“Nutteloos. Een soort existentiële nutteloosheid.” Kasper zat op de rand van het bed, zijn handen eens te meer in het haar. Samantha lag, minstens even onbevredigd, achter hem en zuchtte een beetje geërgerd, maar stil genoeg dat hij het niet kon horen. “Kasper...” – “Het speelt de hele tijd door mijn hoofd. Ik kan er ook niet aan doen dat – hij keek even naar beneden – dat dingen misgaan.” Sam kroop achter hem en sloeg haar armen rond zijn middel. “Maar wat is er dan mis, liefje?” Kasper zweeg even en streelde haar handen. Hij leek na te denken, maar eigenlijk genoot hij gewoon in stilte van het gevoel van haar borsten tegen zijn rug. “Ik wil weer iets doen,” zei hij uiteindelijk, “een doel hebben in mijn leven. Ik wil opnieuw een Kwaad bestrijden!” Na zo’n gewichtige uitspraak was de stilte die volgde ietwat pijnlijk, tot Sam – die er op het nippertje in geslaagd was haar lach te bedwingen – voorzichtig vroeg “Vraag het aan Hem?” Abrupt stond Kasper op en stak een vermanende vinger in de lucht. “Hé, Jij, Schrijver!” Sam lachte, half nerveus, om zijn potsierlijke houding, maar ademde scherp in toen een galmende stem antwoordde. “Euhm, ja?” – “Wat is er met ons gebeurd? Vorig jaar was ik een held, had ik een toekomst! Nu? Nu ben ik een zielig, klagend ventje.” – “Steek dat op Mijn hoofdredactrice. Die arrogante trut zet Mij voortdurend een hak. Wat wil je dat Ik doe op een halve pagina?” – “Oh, nee, nu moet Je de schuld niet gaan afschuiven. Jíj hebt ons gecreëerd; Jíj bent ons aan het schrijven. Bedenk maar iets.” Kasper en Sam keken allebei verwachtingsvol naar boven, hij kwaad, zij nieuwsgierig. “Goed. Je wil een doel? Ik ben er zeker van dat je een goede vader wordt. Gefeliciteerd, Sam, je bent in verwachting.” Met een ruk draaide Kasper zich naar haar om. “Wa... Hoe... Ik kreeg hem niet eens recht!” – “Hey, Ik ben een God in Mijn eigen Schrijfsels. Als er verder niets meer is, dan ga Ik nog op café.” – “Wacht! Godverdomme! Schrijver, wacht! Schrijver!” Maar de stilte was drukkender dan ervoor, want Ik was weg. Verslagen ging Kasper naast Sam zitten. Ze grinnikte. “Proficiat, Kasper.” Maar hij schudde zijn hoofd. “De Schrijver is een lul.”
Twintig jaar geleden koos Maya Detiège ervoor om aan de Universiteit Antwerpen Farmacie te studeren. Dit om zo ver mogelijk verwijderd te zijn van alles wat ook maar enigszins naar politiek rook. Vandaag is Detiège sp.a-volksvertegenwoordiger in het federaal parlement en voordien zetelde ze ook al in de Antwerpse provincieraad en districtsraad. Opmerkelijk voor iemand die absoluut niets van politiek wilde weten.
Maya Detiège Als er één ding is wat ik niet wilde, was het dezelfde weg bewandelen als mijn moeder en mijn grootouders (niet alleen Detièges moeder, Leona, maar ook haar grootvader Frans is Antwerps burgemeester geweest, nvdr.). Ik wist dat de socialistische partij me vroeg of laat voor de politiek zou proberen te strikken omwille van mijn achternaam, maar dat wilde ik koste wat het kost vermijden, hoewel het ook toen al kriebelde. Uit de waaier aan universitaire opleidingen heb ik uiteindelijk net die richting gekozen waarvan ik dacht dat ze het minst met politiek te maken had: Farmacie.
Nochtans had ik me eerst ingeschreven voor Geneeskunde, overtuigd door mijn moeder: “Als je echt niet in de politiek wilt, Maya, doe dan maar Geneeskunde.” Maar op het laatste nippertje heb ik me nog bedacht: Farmacie lag me meer.
Van waar die voorkeur?
Detiège Mijn grootvader is lange tijd ziek geweest. Het maakte een diepe indruk op mij dat al die pilletjes met verschillende kleuren hem konden genezen. Mijn interesse voor scheikunde was gewekt en toen ik een paar cursussen Farmacie van een vriendin inkeek, wist ik dat ik juist zat.
Na je studies ben je apotheker geworden.
Detiège Ik heb nog overwogen om in het onderzoek te gaan, maar een prof heeft me op andere ideeën gebracht. Hij vond mij veel te sociaal om tussen een hoop proefbuizen in een laboratorium te gaan zitten. Ik heb dan proefstage gelopen in een apotheek en dat sprak me meteen aan.
Toch ben je in de politiek beland. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan?
Detiège Ik was er inderdaad in meegezogen voor ik het wist. Toen de Jongsocialisten – het huidige Animo – me voor het eerst aanspraken, was ik ontzettend sceptisch: zo’n bende jongeren die even de wereld willen verbeteren, o nee… Het was dus met de nodige voorzichtigheid dat ik mee in de boot stapte, maar al snel besefte ik dat ik het eigenlijk heel fijn vond om met een groep gemotiveerde mensen samen te werken rond een ideologie. Ik herinner me nog goed dat we op een van mijn eerste vergaderingen discussieerden over de vierdagenweek. Wij waren aan het rekenen geslagen en stelden vast dat als je de hele wereld aan het werk wilde zetten, de tweedagenweek ingevoerd zou moeten worden! We hebben ons toen nog afgevraagd of we dat al dan niet zouden promoten, maar onze plannen bleken niet bepaald realistisch, dat zagen wij ook wel in. Hoe dan ook, ik genoot ervan met zulke dingen bezig te kunnen zijn. Toch heb ik de apothekerswereld niet meteen de rug toegekeerd. De definitieve stap heb ik pas een drietal jaar geleden gezet, toen ik naar het federaal parlement getrokken ben. Maar: om de veertien dagen werk ik nog altijd in een apotheek om het contact met de “echte wereld” te onderhouden.
Waarom heb je ervoor gekozen om in Antwerpen te studeren?
Detiège Dan kreeg ik een auto! Eigenlijk heb ik het heel slim gespeeld. Ik mocht kiezen: ik ging óf op kot óf ik kreeg een auto. Ik koos voor het laatste. Maar op het RUCA had ik na een enkele maanden al een lief dat wél op kot zat. Gevolg: ik had én een kot én een auto. Eigenlijk woonde ik op de duur enkel nog in theorie thuis, maar dat hoort ook bij het studentenleven, vind ik.
Hield je er een zwaar studentenleven op na?
Detiège Behoorlijk, ja! Ik was lid van twee studentenclubs: bij UFKA, de studentenclub van Farmacie, ben ik sportpreses geweest en ik heb ook op het punt gestaan om preses te worden van Campinaria, de studentenclub voor home- en kotstudenten. Ik zou de eerste vrouwelijke preses geweest zijn, maar ik heb uiteindelijk beslist om het niet te doen uit vrees dat ik het niet zou kunnen combineren met mijn studie. Nadien heb ik wel spijt gehad van die beslissing: ik had allicht een evenwicht kunnen vinden. Nu goed, ik heb er wel van kunnen genieten om achter de schermen mee lawaai te maken!
Bleef er dan nog tijd over om te studeren?
Detiège Een heel ijverige student was ik niet. Ik probeerde overal de essentie uit te destilleren. Wat heb je er immers aan om alles tot in de details te blokken als je nadien toch de helft vergeet? De mensen die grote onderscheiding haalden, zaten vaak helemaal ondergedompeld in hun eigen wereld en dat was niets voor mij.
Zijn er dingen die je graag anders gezien had aan je opleiding Farmacie?
Detiège De richting is uitsluitend op wetenschappen toegespitst en dat vind ik eigenlijk te eenzijdig. Mijn partner heeft Germaanse gestudeerd en ik merk dat zijn culturele achtergrond veel breder is dan de mijne. In dat opzicht vond ik het RUCA veel toffer dan de UIA. Op het RUCA kwamen we in contact met allerlei mensen uit verschillende studierichtingen en ik moet zeggen dat het goed deed om af en toe over iets anders te kunnen praten dan de volgende practicumproef. De UIA was toen veel minder gemengd: enkel de studenten Rechten hadden les in hetzelfde gebouw als wij, maar ons contact bleef beperkt.
Van Farmacie wordt wel eens gezegd dat het een poppemiekesrichting is.
Detiège Ik herinner me inderdaad dat ik me er in het begin – als halve jongen – totaal niet op mijn plaats voelde. Op de eerste dag van het academiejaar moest iedereen verzamelen bij een bord waarop zijn of haar studierichting geschreven stond en bij ‘Farmacie’ stonden verdacht veel opgetutte meisjes. Maar uiteindelijk viel het wel mee, hoor. Zonder me te hoeven aanpassen, heb ik er een hoop fijne mensen ontmoet.
Zou je nu, 20 jaar na datum, opnieuw voor Farmacie kiezen?
Detiège Ik ben over het algemeen zeker tevreden over mijn opleiding: ik zou geen andere richting kiezen, denk ik. Maar uiteindelijk is het bijzaak wát je precies studeert. Hoe kan je nu op je achttien beslissen waar je de rest van je leven mee bezig zal zijn? Bovendien geloof ik dat er maar weinig mensen in staat zijn om langer dan tien jaar hetzelfde te doen. Ik vond het akelig dat men mij in de apotheek soms aansprak als ‘den apotheker’. Neen, ik ben niet wat ik gestudeerd heb, ik ben Maya.
Het begon als een onschuldige vraag – of ik even mijn favoriet kunstwerk wou beschrijven – gevolgd door een al even onschadelijk “ja”. Naarstig begon ik mijn brein uit te spitten, op zoek naar het ultieme kunstwerk. Maar wat is geweldige kunst? Moet ik emotioneel omver gesmeten worden, of eerder onder de indruk zijn van originaliteit of een feilloze techniek? De vraag naar wat kunst nu eigenlijk is, liet ik veiligheidshalve links liggen, ervan uitgaande dat u en ik daar toch een redelijk overeenstemmend vaag beeld van hebben (hierbij mijn welgemeende excuses aan de croissants van bakker Abdullah, helaas hors catégorie).
Na lang graven kwamen twee namen aan de oppervlakte te liggen. Twee mensen (één was echt niet haalbaar) die in hun werk tegelijkertijd verrassend, perfect afgewerkt en emotioneel meer dan boeiend zijn. Kunst waarvan je kan blijven genieten:
Numero uno is Tom Waits, de man die platen maakt die je een dag lang op repeat kan zetten zonder je een moment te vervelen. In zijn muziek zit een spanning die mij op mijn grondvesten doet daveren. Zijn ratelende kerkhofblues is rauw, onheilspellend en muzikaal geweldig interessant (die kookpottenritmes en Marc Ribots gitaarspel!). Zijn jazzcrooners behoren tot de weinige dingen waar ik telkens weer stil van word. Waits moet zowat de beste songtekstschrijver op de planeet zijn. Als ik één plaat van deze eenoog in het rijk der blinden moet verkiezen, rijft Swordfishtrombones nipt de overwinning binnen, al wil ik meteen tegelijkertijd Rain Dogs en Frank’s Wild Years neertypen (quod erat demonstrandum). En dan valt het zachtere werk onterecht uit de boot (terwijl Ruby’s Arms een nummer is om een uiterst passionele moord voor te begaan). Ach, kiezen is verliezen, maar speeltijd krijgen ze toch allemaal.
Even bevreemdend, mooi en boeiend zijn de schilderijen van Egon Schiele. Als er iemand verstand heeft gehad van het afbeelden van vrouwen, is het wel deze jong aan de Spaanse griep gestorven Oostenrijker. Hij schilderde jonge (vaak van op straat meegelokte) schoolmeisjes, wulpse vrouwen, koppels of zichzelf. Telkens spreekt uit zijn krachtige werken een gevoel dat zowel geruststellend als onthutsend is. Schieles eerlijke vertekeningen combineren nabijheid en afstand, liefde en haat, leven en dood.
Het Andere Boek had iets te vieren. Voor haar dertigste editie blaasde de alternatieve boekenbeurs verzamelen tijdens het tweede weekend van oktober op een gloednieuwe locatie: het Antwerpse Zuiderpershuis. Uw lijfblad blufte zich door het securitycordon heen en klampte de eerste de beste van onze schrijvende medemensen aan. Vervuld van misplaatste trots bieden we u hier de vruchten van onze arbeid aan.
Tram 7, richting Mortsel. Het is een druilerige namiddag. Een heer neemt naast me plaats. Ik veronderstel dat hij voornaam is – zo ziet hij er uit met zijn felgroene, armloze jasje – maar de dranklucht die uit zijn orgel komt verraadt hem. Uiteraard heeft hij ook een hond bij zich. Ik focus mijn ogen op letters die steeds weer verspringen – om maar geen gesprek met hem te moeten voeren.
“That looks like a nice cake,” zegt de Brit (of Ier) uitgelaten, en net dat ietsiepietsie te luid (maar hij heeft een erg mooie stem) tegen het kleine, oude mevrouwtje voor me. Ze heeft wit haar, rozige oogjes (zoals oudjes meestal hebben) en een dunne huid. “Nee, dat is een taart,” reageert ze haast fluisterend. “Slecht voor de lijn,” voegt ze eraan toe.
“Dat is niet erg,” antwoordt de man. “Slecht voor de lijn, maar goed voor het gemoed!” zegt het vrouwtje (schattig, en ze heeft gelijk). “Dat is waar.” Ik zie de man staren naar de taart. “Watch out, Hugo,” zegt hij met diepe stem tegen z’n hond, wanneer er nog een oude vrouw opstapt. De vriendin van het omaatje. Ze praten Frans. “Spreken ze Frans in Antwerpen?” vraagt hij met een Brits accent. Het vrouwtje antwoordt dat ze een Franse moeder heeft en dat ze perfect tweetalig is.
De man lijkt niet meer geïnteresseerd en haalt zijn appelsapje boven. Een paar stevige slokken. En hopsakee, weg ermee. Met de taart. “Come one, Hugo! Hurry! We’ve got dinner for tonight! Praise the Lord!” Mijn dag kon niet meer stuk.
Norman Finkelstein is een omstreden figuur. Na de publicatie van zijn boek De Holocaust-industrie kreeg de joodse docent aan DePaul University in Chicago door tegenstanders veelvuldig het epithon neonazi naar zijn hoofd geslingerd. Prominente linkse academici als Noam Chomsky drukken hem dan weer aan de borst. Op Het Andere Boek kwam de professor zijn jongste werk De drogreden van het antisemitisme. Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis voorstellen.
In De drogreden heeft u het over het gebruik van de term ‘nieuw-antisemitisme’. Wat houdt dat juist in?
Norman Finkelstein Telkens wanneer de Israëliërs diplomatieke moeilijkheden of een pr-probleem hebben, claimen ze dat er in het Westen een golf van nieuw-antisemitisme de kop opsteekt. Ze deden dit in 1974 toen ze na de Jom Kipoeroorlog moesten onderhandelen over de bezette gebieden in Syrië en Egypte, vlak voor ze Libanon binnenvielen in 1981 en nu weer sinds 2000. Er wordt dan beweerd dat de mainstream berichtgeving in het Westen geïnfiltreerd is door antisemitische gedachten. Voor alle duidelijkheid: daarmee bedoelt men organisaties als Amnesty International en Human Rights Watch, of – specifiek voor het Verenigd Koninkrijk – de BBC, The Independent en The Guardian. Deze verwijten zijn op niets gebaseerd.
Er zijn misschien een aantal problemen met een marginale groep neonazi’s en een klein deel van de moslimjeugd, maar dit is triviaal. In het Westen bestaat er geen maatschappelijk relevante jodendiscriminatie meer op het vlak van werk, huisvesting of onderwijs. Het is waar dat er in Europa een sterke opkomst is van extreemrechts, maar dit heeft niets met antisemitisme te maken. Die partijen voeren propaganda tegen moslims, niet tegen joden!
De term antisemitisme wordt voor het minste bovengehaald. Neem nu de Amerikaanse joden. Dit zijn zonder twijfel de meeste succesvolle joden uit de wereldgeschiedenis, op elk gebied: financieel, economisch, politiek, in de kunsten, in de wetenschappen… Toch beweert de joodse Anti Defamation League dat Princeton antisemitisch is. Waarom? Omdat Princeton maar 40% joods is, in plaats van 60% zoals de andere universiteiten van de Ivy League. Dat is toch krankzinnig?
In het tweede deel van uw boek analyseert u het boek The Case for Israël van de bekende Harvardprofessor Alan Dershowitz. U beweert dat het vol slordigheden staat, terwijl professor Dershowitz zei dat hij 10.000 dollar zou schenken aan de PLO indien iemand een fout in zijn boek kan aanwijzen. Denkt u dat de Palestijnen binnenkort een donatie mogen verwachten?
Finkelstein Volgens mij heeft hij het boek niet eens zelf geschreven. Het werk verscheen in augustus 2003 en een maand later ging ik met hem in debat. De man wist zelfs niet wat er in zijn eigen boek stond! In mijn boek weerleg ik, 150 pagina’s lang, elke stelling die hij poneert. Dat van die 10 000 dollar is trouwens een goed voorbeeld van het academische niveau in de VS vandaag. Wie zegt er nu zoiets? Hij maakt van de universiteit een casino. Kan je je voorstellen dat Hegel aan Kant zou zeggen: “Ik geef je 10 000 dollar als je een fout in mijn lessen over wereldgeschiedenis kan vinden”?
In uw boek De Holocaust-industrie klaagt u het politiek en economisch misbruik aan dat van deze tragedie gemaakt zou worden. Wat bedoelt u daar juist mee?
Finkelstein Israël gebruikt de holocaust als een stok om elke kritiek van zich af te slaan. In de jaren negentig was er een beweging om schadevergoedingen te eisen van Duitsland en van Zwitserse banken voor de overlevenden van de Holocaust. Ik ben daar niet tegen, maar wat er toen is gebeurd is een schandalige vorm van oplichterij. Ik begrijp dat mensen die in de kampen gezeten hebben, recht hebben op een schadevergoeding. Over hoeveel mensen gaat het echter? De gemiddelde overlevende van de Holocaust was op het einde van de oorlog tussen de 20 en de 25, want als je te oud of te jong was werd je afgemaakt. De meeste overlevenden zijn dus meer dan tachtig jaar oud. Er wordt geschat dat er ongeveer 100 000 mensen de kampen overleefd hebben. Men kan dus aannemen dat er daar vandaag nog ongeveer 20 000 van in leven zijn. Wat beweren organisaties zoals het World Jewish Congres echter? Dat er nu nog een miljoen overlevenden rondloopt, en dat het er in 2035 nog steeds tienduizenden zullen zijn. Op deze manier kunnen ze veel meer geld eisen: pure zwendel! Mijn ouders hebben allebei in de kampen gezeten, zij zijn inmiddels gestorven. Volgens de statistieken ben zelfs ik in 2035 dood.
U verwijt de mensen die een schadevergoeding voor de Holocaust vragen dat ze de eisen van andere groepen voor schadevergoeding – bijvoorbeeld de zwarten omwille van de slavernij – niet steunen omdat ze de Holocaust als uniek beschouwen. Maar u zegt zelf dat er alleen maar geld mag gaan naar de directe betrokkenen?
Finkelstein Ik vind niet dat iedereen schadevergoeding moet eisen voor zaken uit het verleden. Als je zelf in de kampen hebt gezeten, moet je wel vergoed worden. Kijk echter naar wat er nu in Polen gebeurt: men eist de eigendommen van joden uit de jaren dertig terug. Niet voor de nabestaanden, maar voor de ‘joodse gemeenschap’. Laat de Polen toch met rust, die mensen zijn al arm genoeg!
Kan je je voorstellen dat Hegel aan Kant zou zeggen: “Ik geef je 10.000 dollar als je een fout in mijn lessen over wereldgeschiedenis kan vinden”?
Vindt u de Holocaust dan geen belangrijke zaak om te herdenken?
Finkelstein Niet met heel het circus dat er nu bij komt kijken. Ik begrijp dat de betrokkenen herdenkingen organiseren. De Holocaust is iets dat bestudeerd moet worden, maar niet noodzakelijk publiekelijk herdacht. Men wil er toch niet uit leren. Het is slechts een wapen om op de vijanden van Israël en de VS te richten. Plots is iedereen Hitler: Milosevic, Saddam, Hamas, Hezbollah, Ahmedinejad…
U bent dus tegen het trekken van parallellen met het nazisme in de hedendaagse politiek?
Finkelstein Ik gebruik het zelf niet meer als politiek label. De Holocaust-industrie heeft elke betekenis ervan teniet gedaan. Sommige zaken vandaag komen wel overeen met aspecten van het nazisme. Het hangt ervan af welk deel je bekijkt: het racisme, het kolonialisme… Er bestaan vandaag geen gaskamers meer, dat is zeker. Gaza lijdt echter wel onder gedwongen verhongering en niemand protesteert. Jullie ontvangen Condoleeza Rice nog altijd op jullie grondgebied. Zij is een oorlogsmisdadiger! De mensen die vandaag de macht hebben in de VS zijn barbaren: ze hebben Afghanistan, Irak, Palestina en Libanon verwoest en in de miserie gestort. Nu willen ze Iran ook nog eens aanvallen en nog steeds durft niemand iets zeggen; de Europese Unie gaat plat op haar buik. Enkel Chavez, de president van een arm land in Zuid-Amerika, durft er tegenin gaan.
Tijdens de toespraak voor de VN waarin hij president Bush de duivel noemde, stond de Venezolaanse president Hugo Chavez te zwaaien met een boek van uw vriend en voorbeeld Noam Chomsky. Hoopt u dat ooit iemand…
Finkelstein Ja, hoor. Hierbij zou ik aan Ahmedinejad willen vragen om mijn boek omhoog te houden op de volgende bijeenkomst van de VN (lacht). De drogreden van het antisemitisme. Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis werd uitgegeven bij Mets en Schilt.
Abdelkader Benali (1975) is geboren in Marokko maar woont al sinds zijn vierde in Nederland. Daar maakte hij op jonge leeftijd furore als auteur. Zijn boeken werden meermaals vertaald, hij schreef columns, recensies en een toneelstuk en won in 2003 de prestigieuze Libris Literatuur Prijs voor De Langverwachte. Deze zomer zat hij toevallig in Libanon toen de oorlog uitbrak. Zijn ervaringen vatte hij samen in Berichten uit een belegerde stad.
Toen u naar Beiroet vertrok, was er nog geen sprake van oorlog. U wou Arabisch leren en een boek schrijven.
Abdelkader Benali Ik wilde eens in een Arabisch land leven. Het leek me interessant om er de werkelijkheid mee te maken, om te ervaren wat er nu echt gebeurt. Je hoort er zo veel over, maar je kan er pas over oordelen als je er een tijdje verbleven hebt. Ik heb er goed Arabisch geleerd, maar vooral woorden als 'bombardement', 'raketaanval' en 'vluchtelingen'.
Hoe was het om die stad te zien veranderen?
Benali Beiroet leek me op het eerste gezicht een hele veilige, leuke stad die in sommige opzichten trouwens best Westers was. Ik had daar veel vrienden die met kunst bezig waren en iedereen had zijn eigen blik op de werkelijkheid. Ik vond het razend interessant om ideeën uit te wisselen en te kijken naar wat iemand die daar geboren en opgegroeid is zoal doet met zijn talent. We hadden veel overeenkomsten maar er waren ook veel verschillen. Dat prikkelde me, het gaf me energie. Ik beleefde die stad niet als een politieke stad, maar als een potpourri van indrukken. Toen de oorlog begon, ging het plots erg snel. Alles veranderde: het werd doodstil op straat, iedereen leek gek geworden. Mensen begonnen te hamsteren, ze gedroegen zich anders. Je kon de angst en de wanhoop van hun gezichten aflezen. Ik werd toevallig deel van de geschiedenis. Een uiterst vreemde ervaring.
U had terug naar het veilige Nederland kunnen gaan. Waarom bent u daar gebleven toen de oorlog uitbrak?
Benali Ik wilde geen gemakkelijke uitweg meer. Ik stelde mezelf voor de keuze: accepteer ik de werkelijkheid of ontken ik haar? Voor dat laatste betaal je een prijs: je komt er volledig buiten te staan, je hebt er niets mee te maken. Je kan er dan ook niets meer over zeggen, en dat wilde ik niet. Ik wilde mijn ervaring als schrijver gebruiken, er iets nuttigs mee doen. De mensen daar vonden het ook heel bijzonder dat ik als buitenlander toch gebleven ben. In het begin vroegen ze me zelfs of ik een spion was (lacht). Na een paar dagen ga je ook wennen aan het leven in zulke omstandigheden: je went aan de risico’s en je leert omgaan met je angsten. Laat ik maar blijven, dacht ik toen. Waarom zou ik vluchten zolang er kinderen op straat kunnen blijven spelen?
Het boek dat u geschreven hebt, is eigenlijk een blog. Elke dag schreef u uw ervaringen uit via het net. Uw verslag is heel anders geworden dan pakweg een journalistieke bijdrage.
Benali Dat was ook mijn bedoeling. Ik wilde weergeven hoe je als schrijver zo’n oorlog beleeft, hoe je met de situatie omgaat, wat je overkomt. Ik zag het als een gouden kans: mijn thema werd me in de schoot geworpen. Normaal gezien moet je een hele wereld vol fictieve personages verzinnen, nu had ik elke dag wel iets te schrijven.
Het klinkt bijna alsof u profijt hebt gehaald uit de oorlog.
Benali Dat is wel wat wrang natuurlijk. Waar ik woonde, was het uiteindelijk best veilig. Ik ben geen vluchteling, ik ben niemand kwijt geraakt en mijn huis is niet gebombardeerd. Voor de mensen daar was het heel anders. Je zoekt ook via woorden een kalmeringsmiddel om weer verder te gaan. Ik kon ’s avonds alles opschrijven, waarna mijn boekje weer gesloten was voor een dag. Veel van mijn vrienden daar waren kunstenaars en filmmakers en die konden dat niet, dat was te duur of te omslachtig. Het schrijven was een heel goede uitlaatklep.
Kan je de mensen en de stad wel leren kennen in zo’n situatie?
Benali Ja, net door die oorlog: onder extreme omstandigheden tonen mensen hun ware aard. Daardoor heb ik een goede kijk op de samenleving in Beiroet gekregen. De stad werd ook kleiner doordat iedereen die er niet moest zijn, vertrok. De mensen zijn opener, aardiger, iedereen is gelijk voor elkaar. De oorlog bleek een uitgelezen invalshoek voor echte, diepgaande gesprekken.
Ligt er dan een ethische meerwaarde in een oorlog?
Benali Hoe gek het ook klinkt, het was heel goed om die angst te kunnen delen. Je kan het weggeven, cadeau doen. Het leek wel een groepsproject. Dat creëert een relatie tussen mensen: je beseft dat je niet alleen bent, dat je samen in hetzelfde schuitje zit. We verkeerden allemaal in dezelfde miserie en dat houdt je op de been.
Het is opvallend dat u – in tegenstelling tot vele anderen – in uw boek geen duidelijke politieke stelling inneemt.
Benali Daarvoor ben ik schrijver. Je kunt nuanceren, je kan je verplaatsen in een andere situatie, je kan hyperbolen en satires opvoeren. Je kiest om de weg van het verhaal te volgen en een verhaal gaat nooit over het grote politieke gelijk. Een verhaal gaat over hoe zaken als macht werken, maar vooral ook over hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Als schrijver stel je de vraag waarom dingen gebeuren zoals ze gebeuren. In plaats van tot een politieke conclusie te komen, reik je de mensen iets aan waarover ze kunnen praten. Ik ervaar het gesprek als iets heel vruchtbaars, het kan nieuwe ideeën tot stand brengen. Een politiek pamflet verdedigt echter een stelling en daarmee is het gesprek ook steevast afgesloten. Mocht ik slechts m’n politieke standpunten ventileren, dan zou ik ook veel sneller uitgepraat zijn.
Tot slot: u schrijft dat vrede zinloos is, maar oorlog nog zinlozer. Dat is een straffe uitspraak.
Benali Ja, maar toch: vrede is zinloos, want wat is vrede nu? Je kunt overal pinnen, je kan koffie drinken, brood kopen en met een gerust gevoel gaan slapen, want morgen wordt je toch weer wakker. Dat is toch zinloos? Mensen krijgen er een heel leeg gevoel bij: ze zoeken spanning, conflict en destructie. En dat vinden ze niet. Als je in een oorlogssituatie leeft, heb je geen tijd om daarover na te denken, alles is gericht op zelfbehoud. Maar langs de andere kant is oorlog is nog zinlozer: de uitholling van de ziel, de vernietiging is nabij. Geen einde maken aan het conflict is zinloos. Berichten uit een belegerde stad werd uitgegeven bij De Arbeiderspers.
Elke maand bespreekt een dwarsreporter zijn of haar favoriete kunstwerk. In dit nummer: poëzie!
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
— Rutger Kopland
Sommige zielen zien het echt in alles. In een mistige einder, een vlezige cactusplant, hun glas wodka dat hen melodramatisch doet verzuchten: “Dat is nu eens poëzie”. Dan vraag ik me af waarom ik zo'n toegankelijke kunsttak via valkuilen aan de lezer probeer te brengen. Waarom ik eerst de verschillende functies der worst wil aantonen, zoals in het gezegde “Het kan me worst wezen dat lyriek u koud laat” om zo listig bij het onderwerp poëzie te stranden. Want worsten zeggen u allicht meer dan hermetisch gebral, rijm en tierlantijn. Ik kan echter niet anders dan over dit gedicht praten. Eerder dan hen analytisch alle warmte te ontnemen, duffel ik de woorden graag in. Zie hoe iemand een picknickdeken uitslaat en voor zijn “liefste” de klanken lipleest. Zelf voel ik steeds de drang een gedicht hardop te citeren. Dan boots ik zo’n diepe, schorre stem na en vul de verzen met een vleugje mij. Deze leesgewoonte stuit vast op een honende lach uwentwege, alsook mijn ambitie geïnterviewd te worden door Humo en bij de rubriek “hoogste intellectuele genot” in extase te vertellen hoe goed het voelt die “liggen liefste…lege plekken” uit te spreken, met dat tongpuntje tegen je zacht tandvlees. Of hoe je stem vanzelf warm wordt door de “a”-klanken in “Ga…maar…gras…was”. Deze mondmagie glipte trouwens als eerste mijn Erasmus-koffer in en prijkt nu aan de deur. Telkens mijn kotgenoten voorbij dat brokje België wandelen, laten ze hun schlager- of raptalent de vrije loop en maken er een multiculturele hit van: “Gay noe mor like in de toin”. Buiten dit democratiseringsprobeersel sta ik ietwat wantrouwig tegenover alles wat poëzie op een podium spiest. Goede gedichten behoeven geen sexy schrijver als steunpilaar, noch een kussensloop, noch een ode van een redactrice. Goede gedichten lees je.
De universiteit is niet meer wat ze geweest is. Vraag het maar aan notoir onderwijssocioloog Frank Furedi. In zijn laatste boek Waar zijn de intellectuelen? haalt hij ongemeen hard uit naar de jeugd van tegenwoordig en hun vermeende gebrek aan talent. En dat is allemaal de schuld van die dekselse docenten, dat spreekt voor zich. Ze leggen hun pupillen te veel in de watten. Wij gingen te rade bij onderwijssocioloog Paul Mahieu. In tegenstelling tot Furedi is hij één en al vertrouwen in de jeugd van tegenwoordig.
Paul Mahieu Wat zegt u: te veel in de watten? Was het maar waar.
Was het maar waar?
Mahieu Een prof die de eerste week van het academiejaar zegt: “Volgende week zit hier nog maar de helft van de studenten”, legt zijn studenten toch niet in de watten? En zulke dingen zie ik maar al te vaak gebeuren. De didactische en pedagogische kwaliteiten van kleuterscholen zijn vaak beter dan die van universiteiten.
Dat is een straffe uitspraak.
Mahieu Er wordt te weinig rekening gehouden met de noden, de behoeften en de competenties van jongeren. We moeten studenten meer bij de hand nemen, maar dan zonder ze in hun zelfontwikkeling te belemmeren. Academici, die worden serieus begeleid. Als zij iets willen publiceren in een gerenommeerd wetenschappelijk tijdschrift, dan krijgen ze vaak een uitleg van ettelijke pagina’s voorgeschoteld waarin van A tot Z uit de doeken wordt gedaan hoe ze een artikel moeten schrijven. Waarom zouden we dat bij studenten ook niet doen?
Productiehuis UA
De universiteit zou net een plaats moeten zijn waar je op je eigen benen leert te staan. Overbruggingsonderwijs, studiedrukmeting, ombudspersonen, studiebegeleiding en ga zo maar verder; is dat niet allemaal een beetje overdreven?
Mahieu Er moet vooral onderwijs gegeven worden op een manier die studenten het meest aanspreekt. Onderwijssociologen typeren de studenten van vandaag als lid van de Einstein-generatie. Dan gaat het vooral over de manier waarop ze met elkaar communiceren. Alles gaat een behoorlijk stuk sneller dan vroeger. De vraag is of het onderwijs daar niet op moet inspelen. Als dat studenten tot een fatsoenlijk academisch niveau brengt, waarom zouden we dat dan niet doen? Weet je trouwens dat België een ontzettend hoog percentage zittenblijvers heeft?
Dat verbaast ons niets.
Mahieu De faculteiten zitten met een slaagpercentage van vijftig procent in het eerste jaar. Ik kan me geen bedrijf voorstellen waar nauwelijks de helft van de productie gehaald wordt.
Pleit u dan voor invoering van het ingangsexamen om het aantal afhakers te beperken?
Mahieu Ingangsexamens zijn gevaarlijk. Zo zien we in de geneeskunde dat het aantal instromers wel erg sterk gedaald is de afgelopen jaren. Ik ben voor niet-bindende proeven waarmee studenten kritisch kunnen bekijken hoe hun beginsituatie is tegenover de competenties die van hen verwacht worden.
En de invoering van de semesterexamens, maken die het de student niet een stuk gemakkelijker?
Mahieu Om de zoveel maanden een examen, dat heeft zijn voor- en nadelen. Je zit met die beperkte periode waarop je een stuk leerstof tot een goed einde moet brengen. Dat brengt met zich mee dat je niet meer trajectmatig kan werken. Het helpt studenten daarentegen wel om op een gestructureerde manier een universitaire loopbaan uit te bouwen.
Door de invoering van de BaMa-structuur rest er nog maar één verdiepend jaar: de master.
Mahieu Op termijn evolueren we toch naar vijfjarige structuur met twee verdiepingsjaren, maak je daar maar geen zorgen over.
Onze portemonnee zal het graag horen.
Mahieu Het is nu al bijna de gewoonte dat studenten nog een specialisatiejaar doen met hun licentiediploma reeds op zak; een extra masterjaar lijkt me dus niet zo slecht.
Vindt u de KaLi-structuur beter?
Mahieu Op basis van welk criterium moet ik oordelen? Ik denk dat we moeten afwachten tot we de eindproducten afgeleverd krijgen.
Meneer Mahieu…
Mahieu Elke vernieuwing is verwarrend. En elke vernieuwing schrikt af. Wie ben ik om te zeggen dat het vroeger beter was? Ik zou zeggen: deze hervorming was een stimulans om de structuur van de instelling te herzien. Het kan nooit kwaad om de grove borstel te halen door datgene wat we al jaren als inhoudelijk evident beschouwen.
Er staan nog meer – schijnbaar onrustwekkende – hervormingen voor het hoger onderwijs in de steigers. Zo is er de outputfinanciering: universiteiten zouden enkel nog geld krijgen voor geslaagde studenten.
Mahieu Dat vind ik nu straf: een student die zich zorgen baart omdat het bevorderen van de slaagkansen nefast zou zijn voor het onderwijs.
Als men plots iedereen laat slagen om te vermijden dat de geldkraan zou worden dichtgedraaid, dan is dat toch geen goede evolutie?
Mahieu Daar moet je niet bang voor zijn, hoor. Instellingen worden in die mate aan controle onderworpen, dat het wel erg moeilijk wordt een loopje te nemen met de academische standaard. Heel dat outputfinancieringsgedoe lijkt me een tweesnijdend zwaard. Een ander effect zou een selectie aan de poort kunnen zijn: enkel de knapste koppen die kunnen beginnen aan de universiteit, om te voorkomen dat er te weinig mensen slagen in het hoger onderwijs. Weet je, ik kan enkel maar hopen dat een dergelijke hervorming de grote uitval van studenten in het eerste jaar kan voorkomen.
Regen in Harvard
Internationaal telt Antwerpen blijkbaar niet echt mee. Onlangs werden er weer cijfers gepubliceerd en Leuven hoorde bij de honderd beste universiteiten ter wereld. Antwerpen werd niet eens vermeld.
Mahieu Die lijstjes worden vooral gemaakt op basis van onderzoeksprestaties. Het niveau van onderwijs heeft meestal niet veel in de pap te brokken. We hebben onlangs een onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van klassementen in het secundair onderwijs, en daar blijkt absoluut geen draagvlak voor te zijn.
En toch, in de Verenigde Staten kiezen veel studenten hun universiteit op basis van de bijhorende reputatie.
Mahieu Daar studeer je dan ook om je diploma te kunnen verzilveren. De kwaliteitsverschillen zijn er trouwens veel groter dan bij ons. In dit kleine landje zitten alle instellingen elkaar op de hielen; we werken hier veel meer samen. Bovendien, je kan kiezen op basis van reputatie, maar ik weet niet of dat dat zo’n goed idee is. Een school die lager in aanzien staat, kan soms veel grotere slaagkansen bieden.
Maar als het regent in pakweg Harvard, dan druppelt het in Antwerpen. Akkoord?
Mahieu Internationale trends kan je niet tegenhouden. Op dat vlak speelt natuurlijk voor een stuk ook de lokale verantwoordelijkheid mee. We zien bijvoorbeeld dat er in Nederland steeds meer in het Engels – of wat daar voor moet doorgaan – wordt onderwezen. Maar goed, in Vlaanderen verliep de vernederlandsing van het hoger onderwijs heel moeilijk, dus het zal hier wel zo’n vaart niet lopen.
Is al dat gedoe rond internationalisering wel een meerwaarde voor het onderwijs?
Mahieu Er is in heel de samenleving sprake van internationalisering. Kijk maar naar de haven: een Duits bedrijf communiceert in het Engels met een Chinese handelspartner, bij wijze van spreken. Je kan dat spijtig vinden, maar het heeft geen zin je te verzetten tegen deze evolutie.
Dat betekent eigenlijk dat de universiteit meer en meer ten dienste van de markt komt te staan?
Mahieu Er is een groeiend besef dat academische instellingen en bedrijven wederzijdse belangen hebben. Hogescholen en universiteiten moeten proberen aansluiting te vinden bij de arbeidsmarkt en an sich is dat geen slechte zaak. Ik vrees echter wel voor het onderzoeksaspect: onderzoek wordt meer en meer gefinancierd door de belanghebbende partijen, wat gevaarlijk is voor de onafhankelijkheid van de instelling. Daar schuilt de verantwoordelijkheid van de universiteit om eigen middelen te voorzien voor onderzoek.
Trampoline-allochtonen
Moet een universiteit haar pupillen niet in de eerste plaats opleiden tot onafhankelijk denkende, kritische wezens?
Mahieu Het bedrijfsleven evolueert daarin mee. Zij beseffen dat ze meer baat hebben bij breed opgeleide, sociaal-vaardige instromers dan bij hypergespecialiseerde studiebollen die thuis zijn in materie die morgen toch weer achterhaald is.
Het bedrijfsleven is toch moeilijk te verzoenen met de maatschappelijke functie van de universiteit?
Mahieu Het is de taak van een universiteit om daarin een evenwicht te vinden. Om je even een voorbeeld te geven: als we meer allochtone studenten gaan aantrekken, dan gaat het aanzien van de universiteit sowieso verminderen. De slaagkans van die mensen is amper tien procent. Ik moet daar toch geen tekening bij maken?
Euh…
Mahieu Nogmaals, zowel het wetenschappelijke als het maatschappelijke aspect moeten aan bod komen. Om nog een treffend voorbeeld te geven: momenteel wordt er veel onderzoek verricht naar het Nederlands als tweede taal. Het zou fantastisch zijn mocht je met de resultaten van die studie in Borgerhout aan de slag kunnen gaan. Daarmee kan een universiteit toch aan haar maatschappelijke taak tegemoet komen?
We moeten meer moeite doen voor onze anderstalige studenten?
Mahieu We steken zoveel energie in het begeleiden van Erasmus-studenten. Moeten we onze eigen anderstaligen dan niet bij het handje nemen? Om het cru te zeggen: ik denk dat dat zelfs een belangrijkere plicht is dan de luxekindjes uit Spanje te begeleiden.
Dat spreekt.
Mahieu Kijk, er is een nieuwe studentenpopulatie in de maak. Wij weten nu al welke studenten binnen tien jaar een universitaire studie zullen aanvatten. Ongeveer de helft van de leerlingen in het basisonderwijs spreekt geen Nederlands thuis. Als we die mensen de kans willen geven om tot de elite van de samenleving te behoren, dan moeten wij ze naar behoren begeleiden.
U wil een betere doorstroom van allochtone jongeren naar het hoger onderwijs. Dat is heel mooi, maar hoe ziet u zoiets concreet?
Mahieu Een cruciaal punt is de studiekeuze. Met het trampolineproject zullen Antwerpse studenten die een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, zich in datzelfde jaar nog kunnen heroriënteren naar een andere richting. En ook taalbeleid is een belangrijk punt, zoals ik net heb gezegd: daar moet dringend werk van gemaakt worden. En dan gaat het er niet enkel om anderstaligen te perfectioneren in het Nederlands, ook het academische taalgebruik van veel collega’s mag voor mijn part wel eens bijgespijkerd worden. Zij gebruiken hun vakjargon vaak op een manier die studenten ogenblikkelijk doet afhaken.
Werkt heel die vernieuwingsbeweging geen verlaging van de academische standaard in de hand?
Mahieu Dat heb ik niet gezegd. We moeten wetenschappelijke standaarden aanhouden die universeel zijn en gelden aan alle universiteiten. Als je jezelf echter ernstig neemt als onderwijssysteem, dan moet je natuurlijk ook alle kansen geven aan je studenten. Je moet trachten er het beste uit te halen en dat kan door remediërend tussen te komen.
Als je daarmee begint aan de universiteit, ben je toch veel te laat? Begin je daar niet beter mee bij een zesjarige?
Mahieu Zes? Je bedoelt tweeëneenhalf zeker! Ik kan bewijzen dat het al dan niet participeren aan het kleuteronderwijs je kansen aan de universiteit in hoge mate bepaalt. Veel allochtone kinderen blijven lang thuis en dat vertaalt zich nadien in het hoger onderwijs. Maar dat betekent toch niet dat universiteiten en hogescholen in een later stadium van alle verantwoordelijkheid ontslagen zijn? De studiekeuze in het middelbaar onderwijs is ook ontzettend belangrijk. Een ASO-opleiding gaat je een betere aanloop geven voor een academische carrière dan TSO- of BSO-richtingen. Als we een hoger onderwijsniveau willen bewerkstellingen, moeten we trachten zo veel mogelijk jongeren in het ASO te krijgen.
Dé student bestaat niet!
Is een leraar in dat geval niet meer een opvoeder dan een begeleider?
Mahieu Een docent moet zich maar naar beide rollen schikken. Hij moet in de eerste plaats zijn vak beheersen, dat spreekt voor zich, maar momenteel is dat het enige criterium waarop hij benoemd wordt. Of hij ook les kan geven, dat is de dag van vandaag absoluut niet aan de orde. Het Expertise Centrum voor Hoger Onderwijs (ECHO) tracht daar verandering in te brengen.
Het is niet omdat je een geniale onderzoeker bent, dat je ook les kan geven en omgekeerd.
Mahieu Voilà. Ik zal een voorbeeld geven: de wetenschappelijke richtingen aan het voormalige RUCA scoorden bijzonder hoog op internationaal niveau dankzij hun uitstekende onderzoek. Die appreciatie is echter louter gebaseerd op een aantal publicaties van erg intelligente mensen. Die instelling had dus vooral baat bij het aantrekken van uitzonderlijk begaafde studenten.
En mindere studenten kregen er geen kans?
Mahieu Het ging hier weer om die hypergespecialiseerde studiebollen. Heeft de maatschappij daar nood aan, kan je je afvragen? Uiteraard, maar anderen moeten ook een kans krijgen. Het secundair onderwijs smeekt op blote knieën om leerkrachten Fysica, Scheikunde en Wiskunde. Waarom kunnen we die als universiteit niet afleveren? Het hoeven niet allemaal toponderzoekers te zijn. Dat is trouwens in ons eigen belang: als je capabele leerkrachten Wetenschappen hebt in het secundair onderwijs, dan kan dat de instroom van studenten in het universitair onderwijs enkel ten goede komen.
Sceptici zullen zeggen dat dat ten koste gaat van het niveau van het onderwijs.
Mahieu Dat zou ik niet durven beweren. De jonge mensen die ik om me heen zie dezer dagen, zijn stuk voor stuk intellectuelen.
Mooi zo. Veel van uw collega’s denken daar echter niet zo over. Ze verwijten de jeugd niet kritisch genoeg te zijn.
Mahieu Deze generatie is wél kritisch, maar op een andere manier dan de jongeren in mei '68. Ik geloof nogal sterk in deze generatie. Er is opnieuw engagement: de jeugdbewegingen bloeien als nooit te voren. Maar ach, uiteindelijk bestaat dé student toch niet.
Excuseer?
Mahieu Jullie zijn niet meer dan een afspiegeling van de samenleving. Als je een poll doet naar kiesintenties van die zogenaamde student, dan zie je dat de uitslag niet fundamenteel verschilt met die van de stad Antwerpen. Nee mijn beste, er is niet zoiets als dé student. En dat is maar goed ook.
Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke is van plan grondige hervormingen door te voeren in het financieringssysteem voor het hoger onderwijs. Hans Plancke, voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en Dries Verbraeken, vice-voorzitter van onze studentenraad, geven tekst en uitleg bij de gevolgen die de studenten hiervan zullen ondervinden.
De Vlaamse Regering keurde op 14 juli de nota van minister Vandenbroucke over de financieringshervorming van het hoger onderwijs goed. Deze nota zet de krijtlijnen uit voor een decreet dat voor de zomer goedgekeurd zou moeten worden. Dat een hervorming zich opdringt, daar is iedereen het over eens. Onder de vorige minister, Marleen Vanderpoorten, werden de middelen voor het hoger onderwijs namelijk bevroren. Of het voorgestelde model voldoet, daar bestaat al minder eensgezindheid over.
De voorliggende nota is al het derde voorstel dat de minister lanceert. De vorige nota (van december 2005) heeft hij moeten aanpassen na luid protest van de studenten en bepaalde instellingen, zoals de Universiteit Antwerpen, die met het geplande model veel geld zouden verliezen. De VVS, de koepel van alle studentenraden in Vlaanderen, organiseerde samen met de onderwijsbonden en de lokale studentenraden en -clubs betogingen in Brussel, Antwerpen en Gent om haar eisen kracht bij te zetten. Met respectievelijk 2000, 1000 en 10.000 aanwezigen kenden die een redelijk groot succes.
De grote struikelblokken voor de studentenvertegenwoordigers waren, naast het wegvallen van overheidsfinanciering voor de voortgezette opleidingen (de ManaMa’s en de BanaBa’s), het invoeren van outputfinanciering en onvoldoende aandacht voor het toegankelijker maken van het hoger onderwijs. Outputfinanciering betekent dat de instellingen niet meer gefinancierd zullen worden op basis van het aantal ingeschreven studenten (input), maar op basis van het aantal geslaagde studenten (output).
Op het punt van de outputfinanciering heeft de minister nu een toegeving gedaan. Volgens de nieuwe nota zullen universiteiten voor studenten in hun eerste jaar op basis van input gefinancierd worden, maar voor de volgende jaren blijft hij wel een outputmodel hanteren. In de nieuwe nota is echter ook een begrip geslopen dat in de voorgaande discussies nooit ter sprake was gekomen: het leerkrediet.
Het leerkrediet is een rugzak van 140 studiepunten die de student ontvangt. Wanneer hij of zij zich voor een richting inschrijft, verdwijnen er studiepunten uit de rugzak. Indien men op het einde van het jaar slaagt, krijgt men die studiepunten terug en zo verder. Als men echter niet slaagt, is men die studiepunten kwijt. Wanneer de rugzak leeg is, is de student niet langer financierbaar en kan er dubbel studiegeld gevraagd worden. Het leerkrediet geldt ook levenslang, dus vroegere misstappen zullen moeilijker rechtgezet kunnen worden op latere leeftijd.
Verder wordt er voorgesteld dat 45% van de basisfinanciering van de instellingen naar onderzoek zal gaan, wat redelijk veel is. De angst bestaat dat de onderwijsopdracht van de universiteiten hierdoor in de verdrukking kan komen. Vooral omdat de gehanteerde sleutel voor de verdeling van de onderzoeksmiddelen sterk output-gericht is en het academisch personeel er dus toe aanzet om zoveel mogelijk tijd aan onderzoek te besteden, waardoor er bijgevolg vanzelf minder tijd voor onderwijs overblijft.
De VVS verspreidt nu een petitie aan alle instellingen. Het doel is om 15 000 handtekeningen te verzamelen, zodat de studentenvertegenwoordigers een hoorzitting in het Vlaams Parlement kunnen afdwingen om hun eisen kenbaar te maken. Eind september stuurde de secretaris van onze studentenraad echter een mail naar VVS waarin hij verklaarde dat de studentenraad tevreden was met de laatste nota van de minister en niet meer zou deelnemen aan verdere acties. Dit terwijl de vertegenwoordigers van onze studentenraad op de Algemene Vergadering van de VVS op 12 oktober wel een platformtekst met uitgebreide kritiek op de nieuwe nota hebben goedgekeurd? Tijd voor een gesprek dus.
Ik ken voorbeelden van assistenten die heel veel tijd in studentenbegeleiding investeren, maar die zullen daar eigenlijk niet voor beloond worden.
Vanwaar jullie engagement als studentenvertegenwoordiger?
Hans Plancke Ik heb PSW gestudeerd in Gent en doe daar nu Rechten bij. Ik wou meedenken rond de manier waarop mijn opleiding is georganiseerd. Daarna begin je verder te denken, rond bredere thema’s. Zo ben ik in de studentenraad van de UGent terechtgekomen en daarna uiteindelijk bij VVS.
Dries Verbraeken Ik ben afgestudeerd in PSW en volg nu de ManaMa Internationale Betrekkingen en Diplomatie. Hoe ik binnengerold ben bij de studentenraad van Antwerpen? Vanaf mijn eerste jaar op kot heb ik mij altijd met het studentenleven bezig gehouden: je zit daar in en wil er iets van maken. Gaandeweg kom je tot het besef dat dat niet alleen via studentenclubs lukt. Vanuit dat engagement heb ik genoeg ervaring opgedaan om over te stappen naar studentenvertegenwoordiging.
Waarom gaat de VVS eigenlijk niet akkoord met het voorstel van de minister? Er wordt toch meer geld vrijgemaakt voor het hoger onderwijs?
Plancke Men komt uit een situatie waar de budgetten bevroren waren. Dat zorgde voor problemen, want als je financiering bevriest en het studentenaantal stijgt, dan krijg je de facto onderfinanciering. Op een bepaald moment werd dat zelfs acuut. Bovendien heb je enerzijds wel meer geld, maar je zit anderzijds ook met de besteding van dat geld. De minister wil met zijn voorstel heel duidelijk het gedrag van de instellingen beïnvloeden. En als je dat gedrag wil beïnvloeden dan doe je aan politiek en stel je prioriteiten. Wij zijn het niet altijd eens met de prioriteiten die hij al dan niet stelt. Ondanks de bijkomende middelen die worden vrijgemaakt, vinden wij ook dat er nog altijd te weinig geld naar hoger onderwijs gaat. En dat is niet zomaar een eis uit het ijle.
Kan je daar cijfers op plakken?
Plancke De cijfers ken ik niet uit het hoofd, maar de norm die bijvoorbeeld door Europa naar voren wordt geschoven is 2% van het BNP. Er zijn wel zeer duidelijke problemen. Je hebt nu een structurele onderfinanciering van de hogescholen. De nieuwe financieringsmethode zal echter uitgaan van de huidige deelbudgetten per onderwijstype, dus de professionele, academiserende en academische bachelors. De onderfinanciering van de hogescholen wordt deels wel gecompenseerd, maar gaat structureel eigenlijk van hetzelfde bedrag uit. Er moet dus bijkomend geld komen voor de hogescholen.
Een tweede probleem is dat de minister onvoldoende rekening houdt met kansengroepen. Wij pleiten bijvoorbeeld voor een aantal studentenkenmerken in de financiering, zoals het studentenkenmerk 'allochtoon'. Omdat die studenten objectief vastgesteld veel moeilijker doorstromen, willen wij dat daar structureel rekening mee wordt gehouden. Het aanmoedigingsfonds, een projectmatig fonds dat projecten steunt voor specifieke doelgroepen, is heel klein geworden.
Zijn de grote struikelblokken niet langer de financiering van de ManaMa’s, de outputfinanciering en het leerkrediet?
Plancke Kijk, men moet ook realistisch zijn. In het input/outputverhaal is duidelijk een compromis bereikt. Daar zal men moeilijk nog van kunnen afwijken. Wij kiezen er voor om ons nu te concentreren op andere zaken. Dus zeggen wij: als je outputfinanciering wil in de hogere jaren, hou dan rekening met de doelgroepen die moeilijker doorstromen, ook in de hogere jaren.
Een tweede strijdpunt blijft het leerkrediet. Voor de meeste studenten is dat op zich echter geen probleem. Wij vinden ook dat je studenten moet leren hun verantwoordelijkheid te nemen. Maar waarom op die manier? Doe dat toch op een andere manier, bijvoorbeeld door het nemen van studievoortgangmaatregelen! Sinds het flexibiliseringsdecreet kan een instelling aan een gebuisde student maatregelen opleggen, zoals verplichte aanwezigheid in de les. Zo kan je specifiek op één student inzoomen: dit zijn jouw problemen op het vlak van studievoortgang, dit zijn de maatregelen die we jou opleggen. Als men dan toch leerkrediet wil, dan zijn wij voor 180 studiepunten, enkel in het eerste jaar. Mits de student zich één keer heroriënteert. Dan is er nog een heel belangrijk strijdpunt: de verhouding tussen onderwijs en onderzoek. Wij zijn van mening dat, als je in de basisfinanciering zo’n sterk gedreven onderzoeksfinanciering invoert, de aandacht van de proffen te veel naar onderzoek zal gaan.
Verbraeken En daarbij: hoe ga je academisch personeel beoordelen? Ik ken voorbeelden van assistenten die heel veel tijd in studentenbegeleiding stoppen, maar die worden daar eigenlijk niet voor beloond. Is het rechtvaardig om een assistent of een prof minder hoog op een ranking te zetten, enkel omdat hij of zij minder onderzoeksoutput haalt? Volgens mij zit daar toch een hiaat.
Is het waar dat de studentenraad niet meer wil meedoen met de petitiecampagne van VVS?
Verbraeken Ik zou dat toch graag willen nuanceren. De studentenraad heeft de plannen, zoals ze nu voorliggen, doorgenomen, maar het is pas op de volgende vergadering dat wij daar een standpunt over zullen innemen. We moeten er echter rekening mee houden dat Antwerpen bij het vorige voorstel acht miljoen euro zou verliezen. Met de huidige nota krijgen we anderhalf miljoen euro extra: dat is dus wel een vooruitgang.
Waar wij vooral op staan is het punt van de ManaMa’s. Er zijn volgens mij twee mogelijkheden: ofwel moet de Master hoger gewaardeerd worden en dan wordt de ManaMa echt een specialisatie, ofwel behoud je de grote output van Masters en dan maakt de ManaMa het verschil. Als de financiering hiervan wegvalt, wil dat zeggen dat een bepaalde specialisatie enkel nog toegankelijk is voor de happy few. En daar hebben wij een probleem mee.
Plancke Ik wil toch even reageren. Jullie studentenraad zegt dat het voorstel voor hen in orde is. Maar blijkbaar is het zelfs nog niet besproken binnen de studentenraad en wordt er al extern gecommuniceerd dat je niet meedoet. Wie heeft dan de bevoegdheid om dat te communiceren?
Verbraeken Normaal gezien gebeurt de communicatie door ons voltallig. Het enige concrete standpunt dat we nu hebben is dus in verband met de ManaMa. Mijn aanvoelen is wel dat de studentenraad verder principieel geen graten ziet in de voorlopige onderwijsplannen van de minister.
Plancke Ik vind het vreemd dat je zegt dat je principieel akkoord gaat, want mij lijkt het eerder dat je pragmatisch akkoord gaat. Ik snap dat je het belangrijk vind dat je instelling een goede financiering heeft, maar er zijn daarnaast nog altijd speerpunten, zoals de verhouding onderwijs/onderzoek, de doelgroepenfinanciering, het leerkrediet en ga zo maar door. En dan komt het vreemd over als er vanuit jullie studentenraad gemaild wordt dat jullie voorlopig niet meer aan acties meedoen, terwijl dat zelfs nog niet besproken is op de studentenraad.
Verbraeken Is dat een standpunt van dit jaar?
Plancke Ja, we hebben heel recent een mail van jullie secretaris gekregen.
Verbraeken Wel, volgens ons is er principieel niks mis met die financiering, daar blijf ik bij. We hebben daarentegen ook begrip voor de punten die jullie aanhalen, zoals het in rekening brengen van studentenkenmerken. Het is gewoon zo dat elke keer dat er naar de minister wordt gegaan, de inzet van de onderhandelingen verhoogt. En we moeten ook zien waar onze breekpunten juist liggen. Wij zijn daar misschien pragmatischer in, maar de andere onderwijsinstellingen doen ook geen slechte zaak.
Zullen we zeggen dat de secretaris iets te voorbarig was?
Verbraeken Ik kan alleen zeggen dat onze formele stellingname op de volgende vergadering van de studentenraad zal gebeuren. Daar zal naar de studenten toe ook over gecommuniceerd worden.
Plancke Ik ben wel blij dat jullie je op onze algemene vergadering van 12 oktober in onze prioriteiten konden vinden. Trouwens, de prioriteiten die nu naar voren werden geschoven zijn unaniem goedgekeurd door alle studentenvertegenwoordigers.
U ziet geen tegenstelling tussen de platformtekst van 12 oktober en wat daarvoor gecommuniceerd is?
Verbraeken Nee, ik zie het probleem niet echt . Ik denk enkel dat de secretaris voor Antwerpen een aantal specifieke punten heeft willen aangeven. En ik blijf erbij, principieel en ook pragmatisch gaan wij niet in tegen wat VVS zegt: wij stellen enkel dat bij elke onderhandeling de inzet verhoogt. Want onderhandelingen gebeuren nog altijd op basis van vertrouwen en een consequent "njet" om nog meer te bereiken kan naar de toekomst toe contraproductief werken.
Zien jullie de punten uit de platformtekst dan als aandachtspunten en niet als breekpunten?
Plancke Dat zijn toch heel fundamentele punten?
Verbraeken Het is nog altijd zo dat je ergens een keuze moet maken. Wat er nu op tafel ligt hadden wij ook graag nog ietwat anders gezien, maar het ligt er nu. Over het leerkrediet, bijvoorbeeld: ook de studentenraad van Antwerpen is principieel niet tegen de 180 studiepunten die VVS voorstelt. Bij 180 studiepunten vang je gewoon een nog grotere restgroep dan bij 140, zo simpel is het. Het belangrijkste dat wij als principe onthouden is dat er zoiets bestaat als rechten en plichten. Ik denk dat Hans ons daarin zal bijtreden. Dat er bij 180 studiepunten meer mensen nog een redmiddel krijgen, daar zijn wij absoluut niet tegen.
Gaat de VVS nog acties ondernemen?
Plancke Waar we nu mee bezig zijn is een lobbyronde. We hebben ook onze petitie: met 15 000 handtekeningen kunnen we een hoorzitting in de commissie van het Vlaams Parlement afdwingen.
Waar kunnen we die petitie vinden?
Plancke Die is doorgegeven aan de studentenraden, maar ik denk dat de mail van Antwerpen daar concreet over ging; dat daar niet meer aan werd meegedaan, als ik het mij goed herinner. We doen nu een aantal handtekeningendagen in Gent en Brussel, andere steden kunnen nog volgen. Ergens midden november willen we toch 15 000 handtekeningen opgehaald hebben, want zo’n hoorzitting geeft media-aandacht en men moet tijdens die zitting ook naar ons luisteren.
Hoe staat de studentenraad daartegenover?
Verbraeken Dat is een agendapunt voor onze volgende vergadering.
En uw persoonlijke standpunt?
Verbraeken Ik heb geen probleem met een hoorzitting. Als je kijkt naar de doelstellingen van VVS, vind ik persoonlijk dat je daar als student niet tegen kan zijn. Mijn standpunt is gewoon dat je moet weten hoe hoog de inzet is en wanneer de onderhandelingen vastzitten, maar volgens mij bestaat er nog altijd een respectabele marge.
Meer info over de financieringsnota: www.vvs.ac/axie