opinie

29/04/2025
🖋: 

Het was een doodgewone maandagochtend. De docent stond vooraan te mopperen dat onze opdrachten ondermaats waren, toen plots een kreet door de aula schalde: “IK HEB TICKETS!”

Verder werd er tijdens de les met geen woord over gerept. Ik haalde mijn schouders op en ging verder met staren naar mijn laptopscherm. Maar toen ik later thuis door mijn sociale media scrolde en werkelijk iedereen triomfantelijk hun tickets zag delen, drong het tot me door: het ging over de K3-reĂŒnie.

Mijn eerste reactie? Ongemakkelijk lachen. K3? Serieus? Toen ik enkele maanden geleden aan diezelfde mensen vroeg of ze mee wilden naar de nieuwe tour van MEROL, reageerden ze nog dat die muziek ‘te populair’ was. Nu showen ze openlijk hun K3-tickets alsof het de nieuwste editie van Vogue is. Ik had een betere muzieksmaak van hen verwacht. Maar ergens diep vanbinnen, tussen alle ironische afstand en zelfverklaarde muzikale superioriteit, begon een stemmetje te knagen. Een stemmetje dat klonk als... Tele-Romeo?

Laten we eerlijk zijn: of je nu diep in de technoscene zit, alleen maar naar obscure indiebands luistert of jezelf als een echte rocker beschouwt, iedereen kent de woorden van Alle Kleuren en niemand kan níét glimlachen bij Oya Lélé. De liedjes zitten verankerd in ons collectieve geheugen, ergens tussen de Teletubbies en de geur van Zwitsal-shampoo.

En weet je wat? K3 heeft me dingen geleerd. Levenslessen. Als het binnenregent in mijn kot, weet ik dat ik een emmer onder het gat moet zetten. Ik vond de perfecte omschrijving voor mijn mentale toestand tijdens de blok: ‘Blub, ik ben een vis’. Hetzelfde geldt voor de restjes in mijn koelkast: ‘Alle kleuren van de regenboog’. Jongens? Die zijn gek. En ik leerde zelfs een paar woordjes Frans. OkĂ©, geen hogere wiskunde, maar ook niet minder waardevol dan de gemiddelde TED-talk over ‘persoonlijke groei’.

Misschien is dat net de kracht: ze doen niet alsof ze meer zijn dan wat ze zijn. Drie jonge vrouwen in glimmende outfits die zingen over dingen die je meteen begrijpt. Geen pretentie. Geen diepere laag die je pas snapt na drie essays erover te lezen. Gewoon: plezier. En dat is precies waarom het zo werkt.

Ineens drong het tot me door. Die mensen met hun tickets, die posts, dat enthousiasme — het was geen teken van slechte muzieksmaak en het was evenmin bedoeld als grap. Ze wisten gewoon al wat ik nog moest inzien: vrolijk zijn heeft geen uitleg nodig. Ze gaan een magische ervaring tegemoet.

En ik? Ik zat daar met m’n superieure paylist, m’n opgetrokken wenkbrauwen en een leeg winkelmandje. Geen ticket. Geen K3. Alleen een wachtlijst en een lesje in nederigheid.



recensie

29/04/2025
de cover en back van het boek Bechamel Mucho
Bron/externe fotograaf

Polly Brown en Atlas Contact

🖋: 
Auteur

Na een traumatische leeservaring met Dimitri Verhulst in het vijfde middelbaar – waarbij Problemski Hotel me meer afschrikte dan de gemiddelde horrorfilm – besloot ik de Vlaamse auteur toch een herkansing te geven. Gewapend met een gezonde dosis scepsis dook ik in zijn recentste roman: Bechamel Mucho (2024).

Het hoofdpersonage Alex had ooit een briljant idee: kaas maken van moedermelk. Helaas bleek de markt niet rijp voor een culinair hoogstandje uit de menselijke uier. Zijn bedrijf ging failliet, zijn vrouw liet hem in de steek en Alex belandde op straat. Wat volgt is een odyssee langs foute vrouwen, een all-inclusive hotel op Mallorca en een carriùre als animator – een pad geplaveid met bingoavonden, quadtochten en een deelname aan de eilandversie van The Masked Singer, gehuld in een penispak.

Rond die mislukte entrepreneur weeft Verhulst een mozaĂŻek van vrouwenverhalen. Ze komen uit alle windstreken en dragen rugzakken vol trauma’s: ongelukkige huwelijken, scheidingen, de dood van een kind, oorlog, vluchtverhalen. En toch lijken ze allemaal één ding gemeen te hebben: een onstilbare honger naar Alex.

Verhulst schrijft zoals een kok die te pas en te onpas met truffelolie druppelt: het is onmiskenbaar smaakvol, maar na een tijdje slaat de overdaad je om de oren. Elke zin is een literaire knipoog, een woordvondst, een stilistische salto. Geestig? Zeker. Vermoeiend? Op den duur wel. Je hebt het gevoel dat hij in elke alinea wil bewijzen hoe goed hij kan schrijven – iets wat hij niet meer hóéft te bewijzen.

Wat tijdens het lezen meer wringt dan de literaire bravoure, is het nogal eenzijdige vrouwbeeld. Ze verschijnen, zwieren met hun heupen, verlangen naar Alex en verdwijnen weer in de coulissen van het verhaal. Zelfs wanneer er kritische vrouwen opduiken – zoals feministen die bezwaar maken tegen een missverkiezing – worden ze afgedaan met een beschrijving die rechtstreeks uit bompa’s moppentrommel lijkt te komen: “Nou ja, de feministen waren met snor en okselhaar en al op de barricaden gesprongen.” Subtiel is anders. Het probleem is niet eens dat Verhulst ironisch wil zijn, maar dat de ironie zo vetgedrukt is dat ze zich tegen hem keert. De meeste vrouwelijke personages blijven karikaturen, platgewalst door de olijke, ironische bulderlach van de schrijver.

Bechamel Mucho is een boek dat je meesleurt en overweldigt. De humor is scherp, de stijl flamboyant en de vaart is onmiskenbaar. Maar onder die laag ironie en cynisme wringt een ander gevoel: dat van eentonigheid, van een schrijfstijl die zichzelf voorbij holt en van vrouwelijke personages die eerder figuranten zijn in Alex’ grootse avontuur. Verhulst serveert een smeuïge, maar zware hap. Of je ervan geniet, hangt af van je verteringsstelsel.



close-up

29/04/2025
🖋: 

Op 15 maart zie ik electropopband Oscar and the Wolf voor de tweede keer live, dit keer in het Sportpaleis. Frontman Max Colombie brengt zijn nieuwe album Taste naar het podium; een plaat die emotioneel veel dieper gaat dan wat ik van hem gewend ben. De show voelt niet alleen als een concert, maar ook als een manier voor Colombie om zich open te stellen voor zijn publiek.

Bekend om zijn unieke mix van dromerige pop en elektronische muziek slaagt Colombie er ook keer op keer in om tijdens zijn liveshows zowel muzikale als visuele elementen samen te brengen in een bijzondere ervaring. Zijn muziek heeft altijd een melancholische ondertoon, maar zijn shows stralen juist veel energie en een nachtclubachtige sfeer uit. Colombie weet zijn persoonlijke stijl te combineren met een groots podium, wat hem tot een van de meest unieke en opvallende artiesten binnen de hedendaagse popscene maakt.

Het nieuwe studioalbum Taste, dat eind 2024 verschenen is, is inmiddels het vierde album in zijn discografie. In tegenstelling tot zijn vorige werk is deze plaat een stuk directer en zwaarder beladen. Colombie spreekt openlijk over zijn verslaving aan drugs en aan de liefde; niet aan een persoon, maar aan het gevoel van verliefd zijn. Zijn verlangen naar deze euforische momenten loopt als een rode draad door het album. De muziek klinkt op het eerste gehoor verleidelijk en dansbaar, maar de teksten onthullen een ander verhaal. Een verhaal over obsessie, leegte, verslaving en het verliezen van controle. Taste glanst aan de buitenkant, maar is rauw vanbinnen.

Dit contrast komt live nog sterker naar voren. De show in het Sportpaleis is zorgvuldig opgebouwd, met een explosie van licht, lasers, confetti en Colombies kenmerkende glinsterende outfits. Elk visueel element is tot in de puntjes uitgewerkt, maar nooit zonder diepgang. Colombie blikt in een videoboodschap halverwege de show terug op een donkere periode waarin hij na een avondje uit opnieuw zijn dealers opbelt, om maar niet alleen thuis te hoeven ontnuchteren. Deze momenten van stilte en kwetsbaarheid geven de show diepgang. Het is een emotionele en eerlijke getuigenis die de zaal volledig stil krijgt. Ondanks het formaat van het Sportpaleis voelt de show teder en intiem.

Met Taste zet Oscar and the Wolf een kroon op zijn muzikale oeuvre. De bijbehorende liveshow benadrukt de dualiteit van de muziek: de balans tussen sensuele beats en rauwe, persoonlijke verhalen. Met het album bewijst de band dat popmuziek niet alleen om plezier draait, maar ook om het confronteren van de donkere kanten van het leven. Dat doet Max Colombie op een manier die we niet snel zullen vergeten.



close-up

29/04/2025
🖋: 
Auteur

“WĂ©lke dag?” Die exacte vraag stelde ik mezelf ook toen ik in de Panoply in de Wolstraat naar het rek van de Nederlandstalige fictie stond te turen. “sam, of de pluterdag. van herck, 1968. Uit de reeks science fictionliteratuur van Meulenhoff.” Ik was op slag verliefd. Ik sluit niet uit dat de typisch Panoplische jengeljazz mij in een trance had gebracht, maar ik wist dat ik al mijn hele leven wachtte op dit merkwaardige boekje. De aantekeningen op de eerste pagina leerden me dat dit wederzijds was − aangeschaft rond mijn verjaardag in 1996, een potloodprijsje van twintig euro in een verleden weggegomd en overschreven door een slordige drie. Dit zou ik aan een rotvaart uitlezen.

Ik doe er denk ik goed aan de oorsprong van mijn fascinatie even te verklaren. Wat Engelstalige popcultuur betreft, zijn BelgiĂ« en Nederland steeds bij de beste kinderen van de klas geweest, behalve als het aankomt op dĂ© 60s-trend die sciencefiction was! Noem nu eens één monumentaal scifiwerk uit de Lage Landen
 juist ja. En toch, zo ontdekte ik in de Panoply en online, waren de initiatieven daar! De Amsterdamse uitgeverij Meulenhoff begon vanaf 1967 met de reeks M=SF haar ambitieuze plan om de grote Amerikanen in het genre voor het eerst naar het Nederlands te vertalen. Onder meer Isaac Asimov, Ursula Le Guin en Philip K. Dick zouden meermaals de revue passeren. In 1968 komt daar opeens ook Sam, of de Pluterdag bij als eerste origineel Nederlandstalige uitgave. Het werk is van de hand van de vergeten Berchemse trots Paul van Herck, een taalleerkracht die zich in zijn vrije tijd bezighield met het bedenken van knotsgekke hoorspelen voor Belgische en Nederlandse radio, over oorlogen op Venus en moordmysteries op de maan.

Zijn Sam, of de Pluterdag deed het lang zo slecht nog niet; de roman won in 1972 een Europese prijs voor beste scifi en vond zijn weg naar de rest van Europa via Engelse, Franse, Spaanse en zelfs Hongaarse vertalingen. Een behoorlijk werkje dus. Maar waar gaat dat boek in hemelsnaam over? Ik ben blij dat je het vraagt. De premisse is feitelijk vrij simpel. We volgen onze protagonist Sam, een succesvol scifischrijver die plots te horen krijgt dat het genre wettelijk verboden wordt. Nu jammer, wat moet hij gaan doen? Hij besluit alvast om zich niet te verdrinken − daar is het water “te koud en nat” voor − maar om journalist te worden.

Journalist of om het eender wat, veel maakt het hem niet uit wanneer hij Julie Vandermasten ontmoet, de steenmooie en bloedrijke dochter van de minister van Justitie. Sam weet dat hij als zichzelf geen kans maakt, dus voert hij een toneeltje op als de zoon van een rijke Texaanse oliemagnaat om een afspraakje met de wonderlijke Julie te regelen. Zij stemt in en stelt een geschikte dag voor: “Wat denk je van pluterdag?” Uit angst om een blauwtje te lopen gaat Sam meteen akkoord. Eerst vermoedt hij dat het een chique naam is voor zondag. Die avond wacht hij tevergeefs op haar. Vernederd drinkt hij zich met enkele marsmannetjes (echt waar) een stuk in de kraag om dan op maandag nota bene nog te horen te krijgen dat hij Julie heeft laten zitten op pluterdag!

Sam vermoedt dat er iets niet pluis is en komt erachter dat pluterdag een extra dag in de week is, exclusief voor de rijke elite, die zij tussen zaterdag en zondag neemt. Als Sam op het afspraakje met zijn begeerde Julie wil geraken, zal hij er dus in moeten slagen op pluterdag terecht te komen: een dag die hij in zijn dertigjarige bestaan nog nooit heeft meegemaakt
 Of toch, dat is wat ik het boek ervan verdenk om als basisidee te hebben. Sams zoektocht verloopt erg moeizaam: er gebeurt heel wat dat vrijwel niets met het verhaal noch met zichzelf te maken heeft. Ik verklap eigenlijk niets met de volgende opsomming van slim-satirische tot eerder merkwaardige gebeurtenissen en personages in het boek: goedkope tijdreismachines, sprekende keukenapparaten, scifi-auteurs, duels met je dubbelganger, snelweghuwelijken, wodka, omkoopschandalen rond Magere Hein, gekkenhuizen, communisten, marsmannetjes, bomaanslagen, Bijbelherschrijvingen, verdrinkingen en veel whisky.

Als Sam, of de Pluterdag nog ergens in de omloop was, zou ik je uitdagen om orde te scheppen in de stroom aan gebeurtenissen en tijdreizen. Op haar beste momenten reikt Van Hercks verbeeldingskrachtgymnastiek daarmee tot de essentie van het scifigenre: kwaliteitsscifi probeert meer te doen dan haar personages slechts in een toekomstwereld te plaatsen met ruimteschepen, cyberworlds of buitenaardse wezens. Het probeert zich voor te stellen hoe zo’n hoogtechnologische cultuur onze manier van denken en onze interne logica tot op hun grondvesten kan aanpassen. Het bestaan van een pluterdag flipt ons besef van tijd volledig op z’n kop, of dat is toch tenminste wat ik dĂ©nk dat Van Herck wil aantonen.

Ik ben er nochtans niet helemaal gerust in. De humor wordt naargelang het verhaal vordert wat voorspelbaar en de satire lijkt soms het resultaat van een te lange avond op café. Nu gaan scherts en scifi helemaal niet slecht samen, maar Van Herck heeft daarin niet zulke ambities als bijvoorbeeld Kurt Vonnegut. Dat hoeft ook niet, want zelfs als de oneliners en droge humor je niet scherp houden, biedt het basisconcept nog genoeg soelaas voor een unieke leeservaring. En Van Hercks schrijfplezier spat ervan af. Sam, of de Pluterdag is het verhaal van een schrijver die zich ondergewaardeerd voelt en een uitlaatklep zoekt, van een hopeloos verliefd persoon die wil gezien worden en van iedereen die het wel zou kunnen als ze nu gewoon een dagje meer tijd hadden!

Wat zou jij doen op pluterdag? Wat als jij een dagje meer in de week had dan de meeste mensen? Ik zou die tijd geloof ik gebruiken om eindelijk gitaarlessen te nemen, of om mijn rijkunsten te oefenen op een vrijwel lege baan. Misschien zou ik wat achterstallig schoolwerk inhalen om mezelf die zoveelste stressbui te besparen, of juist bewuster genieten van het lenteweer terwijl dat nog door de bomen ruist. Occasioneel zou ik een pluternamiddagje doorbrengen in de Panoply, om er in alle rust te verdwalen in nog zo’n pareltje dat door niemand gelezen wordt en nergens in de omloop te vinden valt.



maatschappij

29/04/2025
🖋: 

Maandag: 2u35m, dinsdag: 1u18m, woensdag: 3u10m, donderdag: 1u34m, vrijdag: 1u14m, zaterdag: 4u3m, zondag: 2u56m. Vorige week bracht ik gemiddeld 2u24m per dag door op mijn telefoon, met als grote totaal 16u53m. Dat is dan nog zonder laptop, TV of iPad, waardoor mijn daadwerkelijke schermtijd vele malen hoger ligt. Ik geraak er niet rond; ik hang af van beeldschermen, in welke vorm dan ook. Is het niet voor notities in de les, dan wel als wekker, agenda, entertainment, navigatie, portemonnee, camera, postduif, weetal, rekentoestel, notitieschriftje
 Het is dan geen wonder dat mijn schermtijd zo hoog is, toch?

Als ik eerlijk ben tegen mezelf, zijn het niet de agenda- of kaartapp die mijn hoge schermtijd kunnen verklaren, maar apps zoals Instagram en Netflix. Daar zit nu net het probleem: ik spendeer uren op die apps, maar ze dragen niet echt iets bij aan mijn dag. Sterker nog, als ik erop terugkijk, kan ik me nauwelijks een fractie herinneren van alles dat ik heb zien passeren. Na zo’n scroll- of bingewatchsessie voel ik me bovendien opgejaagd en leeg. En breek me de bek niet open over apps zoals Berichten of WhatsApp. Is het 24/7 bereikbaar zijn daadwerkelijk goed voor iemand? Ik betwijfel het ten zeerste. Aangezien mijn leven niet bestaat uit een reeks aaneengekoppelde noodgevallen, is de overgrote meerderheid van mijn berichtjes niet erg dringend. Waarom voel ik dan toch de nood om voortdurend mijn telefoon in het oog te houden?

Ik besluit dat het tijd is om de proef op de som te nemen: kan ik een volledige lesweek leven zonder dit alles? We zullen het zien, maar eerst de spelregels.

  1. Geen telefoon
  2. Geen sociale media
  3. Geen streamingsdiensten
  4. Laptop is toegestaan op het grondgebied van de campus en bib
  5. Alleen de software van de universiteit en Microsoft zijn toegestaan

Het valt me op hoe zenuwachtig ik ben aan de start van deze week. Ik ga voor de eerste keer in jaren niet bereikbaar zijn!

maandag

“Tuut tuut tuut goedemorgen dit is Studio Brussel.” De analoge wekker die ik ergens in de kelder onder een laagje stof vond, gaat af en luidt zo mijn digitale detoxweek in. Het voelt gek om zonder telefoon op stap te gaan. Ik heb de hele tijd het gevoel dat ik iets vergeten ben. Pas op de fiets besef ik dat dat ook zo is: ik heb mijn portefeuille niet bij. Normaal gebruik ik mijn smartphone als portemonnee... Omdat ik nu al te laat ben, beslis ik om toch door te fietsen naar de campus. Om mezelf te troosten zet ik de iPod-shuffle wat luider, die vol staat met classics uit de jaren 2000. Eenmaal op de campus kom ik bij de volgende horde. In welke aula moet ik nu eigenlijk zijn? Gelukkig voor mij zie ik net een andere laatkomer langskomen die ik de aula in kan volgen, waardoor ik nipt op tijd aankom in de les.

dinsdag

Het is verrassend eenvoudig om van Netflix en Instagram af te blijven zonder afkickverschijnselen te ontwikkelen, maar het wordt steeds vervelender om niet bereikbaar te zijn. Ik heb een knagend buikgevoel dat er van alles rond mij aan het gebeuren is, zonder dat ik enig idee heb wat.

De echte uitdaging vandaag was in en uit Antwerpen rijden met de auto zonder Google Maps aan mijn zijde. Dit raad ik alleen aan aan iemand met een robuust zelfvertrouwen en een uitstekend oriëntatiegevoel of een adrenalinejunkie. Voor mij maakte elke voorsorteerstrook en eenrichtingsstraat van het wegennetwerk een gevaarlijk doolhof waar ik maar net zonder kleerscheuren uit ben geraakt.

woensdag

Na meer dan 48 uur niet bereikbaar te zijn, is het knagend gevoel veranderd in een reus die aan het rondstampen is in mijn buik. Offline zijn heeft ervoor gezorgd dat ik plots in een bubbel ben terecht gekomen. Doordat ik niet op de hoogte ben van de dingen die buiten mijn eigen wereldje gebeuren, voelt deze bubbel plots zeer klein aan. Het universiteitsleven blijft doorgaan, maar wat daarbuiten gebeurt? Geen flauw idee. Het geeft een benauwd gevoel, maar het zorgt ook voor rust doorheen de dag.

donderdag

De week is tot nu toe best vlekkeloos verlopen. Totdat het monster dat de naam tweestapsverificatie draagt zijn kop opsteekt en het onmogelijk maakt om een stoel in de bib te reserveren. Ik heb dit probleem lang kunnen omzeilen door al mijn PowerPoints voor de week op voorhand op te slaan, maar nu is er geen ontkomen meer aan. Er zit niks anders op dan als de rebel die ik ben op een niet-gereserveerde plek te gaan zitten en te hopen op het beste!

vrijdag

De verveling slaat toe. In een normale week los ik dat op met een aflevering van een of ander programma, maar nu dat geen optie is, weet ik niet wat ik met mezelf aan moet vangen. Ja, natuurlijk verveel ik me al wel eens, maar het is lang geleden dat ik me echt al duimendraaiend verveeld heb. Het zorgt er wel voor dat ik eindelijk aan de dingen toe kom die ik de afgelopen weken eindeloos heb uitgesteld, zoals een plant verpotten die al een tijdje te groot is voor zijn pot.

mijn ervaring

Na 120 technologievrije uren kan ik met vertrouwen zeggen dat het verrassend eenvoudig is om voor één midweek het merendeel van technologie af te zweren. Buiten hier en daar wat chaotische momenten of een aantal kleine ongemakken is het allemaal best vlot verlopen.

Vijf dagen is prima, misschien zelfs een verademing, maar langere tijd niet bereikbaar zijn lijkt me simpelweg onhaalbaar. Ik merk dan ook dat ik na vijf dagen tegen mijn limiet aanzit. We hebben de wereld ingericht rond onze technologie. Je rug toe draaien naar het ene kan niet zonder je ook weg te draaien van het andere. Natuurlijk heeft onze steeds digitalere wereld ook talloze voordelen die niet onopgemerkt blijven als ze wegvallen. Dat is doorheen de week wel duidelijk geworden.

Toch kan je je afvragen of we geen oplossingen aan het verzinnen zijn voor zelfgemaakte problemen. We verwachten een hoog tempo van elkaar. Zo versnellen we onze pas, voeren we update na update uit, en blijven we updaten omdat de vorige versie ons niet snel genoeg leek.

Wat me vooral bij gaat blijven van de week, is dat alles een tikkeltje trager gaat als je telefoon uitstaat. Niet alleen omdat je minder tijd verdoet aan sociale media, maar ook omdat de verwachtingen van voortdurend bereikbaar zijn eventjes halt houden. Je hebt plots tijd om een tijdje te blijven hangen in de keuken, een boek te lezen of een plant te verpotten.



antwerpen

29/04/2025
🖋: 
Auteur

Over het ontstaan van de naam Antwerpen bestaan veel twijfels en verhalen. Werd de stad vernoemd naar de heldhaftige daad van Silvius Brabo, die volgens de vijftiende-eeuwse saga de hand van de reus Druon Antigoon afhakte en in de Schelde wierp? Of komt de naam van het Keltische ‘Andouerpis’, dat later ‘Andwerpa’ werd? Misschien zullen we het antwoord nooit weten. Over de bijzondere wijknamen in Antwerpen kunnen we gelukkig vragen stellen waarop we wel antwoorden hebben: hoe komt Luchtbal aan zijn naam en waarom zijn er veel straten met Amerikaanse en Britse namen? Wat is de geschiedenis achter ieders favoriete (Seef)bier? Hoeveel ‘miserie’ kende Sint-Andries? dwars zocht het uit!

Luchtbal

Dit jaar bestaat de Antwerpse wijk Luchtbal honderd jaar. In 1925 werden er 56 huizen gebouwd door de Maatschappij voor Goedkope Huisvesting en deze gebeurtenis luidde het begin van de wijk in. Naar een naam moesten ze niet lang zoeken: Luchtbal, vernoemd naar café Den Luchtbal dat er al sinds 1894 stond. Uitbater Louis Van Vlierberghe hernoemde zijn café zo nadat hij een luchtballon een noodlanding hielp maken in de nabijgelegen velden. In 1905 wist hij met een paar dappere mannen de luchtballon in nood veilig naar beneden te halen. Deze heldhaftige gebeurtenis vormde zo de naam voor de wijk.

Manchesteraan, Bristolstraat, Liverpoolaan, Brooklynstraat, ... Wie nu door Luchtbal wandelt, zal al snel opmerken dat veel straten de naam dragen van een Britse of Amerikaanse stad, en dat is niet toevallig. Na de Eerste Wereldoorlog installeerden Britse soldaten een legerbasis in de haven, niet ver van Luchtbal. Door een groot tekort aan woningen in de binnenstad kocht de stad het ‘Engels Kamp’, waar ongeveer tweeduizend burgers naartoe verhuisden. Vier jaar later begonnen de werken aan de nieuwe wijk en de inspiratie voor nieuwe straatnamen was al snel gevonden.

Seefhoek

We blijven in de sfeer van cafés en bier, want de wijk Seefhoek werd ook vernoemd naar een café. In een hoekhuis in de Lange Beeldekensstraat en de Pesthofstraat bevond zich een popuaire herberg waar veel mensen hun Seefbier kwamen drinken. Nog een leuk weetje: de buurt is de woonplaats van een aantal bekende kunstenaars. Zo woonde schilder Vincent van Gogh tussen 1885 en 1886 in de Lange Beeldekensstraat. Maar ook striptekenaar Willy Vandersteen, de schrijver van Suske en Wiske, en kunstenaar Panamarenko groeiden hier op. Het is maar de vraag of een van hen soms naar dit legendarische café ging.

Natuurlijk kan in dit artikel de herkomst van het Seefbier niet ontbreken. Dit goudblonde bier is het alleroudste stadsbier: de eerste vermelding stamt al uit het jaar 1677, in de administratie van de Sint- Lucasgilde (voor de kunstambachtslieden). Volgens sommigen komt Seef van het Latijnse woord sapa, sùve in het Frans, wat levenskrachtig en veerkrachtig plantensap betekent. Een andere theorie zoekt de etymologische betekenis in de Noorse mythologie: hier wordt Seef gelinkt aan de godin Sif. Sif, Sibbe of Seef, het zijn allemaal varianten op de naam van de Noorse godin van de vruchtbaarheid en landbouw. Deze schoonheid met goudblonde haren zou haar naam aan dit blonde bier hebben geschonken. Nog een derde theorie zegt dat het afgeleid kan zijn van de achternaam ‘Saveniers’. Ik heb een goudbruin vermoeden dat we het niet meer zullen kunnen vragen aan de oorspronkelijke bedenker...

Zurenborg

Wie door Zurenborg loopt, kan zich verwonderen over de indrukwekkende architectuur uit de belle époque, de periode tussen het einde van de negentiende eeuw en het begin van de Eerste Wereldoorlog. De huizen die in art-nouveaustijl gebouwd zijn, waren bedoeld voor de bourgeoisie. Dit waren dan geen adellijke, maar wel gegoede burgers, wat duidelijk te zien is aan de prachtige wijk.

Maar deze voorname wijk was niet altijd zo voornaam. Zurenborg kreeg zijn naam van de zure gronden die rond de Zurenborg Hoeve lagen. De Herentalse Vaart en de Potvliet overstroomden geregeld en zorgden er zo voor dat de bodem verzuurde. In 1837 werd het land rond de hoeve opgekocht door baron Joannes Josephus Osy en zijn schoonbroer John Cogels. Zij hadden wellicht nooit verwacht dat de beroemde Cogels-Osylei nadien hun namen zou dragen.

Sint-Andries

Tijdens de vorige eeuw was het tegenovergestelde van het chique Zurenborg te vinden in de wijk Sint-Andries, gelegen ten zuiden van het stadscentrum. Dat zie je aan de bijnamen zoals Parochie van Miserie of Luizenmarkt. Maar vanwaar komen deze namen? ‘Parochie van Miserie’ verwijst naar de roman met dezelfde titel die John Wilms in 1941 uitbracht. De schrijver werd geboren en getogen in het Sint-Andrieskwartier en kloeg de harde leefomstandigheden van de inwoners aan in Uit de Parochie van Miserie. ‘Luizenmarkt’ verwees dan weer naar het ongedierte dat er leefde, maar ook naar de oude klerenmarkt die er wekelijks gehouden werd. Van zijn moeilijke verleden blijft vandaag echter niks meer over. Sint-Andries is nu het modehart van de stad met onder andere het ModeMuseum en de modepaleizen van grootheden zoals Dries Van Noten. Door zijn goede ligging langs de Meir is Sint-Andries ook een winkelparadijs.

Nu de herkomst van de bijnamen duidelijk is, vraagt de aandachtige lezer zich waarschijnlijk af naar wat ‘Sint-Andries’ verwijst. De officiĂ«le naam loopt terug naar een gebeurtenis in de zestiende eeuw, toen Antwerpen dĂ© havenstad van het Bourgondische Rijk was. Landvoogdes Margaretha van Oostenrijk heropende in 1529 namelijk de kerk van de wijk en als dank kreeg die de naam van Sint- Andreas, de patroonheilige van het Bourgondische hertogelijk geslacht. Hierna werd de wijk vernoemd naar deze Sint-Andrieskerk.

Door een stad als Antwerpen wandelen en de naambordjes lezen, voelt altijd als een tijdreis aan. Naast een wijk die haar naam van een volkscafé kreeg, vind je er een die al honderden jaren langer bekend is bij de Sinjoren. De naametymologieën die we hier uit de doeken deden, zijn uiteraard nog maar het topje van de ijsberg.



stuvers aan het woord

29/04/2025
een foto van Yorn Maes met de tekst "stuvers aan het woord" ernaast
Bron/externe fotograaf

Kyara Pel

🖋: 

Waar is de Studentenraad zoal mee bezig? Haar roze logo verschijnt te pas en te onpas in de mailbox, maar wat doet ze naast mailen? Op welke manieren beïnvloedt ze het dagelijks leven van de student? Om daarachter te komen neust dwars in de projecten van de Studentenraad. Deze editie kaart Yorn Maes, coördinator Onderwijs, het probleem rond de ECTS-fiches aan.

“Als in de ECTS-fiche staat dat de prof op zijn hoofd moet gaan staan tijdens het mondelinge examen, dan moet hij dat ook doen.” Dit klinkt misschien als een grap, maar zo is het dus echt. De ECTS-fiche: het is de fiche die studenten duidelijkheid moet geven over de inhoud van een vak, de begin- en eindcompetenties, welke examenvorm je mag verwachten en welk studiemateriaal je nodig hebt. Het is dĂ© handleiding voor elk opleidingsonderdeel. Die handleiding zou beschikbaar moeten zijn op de opleidingspagina van je faculteit. Dit document is bindend en dient ter bescherming voor zowel de studenten als de professoren, maar wat als die fiche leeg is?

Ondanks het belang van die fiches, blijken sommige ervan nog steeds niet (volledig) ingevuld. “Een lege fiche betekent dat een student zich bij een conflict nergens op kan beroepen”, zegt Yorn. “Dat is natuurlijk problematisch, zeker als je je als student inschrijft op basis van informatie die er eigenlijk niet is.” En precies dat gebeurt nog te vaak op onze universiteit. Hoewel het probleem al langer gekend is en in de laatste jaren ook een stuk verbeterd is, zijn er nog steeds fiches waarbij essentiĂ«le informatie ontbreekt.

Elke faculteit is verantwoordelijk voor de controle van haar opleidingen. “Dat werkt in kleinere faculteiten beter dan in grotere met veel opleidingen en keuzevakken. Daar glipt er al eens iets door de mazen van het net.” Vroeger werd zelfs een jobstudent ingeschakeld om elke fiche apart te controleren, wat weinig efficiĂ«nt was. Gelukkig is er nu een softwareprogramma om die controle te automatiseren; toch zijn er nog steeds uitzonderingen.

De vicerector Onderwijs en het bureau van Onderwijsraad zijn intussen op de hoogte gebracht van het probleem. “De CIKO-cel (Cel voor Innovatie en Kwaliteitszorg in het Onderwijs) binnen elke faculteit speelt een belangrijke rol, maar we hopen nu ook op een centralere aanpak. Andere instellingen werken wel met een vaste procedure die alles systematisch controleert. Dat moet hier ook kunnen.”

Daarnaast werd ook nagedacht over hoe professoren te motiveren. “Een prijs voor de professor die zijn fiches het best invult? Waarom niet!” lacht Yorn. “Maar uiteindelijk is het vooral belangrijk dat we een betrouwbare en centrale procedure krijgen. Studenten moeten weten waar ze aan toe zijn.”

Studenten hoeven in de tussentijd niet stil te zitten. Wanneer ze een lege of niet volledige fiche tegenkomen, kunnen ze contact opnemen met hun CIKO-cel, de ombudsdienst of hun faculteitsstuver.



uantwerpen

29/04/2025
een foto van Nathalie Dens
Bron/externe fotograaf

UAntwerpen

🖋: 
Auteur

De rector en zijn team. Het zijn belangrijke mensen die veel weten, doen en vergaderen. Maar wat doen ze nu echt? Hoe kijken ze naar de problemen binnen en buiten onze universiteit? In een openhartig gesprek met dwars vertelt vicerector Maatschappelijk Engagement en Internationaal Beleid Nathalie Dens over de maatschappelijke rol van UAntwerpen, internationale samenwerkingen en studentenengagement.

Wat doet een vicerector Maatschappelijk Engagement en Internationaal Beleid op een dag?

Geen enkele dag is hetzelfde en dat is echt wel fijn. Het maatschappelijk engagement bestaat uit vier delen: de dienst wetenschapscommunicatie, het diversiteits- en inclusiebeleid, het universiteitsfonds en onze internationale samenwerkingen. Daarnaast ben ik ook voorzitter van de Raad Dienstverlening en werk ik aan de marketing en communicatie en de studentenvoorzieningen, hoewel die laatsten rechtstreeks onder de rector vallen. Dat maakt dat ik op een dag op veel verschillende plekken kom en met veel mensen in contact kom, zowel intern als extern.

U zegt de Raad Dienstverlening, vroeger heette uw functie ook zo: vicerector Dienstverlening. Wat is er nu veranderd?

What’s in a name. De taken en de verantwoordelijkheden zijn grotendeels hetzelfde. Om meer nadruk te leggen op het tweerichtingsverkeer tussen universiteit en maatschappij, is gekozen voor de naam vicerector Maatschappelijk Engagement en Internationaal Beleid. Met de term ‘maatschappelijk engagement’ willen we aangeven dat we oplossingen willen bieden voor de noden van de maatschappij. Zo benadrukken we als universiteit midden in de maatschappij te willen staan, dat we niet vanuit onze ivoren toren meekijken.

Het moeilijkste op het maatschappelijke vlak is, denk ik, de problematiek in Gaza. Hoe gaan jullie daar in het rectoraat mee om?

Het is iets waar we continu mee bezig zijn. Vanaf het moment dat we wisten dat het ons team zou worden, zijn de voorbereidingen begonnen. Die thematiek lag de vorige rector nauw aan het hart. We hebben veel gesproken over hoe we ons daarin willen opstellen. Aan de ene kant moeten we ons explicieter uitspreken over mensenrechten. Aan de andere kant is daar de academische vrijheid. Onze onderzoekers moeten kunnen samenwerken met wie we ze willen. Er zijn moreel contrasterende visies, juridische overwegingen, onze reputatie, maar ook persoonlijke en financiële overwegingen. Het gaat wel om onderzoekers die hun baan verliezen wanneer we zeggen dat hun contract moet stopgezet worden. Het is makkelijk om voor te stellen dat een boycot dé oplossing is, maar daar zijn we het dus niet helemaal mee eens.

Daarnaast is er ook de implementatie. We willen het discours veranderen. In plaats van ‘wat doet de universiteit niet?’, naar ‘wat kunnen we wel doen?’ Daar hebben we veel overwogen en bekeken. Ik begrijp dat de perceptie bij mensen is ‘er gebeurt niks’, maar er gebeurt veel. Alleen hebben we niets om te tonen, omdat de implementatie ook onzeker is. We hebben bijvoorbeeld gekeken of we oud computermateriaal aan Gaza kunnen doneren. Maar al snel kom je tot de realiteit: er is daar niets, dus waar moet je het naartoe brengen?

Een andere optie waar we naar hebben gekeken, is of we lessen kunnen streamen voor mensen in Gaza. Dan hoor je: die mensen moeten wel ergens geregistreerd worden. Hoe betalen die dan? Kunnen we het dan niet open zetten voor iedereen? Waarom dan alleen voor die groepen? Dat is nu een probleem waar je in onze universiteit veel over hoort. Maar er gebeuren ook dingen in Amerika waar we het mee oneens kunnen zijn. Er gebeuren zaken in Congo waar onze onderzoekers nauw bij betrokken zijn. Waarom dit dan wel? Moeten we het niet breder opentrekken? Er komt veel bij kijken; het is complex. Wie moeten we allemaal consulteren? Er zijn veel stakeholders. Je komt met een oplossing, maar er zijn langs alle kanten bottlenecks.

Globaal Engagement klinkt voor veel studenten als een ver-van-hun-bedshow, waarom is dat toch belangrijk?

Het is gegroeid vanuit het idee dat de ontwikkelingssamenwerking onze morele verplichting is. We gaan hulp bieden. Meer en meer groeit het besef: we zijn allemaal afhankelijk van elkaar. Het One Health-concept benadrukt dit: alles is met elkaar verbonden.

Ergens is het dus onze morele verantwoordelijkheid om te helpen. Daarnaast wordt België er zelf ook beter van. Denk bijvoorbeeld aan de huidige instroom van vluchtelingen: als we kunnen inzetten op ontwikkeling in de landen waar mensen vandaan vluchten of samen oplossingen vinden voor de problemen daar, vermindert dat de druk op ons eigen systeem omdat er minder mensen op de vlucht hoeven te slaan. Dat biedt onze bedrijven ook meer kansen om te groeien, te investeren en infrastructuurprojecten te realiseren. Het is dus een win-win. Samenwerking met het Globale Zuiden begon als nicheproject, maar heeft intussen geleid tot goede onderzoekers. Tegenwoordig werken we in Europese projecten samen met diezelfde partners en dat vind ik een mooie evolutie.

Als het gaat over Globaal Engagement wordt vaak de term 'dekolonisatie' vermeld. Wat houdt dat in?

Dekolonisatie gaat over het erkennen en benoemen van het effect dat kolonisatie heeft gehad. Voor België gaat het bijvoorbeeld over de relatie met de Democratische Republiek Congo.

Veel van het lesmateriaal dat wij gebruiken is geschreven vanuit een westers perspectief. Het is belangrijk om erbij stil te staan dat er andere perspectieven zijn. Vanmiddag had ik bijvoorbeeld nog de discussie: mag je nog ‘het Midden-Oosten’ zeggen? Het is immers enkel het Midden-Oosten bekeken vanuit westers perspectief.

Over internationale samenwerkingen gesproken, is onze universiteit over tien jaar volledig Engels?

Nee, zeker niet. We pleiten voor een flexibelere invulling. Momenteel krijgen we steeds minder middelen van de overheid. Misschien niet in absolute cijfers, maar de studentenaantallen groeien en er is inflatie. Alles gaat nu op aan extra kosten die we maken. Het budget geeft geen enkele ruimte voor nieuwe initiatieven. Het zou een domme besteding van middelen zijn om naast elke Engelstalige opleiding een Nederlandstalige te zetten. Tegelijkertijd ben ik geen voorstander van een volledig Engelstalige universiteit. Dat vormt ook een drempel.

U heeft het over hoe de universiteit verandert. Als u terugdenkt aan uw eigen studententijd, zijn er dan dingen die u nu mist?

Het uitgaansleven ziet er anders uit dan vroeger. Ik zeg niet dat dat beter of slechter is, maar het staat momenteel wel onder druk. De feestlocaties worden schaarser en, net als het drinken, duurder. Vroeger zaten we meer op café, nu blijven de mensen meer thuis. Het leidt tot een vicieuze cirkel: er gaan minder studenten op café, maar cafés blijven met dezelfde vaste kosten zitten, waardoor ze hun prijzen verhogen en er opnieuw meer studenten wegblijven. Ik denk dat dit ook een stukje komt door de manier waarop het onderwijs nu georganiseerd is. Vroeger was het minder interactief en lag de focus op examens. Wie goed vanbuiten kon leren, kon zich makkelijker een studentenengagement veroorloven. Nu zijn er veel meer verplichte lessen, groepswerken en presentaties, waardoor studenten het hele jaar door bezig zijn. Ik pleit er niet voor dat we terug moeten naar enkel hoorcolleges en examens in juni, want de huidige aanpak helpt studenten ook andere skills ontwikkelen. Maar het maakt het wel moeilijker om een engagement aan te gaan. Meer en meer is het een afweging geworden tussen studies en betrokkenheid. Ik vind het jammer dat die balans steeds moeilijker te vinden is.

Betekent dit ook dat het steeds moeilijker is om stuvers te vinden?

Ja, dat merken we inderdaad. Tegelijkertijd moeten we ook eerlijk zijn: we vragen veel van die studenten. Ik ben zelf ooit vice-decaan Onderwijs geweest en ik herinner me studenten die urenlang vergaderden — twee uur in de onderwijscommissie, daarna het dagelijks bestuur, en vervolgens de faculteitsraad. Terwijl veel van die vergaderingen geen directe impact hebben op studenten en vaak dezelfde punten terugkeren. Dan stel je je de vraag: moet een student echt zes uur vergaderen over iets dat in tien minuten had kunnen worden afgehandeld?

Misschien moeten we nadenken over een andere manier van organiseren — een manier waarbij het engagement behouden blijft, maar die wel werkbaar is voor studenten. Want het wordt een vicieuze cirkel: omdat het zoveel vraagt, haken studenten af, en wie het wel doet, krijgt er alleen maar meer werk bij.

Bovendien is er ook een gebrek aan kennis. Veel studenten weten eigenlijk niet goed wat een studentenvertegenwoordiger precies doet of wat een studentenclub inhoudt. We moeten daar beter over communiceren en het zichtbaarder maken. Wie zijn die studentenvertegenwoordigers? Wat doen ze concreet? En vooral: wat bereiken ze?



maatschappij

29/04/2025
🖋: 
Auteur

Staking op 13 januari, een negendaagse actie in februari, een volledige week in maart, vier dinsdagen in april, 
 De waslijst van stakingsdagen in 2025 valt al lang niet meer op twee handen te tellen en dat terwijl de paasvakantie nog maar net voorbij is. Voor pendelende studenten staat het lijstje gelijk aan afgeschafte treinen, gemiste lessen en vooral een hele hoop frustratie. dwars sprak met MaĂŻtĂ© Michiels, Zeno Pieters en Kjente Van Eyken, drie studenten Taal- en letterkunde die met de trein naar de Stadscampus pendelen – als er treinen rijden, natuurlijk.

Je moest de afgelopen maanden je nieuwsapp nog maar openen of er werd alweer een nieuwe treinstaking aangekondigd. De spoorvakbonden uiten zo hun ongenoegen over de pensioenverhoging die de regering-De Wever wil doorvoeren. Verder verzetten ze zich tegen de geplande besparingen bij het spoor en de mogelijke ontbinding van HR Rail, de juridische werkgever van de NMBS. Jammer genoeg is het vooral de modale pendelaar die de gevolgen van de aanhoudende stakingen ondervindt.

treintrauma's

“Ik ben al vaak te laat gekomen in de les”, vertelt Zeno, die pendelt vanuit Niel. “Als er stakingen zijn, komt mijn trein nooit op tijd. Het gebeurt ook dat ik een uur aan het station sta te wachten, maar dan komt mijn trein toch niet en moet ik weer naar huis gaan.” Voor pendelaars is het ‘s avonds na de les ook niet altijd evident om thuis te geraken. Zeno herinnert zich nog een avond in het Centraal Station: “Mijn trein had toen eerst 18 minuten vertraging. Daarna kwamen er nog 30 minuten bij en uiteindelijk werd zelfs dat nog eens met 60 minuten verlengd. Toen heb ik maar een taxi naar huis genomen, want er reden op dat moment natuurlijk ook geen bussen meer.”

Studenten moeten door stakingen vaak een hele nieuwe reisplanning opstellen. Kjente, die pendelt vanuit Duffel en Heist-op-den-Berg, legt uit: “Mijn les begon pas om 12u30, maar ik moest de trein al nemen om 8u30, omdat alle andere rechtstreekse treinen niet meer reden.” Ook MaĂŻtĂ©, die de trein neemt in Aarschot, doet haar best om steeds naar de les te komen, ook al moet ze daarvoor veel vroeger dan normaal vertrekken. “Het is handig als proffen lesopnames beschikbaar stellen, want daar spaar je veel uren mee uit. Ik snap dat proffen willen vermijden dat er minder studenten naar de les komen, maar ze zouden op stakingsdagen wel een uitzondering kunnen maken. Studenten hebben de stakingen zelf niet in de hand, wij kiezen hier ook niet voor. Ik zou veel liever zelf naar de les komen, maar als dat niet lukt, bieden lesopnames wel een houvast.”

pendelende proffen

Studenten zijn niet de enige pendelaars die door de stakingen worden getroffen. Ook sommige proffen pendelen met de trein naar de campus. Prof. dr. Dirk Pijpops, docent Nederandse Taalkunde, heeft gelukkig nog geen enkele les moeten afschaffen. “Ik ben wel een keer een uur vroeger met de les moeten stoppen”, legt hij uit. “Enkele studenten lieten me toen weten dat ze vroeger moesten vertrekken, omdat ze anders niet meer thuis zouden geraken. Toen heb ik in de app gekeken en zag ik dat dat voor mij ook gold.”

Pijpops voorziet dit jaar lesopnames, maar hij vindt niet dat proffen verplicht opnames beschikbaar moeten stellen. “Het is de verantwoordelijkheid van de student om zelf notities te vragen bij medestudenten. Als de student niemand kent in de les, kan die aan de prof vragen om een oproep te doen. Dan zijn er altijd medestudenten die willen helpen.”

een extra lading examenstress

Ondanks alle hinder heeft Zeno wel begrip voor het spoorwegpersoneel dat staakt. “Het is natuurlijk enorm lastig als pendelaar, maar ik denk persoonlijk dat het nog veel lastiger is om te strijden voor je pensioen.” Toch stuiten de stakingen ook op veel onbegrip bij studenten, zeker omdat ze zo lang aanslepen. Er staan bovendien nog acties gepland tot in augustus. Kjente vreest alvast voor stakingen tijdens de examenperiode: “Ze weten dat wij in mei en juni examens hebben, maar toch willen ze nog staken. Dus wanneer het voor ons sowieso moeilijker wordt, gaan ze het ons nog moeilijker maken.”

In verband met de staking van 13 januari liet UAntwerpen weten dat afwezigheid niet telde als overmacht. Studenten riskeerden dus een herexamen als ze niet op tijd op de campus geraakten. “De universiteit had besloten dat afwezigheid geen overmacht was, omdat we lang genoeg op voorhand wisten dat het staking zou zijn. Maar ze vergeten wel dat wij pas 24 uur op voorhand weten hoe onze treinen rijden”, merkt Kjente op. Bovendien bestaat het risico dat de treinen alsnog vertraging oplopen of worden afgelast. MaĂŻtĂ©, die op 13 januari al om 9 uur ‘s ochtends examen had, besloot dan maar om op hotel te gaan in Antwerpen. “Je wilt echt geen onnodige stress op de ochtend van een examen”, verklaart ze. Toch kan ze nog lachen om de situatie: “Het voelde alsof ik voor één nachtje op kot zat.”

Professor Pijpops snapt dat stakingen stressvol zijn voor pendelende studenten. Hij vertelt dat er tijdens zijn eigen studententijd ook eens werd gestaakt in de examenperiode. “Omdat ik de trein niet kon nemen, moest ik met de auto naar Campus Arenberg in Leuven. Maar ik stond in de file en vond ook geen parkeerplaats. Dan heb ik mijn auto uiteindelijk in een veld achtergelaten en kon ik net op tijd aan mijn examen beginnen. Dat was geen leuke aankomst.” Professor Pijpops raadt studenten aan om altijd te zorgen voor een plan B, en zelfs voor een plan C en D. Het is maar te hopen dat pendelende studenten in mei en juni gewoon op plan A kunnen rekenen en allemaal met de trein de campus kunnen bereiken – zonder stakingen, zonder (overbodige) stress en ruimschoots op tijd.



antwerpen

29/04/2025
🖋: 

Op een zonnige maandagnamiddag wandelen we het Stadhuis van Antwerpen binnen. We hebben een afspraak met waarnemend burgemeester Els van Doesburg en worden al snel naar boven gelaten, richting Schoon Verdiep. Indrukwekkend is zeker het juiste woord om het te beschrijven: we nemen plaats in een ruime zaal met hoge houten plafonds, marmeren deurlijsten en portretten van oud-burgemeesters. Gewapend met een studentenperspectief en een hele hoop vragen worden we binnengelaten in het bureau van de burgemeester, waar ze ons opwacht. Ook hier keert de statelijke renaissance-inrichting terug in de ruime kamer; een mooie werkplek heeft ze zeker. We zijn hier niet om het te hebben over de economie of pensioenen, maar over zaken die studenten aangaan en waar zij als burgemeester van onze studentenstad dus veel over te zeggen heeft. Wat heeft ze ons te vertellen?

Op 24 februari werd u ingezworen als waarnemend burgemeester van Antwerpen. Hoe heeft u deze voorbije periode ervaren?

Hectisch, een beetje chaotisch natuurlijk, omdat het toch tot op het laatste moment onzeker was of Bart (de Wever, n.v.d.r.) premier zou worden of niet. Daarna ging alles snel: er zijn ook wissels in het team. Ik heb mijn eigen team uitgebouwd als schepen en Bart heeft hier op het Kabinet Burgemeester mensen die ook heel veel expertise hebben, waarvan sommigen met hem naar de Wetstraat 16 zijn meegegaan. Je moet je inwerken op erg juridische thema’s, zoals bijvoorbeeld veiligheid. Dat is veel studeerwerk en ondertussen stroomt je mailbox over van mensen die je willen ontmoeten. Er komen ook veel nieuwe, andere verplichtingen bij. De eerste maand is voorbijgevlogen, maar het voelt tegelijk alsof het zes maanden op één maand was. Het was heftig, maar het is leuk omdat de reacties van de Antwerpenaren zo positief waren. Ik voel me echt meteen omarmd.

Heeft u al veel contact gehad met de universiteit?

Voordien had ik als schepen van Gezondheid vooral contact met het UZA en op die manier stond ik in verbinding met de universiteit. Nu is dat veel breder dan enkel gezondheid: het gaat ook over de veiligheid van de studentenbuurt, of we een fijne studentenstad zijn en studentenhuisvesting. Er is de traditie dat de burgemeester en de rector elkaar regelmatig zien en in nauw contact staan. De nieuwe rector staat er ook voor open om dat verder te zetten. Bij onze eerste ontmoeting gaf hij een presentatie over onder andere vleermuizen, dus heb ik veel meer geleerd over muizen en vleermuizen dan ik ooit had gedacht.

Ik weet ook dat er vraag is voor een betere connectiviteit tussen de verschillende campussen, zeker voor studenten die op verschillende campussen moeten zijn voor hun opleiding. Dat is ook wel een van de dingen die ik met de rector wil bespreken. Ik werk graag op basis van concrete voorstellen, dus als de rector bijvoorbeeld aangeeft dat dit een issue is, dan moeten we eens kijken of we dat beter kunnen voorzien of anders kunnen oplossen.

U heeft ook zelf aan UAntwerpen gestudeerd. Hoe was uw ervaring hier?

Ik heb Politieke & Sociale Wetenschappen gestudeerd en heb dat heel graag gedaan. Wel was het een erg abstracte en theoretische studie, waardoor ik niet goed wist wat ik concreet kon bieden op de arbeidsmarkt. Ik miste de mogelijkheid om stage te doen, dus ben ik daar in mijn masterjaar zelf naar op zoek gegaan. Zo ben ik uiteindelijk de politiek ingerold. Ik zou het dus iedereen aanraden om stage te lopen als je de mogelijkheid hebt. Maar leid natuurlijk je leven zoals je zelf wilt. (lachen allemaal)

Ziet u Antwerpen als een veilige omgeving voor studenten of hebt u het gevoel dat het beter kan?

Zeker het voorbije decennium is er enorm ingezet op de veiligheid in Antwerpen, zowel voor de studenten als voor de "gewone" Antwerpenaar. Dat zorgt er dus voor dat de overgrote meerderheid van studenten zich veilig voelt in Antwerpen en het idee heeft dat ze hier veilig kunnen uitgaan en over straat kunnen. Dat is wel fijn. Natuurlijk moeten we daar constant waakzaam voor blijven. Een van de dingen waar we expliciet op ingezet hebben is de campusagent, die toevallig mijn pluszoon is en ik dus goed ken. Hij woont in de studentenbuurt, gaat naar veel activiteiten en heeft contact met studentenclubs. Hij is heel aanspreekbaar en gekend bij studenten. Het concept van de campusagent zorgt ervoor dat studenten het idee hebben dat de politie heel bereikbaar is. De politie is ook steeds aanwezig op festivals en dergelijke, waarbij ze bijvoorbeeld ook helpen bij ongewenste intimiteiten of een rustige plaats voorzien voor studenten. Dat zijn ook allemaal signalen dat zowel de fysieke veiligheid van studenten als hun mentale welzijn super belangrijk zijn voor hen.

Zijn er op het vlak van veiligheid bepaalde dingen waar u meer op wil inzetten of plannen die u zelf zou willen uitwerken?

De overlast door studenten is de voorbije jaren in ieder geval afgenomen. Dat heeft te maken met een betere verstandhouding tussen de buurt en de studenten, het doopcharter, duidelijkere afspraken met studentenverenigingen en strengere sancties vanuit de universiteit. Wat natuurlijk samenhangt met die overlast, is overmatig druggebruik. Zo is de hoeveelheid cocaĂŻne die aanwezig is in het studentenleven exponentieel toegenomen en meer genormaliseerd. Dat is problematisch en komt ook de veiligheid van het uitgaansleven niet ten goede. Daar zetten we als politie uiteraard op in, specifiek op handhaving rond drugs.

Zijn er, naast uitgaan, bepaalde studentenactiviteiten die u zou willen stimuleren?

Het leuke aan Antwerpen als studentenstad is dat je er als student deel uitmaakt van een bruisende grootstad. De stad loopt niet leeg in het weekend als er geen studenten zijn, integendeel: er is altijd van alles te beleven. Ik wil de studenten daar graag bij betrekken. De studentenkortingen voor bijvoorbeeld musea helpen daar al bij. Daarnaast faciliteren we als stad natuurlijk ook evenementen zoals Students on Stage en StuDay. Ik denk dat er dus een groot aanbod is in Antwerpen waardoor je als student je ding wel kan vinden in de stad. Dat is een van de redenen waarom ik nooit lid was van een studentenclub, omdat ik ook de stad wou ontdekken. Maar het is ook omdat ik een beetje een loner was.

Op welke manier wilt u de stad dan aantrekkelijker maken, niet enkel voor studenten maar ook voor jongeren die na hun studentenleven in Antwerpen zouden willen wonen?

De vorige legislatuur was ik schepen van Wonen en wat mijn ambitie is, is de stad zo aantrekkelijk is dat studenten die in Antwerpen komen studeren hetzelfde doen als ik heb gedaan: blijven pakken. Zo bouwen ze hun leven op in Antwerpen en doorlopen ze hier ook hun wooncarriÚre. Dat is wel een grote uitdaging. Zo is de nummer één bezorgdheid van studenten de betaalbaarheid van een woning. Het is natuurlijk belangrijk om voldoende aanbod te voorzien voor elke stap in je wooncarriÚre. Ik wil dus dat er voldoende aanbod is voor mensen die pas gaan werken, wanneer ze nog geen gigantisch loon hebben, maar ik wil ook dat ze kunnen doorgroeien binnen de stad wanneer ze kinderen hebben. Ik ben er vorige legislatuur meer gestart en dat willen we nu echt doortrekken. We willen deze legislatuur expliciet proberen meer betaalbare woningen te creëren.

Antwerpen is ook een stad met veel werkgelegenheid, sociaal-culturele activiteiten en een rijke gastronomie, wat het aantrekkelijk maakt om te blijven pakken. De voorbije twaalf jaar is er ingezet op de leefbaarheid van de stad. Zo is het groenbeleid belangrijk, zeker omdat veel inwoners geen tuin of groot terras hebben en de stad dus de tuin is van iedereen. Vorige legislatuur hebben we daar een prijs voor gewonnen. Daarnaast staat Antwerpen in de top van Europese fietssteden. We gaan de komende jaren ook blijven investeren in aantrekkelijkheid. Zo is het gigantische project van de Oosterweelverbinding (het sluiten en vergroenen van de Ring rond Antwerpen, n.v.d.r.) geen infrastructuurproject alleen, maar een nieuwe kathedraal die we aan het bouwen zijn. Dat is momenteel de grootste werf van Europa. Het is ook iets waarvan ik hoop dat de Antwerpenaar door geënthousiasmeerd wordt, want het is een samenlevingsproject. Wat volgens mij eveneens een troef van Antwerpen is, is de connectie die wij kunnen maken tussen de bedrijven die we hier hebben, de universiteit en jonge ondernemers. Op die manier maak je een supersterk vierkant tussen wat de arbeidsmarkt wil, wat het bedrijfsleven wil, wat de universiteit kan faciliteren op academisch gebied en wat wij als stad mee kunnen faciliteren. Daar kunnen we echt mee uitpakken.

Even iets helemaal anders: u bent de eerste vrouwelijke burgemeester van Antwerpen in meer dan twintig jaar. Hoe voelt u zich hierbij?

Er zijn twee vrouwelijke burgemeesters geweest voor mij en ik ben een heel ander type, ook veel jonger, de jongste in de moderne geschiedenis. Ik vind het fijn dat het feit dat ik dit jaar moeder word duidelijk inspirerend werkt voor veel vrouwen die moederschap combineren met een veeleisende job. Wat dat betreft zijn de tijden veranderd. Vroeger leefde het idee veel meer dat je ofwel een carriÚre, ofwel een gezin had. Er zijn wel wat vrouwen, generaties voor mij, die om die reden de keuze hebben gemaakt om geen kinderen te hebben. Dat dat niet meer hoeft is vooruitgang, dat is evident. Voor de rest ben ik er zelf minder mee bezig; vooral andere mensen zijn dat, maar ik doe gewoon mijn ding. Ik vind het altijd vreemd als mensen doelbewust inspirerend willen zijn. Je leidt gewoon je leven en ik doe ook enkel dingen waarvan ik denk dat die bij mij passen. En dan vind ik het natuurlijk wel tof als jonge mannen of vrouwen het inspirerend vinden. Zo kreeg ik bijvoorbeeld een foto doorgestuurd van iemand wiens dochter verkleed was als meisjesburgemeester; dat vond ik heel leuk. Ik ben dus minder gefocust op vrouw-zijn, maar meer op hoe ik in het leven sta. Ik probeer daarin een zekere veerkracht uit te stralen.

Ervaart u uw jonge leeftijd dan ook als iets positiefs, omdat u dichter bij jongeren staat?

Ik denk wel dat ik mensen in die zin verbaasd heb. Ze vragen mij wel eens of ik soms het idee had dat ik, als vrouw, niet serieus genomen werd. Dat idee heb ik nooit gehad, maar dan wel net meer op basis van mijn leeftijd. Ik ben heel jong schepen en voorzitter van bepaalde raden van bestuur geworden. De reactie was eerder gebaseerd op mijn leeftijd dan op mijn geslacht. Ik ben ook altijd binnengekomen met de ingesteldheid eerst goed te luisteren en te kijken hoe de dynamiek is. Ik draag die ingesteldheid uit: “Ik ben inderdaad een jonge voorzitter en onervaren, en ik sta open om te leren hoe jullie hier werken en hoe alles eraan toegaat”. Op basis daarvan creĂ«er je meer natuurlijke autoriteit dan wanneer je dat moet afdwingen. Als je keihard werken combineert met die instelling, dan kan je snel een goede samenwerking creĂ«ren tussen mensen met ervaring en nieuwe mensen.

Mijn team is ook heel jong, ik heb veel jonge mensen kansen gegeven om deel uit te maken van het project dat we hier aan het realiseren zijn, gecombineerd met meer ervaren mensen. Het zijn ook allemaal mensen die ergens in geloven en ergens voor willen gaan, en dat is soms belangrijker dan je cv tonen. Dat is ook het voorbeeld dat ik voor jonge mensen wil zijn: laat je niet intimideren door bepaalde dingen. Je mag alles vragen wat je wilt, je mag overal voor gaan. Je moet ook niet bang zijn om in het diepe gegooid te worden; je moet enkel zien dat je kan zwemmen. Ik hoop dat die onbevreesdheid inspirerend werkt.

Hoe ziet u de rol van uw aanwezigheid op sociale media voor een succesvol bestuur?

In zekere zin is het belangrijk, omdat je je eigen sociale media veel meer onder controle hebt dan die van anderen. Blijkbaar zijn veel dingen die ik zeg controversieel en worden die vaak bewust in een controversieel daglicht gezet. Op je eigen sociale media ben jij natuurlijk degene die het narratief bepaalt. Ik probeer wel weg te blijven van de standaard politieke socialemediapagina; Facebook vind ik sowieso niet zo tof, dat is een heel andere sfeer dan Instagram, wat wel meer mijn medium is. Ik beheer mijn eigen Instagram. Voor mij is dat gewoon een toffe plek waar ik zaken kan laten zien die ik zelf wil zien van anderen, naast wat ik politiek doe. Mensen spreken ook vaak over de authenticiteit van politici en ik denk dat je dus vooral niet authentiek bent wanneer je je sociale media aan anderen uitbesteedt en analyses laat maken over wat je moet posten. Je ziet het onmiddellijk als politici het zelf doen en vooral wanneer ze dat niet doen. Voor mij is het ook vooral een manier om een zekere connectie te maken met mensen. Het zorgt ervoor dat je heel aanspreekbaar bent. Je kan op die manier informatie delen; de Instagram van Stad Antwerpen doet het daarnaast ook heel goed en dat is onmisbaar. Via sociale media krijg je een connectie met je volgers en heb je een gemeenschapsgevoel. Twitter (het huidige X, n.v.d.r.) vind ik ook allang niet meer leuk, daar is iedereen compleet gestoord. Ik vraag me soms af of mensen niets beter te doen hebben dan op een zondagmiddag giftige comments posten, maar ik merk dat dat op Instagram minder het geval is, daar is een meer positieve vibe.

Ik merk ook dat sociale media het medium zijn waarop jonge mensen mij het meest rechtstreeks bereiken. Jongeren die bepaalde vragen hebben over wat er gebeurd is of wat ik gezegd heb, gaan niet snel mails sturen. Daarom vind ik het ook belangrijk om het zelf te doen, zodat ze geen standaard, officieel antwoord krijgen. Het idee is om met hen als normaal mens te spreken. Ik ben ook Antwerpenaar, ik woon hier en heb hier een normaal leven. Ik ben geen onbereikbaar persoon: je kan gewoon in mijn dm’s sliden.

Komt u veel in contact met politiek geëngageerde studenten?

Je hebt inderdaad studentenclubs die debatten en inhoudelijke avonden organiseren en daar spreek ik met plezier. Voor mij mag dat ook over meer gaan dan enkel de actualiteit. Ik heb eens een tour gedaan waarin ik met jonge mensen sprak over vrijheid van meningsuiting, safe spaces en hoe die twee ook wel met elkaar op gespannen voet staan. Het stoort me dat sommige politici de bezorgdheden van jongeren beperken tot bijvoorbeeld gratis met de tram rijden. Ze zijn met meer dingen bezig dan enkel praktische, concrete zaken. Dat gaat ook over grotere thema’s waar ik graag over spreek met jongeren: in wat voor stad en samenleving ze willen leven, wat hun mensbeeld is, welke druk ze ervaren om perfect te zijn, of over de verborgen eenzaamheid die toch leeft onder jongeren. Dat is een van de redenen waarom ik heel hard tegen TikTok ben: dat is een buitengewoon giftig algoritme. Je komt meteen in een rabbit hole en voor je zelfbeeld is dat slecht.

Mijn favoriete momenten zijn die waarbij het licht aangaat, waarbij jongeren zich realiseren dat hun leefwereld veel groter is dan de eigen kring. Ik ben gelabeld als ‘conservatief’ en dat vind ik ook niet erg. Ik probeer dan ook vooral aan jongeren uit te leggen wat dat betekent en wat de gedachtegang erachter is. Zeker bij jonge vrouwen merk ik dat ze vaak wel meegaan in de ideeĂ«n, maar zichzelf liever niet labelen als conservatief. Daarom is het effectiever om het woord weg te laten en gewoon te spreken over hoe je in het leven staat – dat vind ik boeiend. Dat is ook de rol van de universiteit, politici en iedereen die maatschappelijk geĂ«ngageerd is: om de leefwereld wat open te trekken. Dat gaat voor mij veel verder dan tramabonnementen of openingsuren van nachtclubs. Dat vond ik zelf ook tof als student, om het idee te krijgen dat je zaken vanuit een andere hoek bekijkt.

Bedankt om tijd voor ons te maken in uw drukke agenda. Waarom vond u het belangrijk om dit interview te doen?

Om dezelfde redenen als wanneer ik voor veel studenten ga spreken: ik vind het belangrijk dat je toegankelijk en bereikbaar bent. Ik hoop ook dat mensen die het lezen over zaken nadenken waar ze ervoor misschien nog niet bij hadden stilgestaan. Ik vind ook dat je als burgemeester van Antwerpen een interview moet geven aan het studentenblad van UAntwerpen: het is een no-brainer. (lacht)