Niemendal

utopia in absentia
18/03/2014

Een gelauwerd schrijver of journalist blikt voor ons terug op zijn/haar studententijd. Over het verlies van jeugdige idealen en de teloorgang van naïeve onschuld. Sylvie Marie (1984) is dichteres, ex-huisdichteres van Humo en gastcolumniste voor dwars.

Wat met de idealen uit mijn studententijd? De vraag is of ik er wel had. Ik geloof dat mijn ideaal toen vooral was erbij te horen. Geliefd te zijn, ik wilde dat mensen me graag zagen, dat vrienden op me wachtten bij het eten of aan de uitgang van cafés of fuifzalen. Dat ze me zochten als ik te lang op het toilet bleef. Ik vroeg me vaak af of er iemand aan me dacht. En wat die dan precies dacht. En of ik er iets aan kon doen, aan zijn of haar gedachten. Of ik ze beter kon maken, want ik wilde ze zo graag beter maken als ze slecht waren. Ik wilde niemand voor de voeten lopen, maar wel in vele harten zijn. En ik wilde ook, natuurlijk, een speciaal hart vullen, want ik was vaak verliefd. Of tenminste, dat maakte ik mezelf, achteraf gezien, graag wijs. Verliefdheid was een fantastisch tijdverdrijf en een prima gespreksonderwerp voor studenten. Het maakte je mens, menselijk, je kreeg er sympathie mee, en daar was het me om te doen. Liefde, affectie, vriendschap, warmte, geborgenheid. Dat, dat waren ze, mijn idealen.

 

Het gekke is dat ik me voor mijn wensen schaamde. Ik schaamde me rot. Ik vond mezelf zo'n zielig hoopje hunkering. En net daarom verdiende ik het allemaal niet. Ik was erg streng voor mezelf. Natuurlijk had dat met mijn opvoeding te maken, maar dat besefte ik toen niet. Wat ik dacht was: hoe kan iemand in hemelsnaam houden van zo'n niemendal als ik? Ik zag het als erg significant als niemand voor me aan tafel plaatsnam als we in een oneven gezelschap verkeerden. Ja, ik vond het verschrikkelijk alleen op straat te lopen terwijl vrienden voor me arm in arm de weg aflegden. Ik heb niet vaker voor de spiegel gestaan dan in mijn studententijd. Mijn haren drogend, me schminkend, tandenpoetsend en nog eens, voor de zekerheid. Ik was zo'n lelijk wicht. Ik ben nooit zwaarder geweest dan in mijn studententijd.

Toen iemand, halverwege mijn studie, oprecht van me begon te houden, heb ik hem het eerste jaar ontzettend vaak op de proef genomen. Ik liet me van mijn slechtste kant zien, schreeuwde en tierde, alleen maar om te zien wanneer hij door de mand zou vallen en me bekennen dat hij inderdaad niet van me hield. Maar hij heeft het doorstaan, en een decennium later zijn we nog samen. Ik test hem niet meer, ik heb me bij zijn liefde neergelegd en hem oprecht de mijne laten zien. En ik weet nu ook dat ik mijn idealen van toen eigenlijk altijd al had, met wat minder krampachtigheid had het zelfs meer kunnen zijn.

En toch kijk ik vaak met nostalgie terug naar die tijd, omdat tegelijkertijd alles en niets evident was, het weinige wat ik van de wereld wist en de schaarse verplichtingen die ik had, lieten me toe om lang in bed te liggen en de dag in pyjama door te brengen, als een zieke, chattend op msn, teksten van Eminem vanbuiten lerend. Alleen aankleden om een pita te halen en dan weer wegzinken, en dan, uiteindelijk, alsnog een sms of ik toch niet nog 'iets kwam drinken'. Voor zo'n dagen koos ik niet als student, ze waren geen idealen, ze gebeurden gewoon.

Ik kan mezelf zo geen dag meer permitteren, ik zit vol conformismen. Zelfs als ik ziek ben, laat ik mezelf zo geen dag meer toe. Er zijn deadlines te halen, ik moet verwezenlijken, het huishouden wacht niet, niets wacht, dat weet ik nu. Ik weet dat veel te goed.
Sylvie Marie