De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken; wat zijn/haar docent zoal op zijn brood smeert bijvoorbeeld. Voormalig huisarts Luc Debaene, Projectcoördinator Communicatievaardigheden en Huisartsgeneeskunde, wordt deze maand bestookt met vragen.
Dokters en communicatie blijkt niet altijd de beste combinatie wanneer we kijken naar de stereotiepe dokter, een droge wetenschapper. Waaruit ontsprong bij u de interesse om specifiek binnen dit veld in het onderwijs te stappen?
Tijdens mijn opleiding heb ik een aantal felle anti-rolmodellen gehad: professoren en artsen op stage die uitsluitend bezig waren met het somatische lijf en patiënten zodanig reduceerden tot zieke organen, dat ik dacht: “Dit klopt niet, ik wil het helemaal anders doen.” Daarbij kwam dat mijn vader halverwege mijn studies stierf aan een hersenbloeding. Dat was voor mij veel meer dan het springen van een bloedvat, het was de resultante van een hele reeks processen.
Ik zag vele aanknopingspunten die in de klassieke geneeskunde niet echt aan bod kwamen: hij had weliswaar hypertensie en kreeg een hersenbloeding, dat was het somatische gedeelte, maar hij was een persoon met een levensverhaal, een relatie en een gezin. Toen werd mij duidelijk dat geneeskunde veel meer moet zijn dan alleen maar zieke organen proberen te begrijpen en te genezen. Het werd voor mij een zoektocht om te leren zien hoe de mens en het leven eigenlijk in elkaar zitten. Met die zoektocht ben ik nog steeds bezig. Ik vind het leven fantastisch wanneer je het met nieuwsgierigheid benadert. Maar toen ik net afgestudeerd was, besefte ik dat ik echt wel de vaardigheden miste om mensen helemaal te zien en te begrijpen, en vooral om met hen te communiceren. Ik was als kind en jongeling een nogal bedeesd ventje. Het was voor mij een geweldige uitdaging om me in communicatie te bekwamen.
Het slechtnieuwsgesprek is als arts een niet zo voor de hand liggende uitdaging. Kan u zich uw eerste slechtnieuwsgesprek nog herinneren?
Als student kregen we geen communicatieonderwijs en toen ik afstudeerde, bestond er nog geen specifiek HAIO-traject (Huisarts In Opleiding). Wij werden gewoon in het diepe gesmeten en moesten maar zien te zwemmen. Ik had dan ook geen training gehad in het brengen van slecht nieuws. Raar maar waar, mijn eerste slechtnieuwsgesprek was met mijn eigen moeder. In de eerste week dat ik praktijk deed, kwam ze op consult met een knobbel in de borst. Ik zei haar dat het er niet goed uitzag en dat ze dringend een aantal onderzoeken moest ondergaan. Daarna moest ik slecht nieuws brengen, ze bleek borstkanker te hebben. Dit was voor mij (en uiteraard voor haar) een heel ingrijpend gebeuren.
Tegenwoordig zijn er veel verschillende en flitsende specialisaties. Hoe zit het met de populariteit van het huisartsenspecialisme en hoe bent u zelf tot die keuze gekomen?
Wil iedereen wel een flitsende specialisatie? We merken dat de huisartsgeneeskunde aantrekt en dat er ook studenten met heel grote talenten en sterke cv's voor huisarts kiezen en dat maakt mij blij. Ik had als afstuderende een ruime keuze, nog maar pas kon je aan UAntwerpen dokter worden en er was plaats in elke specialisatierichting. Zo dacht ik ook aan pediatrie, psychiatrie of kinderpsychiatrie, maar door de wending van mijn leven ben ik een andere weg ingeslagen. Mijn vader was gestorven en omdat ik uit een groot gezin kom waar ik veel zorg op mij nam, wilde ik niet veel langer studeren. Nog belangrijker was het feit dat ik een heel goed rolmodel had, Hugo Janssens, de toenmalige huisartsenprofessor. Hij werd mijn mentor en heeft zo mijn keuze mee richting gegeven. Onmiddellijk na mijn afstuderen ben ik in burgerdienst gegaan bij het Centrum voor Huisartsgeneeskunde van UAntwerpen en aansluitend werd ik deeltijds zijn assistent. Hij heeft mij ongelooflijk geïnspireerd. Ik werk er nog steeds.
Denkt u dat het toelatingsexamen geneeskunde een goede selectie maakt qua communicerende, menselijke artsen?
Het is mijn grote bekommernis dat het toelatingsexamen zich sterk focust op de ratio en dat de meer emotionele competenties minder bevraagd worden. Jaren geleden was de selectie door vragen over de arts-patiëntcommunicatie een echte aanfluiting. Toen heb ik zelf mee op tafel geklopt, omdat die manier van bevraging helemaal niet valide en betrouwbaar was. Daardoor worden waarschijnlijk vele goede aspirant-geneeskundestudenten niet weerhouden en dat is jammer. Intussen is er al een hele weg afgelegd en is die toets beter geworden. Het blijft een moeilijke zaak om op de juiste manier te selecteren op het vlak van emotionele competenties.
U kon al enkele jaren geleden met pensioen gaan. Waarom heeft u besloten dit toch maar even uit te stellen?
GELD! (schaterlachend) Nee, ik werk verschrikkelijk graag. Het is mijn lust en mijn leven om studenten in hun groei tot arts te stimuleren, dat is iets ongelooflijks. Zelf heb ik geen kinderen, maar jonge mensen opleiden is voor mij een zinvol alternatief. Er gebeurt iets magisch wanneer je tijdens het lesgeven ziet dat er vanalles tot leven komt bij je studenten. Het ervaren (en stimuleren) van hun gedrevenheid om het lijden van anderen te verzachten, en van hun zoektocht naar hoe je dat doet: dat is voor mij echt existentieel leven. Dat samen doen met de veertien medewerkers van ons communicatieteam, de medewerkers van het vaardighedenteam, de huisartsenopleiders en de hele faculteit, kortom daar samen onze schouders onder zetten, dat ga ik heel hard missen na volgend jaar. Op 1 november 2017 ga ik met pensioen, dan verlaat deze oude man de campus, want dan is hij 65. Maar Wouter, mijn man, is acht jaar jonger en zal nog vele jaren moeten werken. Om dan zomaar wat in de zetel te zitten suffen, dat is niet mijn bedoeling. Ik ben van plan nadien nog her en der workshops op maat te geven aan groepen artsen en ook aan groepen patiënten.
Wat was als kind uw droomjob?
Ik wilde eerst architect en later taalkundige worden. Vooral Romaanse talen spraken me aan. Ik kom uit een familie van taalkundigen: papa en grootvader langs moederszijde waren professoren Taalkunde en van hen heb ik de liefde voor taal (en communicatie!) en voor het lesgeven meegekregen. Maar als dokter mensen helpen bij gezondheidsproblemen en hun gezondheid helpen bevorderen, sprak me als studie en beroep het meeste aan. Ik heb uiteindelijk mijn twee grote passies, mensen helpen en lesgeven, kunnen combineren.
In de lessen communicatie wordt er vaak via rollenspel gewerkt. Schuilt er een toneelspeler in u?
Niet echt. Ik heb wel eens overwogen om na mijn pensioen simulatiepatiënt te worden. Ik zou dat graag doen, maar denk dat ik dat beter niet doe: ik moet eerst een ‘ontluizingsperiode’ door. Een acteur zit niet echt in mij, wel heb ik eens meegedaan aan een playbackshow in café Zeezicht; toen was ik Tanja Dexters en dat was een leuke ervaring. Ik heb er een prijs voor gekregen. (lacht met een vleugje trots)
Heeft u een guilty pleasure?
Nee, ik ben een seut. (gniffelt)
Was de jonge Luc Debaene een feestbeest of eerder een boekenwurm?
Ik was een goede student, de eerste twee jaar een boekenwurm. Daarna ben ik in het praesidium gegaan en daar heb ik ongelooflijk veel plezier beleefd. Zo hebben wij de eerste 24-urenloop georganiseerd tussen Aesculapia en Sofia. Ik daagde toen mijn broer uit die praeses was van de rechtenvereniging. De bacheloropleiding op Campus Groenenborger was aanvankelijk een saaie boel en zulke activiteiten brachten dan zoveel tot leven, waardoor wij een heel leuke jaargroep geworden zijn. We hielden bijvoorbeeld ook regelmatig cantussen in de aula tussen de lessen in, organiseerden in de masterjaren jaarlijks een kampeerweek op Campus Drie Eiken en gingen er zwemmen in het water van de fortvijver. Aansluitend liepen wij dan in onzen blote streakend door ’t Kaf. (Dan toch een guilty pleasure gevonden!)
Hartelijk dank voor het aangename gesprek, dwars wenst u een gelukkig laatste lesjaar toe!
- Log in to post comments