Gegroet dwars!
Ze zeggen wel eens dat Stellenbosch het Leuven van Zuid-Afrika is. Net als Leuven is het een historisch stadje op mensenmaat waar de talrijke studenten het straatbeeld bepalen. Maar op talloze vlakken zijn Stellenbosch en haar studenten (ook wel ‘Maties’ genoemd) uniek.
Eerst en vooral is er het stadje zelf. Het telt weliswaar 70 000 inwoners, maar je hebt nooit het gevoel in een stad te zijn. Lommerrijke lanen met witte huisjes in Kaap-Hollandse stijl worden afgewisseld met de al even typische ‘koshuizen’, waarin alle studenten wonen. Bovendien wordt Stellenbosch omringd door zacht oplopende bergflanken, waarop de beste wijnen ter wereld verbouwd worden. Het verdere hinterland is ook subliem: op een uurtje rijden ben je in Kaapstad om de Tafelberg te beklimmen, op het strand om lekker te ‘kuier’ of op de golven van de Atlantische oceaan om te ‘windplankry’ (wel opletten voor haaien en walvissen).
Maar al snel heb je door dat Stellenbosch een relatief veilige cocon is. Twee kilometer buiten het centrum heb je de sloppenwijken van Kayamandi, waar tienduizenden mensen samenleven in erbarmelijke omstandigheden. Ook als je naar Kaapstad rijdt, passeer je de townships van Khayalitsa en Guguletu met hun honderdduizenden shacks van golfplaat en karton. De economische apartheid is hier nog lang niet afgeschaft ...
Ten slotte zijn er de ‘Maties’ en hun universiteit. De universiteit van Stellenbosch is van oudsher een Afrikanerbolwerk. Hoewel de universiteit zijn best doet om de diversiteit te bevorderen, is de overgrote meerderheid van de studenten blank en van gegoede komaf. Ze hebben bijvoorbeeld elk hun eigen auto of pick-up (‘bakkie’). Schrik niet als je zo’n achterbak afgeladen vol met studenten ziet rondrijden: waarschijnlijk zijn ze op weg naar een winefarm om wijn te proeven of rijden ze naar het schitterende sportcentrum om rugby of hockey te spelen. Zuid-Afrikanen zijn overigens overdreven sportief: rond vijf uur loopt Stellenbosch vol met kortgerokte, joggende meiden. Later op de avond zetten de ‘Maties’ dan de bloemetjes buiten in de vele cafeetjes en clubs. De mannen doen zich dan tegoed aan een frisse Windhoek (Namibisch witbiertje), terwijl de meiden in de Amarula vliegen (de Zuid-Afrikaanse Baileys). En zo kan ik nog wel even doorgaan over onze Zuid-Afrikaanse medemens, die leeft met de leuzen “Moe nie worrie nie!” en “Alles sal reg kom!”
Misschien heb ik hier in een half jaar tijd meer geleerd dan in 4 jaar Antwerpen. Daarvoor, Erasmus, bedankt!
Stefaan
Wist je dat ... |
---|
… studenten hier heel gelovig zijn. Op zondagavond gaan ze in hun paasbeste kleren naar de kerk en voor het eten wordt er gebeden. … veel studenten blootsvoets over de campus slenteren. … de proffen hier heel familiair met de studenten omgaan. Zo heeft een prof onze hele klas bij hem thuis uitgenodigd om een zelf geschoten springbok op de ‘braai’ te leggen. … de Volkswagen Golf hier niet Golf heet maar Chico, en dat de helft van de studenten met zo’n kar rondrijdt. … Afrikaans ’n baie snaakse taal is! Dis ’n mengelmoes van Nederlands en die taal van die Maleise slawe en swartmense. Voorbeelde van lekkere woorde is hysbakkie (lift), skootrekenaar (laptop), kopdokter (psycholoog), babbelaas (kater), melkskommel (milkshake) en speedhompie (verkeersdrempel). … je pas een echte ‘Matie’ bent als ‘jy ’n vak sleep (laten vallen), ’n meisjie soen in die Laan en ’n akker (eikel) op jou kop val’. |