomie voor Dummiesinitiatie deze zomer. Bovendien liet Roger met trots weten dat Urania in een van de gebouwen op de koer een dome installeert waarop ze binnenkort de volledige sterrenhemel kan projecteren.
tussen sterren en sauzen
Van verdere contrasten bleef ik die avond duidelijk niet meer gespaard. Zo werden we bij de vraag naar een late snack in een frituur op de Suikerrui afgesnauwd en weggestuurd, terwijl die op de Groenplaats ons voor slechts een euro ongelimiteerd sauzen liet kiezen. De avond eindigde langs het Scheldewater voorbij het Steen, waar we voorwaar nog een hoop sterren konden zien die een uur eerder nog in een dikke wolkenjas waren gehuld. Het treft dat er in steden met veel lichtvervuiling weliswaar minder sterren te zien vallen, maar dat de wel zichtbare daarom eens zo duidelijk staan afgetekend op het koude hemelgewelf. Het heldere contrast zorgde ervoor dat ik de Grote Beer en delen van Orion zelf kon herkennen.
Net dan schoten Rogers antwoorden op mijn vragen van een uur geleden me weer te binnen. Ik had hem gevraagd hoe hij, als gepensioneerde chemicus, bij het stadsgidsenberoep en bij Urania was terechtgekomen. En wat astronomie dan zo bijzonder maakte dat iedereen er meer aandacht voor moest hebben. Zijn antwoord klonk merkwaardig paradoxaal: “Het is omdat astronomie tegelijk de jongste en de oudste wetenschap is: vanaf dat onze voorouders rechtop konden lopen, keken ze al naar boven, gefascineerd door die fonkelende sterren. En tegelijk is het de jongste wetenschap, want 95% van wat ik erover aan mijn publiek vertel, is in de laatste honderd jaar ontdekt!”
Roger ging verder: “In de astronomie ontmoeten de wetenschap en de filosofie elkaar onvermijdelijk. En ook het oneindig kleine en het oneindig grote! Heb je het over de zon of over die reusachtige sterren, dan heb je het ook over kernfusie; het allerkleinste.” Zijn manier van formuleren deed me een eenvoudige waarheid inzien: een tegenstelling en een contrast zijn niet hetzelfde. Waar tegengestelden aan weerszijden van een strijdveld staan, zoals Coignet en Stevin, bevinden contrasten zich veel meer op een ontmoetingsplek waarbij toenadering mogelijk is. De een sluit de ander niet uit; ze vallen gewoon op naast elkaar omdat ze zo verschillend zijn.
Dus waarom zijn de jonge ik die bij de sterren sliep en de ik die dit artikel schrijf niet verenigbaar? Waarom moet een observatieavond waarop je enkel de maan en een micro-Mars ziet, onderdoen voor eentje met een heldere hemel? Het klinkt gek dat een historische sterrenwacht midden in de trendy kunstwijk van de grote stad Antwerpen staat, maar waarom ook niet? In een astronomische context kan het duidelijk allemaal.
Als je na een ganse dag blokken voor je examen van overmorgen zin hebt in een avond met je neus uit de boeken en boven je schouders, kan je je op de website van Urania inschrijven voor kijkavonden zoals onze redacteur hier heeft beschreven. Urania organiseert ze op 1, 2 en 4 juni en ook nog op 29 en 30 juni en nodigt je bovendien van harte uit voor de vierdelige initiatie Sterrenkunde in het centrum!
- Login om te reageren