Recent heeft Vlaams minister van Onderwijs, Werk en Vorming, Frank Vandenbroucke, de toelating gegeven aan de Vlaamse universiteiten om in zes wetenschappelijke opleidingen tweejarige masteropleidingen in te richten. Een argument dat de universiteiten gebruiken om hiervoor te ijveren is dat in het buitenland de meeste gelijkaardige opleidingen (Master in de Sterrenkunde; Wiskunde; Fysica; Fysica en Sterrenkunde; Geomatica en de Landmeetkunde; Informatica) al over tweejarige masters beschikten en dat daardoor de studenten- en docentenmobiliteit tussen de verschillende Europese universiteiten zou toenemen en dat Vlaanderen op internationaal niveau dus competitief kan blijven. Uiteraard valt deze beslissing alleen maar toe te juichen. De Bologna-verklaring, die in 1999 getekend werd door 29 Europese onderwijsministers, beoogt immers een Europese onderwijsruimte om “de mobiliteit en tewerkstelbaarheid, en competitiviteit en aantrekkelijkheid van het Europees hoger onderwijs in de wereld te verbeteren.”
Hoewel deze maatregel een positieve incentive is, mag het hierbij niet blijven. Zo ijveren de universiteiten al enkele jaren om naar eigen inzicht een tweejarige of een éénjarige master te kunnen inrichten in de humane wetenschappen en dat beide masters gefinancierd zouden worden. De minister wil hier echter niet op ingaan. Ook de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) is hier tegen gekant. Volgens hen zal immers de financiële drempel voor studenten om een studie aan te vatten gevoelig verhogen indien steeds meer opleidingen een tweejarige master zullen voorzien. Het standpunt van VVS is dat Vlaanderen best tot 2010 wacht om een beslissing hierover te nemen, het jaar waarin het Bologna-proces geëvalueerd wordt.
Dit is echter een kortzichtige visie die zeker niet in het belang speelt van studenten in Vlaanderen. Want, als we over de Vlaamse grenzen heen kijken dan zien we dat universiteiten in het buitenland in hun curriculum verscheidene tweejarige en éénjarige masters aanbieden binnen vrijwel elke discipline. De student beschikt zo over een ruime keuzemogelijkheden en kan zich specialiseren in een richting naar keuze. De duur van de opleiding wordt niet bepaald door de overheid maar de onderwijsinstelling maakt zelf de afweging om een eenjarige dan wel tweejarige master te organiseren. Op die manier wordt aan de student gegarandeerd dat hij tijdens zijn studie een voldoende uitdiepende en specialiserende opleiding krijgt aangeboden. Voor de Vlaamse universiteiten speelt er nu, internationaal gezien, een enorm concurrentienadeel aangezien zij op dit vlak achterop hinken. Bovendien moet gezegd worden dat een proactief beleid voeren in het voordeel is van iedereen. Indien gewacht wordt op een Europese beslissing zal Vlaanderen alsnog verplicht worden om zich op korte termijn aan te passen. Dit leidt onvermijdelijk tot een inconsistent beleid en een enorme administratieve overlast. De universiteiten zijn nu al bedolven onder het werk en komen administratief personeel tekort. Overigens zijn alle masteropleidingen net ingericht.
Het argument dat de financiële drempel voor studenten zal toenemen doordat men een jaar langer zal moeten studeren klopt evenmin. Het aanvatten van een studie heeft alles te maken met de toekomstperspectieven die door een welbepaalde studie geboden wordt. Zo zal er ruimte zijn in de tweejarige master voor het organiseren van stages, iets wat nu niet kan wegens tijdsgebrek aangezien van de universiteiten verwacht wordt dat datgene wat vroeger over twee licentiejaren gedoceerd werd nu in één jaar gegeven wordt. Uit verschillende enquêtes, afgenomen bij alumni van de richtingen politieke en sociale wetenschappen en communicatiewetenschap blijkt dat de vraag naar stages zeer groot is. Een stage bereid de student immers grondig voor de arbeidsmarkt.
Het financieren van tweejarige masters en het ondersteunen van sociaal zwakkere studenten die in de plaats van een vierjarige, een vijfjarige opleiding zullen aanvatten zal een bijkomende financiële injectie vragen vanwege de Vlaamse Gemeenschap. Hoe dan ook zal dit uiteindelijk een positief effect hebben op de ontwikkeling van Vlaanderen als kennisregio. Vlaamse afgestudeerden zullen gelijkaardig zoals hun Britse, Amerikaanse en Nederlandse collega’s een zeer grondige opleiding gehad hebben en moeten niet meer naar het buitenland voor specialisatie in pakweg geschiedenis of politieke wetenschappen. Zo kan ook voorkomen worden dat Vlaamse onderzoekers naar elders trekken en het voor de universiteiten en onderzoeksinstellingen steeds moeilijker wordt om deze mensen aan te werven. Het is duidelijk dat een goed ontwikkelde kennisregio investeringen aantrekt en zo de economische ontwikkeling van Vlaanderen een impuls geeft in het streven naar een kenniseconomie. Kortom het financieren van tweejarige masteropleidingen is in belang van iedereen: de universiteit, Vlaanderen en zeker in het belang van de student.
Nicolas Bas
Studentenvertegenwoordiger Raad van Bestuur UA
Studentenvertegenwoordiger Onderwijsraad UA