Her en der behalen leden van de LGBT+-gemeenschap records, al dan niet in de trant van “eerste lesbienne die …”, of doorbreken we het volgende plafond om aan de tafel te zitten naast de hetero’s. En dat is goed, dat is vooruitgang. Aan de ene kant weliswaar. Aan de andere kant is het de periodieke herinnering aan het feit dat we blij moeten zijn dat we iets bereiken, ‘ondanks’ die geaardheid.
Er zijn tig kenmerken aan mezelf die ik eerder zou opnoemen dan mijn biseksualiteit wanneer me gevraagd wordt om mezelf te omschrijven. Dat, als stelling, voelt irrelevant wanneer ik die nieuwsartikelen lees. Het is positief, werkelijk waar, maar het herinnert me eraan dat een intrinsiek deel van mijn wezen nog altijd ter discussie staat. Dat het een onderwerp is waarover je een rationeel debat kan voeren – zoals onder de huid kruipende en op een of andere manier toch goedbedoelde discussies in klaslokalen. Met al je medeleerlingen die je nu nog leuk vinden, maar je misschien niet meer in de LO-kleedkamers willen hebben als je een momentje eerlijkheid ontbiedt. Het wordt niet zozeer in je gezicht gezegd, niet meer – we hebben een Instagramstory gezien waarin staat dat dat onbeleefd is – maar dat afwijken van de norm? Dat gevoel blijft kleven.
In theorie is ‘normaal’ een neutraal concept: ‘normaal’ komt veel voor, ‘abnormaal’ komt minder voor. In de praktijk komt daar al te snel de implicatie naar voren dat wat normaal is, beter is. Het juiste. Een groot deel van de heteroseksuele gemeenschap staat daar niet eens zo bij stil. Zij vinden die homo’s en kompanen prima, niets mis mee. En dat menen ze! Oprecht! Tot je begint over dat gevoel anders behandeld te worden. Tot je het hebt over het heikele punt dat ‘van de norm afwijken’ blijkbaar betekent dat je veel moet slikken en dat je niet al te moeilijk mag doen. Anders veroorzaak je nog bijkomende homofobie omdat je beantwoordt aan de vooroordelen. Of zoiets. De LGBT+-gemeenschap wordt maar wat vaak verantwoordelijk gehouden voor de reactie van de laatste hetero die besloten heeft dat het nu toch wel allemaal welletjes is. Tolerantie bestaat zolang je als LGBT+-persoon vriendelijk genoeg blijft.
Juist dat voelt zo ontmenselijkend. Pijnlijk persoonlijke vragen vervelend vinden mag niet – dat mensen nieuwsgierig zijn, is beter dan dat ze je in het algemeen haten. Gezien worden als de vertegenwoordiger van die homo’s in plaats van als een persoon is nog zo onoverkomelijk niet. Je geaardheid wordt tenslotte erkend, nietwaar? Nageroepen worden, tja, zulke dingen horen erbij. Een seksobject zijn om op te geilen wanneer je je vriendin in het openbaar kust, is nu eenmaal deel van hoe de heteroman zich voortbeweegt. Niets aan te doen! Slikken en doorgaan met het leven. Meer verwachten is voor ‘normale mensen’, laat dat geweten zijn. Als ik per se vervelend moet doen over het niveau respect dat ik – naar mijn bescheiden, afwijkende mening – verdien, zou ik de zuurverdiende vrijheden van de LGBT+-gemeenschap op het spel zetten. Is dat écht vrij en gelijk zijn? Op welk punt krijg ik de vrijheid om als normaal persoon behandeld te worden?
- Log in to post comments