Stipt om half vier lopen we door de schoolpoort. De bel luidt en op de speelplaats worden klasrijen gevormd. Behalve iets verderop, waar een groep kinderen zich verzamelt rond een voorovergebogen vrouw. Wij zien enkel een blauwe sportieve t-shirt en zwarte gympen. De leerlingen wapperen fier met een papier waarop een handtekening prijkt. ‘Hilde’ lezen we in een flits.
“Daar zijn jullie!”, lacht Hilde Crevits, “Je hebt hier wat gemist.” Basisschool Kompas in Geel is vandaag gestart met het initiatief one mile a day dat kinderen meer wil doen bewegen. “Ik heb de ouders nog niet gesproken, maar ze kunnen er toch niets op tegen hebben dat hun kinderen meer bewegen op school?”, vertelt ze voor een aanwezige cameraploeg. We zijn niet als enige pers getuige van de uitgewisselde high fives en fist bumps tussen onze minister van Onderwijs en ‘haar’ leerlingen. Tien minuten later wordt het t-shirt geruild voor een hemd en is onze minister klaar om zich richting Mechelen te laten voeren. En wij mogen mee.
We kruipen achterin de auto, zij rechts, wij links. Haar smartphone in glitterjasje (“Op reis was er een uitverkoop van zulke hoesjes …”) wordt opzij gelegd. Een dikke bundel papieren verhuist naar haar schoot. “Ik ben er helemaal klaar voor.” En dus steken we van wal.
Een jaar geleden werd het inschrijvingsgeld verhoogd voor het hoger onderwijs, niet zonder protest. Hoe staan de zaken er een jaar later voor?
“Er is inderdaad heel wat te doen geweest rond die verhoging, maar ik sta daar honderd procent achter. Het afgelopen academiejaar steeg het aantal studenten in het hoger onderwijs met 1,1 procent, dus van een schrikeffect is zeker geen sprake. De verhoging geldt dan ook niet voor iedereen. De studenten die een studiebeurs krijgen, betalen nog steeds hetzelfde bedrag als voorheen. Dan is er nog een groep die daar net buiten valt, de bijna-beursstudenten. Ook voor hen is er een bijzonder tarief in het leven geroepen.”
“Nu, ik vind dat het inschrijvingsgeld nog altijd laag is. Vlaanderen investeert zevenduizend euro in de student en deze moet zelf minder dan duizend euro bijdragen. Dat blijft toch nog zeer bescheiden?”
Ik ben het een beetje beu dat het onderwijs steeds opnieuw wordt afgeschilderd als problematisch.
“Vorige week kreeg ik de vraag of er niet veel meer aanvragen zijn om gespreid te betalen. Dat klopt, maar het kan evengoed een positief signaal zijn. Meer mensen weten kennelijk dat je die aanvraag kan doen. Je krijgt dan ook wel eens te horen dat je het automatisch zou moeten aanbieden, maar dat werkt niet voor iedereen. Ik ben bijvoorbeeld net wat slordiger in zulke zaken en als ik het in drie keer zou moeten betalen voor mijn kinderen, zou de kans veel groter zijn dat ik het eens een keertje vergeet. Iedereen is daarin echter anders, dus ik vind het zeker belangrijk dat het wel kan.”
“Ik denk dat we tevreden mogen zijn met ons hoger onderwijs in Vlaanderen. Je kan studeren wat je maar wil, waar je maar wil en aan een heel democratische prijs. Sommige parlementsleden komen me vertellen dat studeren in Scandinavische landen gratis is. Ook dat klopt, maar ze hebben daar een enorme numerus clausus. Als het volzet is, is het volzet. Bij ons is er enkel een stop voor de studierichtingen Geneeskunde en Tandheelkunde. We kennen hier op dat gebied een ongelooflijke luxe.”
Het toelatingsexamen arts en tandarts ligt toch erg gevoelig. Een paar dagen geleden kregen weer een hele hoop studenten te horen dat ze de studie niet mogen aanvatten.
“We breken dromen met de toelatingsproef arts en tandarts, dat is waar. Ik hoor de verhalen ook in mijn directe vriendenkring. Gisteren nog kreeg ik een mailtje van een vriend wiens zoon net een tiende tekort had. Dat is vreselijk. Het is zeker niet zo dat als je niet slaagt voor het examen, het dan onmogelijk zou zijn voor jou om een goede geneesheer te worden.”
Bij het begin van uw legislatuur kondigde u aan de proef grondig onder de loep te nemen. Wat is er al gebeurd en wat mogen we nog verwachten?
“Eerst en vooral hebben we een begeleidingscommissie aangesteld. Een aantal experten – die niet met de vakinhoudelijke kant van het examen bezig zijn – zorgen ervoor dat de taal van het examen verstaanbaar Nederlands is. Twee jaar geleden zijn er immers een aantal mensen naar de Raad van State getrokken omdat het examen niet helder genoeg was opgesteld. Ze hebben toen gelijk gekregen. Zulke situaties willen we vermijden. Het examen is door deze commissie nu begrijpbaar opgesteld, maar het blijft natuurlijk zeer moeilijk.”
“De lat ligt erg hoog, omdat we de instroom bewust willen beperken. Als geneesheer werk je op kosten van de maatschappij. Te veel artsen zou kunnen leiden tot onnodig veel consultaties, waardoor ook de kosten van de ziekteverzekering erg zouden toenemen. Dus hebben wij een examen nodig met een zodanige moeilijkheidsgraad dat ieder jaar een groep van zo'n duizend studenten kan starten. Dat precieze aantal varieert van jaar tot jaar, maar we zien wel dat we daarmee binnen de federale quota blijven op het moment van de doorstroom naar het beroep.”
De kranten kopten laatst dat steeds meer huisartsen op jonge leeftijd al een patiëntenstop invoeren. Moet daar geen rekening mee worden gehouden bij het opstellen van het toelatingsexamen? Wordt een tekort aan huisartsen door de beperkte instroom zo niet in de hand gewerkt?
“Bij het afleggen van het toelatingsexamen moet je nog niet aangeven of je voor arts of tandarts wil gaan, laat staan welke specialisatie je later zal uitkiezen. Wij hebben bij het examen geen idee hoeveel huisartsen uit die groep zullen komen zoveel jaar later. Ik heb er wel al aan gedacht om het examen te splitsen: een voor arts en een voor tandarts.”
“We hebben immers ook een tekort aan tandartsen. Ik weet alleen niet of twee toelatingsexamens in het leven roepen wel de oplossing voor dat probleem is.”
“Bij de studie Geneeskunde zien we dat er erg veel jongeren specialist willen worden. Het beroep van huisarts kent gelukkig de laatste jaren weer een opmars, maar er is een nieuwe generatie opgestaan. Eentje die niet meer van zeven uur 's ochtends tot twaalf uur 's nachts wil werken, maar ook nog wil kunnen genieten van het leven. Dat verandert de toekomstperspectieven. Daarom voert de federale overheid nu ook onderzoek uit om in te schatten hoeveel artsen we later nodig zullen hebben. We willen een langetermijnplanning maken. Er wordt aan gewerkt.
Hoe moeilijk is het om als politicus een evenwicht te vinden tussen de traagheid waarmee (onderwijs)structuren veranderd kunnen worden en de snelheid waarmee de maatschappij evolueert? Is het onderwijs niet gedoemd om overal achteraan te hollen?
“Moeilijk is het zeker, het is en blijft een enorme oefening. We willen nu bijvoorbeeld de eindtermen vernieuwen in het secundair onderwijs. De huidige zijn twintig jaar oud en stammen uit de periode waarin de digitale wereld nog praktisch onbestaande was. Het is dus tijd dat die eens in een modern jasje gestoken worden, zodat ze klaar zijn voor de volgende twintig jaar. Al kunnen we sommige evoluties natuurlijk niet inschatten. Wat niet wil zeggen dat de huidige eindtermen volledig achterhaald zijn, hele stukken zijn nog erg modern en kunnen zeker hergebruikt worden.”
“Zulke hervormingen lopen inderdaad traag. Anderzijds staat er in onze grondwet dat er vrijheid van onderwijs moet zijn. Dat houdt in dat er niet zoveel voorwaarden zijn om een school op te richten. Hierdoor ligt er enorm veel creativiteit aan de basis van scholen. De school waar we net zijn vertrokken, is bijvoorbeeld volop bezig met co-teaching waarbij er twee leerkrachten voor één grotere klas staan. In zulke initiatieven geloof ik fel. Je moet als minister vooral veel mogelijk maken, maar niet te veel opleggen. In het verleden hebben we veel te vaak dingen verplicht, waardoor een stukje creativiteit gefnuikt is. Het is mijn taak om dat terug op de voorgrond te krijgen in het onderwijs.”
Ieder kind is verschillend, maar de deuren zouden voor iedereen op dezelfde manier moeten opengaan.
In welke mate kunnen leerkrachten bijdragen aan deze creativiteit?
“Zij vormen de cruciale schakel. Ik vind het vreselijk wanneer leerkrachten het leerplan volgen met het werkboek én alle leerblaadjes met oefeningen. Op die manier is er geen ruimte om nog een stukje creativiteit te laten leven. Dat vind ik zeer spijtig. Je herinnert je toch nog altijd die ene leerkracht die eruit sprong? Niet steeds omwille van het vak, maar om de persoonlijkheid, om de stijl van lesgeven en leerkracht zijn.”
Zijn er leerkrachten u zo bijgebleven?
“Mijn turnjuf van de lagere school was mijn absolute idool. In het secundair onderwijs heb ik een aantal moeilijke jaren gehad. Ik voelde me niet goed in mijn vel en zeker mijn vierde middelbaar heeft daar erg onder geleden. Wanneer ik nu van jongeren hoor dat ze er geen goesting meer in hebben, kan ik dat wel begrijpen. Ondanks mijn slechte punten voor wiskunde, ben ik toch aan Latijn-Wiskunde begonnen in het vijfde middelbaar. Daar had ik een leerkracht wiskunde die me als een volwassene behandelde en me mezelf liet zijn. Plots haalde ik weer goede punten voor dat vak. De persoonlijkheid van de leraar doet er echt wel toe, dat heb ik zelf mogen ondervinden.”
Hoe verzeker je de kwaliteit van leerkrachten? Er hangt zoveel van hen af.
“We willen de kwaliteit van de lerarenopleiding verder versterken. Er komt nu een soort toelatingsproef om te laten blijken wat we van je verwachten als je leraar wil worden. Inhoudelijk moet de opleiding wat versterkt worden, alsook de leer- en lesmethodieken. Bovendien is er nood aan extra coaching wanneer de jonge leerkrachten starten. We willen daar de komende periode erg in investeren.”
Is dat mogelijk, de problemen van vandaag oplossen én een fundering leggen voor later?
“Zeker, de anderstalige leerlingen vormen een mooi voorbeeld. Door de asielcrisis zijn er erg veel vluchtelingenkinderen in onze scholen ingeschreven. De OKAN-klasjes – onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers – zijn als paddenstoelen uit de grond geschoten. Ik ben enorm positief verrast over hoe snel en goed dat verlopen is. Leerkrachten met tonnen ervaring waren bereid om hun expertise te delen en de maatschappelijke uitdaging aan te gaan. Ondertussen leren de toekomstige leerkrachten in de lerarenopleiding hoe ze moeten omgaan met de enorme diversiteit die vandaag in de klassen aanwezig is. Zo zijn deze al bij het afstuderen voldoende geschoold om in meertalige contexten les te geven. We stoppen het in de opleiding, waardoor we bouwen aan de toekomst.”
In het verleden hebben we veel te vaak dingen verplicht, waardoor een stukje creativiteit gefnuikt is.
Vangt u signalen op van een toenemende maatschappelijke radicalisering? Zijn er scholen die verdrinken?
“Er is zeker radicalisering merkbaar in onze maatschappij, maar tegelijk zie ik hoe ongelooflijk veerkrachtig ons onderwijs daarop reageert. Na de zware aanslagen in Brussel en Zaventem zijn de scholen geen enkele dag dicht geweest, alle kinderen konden naar school blijven gaan. Leerkrachten en scholen tonen een zeer groot maatschappelijk engagement. Ik ben dus positief gestemd over het wapen dat het onderwijs is tegen radicalisering. Zoals Malala Yousafzai, de kinderrechtenactiviste die de Nobelprijs voor de Vrede won in 2014, ook zei: 'Het onderwijs en kritisch denken zijn de beste wapens tegen elke vorm van geweld.' Daar moeten we dus volop in blijven investeren.”
“Enkele weken geleden zei ik ook al in een interview dat ik vind dat scholen nog meer aandacht moeten hebben voor het burgerschap. We moeten echt goed weten wat er in onze grondwet staat en wat dat allemaal betekent. Wat is gelijkheid tussen man en vrouw? Vrijheid van meningsuiting? We moeten aan jongeren blijven duidelijk maken hoe mooi onze samenleving is. Het is zo belangrijk dat we die waarden uitdragen.”
“Onderwijs is dan ook zoveel meer dan enkel kennis opdoen. We moeten kinderen engageren. Ze moeten zelfstandige volwassenen kunnen worden. Dat leer je thuis, maar ook een stuk op school. Het is een deel van het opvoeden, vind ik, om kinderen met tegenstellingen te leren omgaan. Je moet risico’s durven nemen, bereid zijn om te falen. Anders ga je nooit veel uitdagingen hebben in je leven.”
Wat vindt u de grootste uitdaging in uw job? Wat zou u het allerliefst veranderd zien in het onderwijs?
“Mijn grootste ideaal is dat meer kinderen gelijk aan de start zouden kunnen komen. Het is confronterend om te zien dat kinderen die onvoldoende aanwezig zijn in de kleuterklas op driejarige leeftijd al zo’n spectaculaire achterstand kunnen oplopen ten opzichte van andere kinderen. Dat is ook de reden waarom de Vlaamse regering heeft beslist om in de toekomst een premie uit te reiken wanneer een kindje op driejarige leeftijd al naar school komt. Dat vind ik een zeer goede maatregel. We moeten alle kinderen naar school krijgen. Allemaal. Ook op die leeftijd. Je merkt dat als je er niet op tijd bij bent, je een achterstand opbouwt in de loop van de jaren. De kinderen die op die leeftijd niet naar school gaan, zijn ook de leerlingen die op latere leeftijd vaker gaan spijbelen of opeens afhaken.”
“De gelijkheid van kinderen intrigeert mij enorm. Ieder kind is verschillend, maar de deuren zouden voor iedereen op dezelfde manier moeten opengaan. Dat is helaas zo moeilijk te realiseren. Ook in het hoger onderwijs. Hoeveel kinderen krijgen door hun thuissituatie geen kans om hoger onderwijs te volgen? En hoeveel kinderen mogen vier keer falen en het toch nog een keer proberen? Daarom willen we een oriëntatieproef invoeren in het middelbaar en dat ieder kind die aflegt. Hopelijk zijn er zo jongeren die misschien toch tot de conclusie komen dat het hoger onderwijs wel degelijk iets voor hen kan zijn. Ik hoop dat de scholen daarna met de ouders in gesprek kunnen treden."
“Dus als ik iets mocht kiezen dat in een vingerknip opgelost zou kunnen worden, is het dat. Ik besef heel goed dat ik dat niet gemakkelijk voor elkaar ga krijgen. Maar ik mocht kiezen, toch?”
Zeker. U klinkt trouwens bijzonder begaan. Mag ik spreken van liefde voor uw vak?
“Ik doe mijn job inderdaad ontzettend graag. Maar er zijn ook erg veel zorgen. Ik moet bekennen dat ik niet wist dat de opdracht zo omvangrijk zou zijn toen ik eraan begon. Ik ben het een beetje beu dat het onderwijs steeds opnieuw wordt afgeschilderd als problematisch. Ik wil niet meelopen met al die negatieve verhalen en probeer te kijken naar al het positieve. Leerkrachten en directeurs zeggen soms dat ik precies weer geloof in hen. En ze hebben dat ook nodig. Waarom zou je de leiding van een groep nemen, als je niet in je mensen gelooft?”
“Leerkracht zijn is een enorme opdracht, dat besef ik maar al te goed. De armoede neemt toe, steeds meer kinderen leven in moeilijke gezinssituaties. En dan komen er nu de vluchtelingenkinderen bij die al zoveel hebben meegemaakt. Je kan niet verwachten dat een kind zijn zorgen aan de kapstok hangt als het de klas binnenkomt.”
“Mijn ouders waren leerkrachten. Ik ben groot geworden met het vak. Mijn moeder kon de kinderen meetrekken door de manier waarop ze lesgaf. Ze krijgt nog steeds kaartjes van kinderen die ooit, soms wel dertig jaar geleden, bij haar in de klas zaten. Het is dan moeilijk om niet te geloven in de kracht van het onderwijs. Dat is wellicht ook de reden waarom ik het zo graag doe.”
We moeten alle kinderen naar school krijgen. Allemaal.
Was het dan moeilijk kiezen tussen Openbare Werken en Mobiliteit en Onderwijs?
“Ik was heel graag minister van Openbare Werken en Mobiliteit, ik ging er ook echt van uit dat ik weer voor die positie zou gaan. Opeens kreeg ik de kans om minister van Onderwijs te worden en daar heb ik eigenlijk niet verder over moeten nadenken. Het onderwijs begeleidt het grootste kapitaal dat we hebben in onze maatschappij. Het gaat om met het kostbaarste dat mensen bezitten: hun kinderen. Ik ben nog steeds erg blij dat ik heb toegezegd, ik zou er altijd spijt van hebben gehad als ik het niet had gedaan.”
We rijden Mechelen binnen. Wanneer de autodeuren openen voor het Huis van de Mechelaar, is ons interview on the road afgelopen. “Dat was eens wat anders, niet?”, lacht ze. We vereeuwigen ons gesprek niet enkel op tape, maar ook met een selfie. Wanneer ze even later haar speech voor de Week van de Geletterdheid geeft, verdwijnt het spiekbriefje al snel in haar broekzak. “Ik was vandaag in het gezelschap van twee studentes die alle kansen hebben gekregen, maar niet iedereen kon op diezelfde trein springen. Ik vind het ongelooflijk knap dat jullie je engageren om bij te leren”, spreekt ze de volwassen cursisten toe. “We zijn nooit te oud om te leren”, besluit ze. Achteraf vraagt ze ons stilletjes of we het niet erg vonden dat ze ons aanhaalde. “Ik vond het wel passend …”
Onze minister van Onderwijs is een vlotte dame en aan haar intentie kunnen we niet twijfelen.