Humans of UAntwerpen

27/02/2020
🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zoveel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

Er was eens… een jonge Marion Decrop, wier ouders wilden dat ze aan sport deed, liefst een waarvoor ze niet te ver moesten rijden. Braaf schreef Marion zich in bij een jiujitsuclub in de buurt. Daar bleef ze trainen, tot in 2015 de gebroeders Lodens, bekend in de competitiewereld, een duo system training kwamen geven in Bredene, Marions thuisstad. Toen daar haar talent doorschemerde, werd ze uitgenodigd om te trainen bij de nationale bondscoach in Antwerpen. Van het een kwam het ander: onlangs sleepte Marion goud op het WK U21 en de prijs voor de Topsportstudent van het Jaar 2019 in de wacht. Ze lacht wanneer ze het vertelt. “Ja, nu moeten mijn ouders alsnog door heel België rijden.”

 

in een land hier ver vandaan

De studente Biomedische Wetenschappen weet dat ze geen typische student is: “Soms weet ik niet hoe ik het allemaal doe, het is vooral véél plannen. Bijna elke avond train ik, minstens vijf keer per week. Daardoor mis ik de feestjes, maar ik kan gelukkig geregeld met mijn vrienden gaan eten. Ik voel me niet geïsoleerd, hoewel ik merk dat ik in een apart wereldje zit.”

Zo reist Marion van hot naar her. “In november was ik in Abu Dhabi. Ik had hooguit twee dagen om wat van het land te zien. Het merendeel van de tijd zat ik in een sporthal. Dat is altijd zo. Ik kom in allerlei landen, maar veel cultuur kan ik niet opsnuiven. Dat vind ik wel jammer." Niet dat het allemaal kommer en kwel is: “Op zulke reizen maak je snel vrienden. Hen zie ik niet vaak, maar telkens wanneer ik ze weer zie op wedstrijden, is het alsof er geen tijd verstreken is.”

 

draken te verslaan: selectieprocedures

“De prijs kende ik, maar ik was toch verrast toen ik een paar weken geleden een mail kreeg dat ik genomineerd was voor Topsportstudent. Ik heb het stemformulier enkel naar mijn vrienden gestuurd; zij hebben vooral campagne voor mij gevoerd. Geweldig, toch?" (lacht) "Meer dan eer win je er niet mee, maar dat is ook leuk.”

De 'Ere-Rector Francis Van Loon'-award is niet het enige waarmee Marion zich bezighoudt. “2020 is het selectiejaar van de World Games. Daarvoor gekozen worden is écht niet evident, maar ik ga mijn uiterste best doen. Ik weet het pas in oktober of november, dus ik heb nog tijd om te trainen. Verder wil ik het natuurlijk ook goed doen in mijn studie.” Mogen de prijzen en de punten een lang en gelukkig leven leiden bij Marion!



Lingua's Kortfilmfestival voor de lens

27/02/2020
🖋: 

Op 22 februari 2010 vond het Lingua Kortfilmfestival voor het eerst plaats. Promofilmpjes, gemaakt door het toenmalige praesidium, spoorden de studentenbevolking aan om hun zelfgemaakte kortfilms in te zenden, opdat ze voor het allereerst in Theater Het Klokhuis konden strijden voor de felbegeerde eerste plaats. Dit jaar vond de jubileumeditie plaats in Theater Elckerlyc. Wij gingen er de sfeer opsnuiven, strikten de organisatoren voor een interview en bekeken de vertoonde kortfilms.

Het Kortfilmfestival heeft een hele weg afgelegd in zijn tienjarig bestaan. Het onderwerp valt tijdens ons interview met Margot Bloemen over haar functie als socialemediamanager van UAntwerpen. Als Linguaan was zij aanwezig bij de eerste editie. Ze rakelt de YouTubefilmpjes op en lacht erbij. Niet indrukwekkend, geeft ze toe, maar dat deed niet af aan de kwaliteit die op het witte doek verscheen. Het festival bleek een succes: tien jaar later is het een vaste waarde in Lingua’s repertoire.

Voor de tiende editie pakte Lingua het ambitieus aan. Waar aanvankelijk een driekoppige jury plaatsnam, jureren ditmaal zeven mensen. Ook verschillende bekende gezichten, onder hen Sien Eggers, Carry Goossens en Koen Van Impe, maken deel uit van het beoordelingscomité, ter ere van het eerste decennium van het festival. “Dat geeft een beetje druk, ja,” geeft Ruben De Cock toe, cultuurverantwoordelijke bij Lingua en hoofdverantwoordelijke van het evenement. “Als iemand als Carry Goossens het niets vindt, ga ik daar wel een paar nachten wakker van liggen.” Hij lacht erbij: doemdenken is niet aan de orde.

“Het belangrijkste voor mij is dat het goed gaat voor de toeschouwers. Het blijft een evenement van Lingua. Een Nacht der Letteren, waar ik bijna alleen maar Linguagezichten in het publiek zie, moet even goed gaan als een Kortfilmfestival. Als organisator mag je daar geen groot onderscheid in maken. Natuurlijk levert het wat meer stress op: als ik een foutje maak voor eigen publiek, kan ik dat weglachen. Hier komen ook mensen van buiten de unief; als het dan misloopt, is dat de enige indruk die ze van Lingua hebben.”

 

cultuur tussen de cantussen

De grote ambities van het Kortfilmfestival zien we op verschillende vlakken. Het festival verschijnt in de Antwerpse kranten, heeft dit jaar een jury samengesteld met beroemdheden in de mix en is door de jaren heen verhuisd van een kleine zaal als Theater Het Klokhuis naar Theater Elckerlyc. “Ik vind het belangrijk dat we dat doen als studentenvereniging”, geeft Ruben mee. De reputatie van het studentenleven speelt daarin mee. Het idee dat studenten alleen maar drinken, dansen, zingen en dan nog eens drinken, wringt. “Met het festival tonen we dat studentenverenigingen ook iets anders doen dan feestjes organiseren. De culturele kant van het studentenleven is minstens even belangrijk.”

Publiek vinden voor een evenement dat minder rechtstreeks gelinkt is aan bacchanalen, is echter niet altijd evident. Genoeg studenten die het zien zitten, minder studenten die inderdaad komen opdagen. “Bij het Kortfilmfestival hebben we dat probleem niet zo. De achthonderd man die er in het volledige Elckerlyc zouden passen, krijgen we niet bijeen, maar dat is ons doel ook niet. Taal- en letterkunde is wel een dankbare richting voor dit soort evenementen: veel studenten in de faculteit zijn geïnteresseerd in een avondje kortfilms als vertier.”

 

ongefilterde creativiteit

“Vorig jaar kwamen er meer kortfilms binnen dan we konden tonen”, vertelt Ruben. “Toen moesten we selecteren, onder andere op tijd: we kunnen kiezen tussen acht kortfilms, waarvan er een dertig minuten duurt, of tien die korter zijn. De kortfilms die het eerst ingezonden zijn, tonen we, algemeen gesproken. Ik scan de beelden om ervoor te zorgen dat er niets in voorkomt dat echt te ver gaat, maar de films zelf bekijk ik niet. Het verhaal ken ik niet. We laten veel toe: het idee is dat iedereen zijn creativiteit kan tonen, censuur hoort daar niet bij.”

“De kwaliteit zit goed. Dit is de vierde keer dat ik aanwezig ben op het festival, de tweede keer dat ik het organiseer. De materie is globaal gesproken serieus: thema’s als verlies en depressie komen terug. De goede dingen in het leven verschijnen ook: zo wordt er elk jaar wel een kortfilm gemaakt die de band tussen mensen en muziek op een bijzondere manier brengt." Mensen denken weleens dat een studentikoos filmfestival alleen maar grappen en grollen brengt. "Ik vind het positief dat we verschillende thema's aanreiken. Al is het natuurlijk goed voor de sfeer dat er elk jaar wel een komische kortfilm tussen zit.”

 

twee groepen filmmakers

“Dit jaar is de eerste keer dat we met twee categorieën werken: een voor de liefhebbers, dus mensen zonder filmachtergrond, en een voor mensen die wel een filmachtergrond hebben. Inzendingen van makers die studeren aan het RITCS (Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound, nvdr.) bijvoorbeeld. De vorige jaren merkten we soms een groot verschil op en op deze manier blijft het eerlijk. Dat verschil zit vooral in het feit dat RITCS-studenten meer middelen hebben om bijvoorbeeld goed beeld te leveren; de gemiddelde UAntwerpenstudent maakt sneller een filmpje op de iPhone.”

Jurylid en praktijkassistent Ruben Demasure staat achter de differentiatie. “Het is goed dat Lingua ervoor koos om zulk onderscheid te maken. Het verschil zie je in hoe de films gemaakt worden. Dat wil niet zeggen dat filmliefhebbers geen goede films maken, maar iemand die in zijn tweede jaar Filmstudies zit, filmt op een andere manier dan een amant. Als jury let ik bij de liefhebbers dan ook meer op het idee en het enthousiasme van de filmploeg. Wat ik erg waardeerde bij beide categorieën, was het feit dat er telkens iemand van de filmploeg was om enige achtergrond te schetsen bij de kortfilm. Ik denk dat het inspirerend werkt voor het publiek om hun leeftijdsgenoten over hun filmproces te horen praten, zeker als iemand vertelt dat ze het op haar gsm heeft gefilmd, niet ver van de universiteitsbuurt. Zo sta je er als toeschouwer toch dichterbij. Hopelijk begint het dan bij henzelf te kriebelen om een poging te wagen bij de volgende editie van het festival.”

 

een bonte verzameling films

De vertoonde films waren heel divers. Een humoristische bestekkleptomaan verscheen ten tonele, later gevolgd door een dramatisch moordmysterie. Beelden ter bezinning, een montage van een reis naar IJsland en een videocassette met relationele geheimen passeerden eveneens de revue. De diversiteit aan thema’s en stijlen is een groot pluspunt van het festival: zo voldoet Lingua aan hun belofte om een podium vrij te maken voor het filmtalent van de Antwerpse studentenbevolking. Er is voor elk wat wils. Ondergetekende kan de verdediging opnemen van een favoriete kortfilm, maar zou onherroepelijk verwikkeld raken in verhitte discussies met wie door een andere film recht in het hart is geraakt.

Demasure kan zich daarin vinden. “Binnen de jury hebben we wat gediscussieerd. Bij de liefhebberscategorie waren we er sneller uit, maar bij de tweede categorie, kortfilms van filmstudenten, duurde het langer om tot een consensus te komen. We werden allemaal door een andere kortfilm meegesleept, dan is het debatteren geblazen.”

Dat het festival zo inschikkelijk is in de selectie, zou als een minpunt kunnen worden gezien. Het is een bewonderenswaardig voornemen om de films niet te rigoureus te screenen om zo de volledige creatieve vrijheid te geven aan de filmmakers, maar de immer subjectieve component “smaak” kan daarin een moeilijke factor zijn. Het is goed dat zware thema's aan bod kunnen komen, maar dat zet de deur open voor theatrale leegte. Dat was, gelukkig maar, niet de norm van de avond. Een grote hulp daarbij was het brede scala aan aangereikte thematiek. Dat betekent wél dat de individuele toeschouwer bij sommige kortfilms op zijn honger blijft zitten: als het je ding niet is, is het je ding niet. De volgende kortfilm zal dan wel meer in de smaak vallen.

 

twee groepen kijkers

In de beginjaren werden de kortfilms bijna uitsluitend door Lingua en consorten gemaakt: studenten die het eens probeerden, maar daarbuiten niet met film bezig waren. Door de jaren heen is dat veranderd. “Ik weet niet of een samenwerking met een vereniging die meer met film bezig is ons opzet zou verbeteren…” Ruben denkt erover na. “Er kan absoluut iets productiefs uit voortkomen, maar een grote meerwaarde aan het festival is juist dat het zo typisch Lingua is. Het is een groot evenement, maar de sfeer blijft wel intiem. Het is serieus, maar blijft studentikoos. Samenwerken met een andere vereniging zou dat kunnen veranderen.”

De intimiteit waar Ruben over spreekt, was zeker aanwezig op het festival. Linguanen waren er en masse en de sfeer die ze meenamen viel niet te missen. Zulke intieme sfeer impliceert een hechte groep, iets waar Lingua zelf trots op kan zijn, maar voor iemand zonder lidkaart kan het moeilijk zijn om zich in een vriendengroep, voor de gelegenheid allemaal in hun zondagse kleren gehuld, te mengen. Zoiets kan een barrière vormen. Zulke schoonheidsfoutjes zullen we deel van de mise-en-scène noemen. In het algemeen heeft het Kortfilmfestival zijn grootste ambities wel waargemaakt.

 

Geïnteresseerd in de films die vertoond werden? Onze redacteur bespreekt ze een voor een op onze website!



naar een opgewarmd discours

27/02/2020
🖋: 
Auteur

Voor het eerst zijn we in staat om veranderingen van het klimaat vast te leggen en te voorspellen. Een onderzoek uit 2010 wees uit dat er onder klimatologen een consensus van 97 procent bestond dat door de mens veroorzaakte klimaatopwarming bestaat. In een soortgelijke studie van meer dan 11.000 wetenschappelijke artikelen in 2019 groeide deze consensus tot de volle 100 procent. Daarom is het ook niet bepaald een verrassing dat er de vorige jaren meer en meer protesten waren om het beleid rond klimaatopwarming in verschillende landen en op verschillende niveaus aan te kaarten. Het maatschappelijke debat wordt in onze actualiteit vaak polariserend gevoerd en effectieve maatregelen door onze regeringen blijven klaarblijkelijk uit. Waarom is dat zo? En kunnen wij als studenten een noemenswaardig steentje bijdragen?

De antwoorden op al die vragen zocht dwars op het gastcollege van professor Jean-Pascal van Ypersele. Op 11 februari gaf die een gastcollege rond klimaatopwarming aan onze universiteit, op uitnodiging van professor Cedric Vuye van de faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen.

Het zou een understatement zijn om van Ypersele een toonaangevend klimaatwetenschapper te noemen. Als voormalig vicevoorzitter van het IPCC, de intergouvernementele VN-werkgroep die klimaatverandering evalueert, won hij met zijn organisatie in 2007 de Nobelprijs voor de Vrede. Daarnaast is hij lid van een denktank van experts die de jongerenbeweging Youth for Climate ondersteunt. Dankzij professor Vuye en in samenwerking met GreenOffice Antwerpen, het studentenplatform dat duurzaamheid in de kijker zet op UAntwerpen, kon dwars hem na de lezing op de rooster leggen. Van Ypersele beargumenteerde voor een volle aula dat de consensus onder klimaatwetenschappers is dat antropogene klimaatopwarming geen fantasietje is. Dat houdt in dat de opwarming door de mens veroorzaakt is. Daarnaast legde hij de opwarming van de aarde op een begrijpelijke manier uit en overliep hij de betrekkelijk kleine impact van de huidige klimaatmaatregelen. De boodschap van de dag: hoewel de klimaatopwarming voor desastreuze gevolgen zal zorgen, kan het ergste vermeden worden op voorwaarde dat de wereld op tijd handelt. De technologie om de effecten van de opwarming van de aarde te beperken hebben we namelijk wel.

 

waar wachten we op?

Als je al het bovenstaande in beschouwing neemt, was er één voor de hand liggende vraag die we onszelf gedurende het hele college stelden: als er werkelijk zo’n grote consensus bestaat onder wetenschappers, waar wachten we dan nog op?

Het antwoord op die vraag telt volgens van Ypersele twee luiken. Ten eerste spreekt hij over zowel de individuele als de institutionele inertie die in onze maatschappij aanwezig is: tenzij het strikt noodzakelijk is, veranderen mensen en groepen hun gedrag niet graag. Als een expliciete verplichting om te veranderen uitblijft, zullen organisaties en personen die over het algemeen dan ook uitstellen. Als mensen zijn we immers van nature behoudsgezind. Een ander obstakel ziet hij in het feit dat verschillende actoren in het klimaatdebat gebaat zijn bij het vertragen van maatregelen tegen de klimaatopwarming. Zo wordt er in Amerika jaarlijks bijna een miljard dollar gespendeerd om twijfel te zaaien over klimaatopwarming, onder andere door de fossiele-brandstoflobby's. De impact van deze middelen is volgens van Ypersele niet te onderschatten.

Ook België volgt dit model. Nieuws rond klimaat in ons land is overwegend negatief en dat komt niet uit de lucht vallen. In 2018 stemde België, samen met Tsjechië, tegen de Europese richtlijn voor energievermindering. In 2019 scoorden we slecht op vlak van klimaatambitie bij European Climate Foundation. Van Ypersele: “Er lijkt een kloof te zijn tussen de aandacht die de overheid spendeert aan klimaatmaatregelen en de groeiende kennis over de toekomstige kosten van de klimaatopwarming. Dat is voornamelijk in Vlaanderen het geval. Ironisch genoeg zal Vlaanderen geografisch gezien veel last hebben van de stijging van de zeespiegel.”

wat kunnen wij doen?

Het bovenstaande beeld is allesbehalve positief, maar moet worden genuanceerd. In een open brief aan zijn kleinkinderen kaartte Van Ypersele twee jaar geleden de vrees aan dat “de mensheid niet snel genoeg zal beseffen in wat voor een impasse zij al beland is”. Op de vraag of hij na de klimaatmarsen en de groene golf van vorig jaar nog steeds dezelfde vrees koestert, antwoordt hij positief: “Een paar weken geleden herlas ik de brief en mijn zorg is exact dezelfde gebleven. Ik hoop op het plan van de Europese Commissie rond de Green New Deal, maar dat is nog niet goedgekeurd... Bovendien zal de Green New Deal enkel werkzaam zijn op het Europese niveau, terwijl Europa verantwoordelijk is voor maar 25 procent van de koolstofemissie.”

Kunnen wij, als individuen, het verschil maken? Van Ypersele is vastberaden: “Natuurlijk is individuele actie van belang! De manier waarop wij consumeren, reizen, bouwen... heeft een invloed op onze ecologische voetafdruk. Toch is het belangrijk om te beseffen dat individuele actie niet genoeg is. Maatschappelijke en economische veranderingen moeten die individuele acties faciliteren.” Mocht hij een advies kunnen geven aan studenten, zou het zijn om klimaat te bespreken en erover te discussiëren met medestudenten en experten. “Angst en onzekerheid over de toekomst los je op door erover te praten met anderen. Dat is cruciaal. Als je het aan mij vraagt, leidt dat tot actie. En dat is wat we nodig hebben.”

In 2002 schreef dwars al over duurzaamheid en klimaat aan UAntwerpen. In die tijd waren volgens de auteur slechts twee personen actief bezig met de verduurzaming van de universiteit. De conclusie was dat duurzaamheid indertijd stiefmoederlijk behandeld werd. Achttien jaar later wordt er meer dan ooit nagedacht over duurzaamheid en klimaat aan onze universiteit. Een voorbeeld is het Climate Action Team, dat de voorbije jaren in werkgroepen heeft gebrainstormd over duurzaamheid op onze campussen. Het resultaat daarvan is het ambitieuze Klimaatactieplan. Vorig jaar nam UAntwerpen dat plan aan. Het doel is, kort gezegd, om tegen 2030 klimaatneutraal te functioneren en tegen 2050 koolstofvrij te worden. De rector is alvast fan: tijdens Het Grote Rectorexamen op 19 februari bejubelde hij de bottom-up mobilisatie van UAntwerpenmedewerkers en -studenten.

De boodschap lijkt eenvoudig: het is tijd voor actie. Wachten op de gewenste wetgeving die klimaatopwarming een halt toeroept of alleszins enigszins vertraagt, is niet genoeg. Verschillende instituties die een cruciale rol kunnen spelen in de strijd tegen de opwarming van de aarde, lijken een zeer traag veranderende mentaliteit te hebben. Daarom weerklinken de woorden van van Ypersele als een nieuw motto: “Individuele actie is van belang!”

 

Wil je meer te weten komen over de verschillende klimaatinitiatieven van UAntwerpen en hoe jij je steentje kan bijdragen? Kijk dan eens naar de actiegroep UAntwerp Climate Team. Heeft dit artikel je overtuigd om de lezing van Jean-Paul van Ypersele te bekijken? Op de Facebookpagina van Green Office UAntwerpen kan je het college herbekijken.



tijd om ze te vullen!

27/02/2020
🖋: 
Auteur

Als je afgaat op de informatie die Facebook je aanbiedt over wat er zich zoal rond UAntwerpen afspeelt, heb je misschien al eens het galabal van onze universiteit voorbij zien komen. Dit tweejaarlijkse evenement wordt georganiseerd door VUAS, de Verenigde Universiteit Antwerpen Studenten, een orgaan dat ondanks zijn weinig creatieve naam een belangrijke functie zou hebben. Het bestaat uit een afvaardiging van de koepelkringen Unifac en ASK-Stuwer en kan dus omschreven worden als een overkoepelend-koepel-ding. Al sinds de eenmaking van de onze universiteit in 2003 is het de spreekbuis voor het studentenleven, maar op het eerste gezicht is niet duidelijk wat VUAS inhoudelijk effectief doet.

Als VUAS nog steeds relevant is, hebben we bij dat bij dwars alvast niet zo goed begrepen: het is van 2009 geleden dat we een volledig artikel hebben gewijd aan de vereniging. In het oprichtingsjaar waren de ambities bij VUAS groot. In het Statuut van de UA-student wordt gewag gemaakt van het behartigen van de belangen van alle studenten, in de geest van het pluralisme. Er staat ook dat dat meer is dan 'enkel' het culturele, academische en sociale welzijn van deze studenten. VUAS bestaat uit zes mensen, die paritair zijn samengesteld uit Unifac en ASK-Stuwer: twee woordvoerders, twee financiën en twee secretarissen. Een van de koepelclubs neemt steeds de hoofdfunctie op, terwijl de vice van die functie door de andere club wordt afgevaardigd.

Toch zijn het enkel de woordvoerder en vicewoordvoerder die zichtbaar zijn. De VUAS-woordvoerder, bijvoorbeeld, zou mee de algemene studentenvergadering voorzitten, maar dat is duidelijk niet het geval. William Van den Brande, voorzitter Unifac en huidig VUAS-woordvoerder: "VUAS moest aanvankelijk veel meer worden, onder meer een controleorgaan op de Studentenraad. Het Statuut van de UA-student is erg verouderd en wordt momenteel herwerkt. Vandaag functioneer ik samen met Roosmarijn (vicewoordvoerder en praeses van ASK-Stuwer, nvdr.) eerder als adviesgevende stem op de vergadering. Stemmen, laat staan voorzitten, doe ik niet. Natuurlijk laat ik wel van me horen tijdens vergaderingen, te vaak misschien." (lacht)

eenstemmig

"VUAS is nu vooral een subsidiëringsorgaan", gaat William verder. "Het merendeel van de andere taken is overgenomen door de Studentenraad, wat positief is. Unifac en ASK-Stuwer zijn koepelorganen, geen democratische verenigingen, en we hebben de handen vol aan onze evenementen. Omdat daar veel praktische kennis voor nodig is, werken we met sollicitaties in plaats van verkiezingen. Zelf ben ik in principe wel op de kiesweek verkozen met een ja/nee-stem, maar studenten hebben geen invloed op wie opkomt. "Als VUAS-woordvoerder mag ik niet opkomen tijdens de verkiezingen van de Studentenraad, iets waar ik nog altijd ontevreden over ben."

“De Studentenraad zet meer in op vertegenwoordiging in de verschillende raden die onze universiteit rijk is, terwijl VUAS meer gaat over feestjes en dergelijke”, vertelt Jens Matthé, ondervoorzitter van de studentenraad. “Extern bestaat dat onderscheid niet, ze zitten dus in de algemene vergadering opdat we als studentengemeenschap kunnen spreken met één stem.” Daarnaast heeft VUAS ook een zitje in de Stuvoraad (de raad voor studentenvoorzieningen, nvdr.) en drie in het Antwerps Studentenoverleg. Is dat niet veel? Studentencoach Tinne Nijs nuanceert: “In de Studentenraad gaat het puur om adviserende functies. VUAS keert subsidies uit en is aanwezig in de Stuvoraad om haar uitgaven te verdedigen. Ook daar gaat het om niet-stemgerechtigde functies.”

Toch kan je bedenkingen blijven maken bij die vertegenwoordiging. Het is niet noodzakelijk zo dat elke club altijd te spreken is over de visie of het beleid van hun koepelkring, hoewel die haar wel vertegenwoordigt. Daarnaast zitten andere leden van Unifac en ASK-Stuwer in dezelfde organen als onafhankelijke studentenvertegenwoordigers die wél stemrecht hebben. Aangezien de interesse in het klassieke studentenleven afneemt, zou je het argument kunnen maken dat een vocale groep een steeds kleiner wordende verzameling van studentikoze belangen behartigt.

William is het hier niet mee eens: “We zitten bij Unifac omdat we begaan zijn met alle studenten, het is níét dat we opkomen voor de Studentenraad omwille van Unifac. Het is juist belangrijk dat we participeren in de universitaire democratie. Op die manier kunnen we deel zijn van de oplossing: veel te weinig studenten zijn mee.” Tinne Nijs beaamt dat. “Het is alleen maar positief dat er studenten zijn die zich zo engageren. Diegene bij wie het wringt dat de koepelkringen nu veel te zeggen hebben, zou zich dan verkiesbaar moeten stellen. Wees tegenkandidaat, onderneem actie.”

grote afstanden

De gesprekken over VUAS verglijden geregeld in gesprekken over Unifac of ASK-Stuwer. Als het uiteindelijk toch steeds bij de koepelkringen komt, is VUAS dan niet overbodig? Tinne Nijs: "VUAS is gewoon de verzamelnaam voor de koepelkringen. Als men de studentenvertegenwoordiging universiteitsbreed opzet, is het toch logisch dat er een universiteitsbrede afvaardiging is vanuit het studentenleven?" Bij William horen we een ander accent: "Het zou in ieder geval eenvoudiger zijn. Bij de eenmaking wilde men één grote koepelclub oprichten voor alle campussen, maar dat is gewoon onmogelijk. Een probleem is bijvoorbeeld dat als je de koepel te groot maakt, je afstand creëert tussen ons en de verenigingen die onder ons vallen. Eigenlijk zitten we al heel dicht bij onze maximumcapaciteit." Een ander probleem is de daadwerkelijke afstand. "Er zitten gewoon zoveel kilometer tussen de campussen, je merkt dat ook in de cultuur van de clubs", bevestigt Jens. "Denk aan het dopen of zaken als de verkenningsdagen. Bij alles moet de afweging gemaakt worden of het beter is voor de student om samen te werken of om het lokaal te houden."

Als VUAS enkel draait om studentikoze activiteiten en de verschillen in clubculturen te groot zijn, wat blijft er dan over? Enkel het tweejaarlijkse VUAS-galabal lijkt het. Jens stipt aan dat het galabal bij zijn weten in het leven is geroepen om contact te houden tussen de koepelverenigingen, maar dat dat al even stilligt. Maar ook dat roept vragen op. Als het galabal nodig is om het contact te bevorderen, is dat geen bewijs dat de koepelclubs nauwelijks met VUAS bezig zijn? “Eigenlijk is het gekkenwerk: dit semester is Unifac met elf, we hebben meer dan genoeg werk te doen. Pas op, ik zou graag meer tijd in VUAS steken. Als we met ASK-Stuwer verbroederen, is dat een leuke ervaring. De cultuurverschillen tussen Stads- en Buitencampus vind ik mooi. Maar de tijd en mankracht vinden is een heikel punt."

Toch mag je volgens Tinne Nijs het nut van VUAS niet minimaliseren: "De andere, niet zo zichtbare leden van VUAS werken ook achter de schermen, ze regelen de subsidies bijvoorbeeld. Ik kan geen aantal op hun samenkomsten plakken, maar ze zitten toch enkele malen per semester samen, al is het op Messenger. We proberen die koepels naar elkaar toe te laten groeien, zeker op het gebied van regels moet exact hetzelfde van toepassing zijn, ongeacht op welke campus je zit. Dat geldt voor de student zelf, maar ook voor elke club of organisatie die zich met studenten bezighoudt."

geldende regels

Die regels zijn strikt. Jens: "In een eerste fase verdeelt VUAS de subsidies snel onder de koepelclubs, die dan elk hun eigen clubs van middelen voorzien. Ze gebruiken hiervoor dezelfde principes." Zo krijgen faculteitsclubs meer naargelang het aantal studenten waarvoor ze dienen. "Het is logisch dat PSW meer geld krijgt dan Klio als je naar de opleidingsaantallen kijkt. Op universitair niveau werkt het net hetzelfde, de Stadscampus krijgt meer middelen omdat er meer studenten zijn."

"Omdat het over geld gaat dat bedoeld is voor studenten van UAntwerpen, is er ook een strenge regeling voor de praesidia; bij departements- en faculteitsclubs moet elk praesidiumlid student aan Universiteit Antwerpen zijn. Bovendien moet ook nog eens tachtig procent aan respectievelijk dat departement of die faculteit studeren. Voor de andere, meer thematische clubs in de Kringraad of het Antwerps Studentenkorps (ASK) is de studiekeuze niet van belang, maar moet ook nog steeds tachtig procent op UAntwerpen zitten."

Voor de gemotiveerde student kan dat een bron zijn van frustratie. William maakte dat zelf mee: "Ik mocht zelf niet in een praesidium omdat ik niet de juiste richting studeerde voor die club. Het is logisch dat die clubs vooral bestaan uit bestuur dat de 'correcte' opleiding studeert, maar voor kleinere clubs die het lastig hebben om goede mensen te vinden, heeft dat ook nadelen." Ook voor andere verenigingen die niet onder het klassieke studentikoze stramien vallen, is het soms lastig om aan de eisen van de koepelkringen te voldoen. In het voornoemde Statuut van de UA-student staat dat VUAS op moet komen voor het gehele studentenleven. Hoe zit het dan met levensbeschouwelijke, activistische of politieke verenigingen? "Wij zouden clubs als AYO (African Youth Organisation) er bijvoorbeeld graag bij hebben. Ik vind dat echt chapeau, die hebben hun eigen doel en dat is een verrijking, maar ik heb er geen contact mee. Ik twijfel ook of zij interesse hebben in de Kringraad. Ze worden al financieel ondersteund en krijgen faciliteiten van de universiteit; toch zou het fijn zijn als ook zij aan hun vertegenwoordiging komen."

verenigde verenigingen

De studentencoach staat op dezelfde lijn: "Het is onterecht dat die zich niet kunnen aansluiten. De Kringraadstatuten zijn te beperkend en dateren nog van de eenmaking. Elke thematische club zou universiteitsbreed moeten kunnen zijn. Je gaat me toch niet wijsmaken dat geen enkele student op Drie Eiken, Groenenborger of Middelheim geïnteresseerd is in Europa? (EKA, Europakring Antwerpen is een club die enkel op de stadscampus werkt, nvdr.) Clubs als AYO, Mahara, de Flamingo's, de Antwerpse Vrouwenclub en Hollandia zijn allemaal kringen met een meerwaarde die zich niet laten plaatsen in de historisch gegroeide tweedeling van VUAS."

Voor themaclubs klinkt het logischer om universiteitsbreed te werken, maar dat is niet vanzelfsprekend. "Als ze per se één universiteit met één studentengemeenschap willen, dan moeten ze maar twintig gebouwen op de buitencampus bijbouwen om één grote, gezellige campus te worden", grapt William. Dat betekent niet dat hij niet nadenkt over betere oplossingen voor het deel van de studenten dat momenteel niet vertegenwoordig wordt: "We hebben erover nagedacht om een extra koepel onder VUAS te zetten; waaronder diversiteitsclubs en eventueel PFK (Politiek Filosofisch Konvent; een soort koepelkring voor politieke studentenclubs, nvdr.) vallen, maar ik heb daar geen zeggenschap over. In mijn ideaalbeeld bestaat VUAS dan uit Unifac, ASK-stuwer en een derde koepel voor alle verenigingen die nu uit de boot vallen. Al deze koepelkringen worden dan vertegenwoordigd in de Studentenraad."

dozen vullen

De anderen schijnen ook wel open te staan voor verandering. Jens: "Het zou de eerste keer zijn dat er iets aan VUAS zou veranderen sinds haar oprichting. Het is een van die dingen die niet geëvolueerd zijn. Wij willen actief meedenken. Zo zijn we aan het kijken of het niet mogelijk is om koepels onder VUAS met verschillende snelheden te hebben. Nu kan VUAS enkel spreken voor de clubs die geld krijgen; soepelere regels voor andere organisaties die geen financiering willen of nodig hebben, lijkt een goede oplossing. Het moet geen groot democratisch platform worden, uiteindelijk zijn er daarvoor andere organen, maar een formelere band om aan informatie-uitwisseling te doen heeft een meerwaarde. VUAS kan daar een geschikte plek voor te zijn."

Tinne Nijs: “Ik werk hier sinds 2013 en ik heb nooit anders geweten dan hoe het nu werkt. Het gaat eigenlijk om praktische zaken. Laten we aannemen dat Unifac en ASK-Stuwer enkel de wakers rond de feesten worden. Zaken als Calamartes of de Go-kart Race komen onder VUAS; dat worden plots een dertigtal clubs die meewerken aan die evenementen. Dat is een heleboel en ik weet niet of de tijd rijp is voor zulke ingrijpende veranderingen, maar vind toch dat daar iets voor te zeggen valt. Stel dat Students on Stage en Openingsdag één groot festival wordt, recht tegenover het groot gebouw van CMI, waar Ringlandfestival doorgaat, dat kan perfect. En dan heb je een universiteitsbrede start van het studentikoze academiejaar." Op de vraag of dat gewenst is: "Waarom niet? KdG doet dat toch ook?”

Ik vraag of VUAS tot die dag een lege doos blijft. De studentencoach antwoordt onverstoord: "VUAS is geen lege doos. Dat is enkel de perceptie."



het laatste woord

27/02/2020
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘awumbuk’.

“Dag, tot nog eens!” “Ja, tot snel!” “Goed thuis!” Ik wuif nog een keer naar mijn vriendin die zich even omgedraaid heeft. Ze zwaait vrolijk terug. Daarna doe ik de deur weer achter me dicht en staar ik naar de lege gang. Ik slaak een diepe zucht, terwijl ik besluiteloos blijf staan en mijn huis weer te groot aanvoelt. Wat nu?

Herken je dat? Het holle, lichtjes ongemakkelijke gevoel dat je bekruipt nadat je bezoek is vertrokken en je even niet meer weet wat je moet doen. Wel, dat gevoel heeft een naam. Het heet namelijk awumbuk. Deze sociale kater voel je vlak nadat je vrienden zijn vertrokken, voor je begint op te ruimen of verder gaat met je dag. 

Het waren de gastvrije mensen uit Papoea-Nieuw-Guinea die vonden dat dit lege gevoel na bezoek een eigen naam verdiende. Ze hebben er zelfs een manier bedacht om met awumbuk om te gaan. Een grote kom water wordt – meestal – op tafel neergezet. Het water in de kom zou dan alle negatieve energie die het gevoel met zich meebrengt, opvangen en vasthouden. De hele nacht blijft die kom er zo staan, tot ze de volgende dag wordt leeggegoten, waarna de Papoea-Nieuw-Guineeërs weer verder met hun leven kunnen.

Het is vast niet verwonderlijk dat de grootte van je awumbuk sterk bepaald wordt door de gasten die je zojuist over de vloer had. Als het een grote groep was, lijkt je huis achteraf nog groter dan wanneer je maar een iemand op bezoek had. Ook hoelang je vrienden er waren, speelt een grote rol: iemand die bij je bleef overnachten laat een leger gevoel achter dan iemand die slechts even kwam dineren. 

De volgende keer dat er nog eens een vriend bij je over de vloer komt, weet je dus dat het zeer normaal is om je zo hol te voelen nadat hij weer vertrokken is. Nu kan je eindelijk ook een naam kleven op dat gevoel: awumbuk. Of het je ook daadwerkelijk helpt om beter met dat gevoel om te gaan, is nog maar de vraag. Wie weet, misschien moet je de volgende keer ook maar eens een kom water op tafel zetten. Baat het niet, dan schaadt het niet.



editoriaal

27/02/2020
🖋: 
Auteur

Onlangs had ik weer een retour Nederland geboekt. Ik was net op tijd de trein binnengesprongen en zette me snel tegenover een man en zijn dochter. Kort daarna verscheen de moeder met nog een zoon en peuter uit de tussenruimte. Wat onwennig drukten ze zich in de andere hoek. Enkele ongemakkelijke minuten en een vriendelijke overbuurman later konden ze mijn oude plek innemen.

Vlak na mijn verhuis begon de peuter te krijsen, waarna ze verwoede pogingen deed om naar een andere coupé te stormen. Haar moeder was alert en schoof de glazen tussendeur dicht, waarop de peuter geen antwoord had. Ontsnappingspoging mislukt. Snel zette ze haar creativiteit aan het werk. Misschien kon ze de glasplaat eruit duwen. Nee, te zwaar. Dan de deur maar optillen. Niet veel beter. Maar wacht, aan de andere kant staat de deur open, tijd voor vrijh... nee, niet mijn kraag, mama!

Creativiteit is een begrip dat men evenzeer minacht als prijst. Studeren aan de kunstacademie biedt geen toekomstperspectief volgens het publiek, maar doorgebroken kunstenaars worden op handen gedragen. Smart drugs als rilatine zouden creativiteit juist weer onderdrukken voor betere studieprestaties, creativiteit is namelijk pas goed als het geld opbrengt.

Om het tij te keren richting de positieve kant schuift dwars dit semester weer een stapel creatieve impulsen jullie kant op, kijk maar naar het Kortfilmfestival. Onze papieren deur naar nieuwe artikels kan je gelukkig, in tegenstelling tot de arme peuter, wel makkelijk zijwaarts openen.
 



poëzie

27/02/2020
🖋: 

De wind sliep aan gene zijde van het bed
en snurkte pas wanneer ze wakker werd.
Nochtans had ik gisteren nog gezegd:
samen uit en thuis voor twee, 
maar vandaag was niemand alleen thuis. 

En het raamkozijn, het raamkozijn stond open,
wat maakte dat ik vroeg: waart gij mijn deurendief?
Mijn hart sloeg over met de kracht van gras 
en ik, ik voelde mij bestolen.
Naast mijn bed stond maar één glas 
en ik bleef denken: was het raam van suiker? 

’s Ochtends smaakt rode wijn naar bloed
en de deugden van de nacht naar de zonden van vandaag.
Er was geen tijd voor zelfverwijt, 
want nog voor ik had geademd,
was het windstil in mijn hart.
 



in gesprek met Margot Bloemen

27/02/2020

Het lijkt een haast onmogelijke taak: Universiteit Antwerpen, verdeeld over negen faculteiten en drie campussen, één uniforme gestalte geven richting de buitenwereld. In een tijd waarin zowel studenten als buitenstaanders sociale media gebruiken als eerste contactpunt met de universiteit, is er meer dan ooit behoefte aan een eenduidig voorkomen op het internet. Daarom nam dwars een kijkje in de keuken van Margot Bloemen, de kersverse socialemediamanager van Universiteit Antwerpen.

In het begin van academiejaar 2019-2020 kreeg Universiteit Antwerpen langverwachte versterking op het gebied van sociale media. Nadat ze de onlinekanalen van een theatergezelschap beheerde, als freelancer verscheidene internetpagina's bouwde en twee jaar in Turkije bivakkeerde, is Margot Bloemen teruggekeerd naar haar oude liefde: de universiteit waar ze in 2007 begon aan haar opleiding Taal- en letterkunde. De universiteit zag sociale media jarenlang als een noodzakelijk kwaad van hedendaagse tijden. Toch ging ze dit jaar eindelijk overstag: Margot werd aangesteld tot socialemediamanager.

 

orde scheppen in de chaos

En zo iemand was hard nodig: tot voor kort werd de aanwezigheid van de unief op sociale media volledig geregeld door de afzonderlijke leden van de redactieraad van UAntwerpen. Alles goed en wel: belangrijke gebeurtenissen op de unief werden gedeeld, berichtjes werden beantwoord en de faculteiten mochten allemaal hun steentje bijdragen; de socialemedia-afdeling kabbelde rustig voort. Ging alles geheel vlekkeloos? Zeker niet. De redactieraad had, naast het onderhoud van de snelgroeiende sociale media, nog tal van andere taken. Ook liep de communicatie niet altijd van een leien dakje, omdat meerdere mensen aansprakelijk en verantwoordelijk waren voor de online gedaante van de unief. De combinatie van een groeiende socialemediatak, een drukke redactieraad en een warrige communicatie: daar moest vroeg of laat toch iets op gevonden worden.

De oplossing: een socialemediamanager. Sinds haar aanstelling verlaat geen post de redactie meer zonder eerst langs Margot te gaan. De aanvoerder van het socialemediateam is hét aanspreekpunt voor alles wat de universiteit op Facebook, Twitter en LinkedIn uitspookt. Dat betekent echter niet dat alle inhoud van haar eigen hand komt: "Ik bepaal niet wát er zoal gepost moet worden, eerder hoe." Immers weten de faculteiten zelf nog altijd het best wat hun (toekomstige) studenten interesseert. Met onder andere de invoer van een duidelijke huisstijl en door ervoor te zorgen dat zowel de centrale universiteit als de verschillende faculteiten dezelfde toon en frequentie in hun berichtgeving gebruiken, wordt er een grote schoonmaak gehouden in de online présence van de universiteit. Zo'n grote omwenteling is een lang proces: "We zijn vooral nog bezig met coördineren. Een concreet socialemediaplan staat nog in de kinderschoenen."

De verbetering in de communicatie is niet eenzijdig: ook de interactie tussen student en universiteit is verbeterd. Als je als student een berichtje stuurt via sociale media, is het nu veel waarschijnlijker dat je óf een goed antwoord krijgt, óf naar de juiste persoon doorgestuurd wordt. "Ik moet soms ook een beetje klantenservice spelen." Haar inbox is een waar rariteitenkabinet: berichtjes van mensen die een studentenkaart ergens van de straat gepikt hebben, oma's die per abuis een selfie uit kikvorsperspectief doorsturen, vragen over het tupperwarebeleid van de komida… "Het is vooral heel erg leuk. Om fatsoenlijke antwoorden te kunnen geven, spreek ik met totaal verschillende medewerkers van de unief!"

 

teruggeworpen in het studentenleven

Maar door alleen met medewerkers te spreken kom je er niet: de universiteit heeft weliswaar een groot aantal proffen en onderzoekers, maar dat valt in het niet vergeleken met de hoeveelheid studenten aan de unief. Als socialemediamanager is het dus belangrijk om niet alleen van bovenaf content te maken, je moet ook weten wat er bij de studenten zelf speelt. Tijdens haar eigen studententijd zat Margot middenin het studentenleven, als onder andere jobstudent bij een café en redactielid bij dwars, maar nu is het studentenleven haar evenmin vreemd: "Als student zat ik toch nog wat in de 'Taal- en letterkundebubbel', maar in deze functie zie je pas echt wat de universiteit en haar studenten zoal organiseren." Zo staat ze letterlijk tussen de studenten bij het maken van promotiemateriaal: bij de zogenaamde take-overs op sociale media, waarbij een student inhoud maakt voor de socialemediapagina, is er veel over-en-weercontact met de student. Ook gaat ze zo veel mogelijk naar evenementen die rond de universiteit spelen, zoals de opening van het nieuwe Prinses16, dat sinds kort de studentenraad en de redactie van dwars herbergt. "Je spreekt op dat soort evenementen met veel studenten, dat geeft ook weer een kijkje in het studentenleven."

Die betrokkenheid uit zich eveneens in de hoeveelheid mensen die worden bereikt op de socialemediakanalen van de universiteit: er is veel interactie rondom de artikelen over het studentenleven. Toch moet er een balans gevonden worden. Zo is Margot spaarzaam met het delen van berichten van de verschillende studentenverenigingen die de unief rijk is: Universiteit Antwerpen is in de eerste plaats een onderzoeksuniversiteit en dat moet ze uitstralen naar de buitenwereld. De sociale media van de universiteit kunnen niet te veel nadruk leggen op content van de studentenverenigingen en hun TD's. Zo zouden ze de verhouding tussen enerzijds het speelse van wat de studenten organiseren en anderzijds het ernstige wetenschappelijke onderzoek uit het oog verliezen. Dat maakt natuurlijk een groot deel uit van het DNA van Universiteit Antwerpen. Uitgerekend deze harmonie in onderwerpen is waarom een socialemediamanager in de eerste plaats nodig was.

 

de bouw van een aangezicht

Toch zijn posts over wetenschappelijke prestaties en de capriolen die de studenten uithalen slechts een klein stukje van de puzzel. Hoewel deze berichten natuurlijk erg interessant zijn voor degenen die al met de universiteit zijn verbonden, spelen sociale media meer dan ooit een grote rol in de profilering van bedrijven en instanties: UAntwerpen is daar geen uitzondering in. Een eerste stap in die profilering van de universiteit is het voorzichtig implementeren van terugkerende formats, waarvoor Margots hechte collega Barbara Dzikanowice verantwoordelijk is: misschien dat je #hetcijfer al eens voorbij hebt zien komen, waarin berichten over de universiteit in één cijfer worden neergezet. Het meest recente voorbeeld: in een recente studie gaf 46,8% van de ondervraagden toe dat ze al eens experimenteerden met BDSM. "Die is inmiddels al geblokkeerd op Instagram", geeft Margot niet helemaal zonder trots mee.

Met het oog op de toekomst is het werven van nieuwe studenten altijd nog het allerbelangrijkste. 'Bepaal mee de toekomst. Kom studeren aan Universiteit Antwerpen', prijkt in de bio van de Instagrampagina, gevolgd door een link om daad bij woord te voegen. De werving van studenten is ook voor Margot iets compleet nieuws, omdat een universiteit en een commercieel bedrijf toch net even iets anders zijn. "In een commerciële setting moet een persoon iets idealiter anderhalve keer zien voor die een product wil kopen. Als universiteit moet je constant aanwezig zijn als je wilt dat iemand student wordt." Dan moet je ook een interessante boodschap uitdragen. 't Stad staat vaak centraal in die boodschap: voor een groot deel van de scholieren die willen gaan studeren is − weinig verrassend − de stad waarin de universiteit staat één van de grootste redenen om zich in te schrijven. Het motto luidt dus: héél doelgericht adverteren naar studiekiezers en 't Stad ophemelen, maar ook veelvuldig vertellen wanneer de infomomenten eraan komen: "Mensen gaan hier niet studeren vanwege een Facebookberichtje, persoonlijk contact blijft het belangrijkst."



over boybanddromen, Amerikaanse studenten en politiethrillers

27/02/2020
🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die ze zelf niet durven stellen. Maarten Van Ginderachter is hoogleraar binnen het departement Geschiedenis. Hij publiceerde al tal van werken, voornamelijk rond het fenomeen van nationalisme. Toch is hij meer dan een historicus. Naast al zijn werk, vond hij een halfuurtje om ons te tonen wie professor Van Ginderachter echt is.

Wat vindt u het leukste aan professor zijn?

Het lesgeven is waar ik het meest plezier aan beleef. Dat is de manier om rechtstreeks impact te zien. Als je onderzoek doet en je artikelen of boeken publiceert, dan krijg je daar altijd maar met vertraging respons op. Terwijl je meteen input krijgt als je lesgeeft aan studenten en dat directe contact geeft me meer arbeidsvreugde. Het onderzoek is natuurlijk heel leuk, maar als historicus zit je meestal in archieven en dat doe je op je eentje. Als je dan iets leuks vindt, duurt het een tijdje voor je daar reactie op krijgt en dat is toch heel anders. Ik heb het onderwijs echt nodig om het evenwicht te bewaren met mijn onderzoek en mijn administratieve taken.

Vindt u dat u van uw hobby uw beroep heeft gemaakt?

(lacht) Nee, dat vind ik een vreselijk cliché. Voor een goed evenwicht heb je hobby’s nodig buiten je beroep. Als je van je hobby je beroep maakt, dan vergroot de kans dat je een vakidioot wordt. En dat is het laatste wat ik wil zijn. Mijn belangrijkste hobby op dit moment is dan ook Nieuwgrieks leren. Ik probeer om de zoveel jaar eens iets nieuws en dat is het laatste nieuwe. Daarnaast speel ik ook nog minivoetbal en ben ik veel bezig met mijn kinderen.

Het is geen geheim dat u af en toe in Amerika vertoeft.

Ja, dat is inderdaad iets wat ik heel graag doe. We zijn met het hele gezin drie keer een half jaar naar de VS gegaan. Dat zijn ervaringen die echt als eyeopeners werken. Ik heb er ook lesgegeven. Dat was zeer interessant. De studenten daar benaderen de lessen en de universiteit op een heel andere manier dan hier. Amerikaanse studenten komen bijvoorbeeld enorm voorbereid naar de les. Door het hoge collegegeld voelen ze zich verplicht om alles uit hun studie te halen. Hier durven studenten al eens te brossen of onvoorbereid in discussieseminaries te zitten. Amerikaanse studenten staan ook sneller klaar met een mening, hoewel die niet noodzakelijk beter onderbouwd hoeft te zijn.  

U schreef een tegenfeitelijke geschiedschrijving. Gooit u daarmee niet de eigen ramen in?

Neen, hoor. Het idee daarbij is dat geschiedenis altijd rond interpretatie draait en nooit enkel rond feiten. Historici proberen complexe maatschappelijke evoluties te verklaren. Om de oorzaken van een bepaald fenomeen te vinden moet je altijd rekening houden met alternatieve scenario’s. Historici houden steeds hetgeen niet is gebeurd in hun achterhoofd. Dat is nodig om te kunnen verklaren wat er wel heeft plaatsgevonden. Bij een tegenfeitelijke geschiedschrijving komen al die alternatieven aan het licht. Dat is een zeer interessante manier om geschiedenis te schrijven. Je toont immers dat er op elk moment ook alternatieven mogelijk waren. Een belangrijke les voor het heden en de toekomst!

Zou u graag opnieuw student zijn?

Niet echt, ik ben vooral heel blij dat ik geen examens meer heb. Die periodes waren voor mij zeker niet de meest aangename. In mijn tijd was dat wel nog compleet anders, want wij werkten met jaarvakken. Je kon dus als het ware het hele jaar niets doen en dan had je in mei de hele maand vrij om te blokken. Ik denk dat wij op die manier veel vrijer waren dan de studenten nu. Aan de andere kant worden de studenten nu wel veel beter begeleid. Tot grote spijt van sommigen zijn er veel meer feedbackmomenten. Bij ons was het een beetje zwemmen of verzuipen. Ik hoop dat dat nu veel minder het geval is.

En voor diegene die denken dat hun traject wat hobbelig verloopt, ikzelf heb eerst een diploma Taal- en letterkunde behaald, Nederlands-Engels. Omdat ik daarna nog niet wilde gaan werken, ben ik toevallig Geschiedenis gaan studeren en daar bleek ik dus wel aanleg voor te hebben. Je komt dus altijd wel op je plekje terecht!

Als u niet aan de universiteit zou werken, wat zou u dan doen?

Toen ik puber was, had ik de droom om in een boyband te zitten. Het was een wilde droom natuurlijk, want ik ben niet echt muzikaal begaafd. Wat ik wel kan, is op basis van drie seconden intro, popmuziek uit de eighties herkennen. Dat is natuurlijk de muziek waarmee ik ben opgegroeid. (lacht) Mijn muziekkennis is een fossiel van de jaren ‘80. Tegenwoordig komt daar af en toe een nummer bij waar mijn kinderen naar luisteren. Ik sta zelfs af en toe onbedoeld mee op een TikTok van mijn dochter, tot haar grote frustratie.

Wat is uw guilty pleasure?

Ik lees heel graag buiten mijn vakdomein. Vaak zijn dat dan politiethrillers. Mijn lievelingsauteur is Michael Connelly. Dat wordt beschouwd als pulp, maar ik vind dat zeer goed. Verder sta ik heel graag in de keuken. Dat zie ik zelfs als een hobby. Een geweldige artiest ben ik niet als kok, maar de recepten van Jeroen Meus mislukken gelukkig nooit. Ik beschouw mezelf niet zozeer als iemand die kan koken, eerder als iemand die eten kan klaarmaken. Ik kook ook graag oosters, daar hoort dan natuurlijk veel koriander bij.



de dwarsdoorsnede

27/02/2020
🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer is het aan Sam Fender, die op dinsdag 25 februari 2020 de AB wist te vullen. 

Het voorprogramma van The Pale White is voor mij tandenbijten tot het voorbij is. Echt niet mijn ding dus. Het staat veel te luid en de zanger laat zich net iets te vaak op de knieën vallen. Omdat de band zo luid speelt, versta je de tekst niet eens, maar ik laat het niet aan mijn hart komen: een tegenvallend voorprogramma hoeft de avond niet te verbrodden. Wanneer de lichten dan eindelijk voor de tweede keer uitgaan, schieten mijn enthousiasme en adrenaline wel meteen omhoog. Het mag dan de derde keer op een jaar tijd zijn dat ik Sam Fender live zie, mijn hart klopt nog steeds luidkeels in mijn keel wanneer hij het podium op loopt. Ik kan dan ook niet anders dan mezelf een superfan te noemen.

Met Will We Talk? vliegt hij er meteen stevig in en krijgt hij de uitverkochte zaal direct aan het zingen. Die zaal is de ideale mix tussen jong en oud, man en vrouw, wat een heel levendig beeld oplevert. Het zorgt voor een heel interessante dynamiek in het publiek. Na zijn opening gaat hij even energiek verder met Millenial, een nummer waarin hij lacht met hoe de rest van de wereld naar die generatie kijkt. 

Greasy Spoon is een verrassing voor me, aangezien hij dat nog niet eerder in België gebracht heeft. Ik ben wel razend enthousiast, zing elk woord dat ik ken trouw mee en sta te shaken. Ik ben dan ook zeer blij dat het lied live zijn recht krijgt. Sam Fender zingt niet alleen fenomenaal, hij staat ook energiek op het podium en is zeer spontaan en grappig in zijn bindteksten over heel de avond heen. Hij noemt het Belgische publiek een van de meest respectvolle publieken waar hij ooit al voor heeft opgetreden. Ook geeft hij aan een fan een drumstok weg met persoonlijk sterrenbeeld en vertelt hij over hoe zijn huiseigenaar vroeger een ‘arsehole’ was en weinig begrip had voor zijn financieel moeilijke situatie. Voor een fan die luidkeels om een selfie roept, moet hij wel passen.

Met zijn nieuwste single Hold Out krijgt hij opnieuw heel de zaal mee. Dat ik de tekst van het recent uitgekomen nummer nog niet volledig ken, houdt me niet tegen om het beste van mezelf te geven. Ook All is On My Side krijgt van mij alle aandacht die het verdient. Ik heb op het balkon best wat bewegingsruimte en daar maak ik optimaal gebruik van. Alleen jammer dat Sam Fender elke keer achter een paal verdwijnt als ik te veel naar rechts afwijk. 

Mijn absolute hoogtepunt komt na The Borders, wat op zich al een geweldig nummer is, maar niets kan Dead Boys overtreffen. Het is het nummer waarmee ik hem heb leren kennen en live is kippenvel gegarandeerd. Voor mij is dit ook een van de belangrijkste liederen die de afgelopen jaren geschreven zijn. Het kaart de zelfmoorden aan die onder veel jongens in zijn geboortestad plaatsvonden. De manier alleen al waarop dit stevige onderwerp wordt aangehaald, maakt dit nummer steengoed, de fantastische zang en muziek maken er een meesterwerk van. We close our eyes, learn our pain, nobody ever could explain all the dead boys in our hometown. Daar wordt het publiek even stil van. Na dit hoogtepunt speelt Fender het nummer waarmee zijn carrière begon: Play God. Voor sommigen misschien bekend door FIFA 19 als soundtrack van het spel. Hiervoor vertelt hij het verhaal rond dit lied en hoe hij de zang en gitaar nog heeft opgenomen in een oude schuur. Je hebt niet veel nodig als je nummers kan schrijven en kan zingen als Sam Fender. 

Ook met Hypersonic Missiles staat heel de zaal mee te zingen en te joelen, ik uiteraard ook. Het is dan ook de title track van zijn debuutplaat. Fender kondigt hierbij ineens aan dat dit het moment in zijn optreden is waar ze doen alsof het het laatste nummer is. Uiteraard joelt het publiek zo luid dat hij niet veel later alweer terug op het podium staat. White Privilege, een nummer dat deels over Brexit gaat, onderbreekt hij even om ons mee te delen dat hij daar absoluut tegen was. Zijn speech waarin hij vertelt hoe zijn generatie genegeerd werd, is ontroerend. Daarna begint hij opnieuw een zingt zoals hij die avond nog niet gezongen had. Ik had niet gedacht dat dat nog mogelijk was. 

Fender zorgt nog voor een spectaculaire afsluiting met het bijzonder energieke That Sound en een cover van zijn grote muzikale held: Dancing in the Dark van Bruce Springsteen. Ik geef een laatste keer alles wat ik in me heb en zie Sam Fender dat op het podium ook doen. Zijn set duurde niet lang, maar hij en ik hebben er alles uitgehaald wat we konden. 

Zoals eerder gezegd, was het ondertussen al mijn derde keer dat ik Sam Fender live zie. Elke keer weer geniet ik ten volle van zijn optredens, maar ondertussen kan ik wel vaststellen dat zijn setlists altijd sterk op elkaar gelijken. Op zich hoeft dat geen drama te zijn, het is absoluut een formule die werkt, maar misschien zou het fijn zijn als hij de volgende keer zijn nummerkeuze wat omgooit. Fender heeft nog parels op zijn plaat zijn die zeker het live podium verdienen. Alleen hoop ik dan wel dat Leave Fast zijn weg terugvindt, dat nummer was de vorige keren ook steeds een hoogtepunt voor mij.

Sam Fender is misschien nog geen al te grote naam in de muziekwereld, maar met zijn stem, muziek en teksten is dat nog maar een kwestie van tijd. Zijn debuutalbum werd nummer 1 in het Verenigd Koninkrijk en hij heeft de Critics' Choice Award al achter zijn naam weten schrijven. Hij heeft alle elementen in huis en er staat hem nog een grootste carrière te wachten. Ik neem het je niet kwalijk als je hem nog niet kent, maar misschien wordt het dringend eens tijd. Een meesterlijke artiest als deze kom je niet vaak tegen.