Voor de gemiddelde Vlaming is een regeringsformatie vergelijkbaar met een lijnbus: je weet nooit wanneer ze er zal zijn, in jouw ogen is ze bijna altijd te laat en de inzittenden lijken niet altijd even betrouwbaar. dwars sprak met Stefaan Walgrave, professor in de politieke wetenschappen, over de duur van regeringsvormingen en de gevolgen daarvan.
Wij Belgen hebben enkele bizarre wereldrecords op onze naam staan: van de hoogste toren suikerklontjes tot de langste kroegentocht, maar geen enkel record is voor ons zo memorabel als de 541 dagen zonder federale regering in 2010. 'Zo'n klein landje en er dan nog zo lang over doen, dat is toch niet normaal?' klonk het in de volksmond. Sindsdien lijkt het altijd erg lang te duren om een regering te vormen. Ook de formatie van onze nieuwe Vlaamse regering, die opnieuw bestaat uit een coalitie van N-VA, CD&V en Open Vld, heeft een dikke vier maanden geduurd terwijl dat in 2014 vrij snel ging. 'Als dat al zo lang duurt, wat gaat dat dan op federaal niveau geven en waarom duurt dat überhaupt zo lang, dat vormen van regeringen?', zou je je kunnen afvragen.
wachten, wachten, wachten
Volgens professor Walgrave ligt dat in essentie aan het feit dat er een compromis gesloten moet worden tussen de verschillende partijprogramma’s. “In landen waar je maar twee partijen hebt, een linkse en een rechtse partij, zoals in de Verenigde Staten, moet gewoon geen regeerakkoord onderhandeld worden. In zulke landen zou je kunnen zeggen dat het partijprogramma van de winnende partij ook automatisch het regeerakkoord is”, zegt Walgrave, “maar wanneer je een coalitie moet vormen, probeert elke partij zo veel mogelijk dingen die zij beloofd hebben in hun partijprogramma te realiseren. Die partijprogramma’s spreken elkaar natuurlijk wel tegen en hoe verder die uit elkaar liggen, hoe meer tijd het compromis van het regeerakkoord in principe kan kosten.” Dat is een van de nadelen die gepaard gaan met onze consensusdemocratie.
Dat de partijprogramma’s uit elkaar liggen heeft te maken met de ideologische afstand tussen de partijen, maar daarnaast is er volgens Walgrave ook sprake van een symbolische afstand die het maken van een coalitie bemoeilijkt. Dat is de afstand die gecreëerd werd tijdens de verkiezingscampagne: “De verschillen tussen de partijen worden tijdens de campagne extra benadrukt, want ze willen zich als anders-zijnde profileren. Daardoor ontstaat polarisatie.” Daarna vergt het tijd om dat ‘anders-zijn’ in te perken om met andere partijen in zee te kunnen gaan.
Ook wantrouwen kan een factor zijn die een rol speelt bij de duur van een formatievorming: “Hoe meer wantrouwen er is tussen de partners, hoe langer de onderhandelingen duren, want dan onderhandelt men meer in detail over het regeerakkoord. Je zou kunnen zeggen: 'we schrijven op een boterbriefje een paar krachtlijnen'. Maar dan moet de regering achteraf over elk dossier dat op tafel belandt opnieuw from scratch onderhandelen.”
van de Vlaamse naar de federale halte
Op het Vlaamse niveau hebben we nu ‘eindelijk’ na een dikke vier maanden een regering. Eindelijk, want in 2014 lukte dat in de helft van die tijd en dat terwijl het om dezelfde partijen ging. De oorzaak hiervan ligt bij de eerder vermelde wantrouwensfactor. “In 2014 dacht men het ei van Columbus gevonden te hebben: de Zweedse regering, waarbij er geen compromis moest zijn tussen links en rechts. Men dacht: 'nu kan het vooruitgaan, want we zitten enkel met rechtse partijen aan tafel die het in grote mate met elkaar eens zijn.' Dat is niet zo goed gelopen, vooral federaal”, volgens professor Walgrave. Dat alles heeft dan natuurlijk voor teleurstelling en scepsis gezorgd, wat aanleiding gaf tot de langere onderhandelingen en een uitgebreider regeerakkoord deze keer: “Ik denk dat wij het meest gedetailleerde regeerakkoord in Vlaanderen ooit hebben.”
Op het federale niveau hebben we nog geen regering en die zal er waarschijnlijk ook nog niet snel komen. Dit komt omdat de twee grootste partijen, de PS en de N-VA, enorm ver van elkaar staan, zowel ideologisch als symbolisch. “De partijen zijn het over bijna niets eens en de te overbruggen afstand is immens groot. Je kan zeggen: 'met veel goodwill los je dat op', maar je kan van een partij toch niet verwachten dat ze haar ideologische uitgangspunten, haar principes, gaat verraden”, aldus Walgrave. “Als je over die symbolische én ideologische drempel moet, is dat niet vanzelfsprekend.”
Maar er is ook goed nieuws. Het gebrek aan een federale regering heeft geen grote invloed op de werking van andere regeringen zoals onze Vlaamse regering. “In 2010 zaten we 541 dagen zonder federale regering. De regionale regeringen waren er wel en hebben toen verder gewerkt. Als je kijkt naar die periode, dan heeft België het op een aantal parameters, waaronder werkloosheid, niet slecht gedaan”, zegt Walgrave. Zolang er geen grote crisissen zijn, kunnen we wel een tijdje verder met die regionale regeringen. “In die zin kun je zeggen dat als het federale huis onbewoond is, je nog altijd de regionale conciërges hebt die wel af en toe de lichten aansteken en het sanitair eens nakijken.”
gevolgen wanneer de bus lang wegblijft
Dat we nog geen federale regering hebben, brengt echter ook kosten met zich mee, letterlijk en figuurlijk. De letterlijke kosten hebben natuurlijk te maken met de begroting. “Het systeem is als volgt: als er geen begroting is goedgekeurd omdat er geen regering is, kan een land hetzelfde uitgeven als het vorige jaar. In een normale regering moet je echter voortdurend besparen, maar dat gebeurt nu dus niet. Hoe langer we wachten om een regering te maken die een nieuw begrotingsvoorstel zal doen, hoe groter de schuld zal zijn.”
De figuurlijke kost is beleidsmatig. Momenteel is er wel een regering van lopende zaken die de boel een beetje draaiende probeert te houden, maar deze regering heeft geen meerderheid meer in het parlement en kan dus nog minder besluiten nemen dan een normale regering van lopende zaken. “Je zou dus kunnen zeggen dat zelfs de conciërge op dit moment op één been hinkt”, meent professor Walgrave. “Er zijn veel dingen, waarvoor eigenlijk een akkoord onder de coalitiepartners nodig is of waar je steun van het parlement voor nodig hebt.” Negentig percent van de wetgeving komt van de regering en wordt nu dus niet gemaakt. Met andere woorden wordt er nu zowel budgettair als in de vorm van wetten geen beleid gemaakt. “Dat wil eigenlijk zeggen dat ons land beleidsmatig op dit moment stilligt op federaal niveau en er geen enkele daadkrachtige tussenoplossing is voor als er iets ergs zou gebeuren.”
Professor Walgrave voorspelt dan ook dat, als er iets zou gebeuren, de druk van die externe gebeurtenis ervoor zou zorgen dat er sneller een federale regering komt: “Er is schijnbaar nog altijd geen gevoel van dringendheid. We hebben nog steeds geen regering na bijna vijf maanden, en de onderhandelingen zijn eigenlijk nog niet begonnen. Om het een beetje ironisch te zeggen: het is wachten op een crisis.” Die crisis lijkt wel op het programma te staan: “De Brexit. Als er een harde Brexit komt op 31 oktober, dan zal iedereen wel zeggen dat er wat moet gebeuren. Dat heeft een geweldige impact op onze export: wij móéten een regering hebben.”
- Log in to post comments