Omdat de imposante hal van de Modenatie een schoonmaakbeurt krijgt, moet ik via de noodtrap vijf verdiepingen klimmen. Het is de moeite waard, want onder het dak bevindt zich het wereldbekende Fashion Departement van de Royal Academy of Fine Arts. Elke maand loop ik mee met een bijzondere opleiding. Vandaag word ik modeontwerper.
Wit
Aan een brede gang die rond de centrale hal gaat, grenzen zeven witte ruimtes. De eerste ruimte is het lerarenlokaal, dat met zijn glazen wand geen geheimen kent. Officieel begint de les om 9u30, maar zoals vaak zien de binnenkomende studenten hun docent koffiedrinken achter het glas in plaats van lesgeven in het klaslokaal. In een volgende ruimte zitten een jongen en een meisje aan Ă©Ă©n van de vele iMacs. Tussen de computers staat een groepje van zeven bussen haarlak, alsof ze zich van lokaal hebben vergist. Aan de muur hangen posters van shows van Walter Van Beirendonck, het hoofd van de opleiding. Op weg naar het lokaal van klas B van het eerste jaar kom ik naakte en geklede paspoppen en een stapel stoffen tegen, het residu van een modeshow.
De lijn en de naad
In het klaslokaal zit een gemend gezelschap met iPods in en mutsen op aan hoge witte tafels. Sommigen eten wat, anderen drinken koffie. Vele eerstejaars beschikken over artistieke bagage uit het land van herkomst, in andere kunsten of in mode. Ze komen naar Antwerpen voor de goede naam die de opleiding geniet. De tekeningen aan het prikbord getuigen dan ook van een geoefende hand. Talent wordt hier verwacht, vakmanschap aangeleerd. Dat blijkt uit de ontwerpen die op de tafel liggen. Inspirerende objecten worden in een losse schets vertaald naar eigenzinnige rokken. Nadat de meeste studenten zijn binnengedruppeld, arriveert ook Nellie Nooren, de docente. Zij deelt mee dat de beslissing over de stof van de rok gevallen is: het is jeans geworden, omdat de Bread and Butter Tradeshow uit Barcelona de stof zal betalen. De studenten die met transparante textiel willen werken reageren teleurgesteld. Mevrouw Nooren moedigt hen aan tot “transparancy in another translation”.
Achtenzestig modeontwerpers begonnen in september aan de opleiding, dertien zullen er dit jaar afstuderen. Waar de eerste bachelor nog twee klassen telt, blijft er in de tweede bachelor maar één over. Terwijl aan de studenten van het tweede jaar wordt uitgelegd hoe een mouwsplit aan te naaien, kijk ik naar de tekeningen aan hun prikbord. Jeanne d’Arc, Willem van Oranje en Louis XIV hangen er zij aan zij. Het eindwerk draait hier om een door de ontwerper gekozen historische figuur. Behalve de creatie is ook het idee erachter, dat veel opzoekwerk vereist, belangrijk bij de beoordeling.
Op de daketage, die prachtig uitkijkt over de binnenstad, krijgt ook klas A van het eerste jaar onderricht in technische vaardigheden. Rondom één van de vele naaimachines, waaronder de door Paul van Ostaijen bezongen Singer, verzamelen de studenten. De uitleg begint vanaf nul. “This is a spoel”, zegt de docente. “S-P-O-E-L.” S-P-O-O-L kan ook, maar het is de bedoeling dat de buitenlandse modekinderen Nederlands leren.
Tussen kunst en kunde
Wanneer ik het lokaal van klas B weer betreed, verbaast de stilte me. Aan het begin van de lesdag heerste er nog een zekere laisser faire, nu zit iedereen gedisciplineerd over zijn schetsboek gebogen. De docente gaat van ontwerper naar ontwerper om commentaar te geven bij de tekeningen. Ze spreekt in aforismen als “fashion is always about the body” en “a skirt is not a tube”. Ik vraag me af wat mode is en of klas B de toekomst ervan vorm zal geven. Hun eigen outfits laten vermoeden van wel. De jongens met een rok of een zilveren legging, de meisjes met een joggingbroek of een lang overhemd en de asymmetrische kapsels en de sterke brilmonturen doen mij me wat gewoontjes voelen. Met namen als Claire Michel, Rey Pador, Billie Meskens, Sin Ae Yoo en Mirthe Steyaert lijken ze wel geboren om als label te eindigen.
Arash heeft een tijdje op de UA gezeten. Het verschil is enorm. Op de Modeacademie vind je namelijk geen TD’s, lintjes of studentendopen. Hij vindt modeontwerpers echter geen ras apart, “maar sommigen denken wel met mode de wereld te kunnen veranderen”. Mirthe heeft ook haar ideaal: ze kijkt er al naar uit haar eigen ontwerpen te kunnen dragen. Voor Anneleen ligt dat anders, ze geeft toe niet alles wat ze ontwerpt draagbaar te vinden. Is mode nu een kunst of een ambacht? Ik leg mijn vraag voor aan mevrouw Nooren. “Wij leiden zeker geen kunstenaars op”, zegt ze. “Mode is gebonden aan seizoenen, aan het modehuis en aan de markt. De vrijheid die een kunstenaar heeft, heeft de modeontwerper niet.” Anderzijds wijst ze op het creatieve proces dat de studenten doormaken: “Mode vereist maturiteit, maar ik hou meer van jongens en meisjes met een onbevangen kijk die hier hun talenten ontdekken.”