dwarsligger

22/03/2025
🖋: 

De homo sapiens studentus, of dwarsligger in de volksmond, is een bijzondere soort. Naast de kenmerkende activiteit van studeren, staan de exemplaren van dit ras vooral bekend als genieters van het (nacht)leven. Maar hebben zij ook andere geheimen prijs te geven? dwars zoekt het uit in hun natuurlijke habitat, het kot. Of in dit geval: het rusthuis.

Wanneer ik een rustig woonerf insla in de wijk Sint-Andries, vraag ik me af of ik wel op de juiste plek ben; voor me staat geen typisch kotgebouw, maar een woonzorgcentrum. Tristan vertelt me aan de telefoon dat het gebouw niet langer ouderen huisvest en wel degelijk zijn kotgebouw is. Hierop ga ik binnen en een kotgenoot neemt me mee naar boven in de ietwat gammele, verouderde lift. Op de gang naar Tristans kamer moet ik opletten dat ik geen bal tegen mijn hoofd krijg, want de gang wordt tijdens mijn bezoek gebruikt als sportruimte. Achter een deur beplakt met memes en de twee grootste googly eyes die ik ooit heb gezien, bevindt zich de kamer waar ik moet zijn. Hier woont Tristan: 22, student TEW aan UAntwerpen, quaestor van Mythica en iemand die je zo in het woordenboek zou kunnen vinden onder de term joviaal.

het kot

Allereerst geef ik hem een bos bloemen, want Tristan heeft iets te vieren: twee dagen eerder won hij de eerste praesesverkiezingen van Mythica, een studentenclub die zich richt op geeks en nerds van alle Antwerpse hogeronderwijsinstellingen. Dit toont zich ook in zijn kamer: achter het bed ligt een twintigzijdige dobbelsteen en een hoop stripboeken, zijn nachtkastje zit vol met kaartspellen, Dungeons & Dragons-posters sieren de muur en het bureau ligt bezaaid met materiaal om miniatures te schilderen en onafgewerkte character sheets. Tussen deze spullen zie ik ook een gitaar, foto’s van zijn vrienden en lief en een bak bier. Het toont meteen wat ik moet verwachten: een sociale levensgenieter en een geek.

Ik neem met Tristan plaats op zijn bed − dat trouwens nog steeds het vroegere ziekenhuisbed is − en vraag allereerst waarom hij in een voormalig woonzorgcentrum woont. “Dit is een heel oud WZC en ze willen een nieuw gebouw zetten, maar daarvoor hebben ze vergunningen nodig. In de tussentijd besloten ze de kamers als koten te verhuren. Eerst hadden ze geschat dat het een jaar ging duren, maar ondertussen zit ik hier al twee jaar. Waarschijnlijk zullen binnenkort voor het derde jaar de inschrijvingen beginnen.” Na die twee jaar is er al een hechte sfeer: zo kwamen zijn kotgenoten spontaan mee supporteren op de praesesverkiezing zonder dat ze zelf konden stemmen. Ook het kille WZC-interieur hebben de studenten gezellig weten te maken. Zo hebben ze de oude leefruimte naast de keuken ingericht met gratis zetels van Facebook Marketplace. Overal op de muren van de gangen en leefruimtes plakken memes en googly eyes. Dat laatste is geheel Tristans werk.

Ik vraag of hij hier ook al leuke lotgevallen heeft meegemaakt: “We vonden hier een vervloekte pop en ik heb die Anne-Marie genoemd, naar een van mijn favoriete cantusnummers. We plaatsten haar overal en zette haar voor iedereens deur. Ik was een avond op cafĂ© gegaan en had blijkbaar mijn kamerdeur niet op slot gedaan. Toen ik terugkwam stond Anne-Marie ineens op mijn toiletpot. Ik weet nog steeds niet wie dat gedaan heeft.” Dan is er ook nog het verhaal waarbij hij met een maat en drie vriendinnen, die hij pas een week daarvoor leerde kennen op een cantus van Mythica, pasta ‘Carabonara’ kookte. Dat is gewone pasta carbonara maar het kookwater is deels Cara Pils. “Ik haat het om het toe te geven, maar eigenlijk was het heel lekker”, aldus Tristan.

studentenclub

Het is duidelijk dat Tristan niet zomaar tot praeses verkozen is; je ziet meteen dat zijn studentenclub een heel centrale rol inneemt in zijn leven. Hij zegt zelf dat 70% van zijn sociale leven rond de club draait en dat hij daar het merendeel van zijn vrienden, en zelfs zijn lief, heeft leren kennen. “Ik had een jeugdvriend verloren – iemand waar ik zeer close mee was – en ik had ruzie met mijn vrienden van het middelbaar, waardoor ik niet echt steun had. Toen heeft iemand die ik ken van mijn lessen mij meegenomen naar de Geeky Cauldron, het stamcafĂ© van Mythica. Dankzij hem heb ik daar mensen leren kennen en later ging ik mee naar de spelletjesavond van Mythica. Daardoor had ik onmiddellijk een hele groep mensen die om mij bezorgd waren en mij door deze moeilijke tijd hielpen.”

Hij vertelt me een verhaal over een keer dat ze op het ledenweekend van Mythica met zes personen achteraan in een laadbak zaten om alcohol te gaan halen voor de volgende avond. Niet echt legaal, maar hij verzekerde me dat iedereen nuchter was en dat ze over rustige wegen reden. “Ik denk dat dat het studentenleven is: spontaan domme dingen doen, impulsief, en er zit altijd wel een kantje alcohol aan.” Later in het gesprek benadrukt hij evenwel dat hij genoeg fantastische momenten heeft gehad toen hij nuchter was en je niet moet drinken om als student plezier te hebben: ook bij Mythica wordt alcohol nooit verplicht.

Zelf beschrijft hij op kot gaan en lid worden van Mythica als de twee beste keuzes van zijn leven. Qua afstand moet hij eigenlijk niet op kot; zijn ouderlijk huis is maar twintig minuten met de tram van de campus. Volgens hem was het een goede keuze om verantwoordelijkheid op te nemen en onafhankelijk te worden. Bovendien merkte hij dat zijn punten erop vooruitgingen. Ik vraag hem nog naar zijn laatste advies voor andere studenten: “Ik heb talloze verhalen gehoord van studenten die zich eenzaam voelen en die dan de juiste studentenclub vinden – niet per se de onze – en dat is meestal waar hun sociaal leven begint. Voor het mentale welzijn van de student vind ik studentenclubs ongelofelijk belangrijk. Dat is ook mijn allerbelangrijkste tip die ik kan geven aan nieuwe studenten: ga bij een studentenclub.”



recensie

22/03/2025
🖋: 
Auteur extern

Twisted Frames


Ter ere van Internationale Vrouwendag keken we naar het Turkse Mustang van Deniz Gamze ErgĂŒven. Het verhaal volgt vijf weeszussen die bij hun grootmoeder en oom op het Turkse platteland wonen. Nadat de zussen met enkele jongens een spel spelen in de zee, besluit hun oom dat hun kuisheid is aangetast en dat ze daarom zo snel mogelijk moeten uitgehuwelijkt worden. Doordat ze om de beurt een echtgenoot aangewezen krijgen, wordt hun zussenband alleen maar versterkt. ErgĂŒven geeft de toeschouwer een intieme blik in hun leven, zowel op momenten van verzet als van machteloosheid.

Die intieme blik wordt vooral verwezenlijkt door het gebruik van de camera. Doorheen het verhaal wordt de vrijheid van de meisjes ingeperkt. Onder andere door de bouw van hekken rond het huis lijkt de camera steeds dichterbij te komen, wat resulteert in een claustrofobisch gevoel, waarbij de kijker mee met de zussen opgesloten zit.

Vrijheid, zusterschap, vrouwelijkheid, angst en verzet staan centraal in Mustang. Wanneer we kennis maken met de zussen zijn ze nog jong en speels, maar ze worden al snel geforceerd om vrouw te worden. Omdat ze dit proberen te ontwijken, wordt hun vrijheid alleen maar meer ingeperkt. Toch blijven ze zich verzetten, onder andere door plezier te maken, grotendeels op het initiatief van de jongste zus. Niettemin blijft machteloosheid hen boven het hoofd hangen, waardoor ze uiteindelijk een ontsnapping plannen. Verder creĂ«ert de onderlinge spanning ook een angst, die effect heeft op de andere vrouwen van het dorp. Ze maken zich voortdurend zorgen over hun imago in het dorp en de gedachten van hun echtgenoten, maar durven af en toe toch een oogje toe te knijpen om de zussen uit de nood te helpen. ErgĂŒven zet een realistische portrettering neer van zusterschap, omdat de zussen elkaar plagen, maar ook voor elkaar opkomen en zich over elkaar ontfermen. Mustang is hierdoor een mooie mengeling van universele thema’s en cultureel-specifieke elementen.

Verder zit het verhaal boordevol metaforen, zowel op narratief als op filmisch vlak. De deeghapjes die ze moeten bereiden zijn een spiegeling van hoe ze geforceerd tot vrouw gekneed worden. Daarnaast verbergt de vormeloze kledij die ze moeten dragen hun jeugdigheid. Bovendien lopen ze binnen soms letterlijk tegen de muur, op zoek naar een weg uit het huis, dat meer en meer een labyrint lijkt te worden. Dit wijst ook op het verstikkende gevoel dat ze ervaren en hun nood om te ontsnappen naar de anonimiteit van het verre Istanbul. Tenslotte herkenden we enkele elementen van Sofia Coppola’s The Virgin Suicides en Matilda van Roald Dahl.

We hebben zeker genoten van de bitterzoete film Mustang, maar voor ons miste er wel wat een wowgevoel. Toch vonden we de film zeker passen bij Internationale Vrouwendag.

★★★★

See you next time,

Twisted Frames



antwerpen

22/03/2025
🖋: 

Het Britse volkslied God Save the King, of God Save the Queen als er een vrouwelijke monarch regeert, wordt al eeuwenlang beschouwd als een van de meest iconische hymnes ter wereld. Maar wat als dit nationale symbool eigenlijk een Antwerpse oorsprong heeft? Hoewel de herkomst van het lied omgeven is door mysterie, wijst een theorie op een connectie met de Engelse componist John Bull, die een belangrijk deel van zijn leven in Antwerpen doorbracht.

John Bull (ca. 1562–1628) was een Engelse componist, organist en klavecinist. Hoewel zijn populariteit vandaag de dag is afgenomen, geldt hij nog steeds als een van de meest invloedrijke muzikale figuren van zijn tijd. Hij werd geboren in het graafschap Somerset en kreeg zijn opleiding aan de prestigieuze Koninklijke Kapel in Londen, waar hij later zelf als componist en organist diende. Zijn mooie composities brachten hem in de gunst bij Koningin Elizabeth I, die hem benoemde tot een van haar persoonlijke musici.

Bulls carriĂšre verliep echter niet zonder problemen. In 1613 zou hij Engeland hebben moeten verlaten, vermoedelijk vanwege financiĂ«le moeilijkheden en beschuldigingen van immoreel gedrag zoals overspel en het verwekken van buitenechtelijke kinderen. Andere bronnen vermelden dan weer dat hij door het Engelse hof op een spionagemissie naar het continent werd gestuurd, onder het mom van ‘een reis voor zijn gezondheid’. Hij bezocht de Zuidelijke Nederlanden (het huidige BelgiĂ« en Luxemburg), een gebied dat destijds deel uitmaakte van het Spaanse Rijk en een toevluchtsoord bood aan verschillende Engelse ballingen, zoals hij dat zelf was. Doorheen zijn reis passeerde hij verscheidene steden, waaronder Brussel. Hier kreeg hij een job aangeboden in de rechtbank, al was dit van korte duur. Na correspondentie met het Engelse hof kwam zijn verleden aan het licht en werd hij ontslagen. Daarna vestigde hij zich definitief in Antwerpen, dat in die tijd een belangrijk cultureel en economisch centrum was, met een bloeiende muzikale scene waar Bull zich snel in mengde.

In Antwerpen was hij de organist van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, een prestigieuze positie in een van de belangrijkste kerken van de Lage Landen. Hij werd er gerespecteerd om zijn muzikale talent en werkte samen met andere componisten en musici. Hij bleef componeren en zijn stijl verder ontwikkelen. Het is ook tijdens deze Antwerpse jaren dat sommigen vermoeden dat hij de melodie componeerde die later bekend werd als God Save the King.

van Antwerpen naar Londen

De precieze oorsprong van de melodie van God Save the King blijft onderwerp van discussie. Zo schrijven sommigen het toe aan Henry Carey, het neefje van de bekende Engelse koningin Anne Boleyn. Anderen wijzen dan weer op mogelijke Franse invloeden uit het lied Grand Dieu, sauve le Roi uit 1686. Toch is er bewijs dat de melodie al in de vroege zeventiende eeuw bestond, wat perfect aansluit bij de periode waarin Bull actief was in Antwerpen. Sommige muziekhistorici suggereren dat Bull de basis legde voor de melodie die later zou zijn geëvolueerd tot het volkslied dat we vandaag kennen.

Een interessante theorie stelt zelfs dat Bull de melodie oorspronkelijk componeerde als eerbetoon aan Koningin Elizabeth I, die regeerde van 1558 tot 1603. Dit zou betekenen dat God Save the King begon als een loflied voor de Tudorkoningin, voordat het zich verder ontwikkelde tot het nationale volkslied.

John Bull en de speculaties

Er zijn echter geen harde bewijzen die bevestigen dat Bull de componist van God Save the King is. De theorie dat hij het lied zou hebben geschreven, is gebaseerd op de symbolische associaties tussen Bull en de Engelse monarchie. Bull werd vaak beschouwd als een nationaal symbool van Engeland, net zoals de naam “John Bull”, die later zou worden gebruikt als bij naam voor de typische Engelsman. Het idee dat hij de componist zou zijn, kan voortkomen uit de wens om de oorsprong van het lied te verbinden met een patriottische Engelse figuur. Zelf keerde hij nooit terug naar Engeland, maar zijn vele connecties met andere grootheden leiden tot de theorie dat het vanuit Antwerpen naar Engeland overwaaide.

Het is mogelijk dat de melodie van God Save the King al bestond in de vroege zeventiende eeuw, misschien in een ruwe of voorlopige vorm. Het zou dan later worden aangepast en verfijnd door andere componisten, zoals Henry Carey, voor het publiek in Engeland. De connectie met Bull blijft dus speculatief, hoewel zijn muzikale invloed zeker een rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de Engelse muziek in de zestiende en zeventiende eeuw.

een vergeten erfgoed?

Hoewel er geen definitief bewijs is dat Bull daadwerkelijk de componist is van God Save the King, geeft zijn Antwerpse verblijf een fascinerende draai aan de geschiedenis van het lied. Het roept de vraag op of we de herkomst van een stukje Brits nationaal erfgoed eigenlijk in de straten van Antwerpen moeten zoeken. Wat als de klanken van dit iconische volkslied ooit weerklonken in de Kathedraal van Antwerpen, lang voordat het in Engeland een symbool werd van monarchie en nationale trots?

Wat er ook waar mag zijn van deze theorie, het is een mooi voorbeeld van hoe muziek door de eeuwen heen grenzen overstijgt en culturen verbindt. Misschien moeten we de volgende keer dat we God Save the King horen, even denken aan een organist in het hart van Antwerpen die mogelijk de eerste noten op papier zette.



antwerpen

22/03/2025
🖋: 
Auteur

Antwerpen herbergt niet alleen de grootste Chinese buurt van België, maar ook een verhaal dat verder reikt dan de geur van verse ramen en knapperige pekingeend. Achter de levendige façades van de Van Wesenbekestraat schuilt een rijke geschiedenis die maar weinigen kennen. Hoe is de Chinese wijk van de Koekenstad eigenlijk ontstaan? Om deze vraag te beantwoorden, trok ik naar het Red Star Line Museum, waar sinds 30 januari de tijdelijke expo Familiegeluk loopt. Hier heb ik afgesproken met Ching Lin Pang, hoogleraar bij het departement Vertalers en Tolken en gastcurator van deze tentoonstelling.

Chinatown verwijst naar enkele straten in de stationsbuurt van Antwerpen zoals de Van Arteveldestraat en Van Wesenbekestraat. In deze laatste ligt ook de grootste Aziatische supermarkt van het land: Sun Wah. Het was pas na de komst van dit warenhuis dat de buurt met de Chinese cultuur geassocieerd werd. In 2001 volgden de marmeren leeuwenbeelden, die de Vanwesenbekestraat moeten beschermen, en de achttien lampions boven de straat. Als gevolg van een nauwe samenwerking tussen de vereniging van Chinatown en de stad Antwerpen werd als kers op de taart in 2010 een pagodepoort geplaatst, wat de buurt compleet ‘Chinees’ maakte. Zo werd onze stad de tweede op het Europese continent met een poort, de andere bevindt zich in Den Haag. De pagodepoort is gemaakt in haar thuisland en werd daarna in stukken verscheept naar de Koekenstad. Een paar gebouwen verder bevindt zich, op nummer 61, de Fo Guang Shantempel. Als voorbijganger zou je er zo voorbijlopen, maar dit onopvallende huis is een boeddhistische tempel van een grote, gelijknamige orde, waarvan de hoofdzetel in Taiwan ligt.

expo Familiegeluk

QuĂĄn jiā fĂș, deze drie Chinese tekens in neonletters, die samen het woord ‘Familiegeluk’ vormen, begroeten me aan het begin van de nieuwe tentoonstelling in het Red Star Line Museum. Na een vriendelijk onthaal door vrijwilligster Mariette ontmoet ik mijn gids: professor Ching Lin Pang. Ze werd gevraagd om als gastcurator op te treden omdat ze jarenlang onderzoek heeft gedaan naar de Chinese migratie en Chinatown. Als onderzoekster publiceerde ze daarnaast nog verschillende wetenschappelijke artikels.

meneer Liang en China West

Pang begint haar verhaal bij Cho-In Liang. Hij werkte als scheepskok en kanonnier op de stoomboot van de CMB (Compagnie Maritime Belge), totdat deze getorpedeerd werd. Het schip werd gerepatrieerd naar Antwerpen en eenmaal terug aan wal besloot Liang – mede door gezondheidsproblemen – zich te vestigen in het Schipperskwartier. Om brood op de plank te hebben, begon hij met wat hij goed kon: loempia’s en Madras curry maken. Deze verkocht hij in een kraampje op het Sint-Jansplein, waar toen uitsluitend cafĂ©s lagen. Door de afwezigheid van andere eetgelegenheden, werden de loempia’s een groot succes bij de hongerige cafĂ©bezoekers. Daarnaast verkocht hij zijn befaamde Madras curry, die hij in India had leren kennen. De ex-scheepskok verdiende op deze manier genoeg geld en kon zo in november 1952 met zijn vrouw hun eigen restaurant China West oprichten. Het Chinese restaurant was, het zit zelfs in de naam, een mix tussen de oosterse keuken en de westerse. Door in België liet Liang zijn nieuwe landgenoten kennis maken met nieuwe gerechten. Het restaurant werd een beroemde plaats waar diplomaten en zelfs een Miss Taiwan kwamen eten. De eigenaar van China West liet andere koks uit Hongkong naar Antwerpen komen om in zijn keuken te werken. Hij behandelde zijn werknemers goed en gaf hun naast kost en inwoon ook nog een loon. Zo konden personeelsleden hun familie laten overkomen en sommigen richtten daarna hun eigen zaak op. De grote aantrekkingskracht van Liangs restaurant zorgde mede voor een tweede migratiegolf van Chinese emigranten, waar ook gastcurator Pang deel van uitmaakte.

van Hongkong naar Antwerpen

“Mijn vader vertrok in 1967 om zich bij het keukenpersoneel van China West te voegen. In Hongkong was hij politieagent. Hij had initieel geen emigratieplannen, maar door de toenemende binnenlandse spanningen – Hongkong was toen nog een Britse kroonkolonie – besloot hij om naar Antwerpen te trekken. Hij werkte hard en kon ons laten overkomen.” Zijn jongste dochter Ching Lin Pang was pas zes jaar toen ze met haar familie in 1969 aankwam in BelgiĂ« en ze herinnert zich de reis nog als de dag van gisteren. Tijdens de rondleiding vertelt ze hoe haar familie door Maggie, Liangs dochter, werd opgehaald van de luchthaven en naar hun nieuwe thuis in Antwerpen gebracht werd. Verder vertelt Pang over de gewoonte om elke nieuwe migrant een Vlaamse naam toe te kennen. “Ik kreeg op mijn eerste dag de naam ‘Carine’, die ik gebruikt heb tot mijn vijftiende.” Ook over haar eerste schooldag heeft ‘Carine’ een verhaal: “Ik kende nog geen woord Nederlands en hoorde op mijn eerste schooldag regelmatig ‘dank u’. In het Kantonees betekent dit echter een klein koekje. Ik was dus heel de dag aan het wachten op mijn koekje.”

Een jaar na hun aankomst nam het gezin Pang het Deurnese restaurant Nam Fong over. Het was hard werken en ook de kinderen hielpen alle dagen mee. Toch zagen ze het niet als een straf: “Als kind bedenk je zelf spelletjes om het werk leuk te maken. Zo hielden we wedstrijdjes in de vorm van om ter snelst aardappelen schillen.”

kunst en de expo

Het derde en laatste restaurant is Shanghai in Willebroek, waar de tijd is blijven stilstaan. Het is een van de weinige restaurants waar er haast niets is veranderd aan het interieur en het menu. De eigenaar, die trouwens de schoonbroer van vader Pang is, heeft zijn legerdienst in Brasschaat gedaan en is helemaal ingebed in de buurt. Zijn Chinese zaak fungeert als een sociaal knooppunt en de eigenaar deelt trots de anekdote over een vaste klant die al vijftig jaar lang telkens hetzelfde gerecht bestelt.

In het laatste stuk van de expo vind je voornamelijk kunst in het teken van de Chinese restaurants. Zo kan je onder andere het werk van de Brusselse fotograaf Vincen Beeckman bekijken, die voor zijn serie Chinese restaurants in de wereld foto’s maakte van het Willebroekse Shanghai. Verder hebben nog de Belgisch-Chinese kunstenaars Sarah Yu Zeebroek en Yingda Dong en de Chinees-Amerikaanse Von Hyin Kolk meegewerkt aan de tentoonstelling. “Op deze manier wordt het verhaal van de drie families opgetild naar een universeler niveau. Het is een verhaal van economische migranten op zoek naar geluk. Dit is dan ook het hoofdthema van het museum zelf. Zo is de cirkel rond”, geeft Pang mee.

een verhaal van iedereen

Afsluiten doet de gastcurator door te vertellen dat de expo een verhaal van iedereen is, zowel van de Chinese immigranten als de Vlamingen die dankzij de restaurants mooie familiemomenten meemaakten. “De titel Familiegeluk verwijst allereerst naar een bekend Kantonees wokgerecht met veel diverse ingrediĂ«nten. Verder verwijst het naar het geluk van de Chinese ondernemers die door hard te werken een betere toekomst voor henzelf en hun familie konden creĂ«ren. Tot slot refereert het aan het geluk van de Vlamingen die memorabele herinneringen hebben aan de gerechten en het gezellig samenzijn met de familie.”

Dat de tentoonstelling emoties losmaakt bij bezoekers is duidelijk. Een bezoekster vertelde me hoe zij en haar echtgenoot voor het eerst kipcurry aten in China West, en dat het sindsdien nog steeds hun favoriet is. Daarnaast zag een beveiligingsmedewerker van het museum zichzelf plots op een van de foto’s staan. Hij had in een hotelschool gestudeerd en hielp daarna mee in de keuken van een Chinees restaurant. Door de expo kwam hij er opeens achter dat hij toen als vijftienjarige meewerkte in de keuken van Nam Fong, de zaak van Ching Lins vader.

Familiegeluk is een interessante expositie over het ontstaan van de Chinese restaurants in de naoorlogse periode aan de hand van drie concrete families. Met een mooie combinatie tussen archiefbeelden, authentieke voorwerpen en kunstwerken maak je als bezoeker kennis met de oorsprong en toekomst van Chinatown. Geïnteresseerden kunnen de expo nog tot en met 4 mei bezoeken. De expo is van dinsdag tot zondag te bezoeken in het Red Star Line Museum, dat open is tussen 10u en 17u. Bezoek zeker de weblink als je meer informatie wilt over de rondleidingen.

https://redstarline.be/nl/familiegeluk



cultuur

22/03/2025
🖋: 

Awards season is upon us! Sinds januari hebben al meerdere prijsuitreikingen plaatsgevonden: de Golden Globes, de Screen Actor Guild Awards en, uiteraard, de Oscars. Voor filmstudenten zijn deze prijsuitreikingen dé evenementen om elk jaar naar uit te kijken. Hoewel deze gelegenheden allemaal rooskleurig (of groenkleurig) lijken, blijven filmfanaten steeds met een zure smaak in de mond achter. dwars neemt deze prijsuitreikingen onder de loep, stelt vragen over hoe het selectieproces verloopt, en wie op de nominaties stemt. Daarnaast hoopt dit artikel de belangrijkste vraag te beantwoorden: waarom zijn de resultaten altijd zo teleurstellend?

Wat zijn de prijsuitreikingen?

Zelfs als je niet de grootste filmliefhebber bent, heb je waarschijnlijk wel gehoord van de Oscars, of officieel de Academy Awards: het prestigieuze evenement waar getalenteerde regisseurs en acteurs erkenning krijgen voor hun prestaties. Denk maar terug aan 2024, toen regisseur Christopher Nolan zijn eerste Oscar voor Beste Film won met Oppenheimer en meteen ook zijn tweede Oscar binnenhaalde voor Beste Regisseur. Maar de Academy Awards zijn lang niet de enige prestigieuze prijsuitreikingen voor films. Zo zijn er ook de BAFTA’s, de Screen Actor Guild Awards, de Golden Globes, het Filmfestival van Cannes en talrijke andere filmfestivals die een platform bieden aan zowel opkomende als ervaren regisseurs en acteurs. Het winnen van een prijs is een grote eer en kan een belangrijke boost geven aan je carriùre, vooral voor regisseurs. Zo heb je de Palme d’Or, die wordt gezien als een van de meest prestigieuze prijzen in de filmindustrie. Het opmerkelijke bestaan van een klein groepje van regisseurs die er twee hebben gewonnen, met onder andere Francis Ford Coppola (bekend om The Godfather), versterkt de exclusiviteit van deze prijs.

Deze prijsuitreikingen zijn vaak een statussymbool. Niet alleen worden bekroonde films in de cinema-Hall of Fame opgenomen, maar de rode loper en de selectiviteit van deze evenementen dragen bij aan hun prestige. De camera’s, de paparazzi en de live-artikels over elk detail van Ariana Grandes jurk bevestigen het idee dat prijsuitreikingen voor de elite zijn en dat de rest van de wereld slechts mag toekijken.

het selectieproces

Vooraleer films een prijs kunnen winnen, moeten ze eerst geselecteerd en genomineerd worden. Dat proces varieert per festival, maar over het algemeen worden ingestuurde films bekeken door een jury, die daarna stemt en beslist welke films in aanmerking komen. Voor de Oscars bestaat deze jury uit leden van de Academy of Motion Picture Arts and Sciences, bestaande uit acteurs, regisseurs, producers en andere professionals uit de industrie. Voor andere festivals, zoals Cannes, wordt de jury samengesteld uit filmcritici en vorige prijswinnaars.

Hier begint al een belangrijk probleem: wie bepaalt eigenlijk wat ‘goed’ is? Filmcampagnes en lobbyen spelen een grote rol in het nominatieproces. Studio’s spenderen miljoenen aan marketingcampagnes om de stemmen van juryleden te beĂŻnvloeden. Daarnaast vergroot de kans op een nominatie wanneer de acteurs van een film aanwezig kunnen zijn. Dit betekent dat onafhankelijke films met minder financiĂ«le middelen vaak geen eerlijke kans krijgen om genomineerd te worden, ongeacht hun artistieke waarde.

gemiste nominaties...

Een van de grootste teleurstellingen van awards season is wanneer films zelfs geen nominatie krijgen en dus geen kans maken op erkenning. Dit jaar waren bij voorbeeld Kneecap, Queer en Challengers opvallende afwezigen bij de Oscars, ondanks hun succes op andere festivals.

Kneecap – een docu-fictie over de gelijknamige Ierstalige hiphopgroep – werd wel genomineerd bij de BAFTA’s in zes categorieĂ«n en won uiteindelijk Outstanding Debut voor het werk van scenarist en regisseur Rich Peppiatt. Luca Guadagnino, bekend van Call Me By Your Name, bracht in 2024 twee films uit, maar werd voor beide over het hoofd gezien door de Academy. Hoewel Challengers en Queer wel prijzen binnenhaalden op festivals zoals de Golden Globes en de Critic’s Choice Awards, beschouwde de Academy hen blijkbaar niet als ‘Oscarwaardig’.

...en overbodige nominaties

Aan de andere kant zijn er films die overdreven veel nominaties krijgen, soms zonder dat ze die volledig verdienen. Een goed voorbeeld hiervan is Emilia Pérez, dat een storm aan prijzen won op filmfestivals ondanks gemengde reacties van critici en publiek. De film kreeg zelfs de Oscar voor Beste Originele Nummer, terwijl bijvoorbeeld Wicked ook genomineerd was in dezelfde categorie.

Daarnaast speelt ‘Oscarbait’ een grote rol in het selectieproces. Films die historische figuren portretteren, zware sociale thema’s aansnijden of over Hollywood zelf gaan, krijgen vaak een streepje voor. Denk aan The Brutalist of Conclave, die bewust mikken op de esthetiek en thematiek die de Academy graag beloont. Ondertussen blijven innovatieve films of genrefilms zoals horror, scifi en komedies vaak ondergewaardeerd in de categorieĂ«n van Beste Film of Beste Scenario.

Wat brengt de toekomst?

Awards season is een mix van exclusiviteit en hoop. Wanneer onze favoriete films niet winnen, voelen we de teleurstelling extra hard en blijven we elk jaar met datzelfde onbevredigde gevoel achter. Toch kan onze verwachting soms ingelost worden, zoals toen de Belgisch-Letse productie Flow de Oscar voor Beste Animatiefilm won. Heb je nog steeds niet genoeg van awards season en wil je je hoop hernieuwen? Binnenkort vinden de Emmy Awards en de Tony Awards plaats, die respectievelijk televisie en musicals in de schijnwerpers zetten. Terwijl we misschien geen te hoge verwachtingen mogen hebben voor onze favoriete mediaproducties, kunnen we met een sprankje naĂŻviteit blijven hopen op een eerlijkere en inclusievere toekomst voor filmprijzen.



uantwerpen

22/03/2025
🖋: 

Bijna een volledige bacheloropleiding geleden deelde dwars een lijst met fossiele bedrijven die wetenschappelijk onderzoek aan UAntwerpen financieren. In 2023 schreven we over de vrees van honderden academici wereldwijd dat de fossiele industrie de onderzoeksagenda gaat bepalen en dat universiteiten zo hun onafhankelijkheid verliezen. Ook toen stelden we de vragen: kunnen deze firma’s bij academisch — vaak klimaatgerelateerd onderzoek — wel betrouwbare partners zijn, en wat is hun agenda bij dit soort onderzoek? En welke impact heeft het wanneer ze de universiteit financieren voor dit soort onderzoeken? Het lijkt alsof ze zich graag schuilhouden achter de academische en betrouwbare status van een universiteit.

Dit soort vragen leidde al eerder, vooral bij Angelsaksische en Nederlandse universiteiten, tot veel protest. Voorstanders van dit type financiering benadrukken dat fossiele bedrijven zowel de expertise als het geld hebben om de overgang naar duurzame energie te versnellen; het uitsluiten van hun financiering vertraagt eerder de transitie dan dat het deze bevordert.

Naar aanleiding van ons gesprek met GreenOffice legden we UAntwerpen opnieuw de volgende vragen voor: (1) Met welke bedrijven uit de fossiele industrie heeft de universiteit op dit moment een samenwerking lopen? (2) Wat is de aard van deze samenwerkingen? De actuele lijst werd met ons gedeeld en het is niet om over naar huis te schrijven. Hoewel de samenwerking met ExxonMobil van de lijst af is, stonden er ook twee nieuwe samenwerkingen op: Ineos en TotalEnergies. Een nieuwe samenwerking met wederom een fossiel bedrijf staat nu niet zo goed op je cv als je tegelijkertijd duurzaamheid probeert te promoten. In het nieuwe klimaatactieplan wordt gezegd dat ze graag een beleid willen opstellen met betrekking tot fossiel onderzoek, net als vijf jaar geleden.

Toen we onze bevindingen voorlegden aan het Climate Team, reageerden ze met enige verbazing. Zij gaven aan geen structureel inzicht te hebben in of, hoe en voor welke bedragen de fossiele industrie onderzoek aan de universiteit financiert en dat dit een tekortkoming voor hen is. "Zonder te weten wat dit specifieke onderzoek inhoudt, pleiten we met het Climate Team voor een universiteitsbreed kader dat toelaat om op een heldere manier te evalueren of onderzoeksprojecten die door private bedrijven worden gefinancierd, op ethisch en duurzaamheidsvlak wel stroken met de missie van de universiteit", klinkt het.

In een reactie stelt UAntwerpen dat de fossiele industrie (of andere financiers) de onderzoeksagenda niet bepaalt en dat wetenschappers vrij zijn om al dan niet deel te nemen aan fossiel gefinancierd onderzoek. Bij onderzoek gesponsord door een bedrijf, een overheid of een organisatie gelden strikte regels rond academische vrijheid en onafhankelijkheid: onderzoekers kiezen de methodologie, resultaten worden (tenzij vertrouwelijk) openbaar gemaakt, en financiers hebben geen invloed op de conclusies.

Als de universiteit tegen 2050 volledig fossielvrij wil zijn, moet dat ook betekenen dat ze de fossiele industrie geen platform meer zal geven. Zoals benoemd in ons artikel uit 2023 biedt de universiteit namelijk een podium aan sprekers van de firma’s die onderzoek sponsoren. In onze ogen past dit niet in het imago van een universiteit die duurzamer probeert te worden.

Lopende onderzoeksprojecten gefinancierd door chemische/fossiele bedrijven:

  • Essenscia Vlaanderen: Leerstoel GeĂŻntegreerde Veiligheid - Chemie en Life Sciences.
  • Ineos: INEOS Oxide Inhibition and Toxicity tests.
  • TotalEnergies: Plasmakatalyse voor CO2 conversie naar CO
  • Umicore: (1) Studie naar de potentiĂ«le impact van zouten op aquatische ecosystemen, (2) Geavanceerde elektronenmicroscopie analyses op kathode batterij materialen

Lopende samenwerkingen met chemische/fossiele bedrijven:

  • Bayer Cropscience AG: Kwantitatieve extrapolatie in de ecotoxicologie


uantwerpen

22/03/2025
🖋: 

Klimaatverandering is een urgent probleem dat ons allemaal raakt en als onderwijs- en onderzoeksinstelling speelt UAntwerpen een cruciale rol in het bevorderen van duurzame oplossingen. Recent werd het nieuwe klimaatactieplan van de universiteit gepresenteerd, waarin het Climate Team van UAntwerpen vertelt over haar plannen voor een groenere toekomst. dwars heeft dit plan bekeken naar aanleiding van haar gesprek met GreenOffice.

De universiteit heeft ambitieuze doelstellingen gepresenteerd in haar klimaatactieplan. De belangrijkste? Tegen 2030 klimaatneutraal zijn. Dit betekent dat de universiteit haar netto-uitstoot van broeikasgassen op nul moet brengen. Dit kan worden bereikt door zowel de uitstoot drastisch te verminderen als door compensatiemaatregelen door te voeren, zoals bosaanplantingen of investeringen in hernieuwbare energie.

Het plan bevat ook een duidelijke ambitie om de CO2-uitstoot met minimaal 55% te verminderen ten opzichte van de situatie in 2018. Hoewel de universiteit nog niet helemaal op schema ligt, is er al vooruitgang geboekt: sinds 2018 is de uitstoot met zo’n 16% gedaald. Daarnaast heeft UAntwerpen zich voorgenomen om tegen 2050 volledig fossielvrij te zijn. Dit houdt in dat de universiteit haar onafhankelijkheid volledig wil afbouwen en wil overstappen op duurzame energiebronnen en alternatieve materialen.

Toch roept het actieplan ook kritische vragen op. Uit ons gesprek met GreenOffice kwamen enkele aandachtspunten naar voren. Zo is er de betrokkenheid van vermogensbeheerder Vanguard, die zich in het verleden niet sterk inzette voor duurzame investeringen en in 2022 zelfs uit een VN-klimaatinitiatief stapte. Dit initiatief was gericht op het beperken van de temperatuurstijging als gevolg van de uitstoot van koolstofdioxide. Mocht de universiteit zich hiervan bewust zijn, kan het geen kwaad om dit toch even te benoemen in het klimaatactieplan.

Een ander opvallend punt is het gebrek aan transparantie over fossiele bedrijven die universitaire onderzoeksprojecten sponsoren. Een voorbeeld is energiebedrijf TotalEnergies. Het is vreemd om samen te werken met een fossiele brandstofproducent wanneer je zelf probeert van de fossiele brandstoffen af te geraken.

Het klimaatactieplan is een belangrijke stap richting een duurzamere toekomst, maar het is belangrijk dat de universiteit haar acties en keuzes blijft evalueren. Ze moet kritisch blijven kijken naar haar investeringen en samenwerkingen om ervoor te zorgen dat haar klimaatdoelen daadwerkelijk worden behaald. Door een proactieve aanpak kan de universiteit een voorbeeld zijn en bijdragen aan een groenere toekomst.



uantwerpen

22/03/2025
🖋: 

UAntwerpen profileert zich als een duurzame instelling die aandacht heeft voor milieu en klimaat. Op papier lijkt de universiteit grote stappen te zetten: er wordt gesproken over CO2-neutrale gebouwen en de universiteit focust zich op duurzaam transport van en naar de campus. Maar hoe groen is onze universiteit nu echt? Blijven deze initiatieven steken bij mooie woorden of hebben de plannen daadwerkelijk impact? Om daar een beter beeld van te krijgen sprak dwars met Oliver Diaz, een van de leden van GreenOffice. Deze studentengroep zet zich actief in voor duurzaamheid binnen de universiteit. Hoe ziet Oliver de toekomst van duurzaamheid op UAntwerpen? En welke obstakels komen hij en zijn team tegen in hun missie?

GreenOffice maakt deel uit van een Europees netwerk van studentengroepen die duurzaamheid bevorderen op en rond campussen. In Antwerpen richt de organisatie zich op bewustwording, educatie en praktische initiatieven zoals fietswerkplaatsen en thrift shop tours. “Onze rol is om studenten te informeren over duurzaamheid en hen te laten zien dat ze als consument macht hebben”, vertelt Oliver. GreenOffice fungeert als een extra schakel tussen studenten en de universiteit, maar heeft beperkte invloed op beleidsbeslissingen. De samenwerking met de Studentenraad is afgenomen en ook COVID-19 heeft de zichtbaarheid van de organisatie geschaad.

Ondanks hun inzet kampt GreenOffice dus met een gebrek aan zichtbaarheid. Zo bevindt hun fysieke ruimte zich in een kelder. Ook op sociale media is hun bereik beperkt. “We hebben een contentkalender en volgen alle engagementregels, maar toch worden we op Instagram amper gezien”, zegt Oliver. Dat bemoeilijkt de missie om studenten bij duurzaamheid te betrekken. In Gent kreeg GreenOffice meer aandacht na een rebelse actie. Een kleine revolutie gepaard met burgerlijke ongehoorzaamheid zorgde daar voor een sterke groei in bereik. “Maar als internationale student kan ik me dat niet veroorloven”, lacht Oliver. “Dat is te riskant.”

Toch blijft GreenOffice niet stilzitten. Naast hun evenementen denken ze na over nieuwe manieren om studenten te bereiken. Een idee dat momenteel op tafel ligt, is een podcast die duurzaamheid op een laagdrempelige manier bespreekt. “We willen duurzaamheid toegankelijker maken en de connectie met studenten versterken”, legt Oliver uit. Daarnaast wordt er nagedacht over samenwerkingen met andere studentengroepen.

We halen ook het onderwerp greenwashing aan; een term die verwijst naar het gedrag van bedrijven en instellingen die zich groener voordoen dan ze daadwerkelijk zijn. Is deze term ook van toepassing op onze eigen universiteit? Hoewel UAntwerpen duurzame projecten aankondigt, ontbreekt soms het bewijs van daadwerkelijke vooruitgang. “Ze zeggen dat ze CO2-neutraal willen worden tegen 2050 en promoten vegetarische opties in komida, maar zonder transparantie blijft het twijfelachtig of dit echt impact heeft”, stelt Oliver.

Een voorbeeld hiervan is het gebrek aan openheid over de financiering van duurzame projecten. De universiteit werkt samen met het Climate Team, een groep die al lange tijd pleit voor meer transparantie over waar de fondsen precies naartoe gaan. Dit team, bestaande uit studenten, onderzoekers, professoren en administratief personeel, richt zich vooral op het ontwikkelen en implementeren van strategische acties om de universiteit klimaatneutraal te maken. Tot nu toe zijn die financiële gegevens niet openbaar gemaakt, wat vragen oproept over de werkelijke inzet van de universiteit. Het Climate Team heeft inmiddels een klimaatactieplan gepubliceerd in samenwerking met de universiteit, waardoor het gesprek over transparantie steeds meer op gang lijkt te komen.

Oliver merkt ook op dat sommige partners van de universiteit vragen oproepen. “Tijdens netwerkevenementen zijn grote oliebedrijven als Shell en TotalEnergies vaak prominent aanwezig en worden ze neergezet als duurzame werkgevers, terwijl ze wel blijven investeren in fossiele brandstoffen. Waarom worden zulke werkgevers nog gepromoot?” Dit gebrek aan transparantie roept twijfels op over hoe serieus de universiteit duurzaamheid neemt.

Ook in het dagelijkse leven van studenten valt er nog veel te verbeteren. Zo wijst Oliver op de duurzame initiatieven rondom voeding binnen de universiteit die op papier veelbelovend klinken, maar in de praktijk tekortschieten. “komida biedt herbruikbare verpakkingen aan, maar er is weinig controle op de naleving van het systeem. En waar komida haar voedingsproducten precies vandaan haalt, blijft ook een vraagteken.”

Als de universiteit duurzaamheid in haar beleid wil verankeren, moet ze transparanter en consequenter worden. Studentenorganisaties zoals GreenOffice en het Climate Team vragen om een eerlijker beleid waarin duurzame keuzes worden ondersteund met duidelijke cijfers en verantwoording. Bovendien zou de universiteit zich sterker kunnen profileren via actieve samenwerkingen met kleinschalige, ethische organisaties in plaats van grote multinationals met een twijfelachtige reputatie. We kunnen de duurzaamheidsplannen van de universiteit inmiddels terugvinden in het gepubliceerde klimaatactieplan.

UAntwerpen heeft de juiste woorden en initiatieven, maar de uitvoering blijft soms toch achter. Zonder transparantie en een kritische evaluatie van samenwerkingen dreigt de universiteit in greenwashing te vervallen. Als duurzaamheid echt een speerpunt is, dan moet dat niet alleen zichtbaar, maar ook meetbaar en geloofwaardig zijn. Studenten willen meer dan mooie beloftes; ze willen echte verandering. Wanneer we vragen wat studenten zelf kunnen doen om druk te zetten voor verandering, antwoordt Oliver: “Maak mensen oncomfortabel.” Hij benadrukt dat verandering ongemakkelijk moet zijn, omdat juist dat leidt tot actie. “Ik heb het hele interview in verschillende posities gezeten omdat één positie ongemakkelijk werd. Wat deed ik? Ik veranderde. Ongemak is de beste oproep tot actie − je moet het voelen om in beweging te komen.”



editoriaal

22/03/2025
🖋: 
Auteur

“Vanaf nu gaat alles anders zijn”, “ik ga alles bijhouden en plannen”; ik hoor het mezelf vaak zeggen. Maar ook dit semester is mijn "alles veranderde toen de Vuurnatie aanviel"-moment uitgebleven. In vergelijking met vorig semester is er, buiten dat ik iets ouder ben en een nieuwe crush heb, weinig veranderd – misschien bĂ©n ik zelf wel de Vuurnatie. En is dat waarom er niets verandert.

Ik heb uiteraard, zoals iedereen die beseft dat er zonder plan niets verandert, wel mijn eigen ideologie van hoe ik mijn eigen Vuurnatie kan zijn. Hoe ik zelf mijn slechte gewoonten kan aanvallen en zo alles veranderen. Een plan had ik, maar ergens tussen het idee en de uitvoering gebeurde (n)iets. (Wil je meer weten over mooie plannen waar maar weinig mee gebeurt? Pagina 6 helpt je verder.) Alles zou veranderen toen het semester aanving. Geen uitstelgedrag meer, een planning, een slaapritme (pagina 8), altijd geconcentreerd en nooit onvoorbereid in de les. (Uiteraard wel ín de les.) Nu is dat bij mij – misschien net zoals bij jou, beste lezer – vrijwel volledig mislukt. Ik heb wel een nieuwe markeerstift en een planner, dus dat is fijn. Kan ik tenminste volgend academiejaar toch weer spetterend van start.

Ergens tussen de eerste les en de eerste deadline maakte de “alles gaat nu anders zijn”-gedachte plaats voor de automatische allemansvriend “even snel doorlezen volstaat vast ook”. Eerst voel je je nog schuldig na het even snel doorlezen, maar richting de zomer is het de standaard. Nu, in de lente begeven we ons op een denkbeeldige, maar daarom niet onbelangrijke, kruising. Kiezen we voor ons oude patroon en gooien we onze semestriĂ«le voornemens definitief overboord of gaan we onze nieuwe markeerstift en planner Ă©cht gebruiken?

Toch lijken we niet te beseffen – mede omdat ik net zei dat het specifiek voor de lente is – dat we ons eigenlijk het hele semester op zo’n kruispunt begeven. Steeds wachten we op dat ene moment. Het moment waarop alles klikt. Het moment wanneer de zon altijd zal schijnen, je altijd meewind hebt en elk verkeerslicht groen is. Ik zie je denken: “Altijd zon, altijd meewind, altijd groen. Dat kan toch helemaal niet, als het altijd groen is, botst iedereen?” Dat is het punt; het is een illusie en jij gelooft er nog in.

Het is nu lente en in de lente gaat werkelijk alles veranderen. Ik geloof in mei.



progress lost

20/03/2025
Progress Lost (© Dennis Van Der Kuylen | dwars)
Bron/externe fotograaf

Dennis Van Der Kuylen

🖋: 

Het moet waarschijnlijk niet meer gezegd worden dat de grondlegger van de moderne fantasy luistert naar de naam J.R.R. Tolkien. Maar omdat er kracht in herhaling zit, ben ik zo vrij om geheel overbodig te vermelden dat ook een figuur als de immer slechtgezinde goblin Styx in Master of Shadows schatplichtig is aan Tolkien. Styx sluipt namelijk rond in een wereld die strak staat van de magie en die, naast de gebruikelijke horde Mensen, die zoals steeds aandoenlijk onwetend zijn over de wereld rondom hen, ook bevolkt wordt door de inmiddels vertrouwde combinatie van slimme Elfen, koppige Dwergen en trage sterke Trollen. Tolkien laat groeten dus, ook al is het grote blik met fantasyclichés al zo vaak opengetrokken dat veel van wat vroeger opmerkelijk was, nu quasi onzichtbaar lijkt te zijn. Waarbij het voor de volledigheid goed is om de vraag te stellen of dit niet hetzelfde is als kinderen verwijten dat ze altijd hetzelfde verhaaltje willen horen voor het slapengaan, om vervolgens Netflix op te zetten of een computerspel te starten dat net diezelfde zalige repeteerfunctie vervult. Kortom: net als altijd bent u van harte welkom, meneer Tolkien en ook in Master of Shadows horen we graag de weldadige echo galmen van uw creatief meesterschap. 

Interessanter dan de rassenecologie van Master of Shadows is evenwel de wereld waarin de game gesitueerd is. Het spel speelt zich namelijk af in Akenash, een gigantisch vliegend kasteel met kantelen, balustrades, nissen en torens zo ver het oog kan zien. Het is een weerbarstige klomp metselwerk dat verstoken lijkt van enige stedenbouwkundige planning en zelfs in BelgiĂ« met moeite vergund zou worden. Maar tegelijk biedt dit versteende labyrint een enorm potentieel voor verkenningen in alle mogelijke richtingen, vaak ook loodrecht naar boven of snoeihard naar beneden. Meer dan aan Tolkien doet deze omgeving onwillekeurig denken aan kasteel Gormenghast van diens tijdgenoot Mervin Peake, dat in de gelijknamige romanreeks bekend staat als een immens eiland van steen, zo groot dat de inwoners geen enkele behoefte voelen om ooit naar buiten te gaan. Er zit heel veel backtracking in Master of Shadows – om niet te zeggen dat elk gebied minstens twee keer volledig doorkruist moet worden – maar toch is het een fijn gevoel om even als het ware de quasi-organisch gegroeide kamers, nissen en pleinen van Arkenash te doorkruisen. Tolkien blijft altijd welkom natuurlijk, maar een beetje meer Mervin Peake zou af en toe wel mogen in High fantasyland.

Styx zelf is overigens een kleine, misvormde goblin met een rotkarakter, rimpelig groen vel en een rauwe stem die het vernis op de parketvloer in blazen trekt. Tegelijk zijn er evenwel weinig gamehelden zoals hem die kunnen stoefen met het feit dat ze mogen optreden in drie games en twee verschillende franchises. Styx treedt namelijk niet enkel op in zijn eigen games, maar ook in Of Orcs and Men (2012). Steevast is zijn rol beperkt tot stilletjes achter een nietsvermoedende Mens te sluipen om deze vervolgens naar believen te kelen of te wurgen. Er is bijgevolg weinig om lief te hebben aan een sluipende gluiperd als Styx. In tegenstelling echter tot de puberende massamoordenaars die in Assassin’s Creed hun misdaden tegen de mensheid plegen en al twintig jaar in ontkenning leven over het leed dat ze veroorzaken, is Styx gewoon tevreden met het feit dat hij een lul is die moorden pleegt. Ook aan dat andere sluipspel, Deux Ex, toont Styx zijn kleine groene middenvinger wanneer hij er meerdere wegen verkent om ergens te komen, maar bij geen enkele ervan de kans laat liggen om wat voetvolk af te slachten. Diep in het spel ligt wel een geweldloze optie verscholen, maar tussen de meedogenloze mesaanvallen, de lang uitgerekte wurganimaties en dodelijke duiksprongen door, lijkt dit toch niet helemaal de bedoeling te zijn. Bovendien sterft Styx volgens de regels een snelle en brutale dood wanneer hij toevallig ontdekt wordt en dat maakt dat het altijd de betere optie is om preventief meer nietsvermoedende tegenstanders uit de weg te ruimen dan strikt noodzakelijk is of zelf humanitair te verantwoorden valt. De kracht van dit spel zit dan ook grotendeels in de anticipatie van geweld, in het boosaardig gniffelen over het lot van Mensen die zich vooralsnog rustig met hun dierbare, maar mogelijk verrassend korte levens bezighouden en in de wetenschap dat een akelige kleine groene goblin hun kwetsbare leven in handen houdt. Met dit alles heeft Master of Shadows, met in de hoofdrol de akelige Styx, wel een heel eigen plaats gevonden in het betere sluipgenre. Wetende dat er met een heel klein budget gewerkt moest worden, is dat voorwaar geen geringe verdienste.

Even straf is bovendien dat de verhaallijn van Master of Shadows een paar verrassende wendingen bevat en dat spelers bij een of twee gelegenheden zelfs helemaal op het verkeerde been worden gezet. Dat mag zo opmerkelijk heten dat het zelfs na meer dan een decennium toch nog jammer zou zijn om het plot van dit spel hier helemaal uit de doeken te doen. Master of Shadows verdient het dan ook nog steeds om doorgespeeld te worden omwille van zijn kwaliteiten, voor zover gamers zich over de voor de hand liggende gebreken van een elf jaar oud spel kunnen zetten dat met eerder beperkte middelen tot stand is gekomen. Inmiddels ben ik zo vrij geweest ook even Shards of Darkness (2017) te spelen, het tweede deel over de avonturen van Styx. Dat is heel fijn voor de fans van onze mottige goblin, maar heeft zich op het eerste zicht niet de zwakke punten van het vorige deel kunnen verbeteren en zich kunnen verheffen uit de middelmaat. Naast het betere sluip- en moordwerk is dat nog iets dat Styx gemeen heeft met Assassins’ Creed.Â